Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Eerdmans over het antwoord op vragen over de oproep van Extinction Rebellion om de A12 te bezetten op 6 juli 2024
Vragen van het lid Eerdmans (JA21) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het antwoord op vragen over de oproep van Extinction Rebellion om de A12 te bezetten op 6 juli 2024 (ingezonden 9 september 2024).
Antwoord van Minister Van Weel (Justitie en Veiligheid), mede namens de Minister van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (ontvangen 5 december 2024). Zie ook Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 117.
Vraag 1
Kunt u aangeven hoe vaak Extinction Rebellion (XR) het afgelopen jaar en dit jaar
de A10 en A15 heeft bezet? Kunt u tevens aangeven, desnoods via een schatting, hoeveel
agenten hierbij zijn ingezet? Kunt u tevens aangeven hoeveel «demonstranten» hierbij
zijn opgepakt?
Antwoord 1
De A15 is één keer bezet. Hierbij zijn geen demonstranten aangehouden. XR heeft vier
keer geprobeerd om een blokkade te organiseren op de A10. In drie gevallen is dit
ook gelukt.
Door de dynamiek van politieoptreden en vermenging met andere lokale werkzaamheden
is niet goed mogelijk om precies aan te geven hoeveel politiecapaciteit bij een bepaalde
demonstratie betrokken is.
Op basis van een ruwe schatting heeft de politie mij gemeld dat bij de bezetting van
de A15 ongeveer 80 politiefunctionarissen zijn ingezet en bij de (gepoogde) bezettingen
van de A10 in totaal 800 politiefunctionarissen.
Voor een vollediger beeld van politie-inzet bij demonstraties verwijs ik u naar de
analyse handhaving openbare orde die als bijlage bij het Eerste Halfjaarbericht politie
2024 op 19 juni 2024 naar de Kamer is gestuurd.1
Vraag 2 en 3
Kunt u aangeven hoeveel XR-demonstranten die de A10 of de A12 dreigden te blokkeren
preventief zijn opgepakt?
Kunt u aangeven hoeveel personen er bij de verschillende (snelweg) blokkades van XR,
waarbij tientallen demonstranten zijn opgepakt terzake overtreding van artikel 162
Wetboek van Strafrecht, tot vervolging is overgegaan? Kunt u aangeven in hoeveel gevallen
er een dagvaarding is uitgereikt aan deze verdachten? Kunt u aangeven in hoeveel gevallen
het Openbaar Ministerie (OM) besloten heeft om deze verdachten niet te vervolgen en
op basis van welke sepotgrond?
Antwoord 2 en 3
De politie en het OM registreren op delicten, niet op het aantal aanhoudingen bij
specifieke demonstraties ten aanzien van bepaalde strafbare feiten, zoals bijvoorbeeld
art. 162 Sr. De gedragingen van demonstranten tijdens demonstraties kunnen onder verschillende
delictsomschrijvingen worden geregistreerd. Deze registraties zijn niet te koppelen
aan een specifieke demonstratie. Daar komt bij dat demonstranten soms enkel worden
aangehouden ter beëindiging van het strafbare feit, hetgeen niet tot een registratie
leidt. Ook komt het voor dat demonstranten op een later moment nog worden aangehouden
dan op de dag van de demonstratie. Hierdoor is het voor de politie en het OM niet
mogelijk om nauwkeurige landelijke aantallen aan te leveren. Om alle voornoemde redenen
zijn deze cijfers evenmin te genereren voor preventieve aanhoudingen, dagvaardingen
en sepots.
Vraag 4
In hoeverre bent u het met JA21 eens dat door de wijze waarop het demonstratierecht
door de Europese en nationale rechter wordt uitgelegd ervoor zorgt dat art. 2 van
de Wet Openbare Manifestaties, waarin het belang van het «verkeer» wordt genoemd als
grondslag voor een beperking van het demonstratierecht, een dode letter is geworden,
dit gelet op het niet vervolgen van veel XR-activisten die zich herhaaldelijk aan
het bezetten van auto(snel)wegen schuldig maken?
Antwoord 4
Het lokale gezag bekijkt en besluit per demonstratie wat nodig en mogelijk is. De
burgemeester heeft de bevoegdheid om een demonstratie te beperken, verbieden of beëindigen
ter bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer of ter bestrijding
of voorkoming van wanordelijkheden. Er wordt niet bijgehouden hoe vaak elk van de
uitzonderingsgronden wordt toegepast door de burgemeester, maar het belang van het
verkeer is een grondslag die door burgemeesters wordt toegepast. Het strafrecht wordt
bij demonstraties ingezet ter beëindiging van strafbare feiten en beperkt zich tot
de daarvoor noodzakelijke handelingen. Het OM beoordeelt per geval of vervolging opportuun
is. Welke mogelijkheden bestaan voor strafrechtelijk optreden tegen individuele demonstranten
hangt onder andere af van de ernst van het strafbare feit.
De wijze waarop het demonstratierecht door de rechter wordt uitgelegd laat ruimte
voor beperking van het demonstratierecht. Zoals aangegeven in het Regeerprogramma
is het kabinet van mening dat scherper onderscheid moet worden gemaakt tussen (vreedzaam)
demonstreren en orde verstorende acties. Er wordt onderzoek uitgevoerd naar mogelijkheden
om het handelingsperspectief te versterken binnen het kader van bovengenoemde jurisprudentie.
Vraag 5
In hoeverre deelt u de mening dat door de wijze waarop het demonstratierecht wordt
uitgelegd door de Europese en nationale rechter te ver gaat en dat daardoor in een
aantal gevallen, zoals bij een veelvuldige bezetting van belangrijke auto(snel)wegen,
«the rights and freedoms of others» (in artikel 11 EVRM als te beschermen belang genoemd
dat een beperking van het demonstratierecht kan inhouden) op buitenproportionele wijze
worden geschonden en dus tot een beperking van het demonstratierecht zouden moeten
leiden als door het EVRM is voorzien?
Antwoord 5
Op grond van rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) wordt
van autoriteiten enige mate van tolerantie gevraagd, ook in het geval er een disruptieve
demonstratie plaatsvindt die bijvoorbeeld het verkeer ontregelt. Autoriteiten mogen
dan alleen optreden voor zover dat proportioneel is volgens de maatstaf van artikel 11
van het EVRM, om te voorkomen dat de betekenis van het demonstratierecht wordt uitgehold.
Hierbij heeft het Hof echter tevens geoordeeld dat het stellen van beperkingen aan
een dergelijke demonstratie gerechtvaardigd kan zijn. Het is aan het lokale gezag
om te beoordelen of het stellen van beperkingen of in het uiterste geval het opleggen
van een verbod noodzakelijk is op grond van de Wet openbare manifestaties.2
Vraag 6
Deelt u de mening dat ter waarborging van de zojuist genoemde «rights and freedoms
of others» als bedoeld in art. 11 EVRM, art 2 lid 2 van de Wet Openbare Manifestaties
dient te worden aangepast in die zin dat aan de beperkingsgronden «de rechten en vrijheden
van anderen» dient te worden toegevoegd?
Antwoord 6
In de brief die op 19 april jl. naar de Kamer is gestuurd,3 is een onafhankelijk onderzoek aangekondigd om de mogelijkheden te onderzoeken voor
een versteviging van het handelingsperspectief van alle betrokkenen en voor de bestendigheid
van het wettelijke kader. Bij dit onderzoek worden ook de grenzen die het EVRM aan
de regulering van het demonstratierecht stelt betrokken. De gunning van het onderzoek
vindt dit najaar plaats via het WODC. Het streven is dat het onderzoek in de zomer
van 2025 gereed is.
Vraag 7
Kunt u uitleggen, desnoods via uitvraag bij het OM, waarom er bij de XR-blokkades
van snelwegen, bruggen, de zeesluis IJmuiden en mogelijk ook de blokkade van het Rijksmuseum
niet wordt overgegaan tot vervolging conform artikel 162 Wetboek van Strafrecht, zoals
bijvoorbeeld bij de «blokkeerfriezen» wel is gebeurd?
Antwoord 7
Het opzettelijke versperren van een weg is strafbaar op grond van art. 162 Sr, indien daarvan gevaar voor de veiligheid van het verkeer te duchten is.Dit gevaar moet ten tijde van de versperring naar algemene ervaringsregels voorzienbaar
zijn geweest. Het is verder aan het OM om op grond van alle feiten en omstandigheden
te besluiten of het in een zaak al dan niet vervolgt voor een bepaald strafbaar feit.
Zo maakte het OM in september van dit jaar bekend dertien personen die de A10 hadden
geblokkeerd te vervolgen voor artikel 162 Sr.
Vraag 8 en 9
Kunt u inzichtelijk maken, desnoods middels een schatting, hoeveel schade er is gemaakt
door XR, waarbij tenminste de brugblokkades bij Arnhem en Nijmegen, de zeesluisblokkade
bij Amsterdam en de blokkade van het Rijksmuseum zijn meegenomen?
Hoeveel van de schade van eerder onwettige acties van XR is inmiddels verhaald op
de daders? Welke extra maatregelen gaat u nemen om te zorgen dat iedere euro aan schade
op de daders kan worden verhaald?
Antwoord 8 en 9
Ik betreur de schade die instellingen en bedrijven lijden door demonstraties. Partijen
die schade hebben als gevolg van demonstraties kunnen zich wenden tot de burgerlijke
rechter met een civiele vordering of zich als slachtoffer voegen bij lopende strafzaken.
Als de rechter de schade toewijst en de schadevergoedingsmaatregel oplegt, wordt het
geld door de Staat geïnd. Dit is een keuze voor de betrokken partijen. Mij is niet
bekend hoeveel schade is verhaald.
Vraag 10
Bent u bereid om bij de inspecteur van de Belastingdienst de maatschappij-ontwrichtende
acties van XR aan te kaarten, zoals het illegaal betreden van verboden terrein op
Eindhoven Airport, het continu bezetten van de A12, het bekladden van het Havenbedrijf
Rotterdam en het dreigen met kantoorsluitingen van Rabobank-filialen, waardoor mogelijk
overgegaan kan worden tot het intrekken van de ANBI-status van XR?
Antwoord 10
Zoals reeds eerder is uitgezet in de beantwoording van Kamervragen van 12 december
2023 over de ANBI-status van XR en van 4 juli jl. over de oproep van XR om de A12
te bezetten, is het beoordelen van de ANBI-status aan de Belastingdienst. Volgens
lid 8 van artikel 5b van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) kan een instelling
niet (langer) als ANBI worden aangemerkt als een instelling, bestuurder, feitelijk
leidinggever of gezichtsbepalend persoon door de Nederlandse rechter onherroepelijk
veroordeeld is voor een van de volgende misdrijven: artikel 67 lid 1 Wetboek van Strafvordering
en artikelen 137c lid 1, 137d lid 1 en 266 van het Wetboek van Strafrecht. Verder
moet het misdrijf in de hoedanigheid van bestuurder, feitelijk leidinggever of gezichtsbepalend
persoon zijn gepleegd, er niet meer dan vier jaar verstreken zijn sinds de veroordeling,
en het misdrijf moet gezien zijn aard een ernstige inbreuk op de rechtsorde opleveren.
De Belastingdienst verkrijgt de informatie over onder meer de onherroepelijke veroordeling
en de andere drie voorwaarden niet automatisch, maar is daarvoor afhankelijk van externe
partijen zoals het OM of de FIOD. Een inspecteur kan daarnaast bij gerede twijfel
over de integriteit van de instelling, een bestuurder van de instelling, een persoon
die feitelijk leiding geeft aan de instelling of een voor de instelling gezichtsbepalende
persoon verzoeken om een verklaring omtrent het gedrag (VOG) te overleggen. Gerede
twijfel bij de inspecteur kan onder andere volgen uit berichten in de media. Zowel
het OM als de Belastingdienst doen geen verdere uitspraken over individuele casuïstiek.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D.M. van Weel, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede namens
J.J.M. Uitermark, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.