Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Bikker, Krul, Boomsma, Tseggai en Diederik van Dijk over de aanpak van klanten die betaalde seks hebben met minderjarige slachtoffers van seksuele uitbuiting
Vragen van de leden Bikker (ChristenUnie), Krul (CDA), Boomsma (Nieuw Sociaal Contract), Tseggai (Groenlinks-PvdA) en Diederik van Dijk (SGP) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over de aanpak van klanten die betaalde seks hebben met minderjarige slachtoffers van seksuele uitbuiting (ingezonden 17 oktober 2024).
Antwoord van Minister Van Weel (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 3 december 2024).
            Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 496.
         
Vraag 1
            
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Klant betaalde seks vaak vrijuit» en «Zonder
               klanten geen seksuele uitbuiting» waarin wordt teruggeblikt op de aanpak van deze
               klanten tien jaar na de Valkenburgse zedenzaak?1
Antwoord 1
            
Ja, ik ben bekend met het artikel.
Vraag 2
            
Heeft u kennisgenomen van het standpunt van het Openbaar Ministerie (OM) Limburg dat
               aangeeft de beperkte opsporingscapaciteit niet in te willen zetten voor het opsporen
               van deze klanten? Wat is uw reactie hierop?
            
Antwoord 2
            
Ja, ik heb kennis genomen van het standpunt van het Arrondissementsparket Limburg
               van het Openbaar Ministerie (OM). Omdat de opsporings- en vervolgingscapaciteit per
               definitie schaars is, zullen er altijd keuzes moeten worden gemaakt over de inzet
               van deze capaciteit. Binnen deze keuzes en afwegingen die dagelijks rond de opsporing
               en vervolging van mensenhandel worden gemaakt speelt mee dat de opsporingsdiensten
               op basis van het doorlaatverbod uit artikel 126ff Wetboek van Strafvordering het delict
               mensenhandel, wanneer zij wetenschap hebben van het plaatsgevonden delict, deze situatie
               niet mogen laten voortduren. Hierdoor zal er eerder capaciteit worden ingezet op het
               beëindigen van de situatie.
            
In alle onderzoeken naar seksuele uitbuiting bekijken het OM en de politie altijd
               of er voldoende aanknopingspunten zijn voor de opsporing van klanten. Aan de hand
               daarvan zal de afweging worden gemaakt om wel of niet over te gaan tot het opsporen
               van klanten. Er is geen besluit dat er sowieso geen capaciteit wordt ingezet voor
               de opsporing van klanten van mensenhandel. De afweging is in specifieke gevallen aan
               het OM, ik kan niet in dit besluit treden.
            
Vraag 3
            
Kunt u aangeven of het tevens landelijk beleid is van het OM om opsporingscapaciteit
               niet langer in te zetten voor deze klanten? Bent u het eens met de analyse dat deze
               keuze van het OM onwenselijk, maar begrijpelijk is gezien de lage straffen die sinds
               de Valkenburgse zedenzaak worden opgelegd aan klanten die seks kopen van minderjarigen,
               namelijk doorgaans één dag cel en een taakstraf, zoals ook is gebleken uit het Centrum
               tegen Kinderhandel en Mensenhandel (CKM)-onderzoek «Op de koop toe»? Wanneer kan de
               Kamer de kabinetsreactie op dit rapport verwachten?
            
Antwoord 3
            
Klanten die willens en wetens seks kopen van minderjarigen moeten worden aangepakt.
               Zoals ook vermeld in de beantwoording van vragen 2 en 4, is het geen landelijk beleid
               van het OM om opsporingscapaciteit niet in te zetten voor de opsporing van klanten
               van slachtoffers van mensenhandel. Ik verwijs hiervoor ook naar het antwoord op vraag
               4, waar is aangegeven dat, indien het OM een opsporingsonderzoek naar seksuele uitbuiting
               start, ook wordt geïnvesteerd in het opsporen en vervolgen van klanten. Dit is landelijk
               beleid en is ongewijzigd. Over de aard en omvang van dergelijke opsporingsonderzoeken
               heeft de politie altijd overleg met de officier van justitie, waarbij in iedere zaak
               verschillende belangen worden afgewogen. Hierbij kan het bijvoorbeeld gaan over het
               al dan niet beschikbaar zijn van voldoende opsporingsinformatie.
            
De lagere straffen waar in het CKM-rapport naar wordt verwezen hebben betrekking op
               het verschil tussen de door het OM geëiste straf en de door de rechter opgelegde straffen.
               Deze vallen volgens het onderzoek lager uit dan door het OM geëist. Dit wordt met
               name gezien bij seksueel misbruik van minderjarigen. In deze categorie zitten grote
               verschillen tussen de strafzaken wat betreft onder meer het delict zelf, de geëiste
               strafmaat, aard van de seksuele handelingen, eventuele recidive en het leeftijdsverschil
               tussen slachtoffer en dader. Naast deze verschillen die bij kunnen dragen aan de lagere
               straffen die worden geëist, kan strafoplegging ook verschillende doeleinden dienen.
               Het leveren van maatwerk en het daarmee in sommige gevallen afwijken van de strafeis
               van het OM, is noodzakelijk om recht te doen aan alle omstandigheden van het geval
               en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
            
Uw Kamer zal voor het kerstreces een beleidsreactie van het CKM-rapport «Op de koop
               toe» ontvangen.
            
Vraag 4
            
In hoeverre verwacht u dat de verhoging van de maximale strafbedreiging voor deze
               klanten, die met de Wet seksuele misdrijven per 1 juli van dit jaar is ingegaan, bijdraagt
               aan een hogere strafmaat? Deelt u tevens de mening dat deze wetwijziging onvoldoende
               effect zal sorteren wanneer de opsporingscapaciteit niet op orde is?
            
Antwoord 4
            
Of de wettelijke verhoging van de maximale strafbedreiging voor klanten die betaalde
               seks hebben met kinderen in individuele strafzaken zal leiden tot een hogere strafeis
               en strafoplegging, zal uit de praktijk moeten blijken. Het OM is bij het bepalen van
               de strafeis in dit soort zaken gebonden aan de Richtlijn voor strafvordering seksueel
               misbruik van minderjarigen.2 In de richtlijn is bij de strafmaten aansluiting gezocht bij de door de wetgever
               doorgevoerde verhogingen van de wettelijke maximale straffen. De wettelijke maximale
               straf voor verkrachting van kinderen beneden de 12 jaar is bijvoorbeeld verhoogd van
               12 naar 15 jaar. Mede gelet op die verhoging bevat de richtlijn sinds de invoering
               van de Wet seksuele misdrijven een hogere strafmaat voor verkrachting van kinderen
               beneden de 12 jaar.
            
De rechtbanken hebben als uitgangspunt voor de straftoemeting de oriëntatiepunten
               van het Landelijk Overleg van de Voorzitters van de Strafsectoren (LOVS).3 In de LOVS oriëntatiepunten is de strafmaat voor klanten die betaalde seks hebben
               met kinderen van 16 tot 18 jaar ongewijzigd gebleven. Voor betaalde seks met kinderen
               van 12 tot 16 jaar en beneden de 12 jaar is geen oriëntatiepunt opgenomen. Bij het
               bepalen van de strafmaat spelen ook andere factoren dan de strafmaxima een rol, zoals
               de omstandigheden waaronder het feit wordt gepleegd en de persoon van de verdachte.
            
Ik heb op dit moment geen aanleiding om te veronderstellen dat de wetswijziging onvoldoende
               effect zal sorteren vanwege gebrek aan capaciteit bij het OM. Er worden al langere
               tijd inspanningen verricht om de aanpak van zedenzaken én de capaciteit van de strafrechtketen,
               waaronder van het OM, te versterken. Het OM is in 2022 gestart met het in drie jaar
               laten instromen en opleiden van 250 officieren van justitie. Dit is bovenop de reguliere
               instroom van officieren van justitie. De officieren worden geworven als «allround»
               officier van justitie. Een deel hiervan zal naar verwachting worden ingezet voor de
               aanpak van seksuele delicten. Hoeveel officieren van justitie op de aanpak van seksuele
               delicten worden ingezet wordt deels bepaald door de parketten zelf. Dit is afhankelijk
               van de instroom van zaken en kan fluctueren. In aanvulling hierop zijn aan het OM
               extra middelen ter beschikking gesteld voor de uitvoering van de Wet seksuele misdrijven.
               Het betreft een bedrag van ruim 1,5 miljoen euro structureel vanaf 2024.
            
Vraag 5
            
Bent u bereid in gesprek te treden met het OM en de politie om te bezien wat er nodig
               is voor effectief opsporingsbeleid van zowel mensenhandelaren als klanten? Bent u
               ook bereid om extra te investeren in capaciteit voor een dergelijk opsporingsbeleid
               bij het OM als de politie?
            
Antwoord 5
            
De afgelopen jaren is fors geïnvesteerd in de opsporing en vervolging van mensenhandel,
               onder andere aan de zijde van de politie en het OM (zie voor meer toelichting op de
               investeringen bij het OM het antwoord op vraag4. Zo zijn alle eerstelijns politiemedewerkers getraind op het herkennen van signalen
               van mensenhandel, zijn er naar aanleiding van de motie Segers/Asschers nieuwe medewerkers
               geworven ten behoeve van de versterking van de aanpak op mensenhandel en is mensenhandel
               wederom als landelijke beleidsdoelstelling voor de politie opgenomen in de Veiligheidsagenda.
               In de Veiligheidsagenda zijn zowel kwantitatieve als kwalitatieve afspraken gemaakt.
               Er wordt onder andere ingezet op de doorontwikkeling van de online opsporing en het
               vergroten van de eenheidsoverstijgende samenwerking. Over deze ontwikkelingen is nauw
               contact tussen het departement, de politie en het OM.
            
De politie en het OM hebben mijn departement bericht dat de sterkte voor de aanpak
               en de opsporing van mensenhandel voldoende op orde is. Omdat politiecapaciteit per
               definitie schaars is, is het van belang ook in te zetten op alternatieve interventies
               en andere aspecten binnen de aanpak van mensenhandel. Zo dragen de acties uit het
               Actieplan programma Samen tegen Mensenhandel, zoals de acties rond het verbeteren
               van de meldingsbereidheid en het delen van gegevens, bij aan het beter in zicht krijgen
               van slachtoffers en daders mensenhandel. Dit dient ook de opsporing en vervolging
               van mensenhandel ten goede te komen.
            
Vraag 6
            
Is het de ambitie van dit kabinet om ervoor zorg te dragen dat klanten die seks kopen
               van minderjarigen niet langer de dans ontspringen? Bent u van mening dat de kabinetsaanpak
               Samen tegen Mensenhandel bijdraagt aan deze ambitie?
            
Antwoord 6
            
Het seksueel uitbuiten van minderjarigen is verwerpelijk. Het is in het belang van
               slachtoffers om te voorkomen dat klanten zich schuldig maken aan dit misdrijf. Klanten
               die zich hier willens en wetens schuldig aan maken dienen hard te worden aangepakt.
               Het voorkomen van dit misdrijf en het aanpakken van de groep klanten die zich hier
               schuldig aan maakt, heeft zeker mijn aandacht. Er zijn voldoende beleidsmatige en
               strafrechtelijke instrumenten voor de aanpak.
            
Het is sinds 1 januari 2022 mogelijk om klanten te vervolgen op basis van artikel 273g
               Wetboek van Strafrecht (Sr), voor het afnemen van een seksuele dienst van een sekswerker
               van wie ze weten of ernstige reden hebben om te vermoeden dat er sprake is van dwang,
               uitbuiting of mensenhandel. Dit artikel is ter aanvulling op het artikel 248b Sr.
               Op grond van dit artikel kunnen klanten die seksuele diensten van een minderjarige
               afnemen strafbaar worden gesteld. Sinds 1 januari 2022 zijn op grond van artikel 273f
               Sr 4 verdachten ingeschreven bij het OM voor vervolging, daarvan zijn er inmiddels
               3 vervolgd. Voor 248b Sr geldt dat er sinds 1 januari 2022 31 verdachten bij het OM
               zijn ingeschreven voor vervolging, waarvan er 22 zijn vervolgd.
            
Het versterkte Actieplan programma Samen tegen mensenhandel, dat met uw Kamer is gedeeld
               op 17 juni jl., draagt bij aan de ambitie van het kabinet om de specifieke groep klanten
               van slachtoffers van seksuele uitbuiting aan te pakken. In het Actieplan, dat tot
               stand is gekomen met het brede werkveld, wordt onder Actielijn 1 ingezet op het creëren
               van brede bewustwording. Een aantal van deze acties is gericht op de aanpak van klanten.
               Een belangrijk onderdeel hiervan is het opzetten van een Mensenhandel Fieldlab Klanten.
               In dit Fieldlab worden professionals in multidisciplinaire teams getraind en gecoacht
               om tot nieuwe interventies te komen ten behoeve van een verbeterde aanpak van klanten.
               Ook zullen, eveneens onder Actielijn 1, de politie en het OM jaarlijks minimaal één
               landelijke actiedag organiseren in het kader van de aanpak van klanten, waarbij preventief
               gehandeld kan worden door klanten te waarschuwen dat ze strafbaar zijn. Indien de
               actiedag voldoende opsporingsindicaties oplevert, kan worden ingezet op strafrechtelijke
               vervolging. Inmiddels heeft al een eerste actiedag plaatsgevonden. Een andere actie
               uit het Actieplan is dat het OM bij het vervolgen van klanten van minderjarige seksuele
               diensten of seksuele uitbuiting vaker in de media zal uitleggen waarom een klant-dader
               wordt vervolgd om naast bewustwording ook een afschrikkende werking hiervan te laten
               uitgaan.
            
Vraag 7
            
Klopt het dat veel klanten die betaalde seks hebben met minderjarigen via legale seksadvertentiewebsites
               in contact zijn gekomen met deze minderjarige slachtoffers zoals eerder ook is aangekaart
               door de OM fieldlab Tulpafslag? Bent u bereid om, in lijn met de aangenomen motie
               Ceder/Six Dijkstra (Kamerstuk 36 531, nr. 20) over online leeftijdsverificatie wettelijk te borgen voor gok en pornowebsites,
               ook zorg te dragen voor een wettelijke borging van leeftijdsverificatie van seksadvertentiesplaforms?
               Zo nee, waarom niet?
            
Antwoord 7
            
Het klopt dat uit het Fieldlab Tulpafslag de conclusie kan worden getrokken dat er
               klanten in contact zijn gekomen met minderjarigen via legale seksadvertentiewebsites.
               Sekswerk is een legaal beroep in Nederland. De seksadvertentiewebsites voorzien in
               de mogelijkheid voor sekswerkers om hun diensten aan te bieden. Het is verontrustend
               dat een groep klanten misbruik maakt van deze advertentieplatforms en bewust zoekt
               naar minderjarigen die zich aanbieden voor seks tegen betaling. Daarom zal mijn ministerie,
               zoals toegezegd in de beantwoording op de Kamervragen van de leden Boomsma en Bikker,
               in gesprek gaan met zowel de betrokken partijen bij het Fieldlab Tulpafslag als de
               advertentieplatforms zelf om te bezien hoe het aanbieden van minderjarige slachtoffers
               kan worden tegengegaan.
            
Leeftijdsverificatie dient op een veilige en privacy vriendelijke manier vorm te krijgen.
               Hiervoor dienen eerst duidelijke breed gedragen Europese kaders te worden opgesteld.
               Op dit moment werkt de Europese Commissie samen met lidstaten, waaronder Nederland,
               en de AVG- en DSA-toezichthouders aan een kader dat kan helpen technische tools te
               ontwikkelen waarmee leeftijdsverificatie kan plaatsvinden binnen de Europese wettelijke
               kaders. Het kabinet houdt deze ontwikkelingen en de ontwikkelingen in andere landen
               in de gaten.
            
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
D.M. van Weel, minister van Justitie en Veiligheid 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.