Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Teunissen over de investeringsclaim die ExxonMobil indient vanwege het dichtdraaien van de Groningse gaskraan
Vragen van het lid Teunissen (PvdD) aan de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Ministers van Klimaat en Groene Groei en van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp over de investeringsclaim die ExxonMobil indient vanwege het dichtdraaien van de Groningse gaskraan (ingezonden 18 oktober 2024).
Antwoord van Minister Hermans (Klimaat en Groene Groei), mede namens de Staatssecretaris
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister voor Buitenlandse Handel
en Ontwikkelingshulp (ontvangen 25 november 2024). Zie ook Aanhangsel Handelingen,
vergaderjaar 2024–2025, nr. 450.
Vraag 1
Hoe hoog is de schadevergoeding die ExxonMobil eist met hun investeringsclaim via
het Energy Charter Treaty? Welke andere eisen stelt ExxonMobil?
Antwoord 1
Op dit moment kan het kabinet nog geen uitlatingen doen over de hoogte van de vorderingen
van ExxonMobil. Partijen moeten eerst afspraken maken over transparantie en vertrouwelijkheid
van de arbitrageprocedure.
Vraag 2
Deelt u de mening dat ExxonMobil meer dan genoeg heeft overgehouden aan de gaswinning
in Groningen, namelijk samen met Shell 66 miljard euro winst? Waarom wel of niet?
Antwoord 2
Het is niet aan het kabinet om daarover te oordelen. Wat belangrijk is dat ExxonMobil,
maar ook Shell, zich houdt aan de gemaakte afspraken en hun verantwoordelijkheid nemen.
Vraag 3
Wanneer heeft ExxonMobil kenbaar gemaakt dat het bedrijf deze investeringsclaim zou
indienen tegen Nederland vanwege het dichtdraaien van de Groningse gaskraan?
Antwoord 3
Op 27 juni 2024 heeft ExxonMobil de Staat een kennisgeving gestuurd over het geschil
en verzocht om consultaties over een schikking op grond van het Verdrag inzake het
Energiehandvest. De Staat heeft deze op 1 juli 2024 ontvangen.
Vraag 4
Heeft ExxonMobil eerder gedreigd of de mogelijkheid genoemd om zo’n claim in te dienen?
Zo ja, hoe en wanneer?
Antwoord 4
Nee, zoals aangegeven in de Kamerbrief van 18 oktober jl. (Kamerstuk 33 529, nr. 1261) kwam de procedure als een verrassing.
Vraag 5
Zijn er pogingen gedaan om ExxonMobil tegemoet te komen om een claim te voorkomen?
Zo ja, welke pogingen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Met de Belgische ExxonMobil-entiteit is één gesprek gevoerd naar aanleiding van de
kennisgeving. In dit gesprek gaf ExxonMobil aan de gesprekken met de Staat over een
(volledige) schikking te willen hervatten. De Staat heeft duidelijkheid gevraagd over
met wie deze gesprekken zouden moeten plaatsvinden (ExxonMobil België of Nederland)
en wanneer een logisch moment hiervoor zou zijn aangebroken. ExxonMobil zou hierop
terugkomen. In plaats daarvan heeft zij een verzoek om arbitrage bij het International
Centre for Settlement of Investment Disputes (ICSID) ingediend. Dit heeft ons verrast.
Vraag 6
Welke mate van transparantie kunt u toezeggen over deze claimzaak? Kunt u toezeggen
dat de aanklacht, het claimbedrag, het vonnis en alle documenten en de zittingen in
de zaak openbaar worden?
Antwoord 6
De Staat zal zich inzetten voor maximale transparantie. Het kabinet kan evenwel op
dit moment geen toezegging doen, aangezien partijen hierover nog afspraken moeten
maken. Indien de Staat en ExxonMobil het niet eens kunnen worden over de mate van
transparantie, dan zal het scheidsgerecht beslissen.
Onder voorbehoud van toestemming van de partijen in het geschil, mag het ICSID arbitrale
uitspraken publiceren, evenals andere documenten van de procedures, waaronder (geredigeerde)
processtukken van de partijen. Ook zonder toestemming van partijen kan ICSID informatie
publiceren over lopende zaken. Dit kan de namen van de betrokken partijen, advocaten
en leden van het tribunaal omvatten, de economische sector en het algemene onderwerp
van het geschil op zeer beknopte wijze, het instrument (veelal een verdrag) waarop
door de eisende partij een beroep wordt gedaan, het toepasselijke arbitragereglement,
en de stand van zaken in de procedure.
Vraag 7
Kunt u toezeggen dat derde partijen zoals belangenbehartigers van Groningse burgers
zich kunnen voegen bij de claimzaak, bijvoorbeeld via een Amicus Curiae?
Antwoord 7
De ICSID Arbitration Rules 2022 bieden niet-betrokken partijen de mogelijkheid om
te verzoeken een schriftelijke bijdrage te leveren in de procedure, mits voldaan is
aan een aantal in het arbitragereglement vervatte vereisten. Het scheidsgerecht beoordeelt
het verzoek en zorgt ervoor dat deelname het proces niet verstoort. Betrokken partijen
mogen hun mening geven over de toelating.
Vraag 8
In welke mate is ExxonMobil bereid om mee te werken aan volledige transparantie?
Antwoord 8
Dat is op dit moment nog niet duidelijk. Het verzoek om arbitrage is pas net geregistreerd.
Eerst zal een scheidsgerecht moeten worden samengesteld en daarna zullen partijen
procesafspraken moeten maken, waaronder over transparantie van de arbitrageprocedure.
Vraag 9
Kunt u de Tweede Kamer blijvend informeren over de voortgang van de claimzaak, inclusief
afspraken over transparantie en de positie van derden?
Antwoord 9
Ja, het kabinet zal de Kamer op belangrijke procesmomenten informeren, zoals ook in
eerdere investeringsarbitrageprocedures tegen de Staat is gebeurd.
Vraag 10
Bent u bekend met het LinkedIn-bericht van ExxonMobil Benelux van 10 oktober jongstleden
waarin het bedrijf de claimzaak aankondigt en motiveert?1
Antwoord 10
Ja.
Vraag 11
Wat vindt u van de bewering van ExxonMobil dat de Nederlandse staat op haar contractuele
verplichtingen is teruggekomen?
Antwoord 11
De Staat heeft in 2018 met de directe aandeelhouders van de Nederlandse Aardolie Maatschappij
(NAM) het Akkoord op Hoofdlijnen (AoH) gesloten. De Staat is van mening dat hij de
afspraken uit het AoH is nagekomen.
Vraag 12
Wat vindt u van de bewering van ExxonMobil dat de gevoerde schikkingsgesprekken niet
zinvol waren?
Antwoord 12
In het LinkedIn-bericht van ExxonMobil wordt gedoeld op de verkennende gesprekken
die in 2022 en 2023 gevoerd zijn met Shell en ExxonMobil door het vorige kabinet over
een vervangende totaalovereenkomst.
Het kabinet vindt het bericht van ExxonMobil op LinkedIn eenzijdig en niet constructief.
Het bevat meerdere onjuiste stellingen. Zo stelt het bericht dat de Staat niet de
intentie had om tot een minnelijke schikking te komen. Dit is onjuist. De Staat heeft
zich constructief opgesteld in de gesprekken met Shell en ExxonMobil en meermaals
opties aangedragen om voortgang in de gesprekken te boeken. Voorts zou de Staat volgens
het bericht geen zinvolle schikkingsgesprekken hebben gevoerd en het overleg hebben
beëindigd. Ook dit vereist context: zinvol overleg vereist dat beide partijen flexibel
zijn. En de gesprekken zijn opgeschort door het vorige kabinet, nadat Shell en ExxonMobil,
terwijl de gesprekken nog liepen, een arbitrage bij het Nederlands Arbitrage Instituut
over dezelfde onderwerpen hebben ingesteld (debat 6 maart 2024). Daarbij is aangegeven
dat een nieuw kabinet een andere afweging zou kunnen maken.
Zowel Shell als ExxonMobil hebben per brief aangegeven bereid te zijn opnieuw met
de Staat in gesprek te gaan. De Staat beziet of het in het belang van de Staat is
of, en zo ja, hoe gesprekken te herstarten. De gesprekken zullen niet hervat worden
zonder de Kamer hierover vooraf te informeren.
Tot slot, het staat buiten kijf dat mochten de gesprekken hervat worden, een flexibele
opstelling van alle partijen noodzakelijk is om voortgang te kunnen boeken. Ook van
ExxonMobil.
Vraag 13
Wat vindt u van de bewering van ExxonMobil dat de (vorige) regering maatregelen heeft
genomen die het bedrijf willekeurig en onevenredig zouden benadeelden?
Antwoord 13
De Staat houdt zich aan de afspraken die hij met de directe aandeelhouders van NAM
heeft gemaakt. Er is geen sprake van willekeurige of onevenredige maatregelen die
de Staat heeft getroffen en waarmee NAM zou worden benadeeld.
Vraag 14
In hoeverre heeft ExxonMobil zich constructief en minnelijk opgesteld in de gesprekken
over de beëindiging van de gaswinning?
Antwoord 14
Er hebben sinds het besluit van het kabinet om de gaswinning uit het Groningenveld
te beëindigen en het sluiten van het Akkoord op Hoofdlijnen met Shell en ExxonMobil
Nederland in 2018 regelmatig gesprekken plaatsgevonden tussen de Staat en NAM en tussen
de Staat en de aandeelhouders van NAM met het oog op het nog sneller beëindigen van
de gaswinning. Deze gesprekken waren constructief en hebben geleid tot beëindiging
van de gaswinning in april 2024.
Vraag 15
Is de regering van plan om aan de eisen van ExxonMobil tegemoet te komen? Zo ja, waarom?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 15
ExxonMobil is een investeringsarbitrageprocedure gestart onder het Energiehandvestverdrag.
De Staat is van oordeel dat deze procedure overbodig is, want over hetzelfde onderwerp
lopen al procedures bij het Nederlands Arbitrage Instituut (NAI). Bovendien is deze
arbitrageprocedure, tussen een investeerder van een EU-lidstaat en een EU-lidstaat
onder het Energiehandvestverdrag, in strijd met Europees recht. De Staat ziet daarom
geen mogelijkheid om ExxonMobil op welke manier dan ook tegemoet te komen in deze
procedure.
Vraag 16
Hoe is het mogelijk dat het Amerikaanse ExxonMobil Nederland aanklaagt via het Energy
Charter Treaty, terwijl Nederland daaruit is gestapt en terwijl de Verenigde Staten
geen lid is van dit verdrag? Wat vindt u daarvan?
Antwoord 16
Het is niet een Amerikaanse vennootschap van ExxonMobil die de procedure heeft gestart
tegen de Staat via het Energiehandvestverdrag, maar een Belgische vennootschap van
ExxonMobil. België is partij bij het Energiehandvestverdrag.
De Staat heeft het Energiehandvestverdrag opgezegd en het verdrag zal op 28 juni 2025
voor Nederland buiten werking treden. Op dit moment is Nederland dus nog verdragspartij
bij het Energiehandvestverdrag. Onder de «sunset»-clausule zullen investeringen die
reeds bestonden voor 28 juni 2025 nog 20 jaar beschermd blijven. Zie de Kamerbrief
van 18 oktober jl. (Kamerstuk 33 529, nr. 1261).
Vraag 17
Hoe is het mogelijk dat ExxonMobil nu twee arbitragezaken over hetzelfde voert, een
bij het Nederlands Arbitrage Instituut en een onder het Energy Charter Treaty? Wat
vindt u daarvan?
Antwoord 17
Het is in beginsel mogelijk om twee arbitragezaken over hetzelfde onderwerp te voeren,
omdat er sprake is van twee verschillende rechtsgrondslagen. De rechtsgrondslag onder
een verdrag dat strekt tot het beschermen van investeringen is een andere dan de rechtsgrondslag
op grond waarvan een arbitrage onder een contract wordt gevoerd. In theorie kan een
beroep op de respectievelijke arbitrageclausules in een investeringsbeschermingsverdrag
en in een contract parallel aan elkaar worden gedaan.
Dit neemt niet weg dat de Staat zich in dit geval op het standpunt stelt dat deze
procedure bij ICSID overbodig (en bovendien onrechtmatig) is. Zie volledigheidshalve
het antwoord op vraag 15. Desalniettemin bereidt de Staat zich voor op het voeren
van deze internationale arbitrageprocedure parallel aan de al lopende NAI-arbitrageprocedures.
Vraag 18
Waarom dient ExxonMobil deze zaak niet gewoon bij de nationale rechter in? Zijn er
redenen om aan te nemen dat ExxonMobil meer kans maakt of een hogere schadevergoeding
kan krijgen via het Energy Charter Treaty?
Antwoord 18
Het stond ExxonMobil vrij om deze zaak bij de nationale rechter in te dienen. Het
is echter niet aan het kabinet om te speculeren waarom ExxonMobil dat niet heeft gedaan.
Vraag 19
Waarom bent u van mening, zoals gesteld in de brief van 9 oktober jongstleden, dat
de uitkomst van de arbitragezaken geen effect heeft op de inwoners van Groningen?
Zal een negatieve uitkomst ook geen gevolgen hebben voor hoe de Staat in de toekomst
omgaat met maatschappelijke zorgen rondom gaswinning, bijvoorbeeld in de kleine gasvelden,
wetende dat afbouw van de gaswinning tot grote schadevergoedingen kan leiden?
Antwoord 19
Het kabinet kan u verzekeren dat de discussies tussen de NAM of Shell en ExxonMobil
over de kosten geen enkel effect hebben op de uitvoering van de schadeafhandeling
en versterkingsoperatie. Na de afspraken die in 2018 zijn gemaakt, is de NAM volledig
uit de schadeafhandeling en versterkingsoperatie gehaald. Dit is afgesproken om te
voorkomen dat bewoners in lange discussies met de NAM terecht komen. Bewoners kloppen
aan bij het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) voor de schadeafhandeling en
de Nationaal Coördinator Groningen (NCG) voor de versterkingsopgave. De Staat schiet
de kosten voor en verhaalt het aandeel van NAM via jaarlijkse heffingen. Deze afspraken
zijn ook wettelijk vastgelegd in de Tijdelijke wet Groningen.
Hoewel de omvang en mogelijke gevolgen van gaswinning uit kleine velden op land veel
kleiner zijn dan bij het Groningenveld, trekt het kabinet zich de zorgen over de impact
van deze gaswinning op de omgeving en omwonenden zeer aan. Bij de beoordeling van
aanvragen voor winningsplannen voor gaswinning uit kleine velden op land staat veiligheid
voorop. De uitkomst van de arbitragezaken zal daar geen effect op hebben. Zoals aangekondigd
in het Commissiedebat Mijnbouw van 2 oktober 2024 zal het kabinet de Kamer dit najaar
verder informeren over het beleid over gaswinning uit kleine velden op land.
Vraag 20
Erkent u dat claims als deze, zeker als ExxonMobil inderdaad een schadevergoeding
zou krijgen, negatieve invloed kan hebben op hoe de Staat in de toekomst afwegingen
maakt tussen de belangen van fossiele bedrijven en de positie van omwonenden en de
leefomgeving?
Antwoord 20
Nee, zie antwoord op vraag 19.
Vraag 21
Kunt u een overzicht geven van actuele samenwerkingen in welke vorm dan ook, tussen
de Nederlandse staat (inclusief staatsdeelnemingen) en ExxonMobil?
Antwoord 21
Shell, ExxonMobil en de Staat hebben samenwerkingsafspraken over aardgaswinning vastgelegd
in de Overeenkomst van Samenwerking (1963). Op basis van deze afspraken werken de
partijen samen onder de noemer «het Gasgebouw».
Onderdeel van het gasgebouw is GasTerra B.V., een besloten vennootschap met als aandeelhouders
ExxonMobil Nederland en Shell Nederland (elk 25%), EBN (40%) en de Nederlandse Staat
(10%).
De samenwerking binnen het Gasgebouw wordt afgebouwd, en de onderneming GasTerra wordt
beëindigd.
Vraag 22
Op welke manier kunt u deze opstelling van ExxonMobil meewegen bij het al dan niet
aangaan of voortzetten van samenwerkingen met dit bedrijf of bij het al dan niet verstrekken
van vergunningen aan dit bedrijf of bij het stellen van voorwaarden bij samenwerkingen?
Antwoord 22
Ten aanzien van verstrekken van vergunningen en het beoordelen van aanvragen voor
instemmen met winningsplannen voor de diepe ondergrond verwijzen wij naar het antwoord
op vraag 19.
Zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 21 worden de bestaande samenwerkingen met
ExxonMobil in het Gasgebouw afgebouwd.
Vraag 23
Waarom hebben kabinetten zo lang waarschuwingen van experts en ngo’s voor dit soort
claims genegeerd?
Antwoord 23
Het kabinet is zich bewust van de risico’s op claims van bedrijven die hier actief
zijn en beschermd worden onder een investeringsbeschermingsverdrag. Dat is inherent
aan het hebben van dergelijke verdragen. Dat neemt niet weg dat het kabinet belang
hecht aan investeringsbeschermingsverdragen. Deze verdragen bieden investeerders rechtszekerheid
en dragen bij aan een goed investeringsklimaat in de verdragspartijen. De bescherming
onder investeringsbeschermingsverdragen betreft de beginselen van goed bestuur waar
Nederland sowieso aan gehouden is. Het is daarbij belangrijk voor ogen te houden dat
het indienen van een claim niet betekent dat die claim ook zal worden toegekend.
Overigens is de set afspraken binnen het zogenoemde Gasgebouw een unieke vorm van
samenwerking die nergens anders bestaat en al stamt uit de jaren ’60 toen het Groningenveld
net ontdekt werd. Zoals ook aangegeven in Nij Begun heeft de Staat veel geleerd van
het verleden en er zal niet snel opnieuw een vergelijkbare vorm van samenwerking worden
aangegaan.
Vraag 24
Welke risico’s loopt Nederland op meer investeringsclaims als de investeringsbescherming
van het CETA-verdrag in werking treedt en als nieuwe verdragen met Singapore en Vietnam
worden goedgekeurd?
Antwoord 24
Voor elk verdrag dat voorziet in afspraken over investeringsbescherming en een investeerder-staat
geschillenbeslechtingsmechanisme, geldt dat een kwalificerende investeerder van de
ene verdragspartij de mogelijkheid heeft om een claim in te dienen tegen de andere
verdragspartij indien zij van mening is dat het gastland zich niet houdt aan de basisbeginselen
van bescherming waarin het verdrag voorziet. Het gaat hierbij om rechtsstatelijke
basisbeginselen zoals die ook zijn vastgelegd in het Nederlands recht. Het indienen
van een dergelijke claim is uiteraard enkel mogelijk wanneer aan de voorwaarden, zoals
vastgelegd in het desbetreffende verdrag, is voldaan.
De mogelijkheid om zich te beroepen op investeringsbescherming zal ook toekomen aan
kwalificerende investeerders onder CETA en onder de investeringsbeschermingsverdragen
tussen de EU en Singapore respectievelijk Vietnam. Nederlandse bedrijven kunnen zich,
op basis van deze verdragen, beroepen op hun investeringsbeschermingsrechten bij de
andere verdragspartij, en bedrijven van die verdragspartijen kunnen zich omgekeerd
beroepen op hun investeringsbeschermingsrechten jegens Nederland. Ten aanzien van
de in de vraag genoemde verdragen geldt dat dit verdragen zijn op basis van de gemoderniseerde
EU benadering van investeringsbescherming. In deze verdragen zijn duidelijk afgebakende
standaarden opgenomen en is het recht van staten om regelgeving vast te stellen in
het publieke belang herbevestigd. Overigens is het onder de huidige, bilaterale investeringsbeschermingsovereenkomst
tussen Nederland en Vietnam ook al mogelijk voor investeerders om een claim in te
dienen tegen het gastland. Zoals ook aangegeven in het antwoord op de vorige vraag
staat het indienen van een claim niet gelijk aan het toekennen van een claim: de Staat
is nog nooit gedwongen compensatie te betalen aan een bedrijf op basis van een investeringsbeschermingsverdrag.
Vraag 25
Hoe verhoudt zich de keuze van Nederland om uit het Energy Charter Treaty te stappen,
omdat het in strijd is met de bescherming van klimaat en milieu, met het streven om
nieuwe bilaterale verdragen af te sluiten welke ook fossiele investeringen zouden
beschermen?
Antwoord 25
De uiteindelijke beslissing om uit het Energiehandvestverdrag te stappen was gebaseerd
op een optelsom van verschillende overwegingen. Zo speelde mee dat de gemoderniseerde
tekst geen nieuwe duurzaamheidsverplichtingen creëerde terwijl dit wel de EU inzet
was. Het gemoderniseerde Energiehandvestverdrag herbevestigde enkel bestaande duurzaamheidsverplichtingen,
en bleef daarmee achter bij bepalingen in andere verdragen, zoals de Brede Economische
en Handelsovereenkomst tussen Canada en de Europese Unie (CETA). Daarnaast was het
onderhandelingsresultaat op het punt van de modernisering van het geschillenbeslechtingssysteem
volgens het kabinet ontoereikend (Kamerstuk 21 501, nr. 977). Bovendien was er bij het Energiehandvestverdrag sprake van een sectorspecifiek
verdrag, hetgeen niet het geval is bij de reguliere bilaterale investeringsbeschermingsakkoorden.
Vraag 26
Welke mogelijkheden ziet u om te voorkomen dat bedrijven nog 20 jaar lang claims kunnen
starten onder het Energy Charter Treaty vanwege de zogenaamde sunset clause, bijvoorbeeld
via een zogenaamde Inter Se-aanpassing van het verdrag zoals voorgesteld door IISD2?
Antwoord 26
Het is gebruikelijk dat verdragen voorzien in overgangsbepalingen, zoals een «sunset»-clausule.
Ook bij investeringsbeschermingsverdragen is het gebruikelijk dat een «sunset»-clausule
is opgenomen. Het Energiehandvestverdrag is wat dat betreft geen uitzondering. Een
dergelijke clausule is van belang voor de rechtszekerheid, omdat het regelt dat investeringen
die reeds zijn gedaan vóór beëindiging van het verdrag, bescherming blijven genieten
voor een bepaalde periode ná beëindiging. De «sunset»-clausule geldt uitdrukkelijk
niet voor investeringen die worden gedaan nadat het verdrag buiten werking is getreden.
De rechtsbescherming die de «sunset»-clausule biedt komt ook ten goede aan het Nederlands
bedrijfsleven dat actief is op het grondgebied van een verdragspartij. Het vroegtijdig
beëindigen van de «sunset»-clausule in het Energiehandvestverdrag zou voor het Nederlands
bedrijfsleven nadelig kunnen uitpakken.
In theorie is het mogelijk om met de verdragspartijen van het Energiehandvestverdrag
nieuwe afspraken te maken, bijvoorbeeld over de «sunset»-clausule. Het kabinet acht
de haalbaarheid van een dergelijke «inter se»-overeenkomst zeer gering. Zowel de EU
als Nederland hebben inmiddels het Energiehandvestverdrag opgezegd en zijn slechts
voor een korte periode nog partij bij het verdrag. Door het lange uitblijven van een
gezamenlijke EU positie ten aanzien van de modernisering van het Energiehandvestverdrag
heeft de Conferentie van het Energiehandvest de moderniseringsvoorstellen tot op heden
niet kunnen aannemen. Daarmee hebben de EU noch Nederland een goede uitgangspositie
om met de andere verdragspartijen te onderhandelen over het vroegtijdig beëindigen
van de «sunset»-clausule in het Energiehandvestverdrag. Bovendien zullen de EU en
Nederland binnenkort geen verdragspartij meer zijn en komt daarmee ook de mogelijkheid
te vervallen om mee te doen met een «inter se»-overeenkomst van verdragspartijen.
Vraag 27
Deelt u de mening dat Nederland geen nieuwe verdragen meer zou moeten afsluiten of
ratificeren die buitenlandse investeerders de mogelijkheid geven om miljoenen- of
miljardenclaims in te dienen tegen Nederland via buitenlandse arbiters en buiten de
Nederlandse rechter om? Waarom wel of niet?
Antwoord 27
Het kabinet deelt deze mening niet. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 23 is
het kabinet bekend met het risico dat buitenlandse investeerders op basis van investeringsbeschermingsverdragen
de mogelijkheid hebben claims in te dienen tegen Nederland bij een internationaal
arbitragetribunaal. Het is daarbij belangrijk voor ogen te houden dat het indienen
van een claim niet betekent dat die claim ook zal worden toegekend: de Staat is nog
nooit gedwongen compensatie te betalen aan een bedrijf op basis van een investeringsbeschermingsverdrag.
Het kabinet hecht belang aan investeringsbeschermingsverdragen en beschouwt dergelijke
verdragen als één van de instrumenten voor een actief en ambitieus internationaal
handels- en investeringsbeleid. Deze verdragen bieden investeerders rechtszekerheid
en dragen bij aan een goed investeringsklimaat in de verdragspartijen. De bescherming
onder investeringsbeschermingsverdragen betreft bovendien de beginselen van goed bestuur
waar Nederland sowieso aan gehouden is. Voor het Nederlandse bedrijfsleven dat over
de Europese grens opereert biedt de aanwezigheid van een investeringsbeschermingsverdrag
bescherming en rechtszekerheid, en draagt het bij aan een verbeterd gelijk speelveld
voor het Nederlandse bedrijfsleven in derde landen.
Tot slot bieden investeringsbeschermingsverdragen een platform voor het versterken
van de dialoog en de band met landen buiten de EU.
Vraag 28
Deelt u de mening dat we het risico op claims via investeringsbeschermingsovereenkomsten
buiten de Nederlandse rechter om zouden moeten voorkomen? Wat gaat de Minister daarvoor
doen?
Antwoord 28
Nee. Zie het antwoord op de vragen 23, 24 en 27 hierboven.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.T.M. Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei -
Mede ondertekenaar
E. van Marum, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Mede ondertekenaar
R.J. Klever, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.