Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Welzijn over de uitzending van Pointer ‘Ik mag niet kleiner wonen’ op donderdag 24 oktober 2024 over woningruil
Vragen van het lid Welzijn (Nieuw Sociaal Contract) aan de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening over de uitzending van Pointer «Ik mag niet kleiner wonen» op donderdag 24 oktober 2024 over woningruil (ingezonden 14 november 2024).
Antwoord van Minister Keijzer (Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening) (ontvangen
9 december 2024).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van de uitzending van Pointer «Ik mag niet kleiner wonen» op
donderdag 24 oktober 2024?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Heeft u inzichtelijk hoeveel huurders in Nederland momenteel van woning zouden willen
ruilen en kunt u deze cijfers delen?
Antwoord 2
Nee, er zijn geen cijfers beschikbaar over het aantal huurders dat zou willen ruilen
van woning.
Vraag 3
Wat is uw reactie op het gegeven dat voor huurders in sociale huurwoningen door de
lange wachttijden (in de uitzending wordt gesproken over 9 tot 11 jaar), woningruil
de enige optie is om een woning te krijgen die beter bij hen past?
Antwoord 3
Ik ben mij uiteraard bewust van het woningtekort en het feit dat er in sommige regio’s
lange wachtlijsten zijn voor een sociale huurwoning. Ik herken ook dat door de krapte
het stimuleren van doorstroming naar een passende woning moeilijk is. Dat neemt niet
weg dat gemeenten en woningcorporaties meer mogelijkheden hebben dan alleen woningruil
om te zorgen voor een passende woning voor nieuwe en huidige huurders. Zo kunnen gemeenten
en corporaties er via hun toewijzingsbeleid op sturen dat huurders een passende woning
krijgen toegewezen. Gemeenten kunnen hier in hun huisvestingsverordening op verschillende
manieren regels voor stellen. Daarnaast kunnen corporaties via gericht beleid met
onder andere verhuisvergoedingen, verhuiscoaches en huurgewenning doorstroming naar
een passende woning stimuleren. Ik herken dus niet dat woningruil de enige manier
zou zijn om te zorgen dat (nieuwe) huurders naar een passende woning kunnen verhuizen.
Vraag 4
Ziet u mogelijkheden om de wachttijden specifiek bij woningruil zo te verlagen dat
woningruil op de korte termijn gerealiseerd kan worden?
Antwoord 4
Naar mijn mening is er voor gemeenten en corporaties op dit moment al voldoende ruimte
om via hun eigen beleid woningruil te vergemakkelijken. Daarnaast hebben gemeenten
en corporaties vaak al beleid om te sturen op doorstroom binnen de sociale huursector
en binnen de corporatievoorraad. Sommige corporaties geven bijvoorbeeld woningzoekenden
die een sociale huurwoning achterlaten voorrang op een huurwoning in de vrije sector
of voorrang op een koopwoning. Ook hebben gemeenten regelingen zoals «Van Groot naar
Beter» waarmee huurders van grote huurwoningen voorrang krijgen op meer passende kleinere
woningen. Corporatie en gemeenten hebben dus ruimte om hier eigen beleid op in te
richten en ik zie geen directe belemmeringen voor het stimuleren van woningruil.
Vraag 5
Wat is uw reactie op het gegeven dat woningbouwcorporaties de verzoeken tot woningruil
vaak afkeuren mede door de verschillende regels zoals het passend toewijzen?
Antwoord 5
Wanneer woningcorporaties meewerken aan woningruil doen zij dat in de meeste gevallen
via een nieuw huurcontract voor beide ruilpartners. Er is dan sprake van een nieuwe
toewijzing en de daarbij behorende wet- en regelgeving moet worden gevolgd, waaronder
de inkomensgrenzen en de regels voor passend toewijzen. Deze regels zijn er om te
zorgen dat woningen aan de doelgroep worden toegewezen en dat huurders een woning
krijgen toegewezen met een huurprijs die past bij hun inkomen. Corporaties hebben
voor deze regels wel enige discretionaire ruimte die nog niet altijd benut wordt.
Ik herken wel dat deze regels soms als belemmerend worden ervaren, maar zie dus ook
nog ruimte om ondanks deze regels woningruil mogelijk te maken als dat passend zou
zijn.
Vraag 6
Wat is uw reactie over het gegeven dat woningcorporaties de huurprijs verhogen bij
een woningruil waardoor de woningruil afgekeurd wordt omdat in de nieuwe situatie
het inkomen van de nieuwe huurder niet toereikend is?
Antwoord 6
Ik herken de aanname niet die in de vraagstelling zit dat corporaties moedwillig woningruilen
zouden willen voorkomen door hun huren te verhogen. Corporaties moeten met de keuzes
in hun huurbeleid een balans vinden tussen betaalbaarheid voor huurders, de kwaliteit
van de woning en hun investeringscapaciteit richting de toekomst. Het is niet aan
mij om een oordeel te geven over de afweging die corporaties daarin maken. Vanuit
mijn positie kan ik enkel aanmoedigen dat corporaties zoveel als mogelijk meewerken
aan woningruil als dit ervoor zorgt dat meer huishoudens een passende woning krijgen.
Overigens wil ik hierbij ook wijzen op het feit dat huurders wiens voorgestelde woningruil
is afgewezen deze in het uiterste geval via de rechter alsnog kunnen afdwingen met
behoud van de bestaande huurprijzen. In dat geval moeten de betrokken huurders een
zwaarwichtig belang van de woningruil aantonen dat zwaarder weegt dan het belang van
de verhuurder. Dergelijke zaken komen niet vaak voor en niet in alle gevallen krijgen
huurders de woningruil toegewezen.
Vraag 7
Bent u bekend met het gegeven dat 5% van de markt van woning wil ruilen, dat woningcorporaties
in 5% van deze gevallen mag afwijken van regels zoals passend toewijzen en dat woningcorporaties
hier niet aankomen omdat de ruimte om deze 5% te behalen te klein is onder andere
rekening houdend met eventuele foutmarges?
Antwoord 7
Zoals ook in mijn antwoord op vraag 5 benoemd, herken ik dat corporaties enige ruimte
hebben om van bijvoorbeeld de regels voor passend toewijzen af te wijken. Ook zie
ik dat deze ruimte beperkt benut wordt.
Vraag 8
Ziet u mogelijkheden om de 5%-regel voor het afwijken van regels zoals het «passend
toewijzen» te verruimen naar een hoger percentage om woningcorporaties ook de ruimte
te geven dit te realiseren en zo de woonvoorraad in Nederland beter te benutten; en
kunt u uw antwoord onderbouwen?
Antwoord 8
Corporaties maken zelden gebruik van de volledige toewijzingsruimte. De spreiding
van de vrije toewijzingsruimte is per 1 januari 2022 in werking getreden en we zien
dat enkele corporaties hier gebruik van maken. Het is van belang de balans te behouden
tussen de vrije toewijzingsruimte voor het mogelijk maken van lokaal maatwerk en de
betaalbaarheid voor huurders te waarborgen. In 2025 bekijken we het instrument passend
toewijzen en onderzoeken we onder andere of het noodzakelijk is de 5% vrije toewijzingsruimte
te verruimen.
Vraag 9
Kunt u deze vragen één voor één, onderbouwd en binnen drie weken beantwoorden?
Antwoord 9
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.C.G. Keijzer, minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.