Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Gabriëls over stankoverlast door een kunstmestbedrijf in Amsterdam
Vragen van het lid Gabriëls (GroenLinks-PvdA) aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over stankoverlast door een kunstmestbedrijf in Amsterdam (ingezonden 3 oktober 2024).
Antwoord van Staatssecretaris Jansen (Infrastructuur en Waterstaat) (ontvangen 28 november
2024). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 348.
Vraag 1
Bent u bekend met de berichten «Last van stank in Amsterdam: «Dit kan niet goed zijn»»1 en «Raad wil onderzoek: welke «troep» stoot kunstmestbedrijf ICL Fertilizers in Amsterdamse
haven uit?»2
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Bent u bekend met het bericht «Bouw 9600 woningen in Noord van de baan: Amsterdam
reageert woedend op besluit Rijk en provincie»3?
Antwoord 2
Ja.
Vraag 3
In welke mate bent u betrokken bij dit dossier? Deelt u de mening dat de signalen
uit de omgeving van ICL Fertilizers zorgwekkend zijn? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
Ik ben niet direct betrokken bij deze dossiers. Deze worden behandeld door het bevoegd
gezag, en dat is in dit geval de Provincie Noord-Holland. Dit gebeurt in nauw overleg
met de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied, de Gemeente Amsterdam en de GGD Amsterdam.
Ik vind dat zorgen van omwonenden van industrie over de effecten van vervuiling en
(geur-) hinder van industrie voor hun gezondheid serieus moeten worden genomen. Gezondheidsschade
door emissies van de industrie moet zo veel mogelijk voorkomen worden. Bedrijven zijn
zelf verantwoordelijk om zich te houden aan normen. Een bedrijf als ICL Fertilizers
heeft ook de verantwoordelijkheid om alles te doen om uitstoot en overlast tot een
minimum te beperken, wil het met draagvlak blijven opereren in een dichtbevolkte omgeving.
Het bevoegd gezag ziet hierop toe door middel van vergunningverlening, toezicht en
handhaving.
Vraag 4
Speelt deze problematiek ook bij de andere kunstmestfabrieken in Nederland en maakt
u hier proactief beleid op om de omgeving beter te beschermen?
Antwoord 4
Ik heb geen signalen dat vergelijkbare problemen ook spelen bij andere kunstmestfabrieken
in Nederland. Kunstmestfabrieken moeten voldoen aan wettelijke normen, waaronder de
normen voor emissies naar de lucht. Deze liggen vast in Europese en nationale wet-
en regelgeving. Het bevoegd gezag is verantwoordelijk voor de vergunningverlening,
het toezicht en de handhaving hierop. Bij de productie van kunstmest kan geurhinder
optreden. Voor geur geldt dat het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat verantwoordelijk
is voor het wettelijk kader, maar de afweging vindt lokaal plaats. Het is aan de bevoegde
gezagen om te zorgen voor een aanvaardbaar hinderniveau voor omwonenden. Met maatwerkvoorschriften
in de vergunning kan het bevoegd gezag ook aanvullende eisen stellen aan het beperken
van geuremissies door een installatie.
Vraag 5
Bent u bekend met de nieuwe strategieën in de U&H Nota en de Startnotitie Gezonde
Leefomgeving van de Provincie Noord-Holland?4 Bent u voornemens om deze ambities van de provincie die gericht zijn op het verbeteren
van het stelsel van vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH-stelsel) en de
reductie van de negatieve gezondheidseffecten voor omwonenden van industriële gebieden
te ondersteunen?
Antwoord 5
Ja, ik ben bekend met de genoemde documenten. Ik ondersteun van harte de ambities
van de provincie Noord-Holland die gericht zijn op de reductie van de negatieve gezondheidseffecten
voor bewoners van industriële gebieden. Ook ben ik blij met het verbeteren van het
stelsel van vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH). Ik vind het een goede
zaak dat de provincie met deze startnotitie gezondheid een bepalende plek geeft in
afwegingen over de (fysieke) leefomgeving. Het is daarmee niet meer vanzelfsprekend
om beschikbare milieuruimte automatisch op te vullen, maar logischer om de kwaliteit
van de leefomgeving verder te verbeteren.
Als het gaat om de versterking van het VTH-stelsel ga ik ervan uit dat de provincie
Noord-Holland krachtig aan de slag gaat met de producten die door het interbestuurlijk
programma versterking VTH-stelsel (IBP VTH) zijn opgeleverd. Deze producten zijn een
resultaat van een intensieve samenwerking tussen alle partijen in het VTH-stelsel.
Het gaat dan bijvoorbeeld om de robuustheidscriteria voor de omgevingsdiensten, een
nieuwe set kwaliteitscriteria, een modelmandaat, een financieringssystematiek en een
kennisinfrastructuur. Nu het interbestuurlijk programma op 30 september 2024 is afgerond,
is het aan partijen om met elkaar deze producten te implementeren en te borgen.
Vraag 6
Wat vindt u ervan dat er op dit moment een norm uit 2003 voor geur wordt gebruikt,
omdat de Nederlandse Voornorm (NVN) Geurkwaliteit van 2019 is ingetrokken wegens onbetrouwbaarheid?
Wanneer gaat u zorgen voor een actuele en betrouwbare methode om industriële geuren
te reguleren en omwonenden beter te beschermen?5
Antwoord 6
Het bericht waarop deze vraag is gebaseerd, is niet helemaal juist. Er is op dit moment
wel een norm om geurconcentratie te meten. Er is op dit moment alleen geen standaardmethode
(«meetnorm») om de hedonische waarde van geur, oftewel de manier waarop de geur wordt
beleefd, te meten. Die waarde kan gebruikt worden in combinatie met de geurconcentratie
om te bepalen wat het aanvaardbaar hinderniveau is.
Het geurbeleid van veel provincies is opgesteld op basis van deze hedonische weging.
De norm die hiervoor werd gebruikt is ingetrokken omdat uit onderzoek blijkt dat deze
onvoldoende betrouwbaar is. Door het intrekken van de geurnorm voor deze hedonische
waarde, moet het bevoegd gezag nu zelf per geval een weegfactor bepalen.
Op dit moment wordt er op initiatief van omgevingsdiensten door diverse partijen samengewerkt
aan een nationaal beoordelingskader geur. Het idee is om per industriële of agrarische
activiteit die geur veroorzaakt een hedonische weegfactor vast te stellen. Dit kader
kunnen bevoegde gezagen gebruiken bij het maken van hun beleid. Dan hoeft niet elk
bevoegd zelf een hedonische weegfactor per activiteit te bepalen. Het Ministerie van
Infrastructuur en Waterstaat levert een (financiële) bijdrage aan dit initiatief.
Vraag 7
Bent u zich bewust van de beperkingen van EU-regelgeving en het feit dat omwonenden
van industriële gebieden worden blootgesteld aan stoffen zonder normen, die ook niet
in het elektronisch Milieujaarverslag (e-JMV) geregistreerd worden? Wat gaat u hieraan
doen?
Antwoord 7
Ik ben mij ervan bewust dat er (nog) geen alomvattende EU-regelgeving op het gebied
van emissies is. Daarom is er nog steeds ook nationale regelgeving nodig op dit gebied.
Wel hebben we binnen de EU de Europese Strategie voor Duurzame Chemicaliën en de Zero
Pollution Ambition (met Actieplan). Deze vormen mede de basis voor het Impulsprogramma
Chemische Stoffen (2023–2026). Het doel van dat programma is om knelpunten in het
beleid en de uitvoering ervan voor gevaarlijke chemische stoffen aan te pakken. Hiermee
wordt het werken aan een gezonde, schone leefomgeving verder versterkt.
Primair is het de verantwoordelijkheid van een bedrijf om de eigen emissies te beperken
door onder meer passende preventieve maatregelen. Daar waar nodig kan het bevoegde
gezag voorschriften opnemen in de vergunning van een inrichting, zoals het opleggen
van normen of een rapportageplicht. Binnen het Impulsprogramma Chemische Stoffen wordt
daarbij ook gewerkt aan de noodzakelijke versterking van de uitvoering en aan het
oplossen van kennishiaten.
Vraag 8
Weet u dat de EU-Richtlijn Industriële Emissies (RIE) voor «beste beschikbare technieken»
verwijst naar een BBT-lijst uit 2007? Wanneer wordt deze geactualiseerd? Dringt u
daar actief op aan?
Antwoord 8
De vergunningverlening voor het genoemde bedrijf wordt uitgevoerd op basis van de
Best Available Techniques Reference Document (BREF) voor «Large Volume Inorganic Chemicals
– Ammonia, Acids and Fertilisers» (LVIC-AAF). Het klopt dat dit Europees afgestemde
document dateert uit 2007. De EU streeft ernaar om elk BREF-document binnen 8 jaar
te herzien. Nederland deelt dit streven en spreekt de Commissie hierop aan. Dit staat
ook in de onlangs herziene Richtlijn Industriële Emissies (RIE). Daarnaast staat in
de herziene RIE dat het herzieningsproces van de BREF niet langer mag duren dan vier
jaar.
In 2022 is de EU gestart met het herzien van de BREF «Large Volume Inorganic Chemicals».
Met deze herziening wordt ook de BREF LVIC-AAF, waar de productie van kunstmest onder
valt, vervangen. Er zijn nog geen conceptdocumenten beschikbaar, wel is Nederland
actief betrokken bij de totstandkoming van dit te actualiseren document. Informatie
over de voortgang is te vinden op de website van EUBRITE6.
Overigens kan het bevoegd gezag indien nodig ook zelf vaststellen wat de BBT is. Op
grond van het Schone Lucht Akkoord en beleid van de provincie kan ook strenger vergund
worden dan de BBT die is vastgelegd in de BREF’s. Dit is echter complex en legt een
groot beslag op tijd en capaciteit. Per casus moet dan een proportionele afweging
gemaakt worden tussen de te behalen milieu en gezondheidswinst enerzijds, en de technische
en financiële haalbaarheid van maatregelen anderzijds. Regelmatige en snelle herziening
van BREF’s heeft daarom de voorkeur.
Vraag 9
Wanneer verwacht u meer duidelijkheid over de daadwerkelijke gezondheidsschade in
de omgeving van ICL Fertilizers? Heeft u contact met de gemeente Amsterdam en de provincie
Noord-Holland hierover? Hoeveel gezondheidsschade bij omwonenden vindt u acceptabel,
als het gaat om bedrijven zoals ICL Fertilizers in het westelijk Havengebied?
Antwoord 9
De daadwerkelijke gezondheidsschade van een enkel bedrijf in een geïndustrialiseerde
en dichtbevolkte omgeving is moeilijk te bepalen. Er zijn immers vele bronnen van
vervuiling en vormen van overlast in een dergelijk gebied. Dat geldt zeker ook rond
het IJ in Amsterdam. Het is vooral zaak dat het bedrijf wat betreft uitstoot en overlast
voldoet aan de geldende normen en in het bezit is van een actuele vergunning.
Uit contact met de Provincie Noord-Holland, de gemeente Amsterdam en de GGD Amsterdam
blijkt dat er hard aan gewerkt wordt om hierop te handhaven. Er is een last onder
dwangsom opgelegd in mei 2024 vanwege overschrijdingen van de emissienormen voor zoutzuur.
Naar aanleiding daarvan worden op dit moment extra metingen gedaan, boven op de metingen
die het bedrijf verplicht zelf moet laten uitvoeren. Ook wordt op dit moment gewerkt
aan een actualisatie van de vergunning. De betrokken overheidsorganisaties coördineren
het contact met omwonenden en willen ook graag duidelijkheid bieden over de processtappen
die worden doorlopen.
Gezondheidsschade door emissies van de industrie moet zo veel mogelijk voorkomen worden.
Normen helpen hierbij, maar een bedrijf als ICL Fertilizers heeft ook zelf een verantwoordelijkheid
om alles te doen om uitstoot en overlast tot een minimum te beperken, wil het met
draagvlak blijven opereren in een dichtbevolkte omgeving.
Vraag 10
Bent u zich bewust van de mentale stress, het verhoogde risico op ziekten, hogere
ziektekosten, verminderde arbeidsproductiviteit en de beperking van woongenot door
luchtvervuiling in het algemeen? Hoe gaat u deze impact structureel meenemen in beleid?
Antwoord 10
De negatieve effecten van luchtkwaliteit op de gezondheid en het algemeen welbevinden
van mensen is bekend. Ik zet mij samen met bevoegde gezagen daarom volop in om luchtvervuiling
en hinder terug te dringen, bijvoorbeeld door middel van het uitvoeren van het Schone
Lucht Akkoord met als doel 50% gezondheidswinst in 2030. Samen met de implementatie
van EU-regelgeving zoals de EU Richtlijn Industriële Emissies en de EU Luchtkwaliteitsrichtlijn
en beleid rond chemische stoffen, waaronder ZZS, leidt dit tot verbetering van de
luchtkwaliteit. Specifiek voor het verbeteren van de gezondheid van omwonenden van
de industrie wordt de Actieagenda Industrie en Omwonenden uitgevoerd.
Vraag 11
Bent u van plan gezondheidseffectrapportages (GER's) ook in te zetten bij bestaande
situaties waar twijfel bestaat over de werkelijke gezondheidsimpact, zoals bijvoorbeeld
in Tuindorp Oostzaan en de NDSM in Amsterdam-Noord? Hoe zorgt u dat maatschappelijke
kosten, zoals verhoogde ziektekosten en verminderde productiviteit, structureel worden
meegenomen in dergelijke analyses?
Antwoord 11
Ik vind het belangrijk dat gezondheid volwaardig wordt meegewogen in vergunningverlening
en bij het ontwikkelen van beleid. In het kader van de actieagenda Industrie en Omwonenden
wordt onderzocht hoe dit kan gebeuren. De inzet van een instrument als de GER wordt
hierbij ook meegenomen, in lijn met de hierover aangenomen motie van het lid Gabriëls7.
De methodiek voor de gezondheidseffectrapportage (GER) die wordt uitgevoerd bij Tata
Steel wordt momenteel ontwikkeld door het RIVM. Ik wil voordat de methode ontwikkeld
is nog niet vooruitlopen op de brede toepassing daarvan. Verder wordt in het kader
van de Actieagenda ook een methode voor het meewegen van gezondheidskosten in vergunningverlening
onderzocht.
Vraag 12
Waarom hebben niet alle stadswijken nabij zware industrie RIVM-meetstations, terwijl
bewoners daar worden blootgesteld aan zowel stedelijke verkeersvervuiling als uitstoot
van chemische industrie? Waarom wordt in zulke gebieden niet beter en vaker gemeten?
Hoe kunnen berekeningsmodellen beter worden getoetst aan de realiteit waarbij de cumulatie
van stoffen leidt tot grotere gezondheidsrisico’s?
Antwoord: Inzicht in emissies van verschillende bronnen, waaronder het wegverkeer
en de industrie is belangrijk. Dat geldt ook voor de impact die deze emissies hebben
op de luchtkwaliteit. De meetstations van het RIVM vormen in combinatie met de regionale
meetnetten van de GGD Amsterdam en DCMR in de Rijnmond het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit.
Met de gegevens uit dit meetnet kunnen we, in combinatie met modellering, de luchtkwaliteit
in Nederland monitoren en rapporteren conform de vereisten die volgen uit de EU-richtlijn
Luchtkwaliteit. De rapportagegegevens zijn openbaar en geven een goed totaalbeeld
van de verspreiding in ruimte en tijd van de belangrijkste luchtvervuilende stoffen,
afkomstig van alle bronnen. De kwaliteit van de berekeningsmodellen is goed. Modeluitkomsten
worden gekalibreerd op basis van beschikbare metingen en houden rekening met cumulatie.
Bevoegde gezagen kunnen altijd extra meetverplichtingen opleggen aan bedrijven als
zij daar aanleiding toe zien. Zo vinden er op last van de Provincie Noord-Holland
nu ook meer emissiemetingen aan de schoorsteen plaats bij ICL Fertilizers.
In het algemeen geldt dat (meer) metingen kostbaar zijn, en niet altijd meer informatie
opleveren. In het kader van de Actieagenda Industrie en Omwonenden wordt onderzocht
of het mogelijk is om cumulatieve gezondheidseffecten van industriële emissies kwalitatief
en kwantitatief te beschouwen en wat de voor- en nadelen van een dergelijke aanpak
zijn. Naar verwachting zullen de uitkomsten van dit onderzoek het derde kwartaal van
2025 bekend zijn.
Vraag 13
Wat gaat u doen om piekmomenten van vervuiling, zoals die regelmatig door omwonenden
worden ervaren, beter te monitoren en beperken? Hoe wordt informatie hierover toegankelijk
gemaakt voor bewoners?
Antwoord 13
In het kader van de Actieagenda Industrie en Omwonenden zal worden onderzocht welke
verbetermogelijkheden er zijn voor het meten en monitoren van industriële emissies
en hoe omwonenden hierbij betrokken kunnen worden. Daaronder vallen nadrukkelijk ook
piekemissies. Ook wordt onderzocht welke karakteristieke piekemissies voorkomen in
de industrie en via welke maatregelen deze piekemissies het beste kunnen worden voorkomen.
Vraag 14
Hoe kijkt u naar de tegenstrijdige adviezen om enerzijds ’s nachts ramen te openen
vanwege hitteproblematiek en anderzijds in vervuilde gebieden de ramen dicht te houden
vanwege luchtvervuiling? Hoe gaat u zulke tegenstrijdige adviezen aanpakken om de
gezondheid en leefbaarheid voor bewoners te waarborgen?
Antwoord 14
Over het algemeen is het vaak beter om een woning te ventileren. De luchtkwaliteit
buiten is namelijk bijna altijd beter dan de luchtkwaliteit binnenshuis8. Op sommige momenten, wanneer er sprake is van zeer hoge concentraties van luchtvervuiling
(zoals van fijnstof tijdens Oud en Nieuw) is het advies om juist níét te ventileren.
Bewoners kunnen altijd bij de GGD terecht voor advies of met specifieke vragen.
Ik begrijp dat het soms minder wenselijk is om te ventileren of te luchten omdat mensen
overlast door geur, lawaai of iets anders ervaren. Deze dilemma’s laten zien dat het
altijd beter is om emissies en hinder aan de bron aan te pakken. Hier is het beleid
ook op gericht.
Vraag 15
Hoe gaat u een plan van aanpak ontwikkelen voor dit soort complexe industriegebieden
van vergelijkbare omvang als Tata Steel Nederland? Denkt u ook voor andere industriegebieden
aan een vergelijkbaar traject met een expertgroep?
Antwoord 15
Het kabinet vindt het van belang dat de impact van industrie op de gezondheid van
omwonenden wordt verlaagd. Daarom wordt op dit moment gewerkt aan de uitvoering van
de Actieagenda Industrie en Omwonenden. Daarnaast vindt op een aantal plekken in Nederland
onderzoeken plaats, waarin de impact van de industrie op omwonenden wordt onderzocht.
Dit is eerder al gedaan rond Tata Steel. Daarnaast vinden op dit moment verkenningen
plaats rond Chemours in Dordrecht en rond Chemelot in Zuid-Limburg. Op basis van deze
onderzoeken komt het RIVM ook tot een methodiek voor dit soort onderzoeken die ook
in andere gebieden kan worden toegepast.
Vraag 16
Deelt u de mening dat omwonenden beter geïnformeerd moeten worden over de risico's
van industriële uitstoot die zij dagelijks inademen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt
u vanuit het voorzorgsbeginsel omwonenden actief waarschuwen en adviseren hoe zij
zich kunnen beschermen?
Antwoord 16
Er zijn verbeteringen mogelijk ten aanzien van het informeren van omwonenden over
de emissies van de industrie. Daarom is in de actieagenda Industrie en Omwonenden
opgenomen te onderzoeken hoe burgers en het bevoegd gezag kunnen beschikken over meer
en betere informatie. Het bevoegd gezag dient in het kader van de Omgevingswet op
grond van de wet onverwijld op de hoogte gesteld te worden van onvoorziene voorvallen
bij bedrijven. Het actief waarschuwen van omwonenden bij ernstige incidenten is een
taak van het bevoegd gezag in het kader van de rampenbestrijding en crisisbeheersing.
De coördinatie hiervan rust bij de veiligheidsregio’s.
Vraag 17
Welke vervolgstappen kunnen van u worden verwacht voor de lange termijn en welke maatregelen
gaat u op korte termijn al nemen om luchtvervuiling in woonwijken te verminderen?
Hoe wordt de inbreng van bewoners betrokken bij actieplannen rond luchtkwaliteit?
Antwoord 17
Met het Schone Lucht Akkoord zet het Rijk samen met decentrale overheden in om de
luchtvervuiling in Nederland aan te pakken, met als doel 50% gezondheidswinst in 2030.
Dankzij die aanpak zullen mensen in Nederland langer en langer gezond leven. Een maatregel
uit het Schone Lucht Akkoord is het opstellen van een aanpak voor zogenoemde hoogblootgestelde
gebieden (plekken met uitzonderlijke hoge concentraties van luchtvervuiling). Deze
aanpak is erop gericht om het Rijk, provincies en gemeenten meer houvast bieden voor
de om gerichter maatregelen te treffen voor gezonde luchtkwaliteit in zwaarder belaste
gebieden, zoals dichtbevolkte omgevingen.
Dit najaar is de herziene EU-richtlijn luchtkwaliteit vastgesteld. Met deze herziene
richtlijn moet in elke EU-lidstaat vanaf 2030 aan strengere normen worden voldaan.
Hiervoor moet Nederland emissies verminderen, maar ook onze buurlanden. In de komende
maanden zal ik mij in het kader van de implementatie van de richtlijn beraden op de
stappen die nodig zijn om in Nederland de normen te halen. Hierbij zal ik ook aandacht
hebben voor een goede betrokkenheid van bevoegde gezagen en voldoende mogelijkheden
voor inspraak van bewoners op plannen van overheden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.A. Jansen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.