Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag schriftelijk overleg over o.a. de Geannoteerde Agenda van de formele Telecomraad 6 december 2024 (Kamerstuk 21501-33-1096)
2024D46427 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Digitale Zaken hebben enkele fracties de behoefte om
enkele vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Economische Zaken
en de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de brieven
d.d. 20 november 2024 «Geannoteerde Agenda van de formele Telecomraad 6 december 2024»
(Kamerstuk 21 501-33,nr. 1096), d.d. 11 juni 2024 «Verslag formele Telecomraad 21 mei 2024 en beantwoording resterende
vragen schriftelijk overleg» (Kamerstuk 21 501-33, nr. 1069), en d.d. 17 mei 2024 «Antwoorden op vragen commissie over o.a. de Geannoteerde agenda
formele Telecomraad 21 mei 2024» (Kamerstuk 21 501-33, nr. 1069).
De voorzitter van de commissie,
Palmen
Adjunct-griffier van de commissie,
Muller
Inhoudsopgave
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de GL-PvdA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
II Antwoord/reactie van de bewindspersoon
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de stukken op de agenda van het
schriftelijk overleg inzake Telecomraad (formeel) d.d. 6 december 2024. Naar aanleiding
hiervan hebben deze leden nog enkele vragen.
Zij hebben in het eerdere schriftelijk overleg van 14 mei 2024 inzake de Telecomraad
21 mei 2024 aandacht gevraagd voor het onderdeel «Toegang tot netwerken voor concurrenten»,
wat voorkomt in de kabinetsappreciatie van het witboek «How to master Europese’s digital
infrastructure needs» (Kamerstuk 22 112, nr. 3924). In deze inbreng van het schriftelijk overleg werd ingegaan op de opmerking van
het kabinet dat het niet onwelwillend stond tegenover het afschaffen van bestaande
wetgeving die dominante telecomaanbieders of aanbieders met een aanmerkelijke marktmacht
verplicht om concurrenten toe te laten op hun netwerk. In het verslag van het schriftelijk
overleg (Kamerstuk 21 501-33) lezen deze leden duidelijk terug dat het kabinet de insteek had om de in het witboek
geschetste ideeën omtrent toegangsregulering op Europees niveau als aanvulling te
zien op de bestaande toegangsregulering op nationaal niveau en niet als vervanging
daarvan, met de onderbouwing dat de bestaande wetgeving die dominante telecomaanbieders
of aanbieders met een aanmerkelijke marktmacht verplicht om concurrenten toe te laten
op hun netwerk een belangrijke rol speelt om betaalbare en hoogwaardige dienstverlening
te waarborgen voor Europese consumenten, bedrijven en publieke instellingen. Dit heeft
met name betrekking op de vaste netwerken. In de brief van 20 november 2024 (Kamerstuk
21 505-33, nr. 1096), lezen deze leden dit, hetzij summier, terug in de opmerking dat een te eenzijdige
focus op het versterken van de positie van grote telecombedrijven juist ten koste
kan gaan van Europese innovatie en concurrentiekracht. Inmiddels staat vast dat de
eindgebruikersprijzen voor internet in Nederland bovengemiddeld hoog zijn. De tarieven
voor vast internet in Nederland liggen tot 54 procent hoger in vergelijking met het
Europese gemiddelde, blijkens een recent rapport van de Europese Commissie1. De leden van de PVV-fractie zouden gaarne van het kabinet vernemen op welke wijze
zij haar standpunt onder de aandacht gaat brengen en in hoeverre de rol van Nederland
doorslaggevend kan zijn. Kan geborgd worden dat Nederland als lidstaat op dit punt
autonoom kan blijven opereren en beslissen?
Voorts lezen deze leden in de dezelfde brief van 20 november 2024 (Kamerstuk 21 505-33, nr. 1096) over de constatering van het kabinet inzake de opmars van met name Chinese bedrijven
in de International Telecommunications Union (ITU), waarbij zij steeds vaker leidend
zijn voor de te gebruiken standaarden. Verwezen wordt daarbij naar de Internationale
Cyberstrategie (ICS) 2023–2028 (Kamerstuk 26 643, nr. 1036). Hierin wordt onder andere verwezen naar de «5G-toolbox» van de Europese Unie. In
hoeverre is deze inmiddels geïmplementeerd in Nederland en zijn er lidstaten die dit
nog niet geïmplementeerd hebben?
Vragen en opmerkingen van de leden van de GL-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de stukken voor de
formele Telecomraad van 6 december 2024.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn allereerst verheugd te lezen dat Nederland
zich actief inzet voor een Europese aanpak van verslavende ontwerptechnieken in onlinediensten
en producten. Deze leden zijn van zins om hier de komende periode blijvend aandacht
voor te vragen. Kan de bewindspersoon aangeven wanneer het verwacht dat het non-paper
over het belang van de bescherming van kinderrechten in de digitale wereld wordt gepubliceerd?
Zij lezen verder dat het kabinet de indruk heeft dat er geen sprake is van enig marktfalen
dat eventuele regulering van de pakketmarkt zou rechtvaardigen. Kan de bewindspersoon
aangeven waarom in Europees verband toch de noodzaak bestaat voor een onderzoek over
mogelijke regulering van de pakket- en bezorgmarkt? Kan de bewindspersoon aangeven
wanneer het Europese onderzoek wordt verwacht en, indien het onderzoek reeds is gepubliceerd,
aangeven of deze publicatie het standpunt van het kabinet heeft doen veranderen of
niet en wat de redenen daarvoor zijn?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat het Ministerie van Economische Zaken
dit jaar gesprekken is gestart met de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO)
om te verkennen of deze de rol van één loket voor de vergunningsprocedures van zeekabelconsortia
op zich kan nemen. Deze leden juichen een dergelijke stroomlijning van de procedure
van harte toe. Kunnen de bewindslieden aangeven wat de stand van zaken is ten aanzien
van deze gesprekken met de RVO? Zijn zij bereid om deze loketfunctie op zich te nemen?
Wat is de planning ten aanzien van het openen van dit loket?
Zij lezen ook dat de Europese Commissie overweegt om een «blendingfaciliteit» in te
richten waarbij private financiering gecombineerd kan worden met publieke financiering
voor de aanleg van zeekabels. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen verder
dat het vorige kabinet geen budget had gereserveerd voor nationale cofinanciering
van zeekabelprojecten. Kunnen de bewindslieden aangeven of dit kabinet wél budget
heeft gereserveerd? Wat is het standpunt van het kabinet ten aanzien van het belang
van zeekabels voor de nationale kenniseconomie? Wat is de mening van de bewindslieden
over het feit dat enkele (intercontinentale) zeekabels die Nederland rijk is over
enkele jaren «End of Life» zijn en vervangen dienen te worden? Maken de bewindslieden
zich zorgen over de mogelijke gevolgen voor onze kenniseconomie en de nationale soevereiniteit
als deze zeekabels niet tijdig vervangen worden? Vinden de bewindslieden dat de aanleg
van (intercontinentale) zeekabels volledig aan de markt overgelaten dient te worden?
Zijn de bewindslieden van mening dat er sprake is van marktfalen ten aanzien van onze
kenniseconomie en nationale soevereiniteit indien deze zeekabels niet door de markt
vervangen worden en, zo ja, op welke manier gaan de bewindslieden om met dit feit?
Deze leden lezen over de plannen van het IOEMA-consortium om een datakabel aan te
leggen waarmee het Verenigd Koninkrijk, Nederland, Duitsland, Denemarken en Noorwegen
met elkaar verbonden worden. Kunnen de bewindslieden aangeven wat de status is van
dit project? Is met zekerheid te zeggen dat deze zeekabel eveneens Nederland aandoet?
Kunnen de bewindslieden dezelfde vragen beantwoorden ten aanzien van de Far North
Fiber (FNF) kabel? Kunnen de bewindslieden aangeven wat volgens hen het belang is
van intercontinentale zeekabels en of er plannen zijn vanuit het kabinet om de aanleg
van deze intercontinentale zeekabels te stimuleren, los van de Zeekabelcoalitie en
het feit dat er gewerkt wordt aan één loket voor de vergunningsaanvraag?
Zij lezen dat het kabinet jaarlijks gesprekken voert met andere lidstaten over, onder
andere, hun inkoopbeleid en het waarborgen van digitale open strategische autonomie.
Kunnen de bewindslieden aangeven welke lidstaten andere keuzes maken dan Nederland,
bijvoorbeeld ten aanzien van het gebruik van de Europese (publieke) cloud providers
of het gebruik van open source software binnen de rijksoverheid? Wat zijn de bevindingen
van die lidstaten? Welke lessen trekken de bewindslieden uit dergelijke gesprekken
en zien zij mogelijkheden om in Nederland ook dergelijk beleid op te zetten ten aanzien
van strategische (digitale) autonomie?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn verheugd met de inspanningen van Nederland
voor de oprichting van een European Digital Infrastructure Consortium. Kunnen de bewindslieden
aangeven wat de status van dit project is? Zijn de bewindslieden van plan om zich
hiervoor te blijven inzetten?
Tevens zijn deze leden zeer verheugd te lezen dat het Ministerie van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties onderzoekt of de open-source-oplossingen die door andere
lidstaten worden ontwikkeld om hun afhankelijkheid te verminderen ook in Nederland
kunnen worden toegepast. Kan de bewindspersoon aangeven wat de eerste inzichten zijn?
Kan de bewindspersoon ook aangeven of er naast onderzoek naar open-source-oplossingen
die door andere lidstaten worden ontwikkeld ook plannen zijn om zelf dergelijke open-source-oplossingen
te ontwikkelen? Indien dat niet het geval is, wil de bewindspersoon zich hiervoor
inspannen? We kijken uit naar een uitgebreide motivatie voor deze vragen.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie onderschrijven de mening van het kabinet dat
een eenzijdige focus op het versterken van de positie van grote telecombedrijven ten
koste kan gaan van Europese innovatie en concurrentiekracht. Kan de bewindspersoon
aangeven op welke vlakken hij ruimte ziet om te werken aan de doelstellingen die in
het witboek genoemd zijn (sterkere concurrentiekracht, meer investeringen, meer innovatie)
zonder daar grootschalige consolidatie voor in te hoeven zetten? Welke mogelijkheden
ziet de bewindspersoon bijvoorbeeld voor het verplicht opengooien van netwerken voor
andere telecomleveranciers of voor het scheiden van netwerken en telecomleveranciers
(vergelijkbaar met de energiemarkt)?
Voorts zijn deze leden benieuwd naar de antwoorden van de bewindslieden op de volgende
vragen: Kunnen de bewindslieden meer informatie geven over de planning voor de cyberbeveiligingsregels
voor 5G (5GEU)? Welke lidstaten hebben de 5G-toolbox van de EU nog niet geïmplementeerd?
Wat is de stand van zaken ten aanzien van de implementatie van de 5G-toolbox in Nederland?
Voorts zijn zij benieuwd naar het volgende: kan de bewindspersoon aangeven wanneer
de Europese Commissie het voorstel voor de herziening van de Cyber Security Act (CSA)
zal uitbrengen? Kan de Minister meer informatie geven over de planning voor de cyberbeveiligingsregels
voor clouddiensten (European Cybersecurity Certification Scheme for Cloud Services,
EUCS) die het agentschap van de Europese Unie voor cyberbeveiliging (ENISA) zal uitbrengen?
Kan de Minister meer informatie geven over de inhoud van de EUCS?
De leden van voornoemde fractie bedanken de bewindslieden en de betrokken ambtenaren
voor de beantwoording.
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie danken de bewindspersoon voor onderhavige stukken en brieven
en hebben op dit moment geen verdere vragen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde
agenda en hebben een aantal vragen.
Deze leden willen graag weten hoe het kabinet waarborgt dat de implementatie van EU-wetgeving,
zoals het «Digital Rulebook», aansluit bij nationale belangen zonder extra regeldruk
voor bedrijven te veroorzaken, met name voor het midden- en kleinbedrijf (mkb).
Deze leden vragen welke concrete stappen Nederland zet om de synergie tussen de digitale
en de duurzame transitie te bevorderen.
Zij vragen hoe Nederland waarborgt dat de Europese standaarden voor cyberveiligheid
en kunstmatige intelligentie (AI) aansluiten bij Nederlandse kernwaarden zoals privacy
en menselijke autonomie.
De leden van de NSC-fractie vragen of het kabinet kan toelichten hoe het Europees
AI-bureau, dat toezicht houdt op AI-modellen, bijdraagt aan Nederlandse strategische
autonomie op digitaal gebied.
Deze leden vragen welke maatregelen het kabinet neemt om ervoor te zorgen dat Nederlandse
AI-startups optimaal gebruik kunnen maken van Europese initiatieven, zoals de European
High Performance Computing Joint Undertaking (EuropHPC JU).
Zij vragen hoe ervoor wordt gezorgd dat de verdeling van supercomputer-rekentijd eerlijk
en transparant gebeurt, met speciale aandacht voor kleinere bedrijven?
De leden van de NSC-fractie vragen hoe het kabinet de balans tussen Europese harmonisatie
en nationale beleidsautonomie op het gebied van digitale innovatie en cyberveiligheid
ziet.
II Antwoord/reactie van de bewindspersoon
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.T.P.H. Palmen, voorzitter van de vaste commissie voor Digitale Zaken -
Mede ondertekenaar
S.R. Muller, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.