Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Becker en Ellian over het verruimen van de mogelijkheden voor het vervolgen van medeplichtigen bij eergerelateerd geweld
Vragen van de leden Becker en Ellian (beiden VVD) aan de Minister en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over het verruimen van de mogelijkheden voor het vervolgen van medeplichtigen bij eergerelateerd geweld (ingezonden 13 september 2024).
Antwoord van Minister Van Weel (Justitie en Veiligheid), mede namens de Staatssecretaris
            van Justitie en Veiligheid (ontvangen 9 december 2024).
         
Vraag 1
            
Kent u het bericht ««Moordcomplot op Ryan uit Joure besproken in familie-appgroep»:
               tiener smeekte meermaals om hulp?»1
Antwoord 1
            
Ja.
Vraag 2
            
Bent u bekend met het feit dat ruim 8 procent van de moord- en doodslagzaken in Nederland
               eergerelateerd is en er wekelijks 50 meldingen van geweld binnenkomen bij de Politie,
               waar eer mogelijk een rol speelt?2 Hoe beoordeelt u deze percentages?
            
Antwoord 2
            
Deze percentages herken ik niet uit de verslagen van het Landelijk Expertisecentrum
               Eergerelateerd Geweld (LEC EGG) of de cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek
               (CBS). In 2023 was het LEC EGG betrokken bij de behandeling van in totaal 619 zaken,
               waarvan negen betrekking hadden op moord- of doodslagzaken. Deze aantallen betreffen
               zaken waarbij in het onderzoek rekening wordt gehouden met de mogelijke aanwezigheid
               van een eermotief. Ook uit de moord- en doodslagcijfers kan niet worden afgeleid of
               deze zaken daadwerkelijk eergerelateerd geweld zijn. Ongeacht het precieze aantal
               of percentage is (fataal) eergerelateerd geweld afschuwelijk. Het kabinet heeft niet
               voor niets in het regeerprogramma opgenomen dat de aanpak van eergerelateerd geweld
               versterkt wordt.
            
Vraag 3
            
Hoe beoordeelt u de stijging van het aantal meldingen van eergerelateerd geweld binnen
               de Syrische gemeenschap in Nederland en welk overleg heeft u hierover met het Landelijk
               Expertise Centrum Eergerelateerd Geweld?
            
Antwoord 3
            
Uit het jaarverslag 2023 van het LEC EGG blijkt inderdaad een toename ten opzichte
               van voorgaande jaren van het aantal zaken waarbij betrokkenen vermoedelijk een Syrische
               achtergrond hebben3. Het LEC EGG vermoedt dat zij relatief meer casuïstiek in beeld krijgt waarbij mensen
               met een Syrische afkomst betrokken zijn omdat die groep de afgelopen jaren groter
               is geworden in de samenleving en omdat die casuïstiek ook als complex wordt ervaren.
               Een verkennend onderzoek van het Kennisplatform Inclusief Samenleven laat ook zien
               dat Syrische meisjes en vrouwen relatief assertiever zijn, waardoor zij sneller een
               melding maken van (eergerelateerd) geweld4. Het onderzoek benoemt verder dat Syrische asielzoekers vaak getraumatiseerd zijn
               door oorlogsgeweld, wat een risicofactor kan zijn voor huiselijk geweld. Zowel het
               LEC EGG als het Ministerie van Justitie en Veiligheid maken deel uit van het Netwerkknooppunt
               Schadelijke Praktijken, dat door Pharos wordt georganiseerd in opdracht van het Ministerie
               van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Binnen dit netwerk wordt regelmatig overleg
               gevoerd over de aanpak van schadelijke praktijken en actuele trends.
            
Vraag 4
            
Bent u ermee bekend dat het specifieke karakter van eergerelateerd geweld ervoor zorgt
               dat het collectief/de groep/de familie van de forensisch dader, weet heeft, dan wel
               goedkeuring verleent en/of zelfs aanzet tot bedreiging en geweld om de eer van het
               collectief/de groep/de familie te herstellen? Hoe beoordeelt u dit collectieve karakter
               in het kader van de strafrechtelijke aanpak?
            
Antwoord 4
            
Ja, het is bekend dat het collectieve karakter van eergerelateerd geweld kan betekenen
               dat er meerdere personen, waaronder familieleden, betrokken zijn bij het strafbare
               feit. Dit aspect wordt meegenomen in de strafrechtelijke aanpak van eergerelateerd
               geweld. In elke politie-eenheid zijn er één of meer medewerkers aangewezen als eerste
               aanspreekpunt voor zaken rond eergerelateerd geweld, en daarnaast beschikt elke eenheid
               over meerdere taakaccenthouders eergerelateerd geweld. Zij werken volgens de methode
               van het Landelijk Expertisecentrum Eergerelateerd Geweld (LEC EGG) en hanteren de
               bijbehorende checklist5. Door het Openbaar Ministerie (OM) wordt expliciet aandacht besteed aan de mogelijke
               rol van familieleden en andere betrokkenen bij eergerelateerd geweld middels de aanwijzing
               huiselijk geweld en kindermishandeling van het College van Procureurs-Generaal6, eveneens volgens de methode van het LEC EGG.
            
Vraag 5
            
Op welke wijze houdt het wetboek van Strafrecht momenteel rekening met het feit dat
               eergerelateerd geweld iets anders is dan huiselijk geweld en gekenmerkt wordt door
               goedkeuring, dan wel aansporing /medeweten van de familie c.q. de gemeenschap, om
               de eer van de groep te herstellen? Welke concrete juridische aanknopingspunten zijn
               er volgens u om deze collectieve betrokkenheid strafrechtelijk aan te pakken?
            
Antwoord 5
            
De bestaande geweldsmisdrijven – waaronder moord (artikel 289 Sr), doodslag (287 Sr)
               en (zware) mishandeling (artikel 300 e.v. Sr), in combinatie met verschillende deelnemingsvormen
               uit het Wetboek van Strafrecht (in het bijzonder medeplegen en uitlokking (artikel 47
               Sr) en medeplichtigheid (artikel 48 Sr) – bieden handvatten voor de vervolging van
               diverse betrokkenen bij eergerelateerd geweld. In een artikel uit 2021 over deelneming
               bij eergerelateerd geweld, dat eerder met Uw Kamer is gedeeld, stellen de auteurs
               vast dat het strafrecht ons met deze verschillende deelnemingsvormen een werkbaar
               stuk gereedschap biedt om de groepsdynamiek te ontleden en in strafrechtelijke zin
               recht te doen aan de complexiteit van dit soort zaken. Een voordeel van het gebruik
               van bestaande middelen achten zij dat de rechtspraktijk er kennis van heeft en ze
               op tal van fenomenen zou moeten kunnen toepassen, waaronder eergerelateerd geweld.7
Vraag 6
            
Bent u bekend met het feit dat het kabinet in eerdere beantwoording8 aangeeft dat uit de registratie niet kan worden afgeleid hoe zwaar eergerelateerd
               geweld nu wordt gestraft omdat er geen sprake is van eenduidige classificatie bij
               het Openbaar Ministerie (OM) en de rechtbank van geweldsdelicten met een eermotief?
               Hoe beoordeelt u dit?
            
Antwoord 6
            
Ja, ik ben ermee bekend dat uit de registratie bij het Openbaar Ministerie (OM) en
               de rechtspraak niet kan worden afgeleid hoe zwaar eergerelateerd geweld momenteel
               wordt bestraft. Zoals aangegeven in de Kamerbrief waar u naar verwijst, komt dit doordat
               geweldsdelicten met een eermotief vaak deel uitmaken van zaken waarin meerdere feiten
               ten laste worden gelegd, waarbij niet alle feiten eergerelateerd zijn. Hierdoor kan
               niet worden vastgesteld welke straf specifiek voor het eergerelateerde geweld is opgelegd
               en wat de zwaarte daarvan is.
            
Het OM registreert zaken onder de classificatie «eergerelateerd geweld». In de genoemde
               brief is aangegeven dat deze classificatie niet altijd eenduidig wordt toegepast.
               Dit komt omdat de classificaties handmatig worden ingevoerd. Handmatige classificatie
               kan leiden tot variaties in de registratie, afhankelijk van de interpretatie van de
               betrokken functionarissen. Deze beperkingen in de registratiepraktijk zie ik als inherent
               aan de situatie en daardoor niet volledig te vermijden. Het vergroten van kennis over
               eergerelateerd geweld en het waarborgen van een zorgvuldige registratie blijven belangrijke
               aandachtspunten zowel voor het OM als voor mij.
            
Vraag 7
            
Kunt u wel aangeven hoe vaak het tot nu toe is voorgekomen dat in een strafzaak waar
               sprake is van eergerelateerd geweld ook is overgegaan tot vervolging en bestraffing
               van medeplichtigheid en andere deelnemingsvormen?
            
Antwoord 7
            
In de periode van 2020 tot en met september 2024 heeft het OM 406 zaken ter vervolging
               geregistreerd onder de classificatie «eergerelateerd geweld». In 85 van deze zaken
               is bij een of meer van de geregistreerde feiten een vorm van deelneming (artikel 47
               of 48 van het Wetboek van Strafrecht) geregistreerd. Het is belangrijk hierbij op
               te merken dat dit ook zaken kunnen omvatten die nog niet zijn afgerond.
            
Vraag 8
            
Als cijfers niet bekend zijn vanwege het ontbreken van eenduidige classificatie van
               geweldsdelicten met een eermotief binnen het OM en de rechtbank, hoe kunt u dan tot
               de uitspraak komen dat verruiming van de mogelijkheden om specifiek medeplichtigheid
               rond eergerelateerd geweld te kunnen straffen niet nodig is?
            
Antwoord 8
            
De conclusie dat verruiming van strafmogelijkheden voor medeplichtigheid niet nodig
               is, wordt gerechtvaardigd door de al beschikbare strafverzwarende omstandigheden (voorbedachten
               rade) en de bestaande deelnemingsvormen. Hoewel de registratie niet altijd eenduidig
               is en het lastig blijft om specifiek te achterhalen hoe zwaar eergerelateerd geweld
               wordt gestraft, wordt zowel door het OM als door het eerdergenoemde onderzoek Deelneming bij eergerelateerd geweldbenadrukt dat de bestaande richtlijnen en mogelijkheden voor strafverzwaring voldoende
               zijn om eergerelateerd geweld aan te pakken. De straf wordt opgelegd voor alle bewezen
               feiten samen, waardoor het moeilijk is om een precieze straf per delict te bepalen,
               maar dat verandert niets aan de algemene strafzwaarte voor de betrokkenen. Het strafrecht
               biedt ons met verschillende deelnemingsvormen voldoende instrumenten om de groepsdynamiek
               te ontleden en in strafrechtelijke zin recht te doen aan de complexiteit van dit soort
               zaken. Een voordeel van het gebruik van bestaande middelen is dat de rechtspraktijk
               er kennis van heeft en op verschillende fenomenen zou moeten kunnen toepassen, waaronder
               eergerelateerd geweld.9
Vraag 9
            
Bent u bereid de registratie en classificatie dusdanig te laten aanpassen dat bij
               het OM en rechtbank wel specifiek en eenduidig wordt geregistreerd op eerzaken? Zo
               ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
            
Antwoord 9
            
Ik acht het niet noodzakelijk om de registratiepraktijk en de classificatie van «eergerelateerd
               geweld» aan te passen. In plaats daarvan zie ik meer waarde in het vergroten van de
               kennis over eergerelateerd geweld en het benadrukken van het belang van een zorgvuldige
               registratie. Zie verder het antwoord op vraag 6.
            
Vraag 10
            
Is het juist dat voor het bepalen van de strafeis bij eergerelateerd geweld momenteel
               de richtlijn strafvordering huiselijk geweld10 als basis dient, terwijl eergerelateerd geweld volgens deskundigen een geheel ander
               karakter heeft dan huiselijk geweld? Waarom is er geen aparte richtlijn strafvordering
               eergerelateerd geweld en bent u bereid deze alsnog te laten opstellen?
            
Antwoord 10
            
Het klopt dat de richtlijn strafvordering huiselijk geweld momenteel als basis dient
               voor het bepalen van de strafeis bij eergerelateerd geweld. Hoewel eergerelateerd
               geweld een ander karakter heeft in die zin dat sprake is van een eermotief en de mogelijke
               betrokkenheid van meerdere plegers, delen beide vormen van geweld de afhankelijkheidsrelatie
               waarin ze plaatsvinden. De richtlijn voor strafvordering huiselijk geweld houdt rekening
               met deze achterliggende problematiek en heeft als doel het stoppen van geweld, waarbij
               de veiligheid binnen het gezinssysteem centraal staat. De bijhorende aanwijzing huiselijk
               geweld en kindermishandeling, die een kader en regels geeft voor de strafrechtelijke
               aanpak van het OM en de politie, onderstreept dat eergerelateerd geweld een uniek
               karakter heeft dat een specifieke aanpak vereist. De aanwijzing benadrukt dat eergerelateerd
               geweld voortkomt uit geschonden eergevoelens binnen een bredere familiecontext, wat
               kan leiden tot druk om de familie-eer te herstellen, soms met meerdere daders of intellectueel
               daderschap binnen de familie. De aanwijzing adviseert daarom het onderzoek te richten
               op de invloed van familieleden buiten het kerngezin en rekening te houden met de kans
               op escalatie door strafrechtelijk ingrijpen.11 Er wordt op deze manier aandacht besteed aan de specifieke kenmerken van afhankelijkheidsrelaties
               en eergerelateerd geweld binnen de huidige richtlijn en aanwijzing, waardoor een aparte
               richtlijn op dit moment niet van toegevoegde waarde wordt geacht.
            
Vraag 11
            
Is het juist dat u in eerdere beantwoording stelt dat bij een plan met voorbedachten
               rade een strafverzwarende omstandigheid aan de orde is, die indien bewezen, kan leiden
               tot een zwaardere strafeis? Hoe beoordeelt u deze verzwarende omstandigheden gezien
               het georganiseerde collectieve karakter bij gevallen van eergerelateerd geweld?
            
Antwoord 11
            
Voorbedachte raad is een strafverzwarende omstandigheid bij onder meer de delicten
               doodslag – als dit met voorbedachte raad is gepleegd, is sprake van moord (artikel 289
               Sr) – en mishandeling (artikel 301 Sr). Voorbedachte raad is aan de orde als iemand
               zich heeft kunnen beraden op het door hem of haar te plegen geweld en getuigt dus
               van een bewuste en weloverwogen keuze om een strafbaar feit te plegen. Eergerelateerd
               geweld heeft vaak een georganiseerd en collectief karakter, omdat veelal meerdere
               personen betrokken zijn met een gezamenlijk plan. In dergelijke gevallen zal over
               het algemeen sprake zijn van (deelneming aan) een delict dat is gepleegd met voorbedachte
               raad, hetgeen kan leiden tot een hogere straf(eis). Het strafrecht biedt aldus de
               mogelijkheid om rekening te houden met aan eergerelateerd geweld specifiek verbonden
               aspecten, wat kan resulteren in hogere straffen voor de betrokkenen en kan bijdragen
               aan een effectieve aanpak van eergerelateerd geweld.
            
Vraag 12
            
Kwalificeert het medeweten en/of goedkeuring verlenen aan het toepassen van eergerelateerd
               geweld als deelnemen aan een plan met voorbedachte raden vanuit medeplichtigheid,
               of moet er voor het kunnen vervolgen voor medeplichtigheid echt sprake zijn van mededaderschap
               waarbij de verdachte daadwerkelijk zelf actief een bijdrage moet hebben geleverd aan
               het strafbare feit? Aan welke voorwaarden moet worden voldaan om medeplichtigheid
               zelfstandig vast te kunnen stellen bij het OM?
            
Antwoord 12
            
Een persoon met wiens medeweten eergerelateerd geweld plaatsvindt of die goedkeuring
               geeft aan een plan daartoe, kan daarvoor in voorkomende gevallen strafbaar zijn op
               grond van de verschillende deelnemingsvormen die zijn strafbaar gesteld in het Wetboek
               van Strafrecht. Zo kan, wanneer de verdachte een substantiële intellectuele bijdrage12 aan het strafbare feit heeft geleverd (ook zonder dat de verdachte zelf uitvoeringshandelingen
               heeft verricht) sprake zijn van medeplegen. Medeplichtigheid is aan de orde als door
               het handelen of medeweten van de verdachte het door de dader begane strafbare feit
               wordt bevorderd of vergemakkelijkt, bijvoorbeeld door middelen of inlichtingen te
               verschaffen voor het plegen van het misdrijf. Dat kan voorafgaand aan het misdrijf
               zijn, maar ook tijdens het misdrijf. Het is ook mogelijk dat medeplichtigheid – met
               name wanneer sprake is van «gelegenheid verschaffen» – uit een meer passieve bijdrage
               of een niets doen bestaat, bijvoorbeeld wanneer de verdachte getuige is van (gepland)
               geweld en niet ingrijpt. Er moet in dit laatste geval wel sprake zijn van een (rechts)plicht
               tot handelen. Deze plicht tot handelen hoeft niet uit de wet voort te vloeien; het
               kan ook gaan om een op de omstandigheden van het geval gestoelde rechtsplicht. Ook
               een combinatie van handelen en nalaten kan tot een veroordeling wegens medeplichtigheid
               leiden, bijvoorbeeld wanneer de verdachte een huis heeft verlaten zodat er voor de
               daders gelegenheid is aldaar het geplande misdrijf te plegen. Het strafrecht biedt
               dus ook handvatten om in voorkomende gevallen op te treden ten aanzien van het medeweten
               of goedkeuren van een plan om geweld te plegen.
            
Vraag 13
            
Deelt u de mening dat voor een effectieve aanpak van eergerelateerd geweld, oog voor
               deelnemingsvormen essentieel is? Zo ja, deelt u de mening dat verruiming van de mogelijkheden
               om strafrechtelijk op te treden tegen medeplichtigen van groot belang is voor het
               voorkomen van geweld uit naam van de familie-eer in Nederland? Zo ja, kunt u dit toelichten?
               Zo nee, waarom niet?
            
Antwoord 13
            
Ik deel de mening dat oog voor deelnemingsvormen van groot belang is voor een effectieve
               strafrechtelijke aanpak van eergerelateerd geweld. Zoals uiteengezet in de antwoorden
               op de vragen 5 en 12, biedt het strafrechtelijke kader reeds voldoende aanknopingspunten
               om op te treden tegen zowel de daders als de deelnemers (waaronder medeplichtigen)
               aan eergerelateerd geweld.
            
De kracht van een effectieve aanpak ligt overigens grotendeels in het voorkomen van
               dergelijk gedrag, waarvoor meer nodig is dan alleen strafrechtelijke maatregelen.
               In de aanpak van schadelijke praktijken wordt ingezet op het voorkomen van eergerelateerd
               geweld en andere schadelijke praktijken, onder meer door de alliantie «Verandering
               van Binnenuit», die werkt in opdracht van de Ministeries van Onderwijs, Cultuur en
               Wetenschap, en Sociale Zaken en Werkgelegenheid13.
            
Vraag 14
            
Bent u bereid uit te werken hoe ook medeweten en goedkeuring verlenen aan eergerelateerd
               geweld als medeplichtigheid en/of voorbedachte raden kan kwalificeren en dus de mogelijkheden
               voor strafbaarstelling te verruimen? Zo nee, waarom niet?
            
Antwoord 14
            
Zie mijn antwoorden op de vragen 5, 12 en 13.
Vraag 15
            
Welke capaciteit zit er bij OM om gevallen van eergerelateerd geweld waarbij collectieve
               deelnemingsvormen een rol spelen, in behandeling te nemen?
            
Antwoord 15
            
Officieren van justitie bij het OM worden geworven als «allround» officier van justitie,
               waarbij een deel van hen specifiek wordt ingezet voor de aanpak van huiselijk geweld
               en eergerelateerd geweld. Hoewel een officier van justitie vaak meerdere domeinen
               behandelt, zijn er binnen het OM ook officieren die zich hebben gespecialiseerd in
               deze vormen van geweld en hiervoor specifieke trainingen en opleidingen hebben gevolgd.
               Het aantal officieren dat zich richt op de aanpak van huiselijk en eergerelateerd
               geweld wordt mede bepaald door de parketten zelf. Dit aantal is afhankelijk van de
               instroom van zaken en kan per arrondissement variëren.
            
Vraag 16
            
Bent u bereid te onderzoeken of en hoe het opnemen van een apart artikel voor de strafbaarstelling
               van eergerelateerd geweld in het wetboek van strafrecht zou kunnen bijdragen aan een
               verruimde mogelijkheid voor bestraffing? Zo ja, op welke termijn kan de Kamer hiervan
               de resultaten verwachten? Zo nee, waarom niet?
            
Antwoord 16
            
Zie mijn antwoorden op de vragen 5, 12, 13.
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
D.M. van Weel, minister van Justitie en Veiligheid - 
              
                  Mede ondertekenaar
I. Coenradie, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.