Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Eerdmans en Flach over de versterkte gebedsoproepen door moskeeën
Vragen van de leden Eerdmans (JA21) en Flach (SGP) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over versterkte gebedsoproepen door moskeeën (ingezonden 26 september 2024).
Antwoord van Minister Uitermark (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties), mede
            namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (ontvangen 9 december
            2024). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 331.
         
Vraag 1 en 2
            
Kunt u aangeven wat de achtergrond is van het voornemen in het regeerprogramma om
               betere regels te formuleren voor versterkte gebedsoproepen?1 Welke problemen ziet u in de huidige wet en kunt u toelichten wanneer u van plan
               wijzigingen voor te stellen?
            
Hoe geeft u er zich rekenschap van dat de huidige wettelijke regeling, uit de jaren
               ’80 van de vorige eeuw, ontstaan is in een geheel andere culturele en maatschappelijke
               context dan die van de huidige samenleving? In hoeverre biedt dat volgens u aanleiding
               en grond om tot een heroverweging te komen?
            
Antwoord 1 en 2
            
In het regeerprogramma is in de paragraaf over integratie en maatschappelijke samenhang
               opgenomen dat het kabinet betere regels wil voor versterkte oproepen tot gebed. De
               achtergrond van dit voornemen is dat versterkte gebedsoproepen bij sommige burgers
               tot gevoelens van ongemak of overlast kunnen leiden. Om beter vast te stellen waar
               bestaande wet- en regelgeving wringt en waar verbetering noodzakelijk is, laat de
               Staatssecretaris Participatie en Integratie een traject starten om de beleving, bekendheid
               en communicatie tussen gemeenten, geloofsgemeenschappen en omwonenden inzichtelijk
               te maken. Dit traject wordt op dit moment uitgewerkt en zal op korte termijn worden
               opgestart. Zijn streven is om op basis van de bevindingen volgend jaar tot betere
               regels te komen.
            
Vraag 3, 4, 5 en 6
            
Kunt u aangeven hoeveel moskeeën in Nederland momenteel een versterkte gebedsoproep
               doen en in welke gemeenten dat gebeurt?
            
Kunt u aangeven met welke frequentie de versterkte gebedsoproepen door moskeeën veelal
               plaatsvinden? In hoeverre is de afgelopen jaren sprake van een verhoging van de frequentie?
            
Kunt u aangeven hoe het aantal versterkte gebedsoproepen door moskeeën in Nederland
               zich na het jaar 2000 heeft ontwikkeld?
            
Kunt u aangeven hoeveel meldingen van overlast er de afgelopen jaren zijn geregistreerd
               van overlastgevende gebedsoproepen door moskeeën? Vindt u dat de huidige wet voldoende
               ruimte biedt aan gemeenten om rekening te houden met lokale omstandigheden?
            
Antwoord 3, 4, 5 en 6
            
Nee, wij beschikken op dit moment nog niet over deze informatie. Het voornoemde traject
               is er mede op gericht om beter inzicht te krijgen in de aard en omvang van versterkte
               gebedsoproepen en de mate waarin dit als overlast gevend wordt ervaren. Deze gegevens
               over het aantal moskeeën dat gebruikmaakt van de versterkte gebedsoproep, hoe vaak
               dit gebeurt en of dit wordt gemeld, zouden bij de gemeenten waarin de betreffende
               moskeeën zijn gevestigd te vinden moeten zijn. Naar aanleiding van de resultaten van
               voornoemd traject zal worden bepaald hoe (beleids)maatregelen gericht op het verbeteren
               van de regels voor (versterkte) gebedsoproepen het beste vormgegeven kunnen worden.
            
Vraag 7
            
Bent u ook van mening dat het voor burgers een wezenlijk verschil bestaat tussen klokgelui
               en het verspreiden van geloofsbelijdenissen met geluidsversterking? Op welke manier
               wilt u hiermee rekening houden?
            
Antwoord 7
            
Het is niet aan ons om de individuele beleving van burgers over verschillende soorten
               geluid te beoordelen. Feitelijk is wel zo dat klokgelui en gesproken teksten verschillende
               soorten geluid zijn en ook verschillend ervaren kunnen worden. Juridisch gezien bestaat
               er ook een verschil, nu de versterkte gebedsoproep, anders dan klokgelui, niet rechtstreeks
               onder de bescherming van artikel 6 van de Grondwet valt. Dat betekent niet dat de
               versterkte gebedsoproep geen constitutionele bescherming geniet. Gebruikmaking van
               geluidsversterkende apparatuur voor het oproepen tot gebed wordt namelijk gezien als
               een zogeheten connexrecht, dat in de jurisprudentie is ontwikkeld. Een eventuele beperking van zo’n connex
               recht – en dus ook van de versterkte gebedsoproep – mag geen betrekking hebben op
               de inhoud hiervan of het recht illusoir maken, en moet noodzakelijk en proportioneel
               zijn. Bij de uitwerking van de in het regeerprogramma aangekondigde regulering zal
               hier rekening mee moeten worden gehouden.
            
Vraag 8
            
Vindt u het wenselijk dat wekelijks op vaste momenten een geloofsbelijdenis met geluidsversterking
               wordt verspreid over een buurt of stadsdeel?
            
Antwoord 8
            
De vrijheid van godsdienst en levensovertuiging is een belangrijk grondrecht dat wordt
               beschermd in artikel 6 van de Grondwet. Zoals gezegd is het recht om bij de belijdenis
               gebruik te maken van geluidsversterking hieraan verwant. Wij vinden het belangrijk
               dat men zich in Nederland vrij en beschermd voelt om van dit constitutionele recht
               gebruik te maken.
            
Tegelijkertijd is het zo dat een versterkte gebedsoproep bij sommige burgers tot gevoelens
               van ongemak leidt. Het kabinet onderzoekt wat de beste manier is om aan deze gevoelens
               gehoor te geven. Op de uitkomst hiervan kunnen wij niet vooruit lopen.
            
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 J.J.M. Uitermark, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- 
              
                  Mede namens
 J.N.J. Nobel, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.
