Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Paternotte en Sneller over het bericht ‘Gedetineerde uit De Westereen mocht niet in het Fries met beppe bellen’
Vragen van de leden Paternotte en Sneller (beiden D66) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over het bericht «Gedetineerde uit De Westereen mocht niet in het Fries met beppe bellen» (ingezonden 25 oktober 2024).
Antwoord van Minister Uitermark (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties), mede
namens de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (ontvangen 6 december 2024).
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 675.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht dat een gedetineerde uit De Westereen niet in het Fries
met diens eigen dementerende Friese beppe mocht bellen?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de mening dat Friezen Fries mogen spreken?
Antwoord 2
Ja, ik deel uw mening dat Friezen Fries mogen spreken. Taal is een belangrijk onderdeel
van cultuur en identiteit en iedere persoon heeft de vrijheid om de taal van zijn
of haar keuze te gebruiken. In Friesland is het Fries, naast het Nederlands, ook erkend
als officiële taal.1
Vraag 3, 4 en 5
Deelt u de mening dat een gedetineerde niet bestraft mag worden voor het spreken van
de Friese taal?
Hoe beoordeelt u het feit dat een anderstalige gedetineerde waarschijnlijk wel diens
eigen taal had mogen spreken, maar een Friestalige gedetineerde dat niet mocht omdat
de penitentiaire inrichting in Arnhem niet bereid was een tolk in te huren ten behoeve
van de monitoring?
Deelt u de mening dat de taalrechten van Friese gedetineerden die zich bedienen van
een rijkstaal niet minder mogen zijn dan de taalrechten van Nederlandse gedetineerden
die zich bedienen van een rijkstaal?
Antwoord 3, 4 en 5
Ik ga niet in op individuele gevallen. In principe staat het een gedetineerde vrij
om met zijn of haar contacten een taal naar keuze te spreken. Hoewel ik erken dat
vrije taalkeuze belangrijk is, kan het gebruik van andere talen dan de Nederlandse
in detentie worden beperkt.
Zo kunnen bepaalde gedetineerden vanwege veiligheidsredenen, zoals bijvoorbeeld in
de Extra Beveiligde Inrichting en op de Afdeling Intensief Toezicht, onder intensief
toezicht staan. Dit toezicht kan bestaan uit het monitoren van telefonische contacten.
Voor dit toezicht kan het noodzakelijk zijn dat als voorwaarde wordt gesteld dat de
Nederlandse taal wordt gesproken. Als wordt aangetoond dat door een gedetineerde of
dienst contact op geen enkele wijze in de Nederlandse taal kan worden gecommuniceerd,
kan toestemming worden verleend in een andere taal te communiceren. In dat geval zal
een tolk worden ingehuurd om te kunnen voorzien in het benodigde toezicht. De beroepsrechter
heeft recentelijk geoordeeld dat, onder meer gelet op het benodigde toezicht en het
niet beschikken over een tolk Fries, het niet onredelijk of onbillijk is om deze toestemming
te weigeren in het geval een gedetineerde de Nederlandse taal ook machtig is.2
In zijn algemeenheid kan nog worden opgemerkt dat wanneer een gedetineerde zich niet
houdt aan de afspraak dat in het Nederlands moet worden gecommuniceerd, het zo kan
zijn dat monitoring niet mogelijk is en daarmee een veiligheidsrisico ontstaat. De
directeur van een penitentiaire inrichting kan vervolgens genoodzaakt zijn maatregelen
te treffen.
Vraag 6
Bent u bereid deze vragen zowel in het Fries als in het Nederlands te beantwoorden?
Antwoord 6
Ja. De vertaling in het Fries is bijgevoegd.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.J.M. Uitermark, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Mede namens
I. Coenradie, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.