Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Bruyning over een nieuwe Gesloten Jeugdzorginstelling in Friesland
Vragen van het lid Bruyning (Nieuw Sociaal Contract) aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over een nieuwe Gesloten Jeugdzorginstelling in Friesland (ingezonden 6 november 2024).
Antwoord van Staatssecretaris Karremans (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen
3 september 2024).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het nieuwsbericht op Omroep Fryslân «Gesloten jeugdhulp
in Fryslân komt terug: vijf opvangplekken in Drachten»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Klopt het dat Jeugdhulp Friesland (JHF) inderdaad een nieuwe gesloten jeugdzorg locatie
wil openen?
Antwoord 2
Ja.
Vraag 3
Hoe verhoudt de opening van deze nieuwe gesloten instelling in Drachten met het antwoord
op de Kamervragen van het Lid Bruyning2 omtrent de ernstige tekortkomingen in de instellingen voor gesloten jeugdzorg waar
de Staatssecretaris van Ooijen stelt dat de gesloten jeugdzorg structureel beter wordt,
dat instellingen in 2025 kleinschaliger worden en dat in 2030 zo dichtbij mogelijk
nul gesloten plaatsingen zijn?
Antwoord 3
Het doel van de Friese gemeenten is en blijft om in 2030 bij nul gesloten plaatsingen
te komen. De keuze voor de nieuwe kleinschalige instelling voor gesloten jeugdhulp
is een tussenstap in deze richting. Die is nog nodig omdat na de sluiting van Woodbrookers
bleek dat in Friesland nog behoefte is aan jeugdhulp met de mogelijkheid van vrijheidsbeperkende
maatregelen. Want sinds die sluiting gaan Friese kinderen met een machtiging gesloten
jeugdhulp naar de gesloten jeugdhulplocatie van Elker in Groningen.
Daarom hebben de Friese gemeenten een contract met Jeugdhulp Friesland gesloten voor
een kleinschalige woonvoorziening voor maximaal vijf jeugdigen met als uitgangspunt
minimale inzet van vrijheidsbeperkende maatregelen. Dat contract loopt tot en met
31 december 2025. Het contract biedt ruimte om deze kleinschalige voorziening verder
te transformeren naar een vorm van een kleinschalige intensieve residentiële hulpvoorziening
voor jeugdigen met zeer complexe problematiek. Daarmee past deze keuze in het beleid
dat de gesloten jeugdhulp in 2025 kleinschalig werkt en dat we in 2030 zo dicht bij
mogelijk nul gesloten plaatsingen zijn. Die laatste formulering betekent echter niet
dat er in de toekomst sprake zal zijn van nul vrijheidsbeperkende maatregelen. Die
kunnen nodig zijn in het belang van de veiligheid en bescherming van de jeugdige en
diens omgeving. Bijvoorbeeld wanneer sprake is automutilatie of suïcide, gevaar of
onveiligheid uitgaande van zogeheten «loverboys» of gevaar vanwege verslavingsproblematiek.
Ik verwijs daarbij ook naar mijn beleidsreactie op het advies van de Raad voor Strafrechtstoepassing
en Jeugdbescherming (RSJ) over vrijheidsbeperking in de open jeugdhulp.3
Vraag 4
Bent u bekend met de volgende uitspraak4: «De kinderrechter heeft gelezen en gehoord dat [de minderjarige] verblijft op een
zogenoemde «hybride groep» van [instelling]. [de minderjarige] heeft zelf aan de kinderrechter
laten weten dat de deur op slot is en dat zij altijd aan een begeleider moet vragen
of de deur voor haar open mag. Volgens de jeugdbeschermer zou [de minderjarige] een
pasje hebben waarmee ze de deur kan openen. De kinderrechter gaat ervan uit dat [de
minderjarige] de waarheid heeft verteld waardoor [de minderjarige] dus feitelijk haar
vrijheid wordt ontnomen. Met de verzochte machtiging tot uithuisplaatsing in een (open)
accommodatie van een jeugdhulpaanbieder kunnen naar het oordeel van de kinderrechter
niet dergelijke vrijheidsbeperkende maatregelen worden genomen. Daarvoor zou een gesloten
machtiging noodzakelijk zijn, zoals ook eerder (in voorwaardelijke vorm) het geval
was bij [de minderjarige].»?
Antwoord 4
Nee deze uitspraak is bij ons niet bekend.
Vraag 5
In Antwoord 9 van de gestelde Kamervragen5 wordt gesteld dat ongerechtvaardigde of niet toegestane vrijheidsbeperkende maatregelen
volstrekt wordt afgekeurd en dat met het oog op een betere bescherming van jeugdigen
in de gesloten jeugdhulp, de Wet rechtspositie gesloten jeugdhulp per 1 januari 2024
is ingevoerd waar het uitgangspunt bij de toepassing van vrijheidsbeperkende maatregelen
het nee, tenzij- beginsel is; kunt u aangeven welke maatregelen genomen zijn om het
nee, tenzij- beginsel strikt te hanteren? Kunt u aangeven hoe het mogelijk is dat
er onder uw toeziend oog in een hybride groep niet-toegestane vrijheidsbeperkende
maatregelen worden opgelegd? Kunt u aangeven hoe u toezicht houdt op alle instellingen,
zowel gesloten als open, zodat er geen sprake meer is van niet-toegestane vrijheidsbeperkende
maatregelen?
Antwoord 5
Naast het verbeteren van de rechtspositie van jeugdigen in de gesloten jeugdhulp is
het doel van de Wet rechtspositie gesloten jeugdhulp ook het verminderen van het toepassen
van vrijheidsbeperkende maatregelen. Die zijn alleen toegestaan als de rechter voor
een jeugdige een machtiging gesloten jeugdhulp afgegeven heeft. Bovendien moet de
accommodatie geregistreerd staan als een gesloten accommodatie. Het is mij niet bekend
waarom in een hybride groep niet-toegestane vrijheidsbeperkende maatregelen zijn opgelegd.
De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) houdt toezicht op de (gesloten) jeugdhulp.
Dat omvat ook het toezicht op de toepassing van vrijheids-beperkende maatregelen.
Ik verwijs u daarvoor ook naar hun rapport Zorgen om hulpaanbod voor jongeren met
complexe problematiek.6 Op grond van hoofdstuk 6 van de Jeugdwet moeten de instellingen voor gesloten jeugdhulp
vrijheidsbeperkende maatregelen registeren en tweemaal per jaar gegevens aanleveren
aan de IGJ.
Vraag 6
Kan het zo zijn dat door sluiting van de voormalige justitiële inrichtingen7, die nu met voorrang gesloten worden, kinderen die overgeplaatst worden in bijvoorbeeld
hybride groepen niet-toegestane vrijheidsbeperkende maatregelen ondergaan?
Antwoord 6
Het klopt dat de IGJ geconstateerd heeft dat aanbieders van jeugdhulp vrijheidsbeperkende
maatregelen inzetten zonder dat hier een wettelijke grondslag voor is en zonder dat
de rechtsbescherming van de jongeren hierbij is geborgd. Vrijheidsbeperkende maatregelen
zijn alleen toegestaan op basis van een machtiging gesloten jeugdhulp. Mij zijn geen
situaties bekend dat jeugdigen uit voormalige justitiële jeugdinrichtingen zijn overgeplaatst
naar hybride groepen en daar niet-toegestane vrijheidsbeperkende maatregelen ondergaan.
Vraag 7
Deelt u de mening dat het wenselijker zou zijn dat een minderjarige die een hulpvraag
heeft en te maken heeft met problematiek die gekoppeld zijn met aanwijzingen van onderliggende
psychische problematiek, in de week volgend op plaatsing in een accommodatie voor
gesloten jeugdzorg wordt gezien en beoordeeld door een jeugdpsychiater, op dezelfde
wijze als voor een beoordeling voor de noodzaak om al dan niet zorgmachtiging te verzoeken
op grond van de Wet verplichte ggz (Wvggz)? In antwoord 128 wordt gesteld dat de jeugd-ggz een grotere rol zou moeten spelen, dat er onvoldoende
deskundig personeel is, dat er nog steeds te veel vrijheidsbeperkende maatregelen
worden ingezet en het gebrek aan alternatieven, kunt u hierop reflecteren?
Antwoord 7
Ik ben het ermee eens dat de jeugd-ggz een belangrijke rol heeft om te komen tot een
meer passend aanbod. Die verantwoordelijkheid voelt de jeugd-ggz ook. Dat heeft deze
sector ook neergelegd in de bestuurlijke afspraken Transformatie gesloten jeugdhulp:
«De Nederlandse GGZ voelt zich hiervoor verantwoordelijk en spreekt zich uit om gezamenlijk
met gemeenten en aanbieders bij te dragen aan de opbouw van expertise om de best passende
zorg aan jongeren en hun gezinnen te kunnen bieden.»9
De constatering uit het antwoord waarnaar in de vraag verwezen wordt komt uit vragen
die gesteld zijn over het rapport «Eenzaam gesloten» van Jason Bhugwandass over ZIKOS.
Deze constatering was mede aanleiding voor de hiervoor genoemde bestuurlijke afspraken
over de transformatie van de gesloten jeugdhulp. De in de constatering genoemde onderwerpen
zijn voorwaardelijk voor deze transformatie.
Vraag 8
Heeft u kennisgenomen van het artikel van Prof. Dr. Peer van der Helm, lector residentiele
jeugdzorg van de Hogeschool Leiden en tevens verbonden aan de VU Amsterdam, op Pont
Zorg en Sociaal met de titel «In een nieuwe instelling voor gesloten jeugdhulp in
Friesland wel verstandig?»10
Antwoord 8
Ja.
Vraag 9
In dit artikel van Van der Helm komen meerdere argumenten naar boven waarom een nieuwe
gesloten instelling niet wenselijk is (Addink en van der Veldt constateerden in een
review in 2022 al dat niet aangetoond kon worden dat de behandeling effectief was11. Ook internationaal is er al lang consensus dat behandeling onder dwang niet of nauwelijks
werkt12. Dat terwijl gesloten opvang ook schade kan doen: «baat het niet dan schaadt het
wel», want gesloten behandeling gaat gepaard met grote risico’s op verdere schade
die soms niet meer te herstellen is13. Veel jongeren kregen de afgelopen jaren hiervoor zelfs schadevergoeding van het
Rijk en de ervaringen uit het rapport Eenzaam Gesloten van Jason Bughwandass en de
misstanden die naar voren zijn gekomen bij de voormalige gesloten Jeugdzorg instelling
in Friesland, Behandelcentrum Woodbrookers, zouden juist aanleiding moeten zijn voor
terughoudendheid); erkent u dat bovenstaande punten aanleiding moeten zijn tot terughoudendheid
in het openen van nieuwe gesloten jeugdzorginstellingen?
Antwoord 9
Ik onderschrijf dat er voldoende redenen zijn terughoudend te zijn met het openen
van een nieuwe gesloten jeugdhulplocatie. Echter, de accommodatie waar het hier om
gaat is een kleinschalige woonvoorziening voor maximaal vijf jeugdigen, met als uitgangspunt
minimale inzet van vrijheidsbeperkende maatregelen. Het is een tussenstap van de Friese
gemeenten om in 2030 bij nul gesloten plaatsingen te komen. Daarmee past deze stap
in het beleid dat de gesloten jeugdhulp in 2025 kleinschalig werkt en dat we in 2030
zo dicht bij mogelijk nul gesloten plaatsingen zijn.
Vraag 10
Kan u aangeven wat de noodzakelijke start investeringen zijn voor het openen van deze
nieuwe gesloten jeugdzorginstelling en welke kostenbegrotingen er voor de komende
3 jaar zijn?
Antwoord 10
De specifieke startinvesteringen en de meerjarenbegroting van deze nieuwe locatie
zijn mij niet bekend.
Vraag 11
Van der Helm, stelt dat het: «in de praktijk minimaal een jaar duurt voordat je, ook
een kleine, gesloten instelling op orde hebt. In de tussentijd gebeurt er van alles
wat het daglicht niet kan verdragen. Jongeren worden het slachtoffer»; met in het
achterhoofd de wetenschap dat de centrale overheid de gesloten jeugdzorg zo snel als
mogelijk volledig wil sluiten, is deze investering, in tijden van bezuinigingen dan
wel wenselijk?
Antwoord 11
Ik deel deze mening niet omdat het gaat om een kleinschalige voorziening. Deze keuze
van de Friese gemeenten past in de doelstelling dat de gesloten jeugdhulp in 2025
kleinschalig werkt. Het opstarten van een nieuwe voorziening en locatie vraagt tijd.
Gedurende deze periode monitoren de Friese gemeenten dat er gehandeld wordt volgens
de vastgestelde kwaliteitseisen en kaders. Zij hebben voorafgaand kwaliteitseisen
gesteld aan Jeugdhulp Friesland en de hulpverlening die door hen geboden gaat worden
in de kleinschalige voorziening. Daarnaast is er sprake van continue monitoring en
evaluatie. Ook de Inspectie Jeugd en Gezondheidszorg speelt een belangrijke rol in
het houden van toezicht.
Vraag 12
Deelt u de mening dat het openen van een nieuwe gesloten jeugdzorginstelling niet
past in een tijdperk waarin er gewerkt wordt aan het volledig afbouwen van gesloten
jeugdzorg en dat deze investering ook niet past binnen de bezuinigingsdoelstellingen
die er voor de jeugdzorg zijn vastgelegd?
Antwoord 12
Deze mening deel ik niet. Het gaat hier om het openen van een kleinschalige woonvoorziening
voor maximaal vijf jeugdigen met als uitgangspunt minimale inzet van vrijheidsbeperkende
maatregelen. Hiermee wordt een stap gezet in de benodigde transformatie van de gesloten jeugdhulp. Het doel van de Friese gemeenten is en blijft om in 2030 bij nul gesloten plaatsingen
te komen. Daarmee past deze keuze in het beleid dat de gesloten jeugdhulp in 2025
kleinschalig werkt en dat we in 2030 zo dicht bij mogelijk nul gesloten plaatsingen
zijn.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
V.P.G. Karremans, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.