Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Nispen over het rapport ‘Van wet naar werkelijkheid: Bewegingsonderwijs op de Basisschool’
Vragen van het lid Van Nispen (SP) aan de Staatssecretarissen van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het rapport «Van wet naar werkelijkheid: Bewegingsonderwijs op de basisschool» (ingezonden 10 oktober 2024).
Antwoord van Staatssecretaris Paul (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap), mede namens
de Staatssecretaris voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (ontvangen 21 november
2024). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 383.
Vraag 1
Wat is uw reactie op het rapport Van wet naar werkelijkheid: Bewegingsonderwijs op
de basisschool?1
Antwoord 1
Uit het onderzoek van het Mulier Instituut blijkt dat ongeveer twee derde van de scholen2 voldoet aan de wettelijke verplichting van 90 minuten (advies: twee keer 45 minuten)
bewegingsonderwijs per week, gegeven door een bevoegd (vak)leerkracht. Al deze scholen
hebben zich ingespannen om aan die norm te voldoen en dat is een compliment waard.
Aan de andere kant is het zorgwekkend dat ongeveer een derde van de basisscholen nog
niet voldoet aan de wettelijke norm. Het is belangrijk dat kinderen voldoende gymles
krijgen. Dit legt de basis om later gezond door het leven te gaan en daarom moet in
het primair onderwijs voldoende aandacht worden besteed aan de kerndoelen voor bewegen
en sport.
Vraag 2
Wat bent u van plan om te doen om scholen beter te ondersteunen, zodat zij wel kunnen
voldoen aan de norm van 90 minuten bewegingsonderwijs per week?
Antwoord 2
Ik verwacht van alle scholen dat ze voldoen aan de wettelijke verplichtingen die gelden
voor het onderwijs, inclusief de urennorm voor bewegingsonderwijs. Scholen en gemeenten
hebben zich drie jaar kunnen voorbereiden op deze norm, die er tevens op uitdrukkelijke
wens van de Tweede Kamer is gekomen.3
Tot en met vorig jaar konden scholen ook gebruik maken van de subsidieregeling Impuls
en Innovatie Bewegingsonderwijs. Vanuit de voormalige prestatieboxmiddelen was € 8
miljoen per jaar beschikbaar waarmee een extra impuls kon worden gegeven aan de kwaliteit
van bewegingsonderwijs. Op verzoek van de Tweede Kamer4 is bovenstaande subsidieregeling gemaakt om scholen, in eerste instantie voor twee
jaar, te ondersteunen bij de wettelijke verplichting van 90 minuten bewegingsonderwijs.
In totaal hebben 1613 scholen in het primair onderwijs deelgenomen aan de subsidieregeling,
verdeeld over twee jaren.
Recent is besloten de gereserveerde middelen voor bewegingsonderwijs op te nemen in
de rijksbrede subsidietaakstelling.5 Dit maakt dat we in de toekomst geen extra geld hebben om eventueel scholen te ondersteunen
bij het voldoen aan de urennorm voor bewegingsonderwijs. Vanuit de lumpsumbekostiging
kunnen scholen het bewegingsonderwijs betalen.
Zoals ook te lezen in het rapport van het Mulier Instituut is de verwerking van gymlessen
in de roosters een uitdaging voor scholen. Scholen geven aan dat het lesrooster te
vol is. Ik werk daarom aan herziening van het curriculum. Niet alleen vanwege de benodigde
tijd voor sport en bewegen, maar zeker ook vanwege de prioriteit die ik wil geven
aan lezen, schrijven en rekenen. Met een scherpere focus dringen we de overladenheid
terug en creëren we ruimte voor scholen om zich te focussen op wat prioriteit heeft.
Vraag 3
Bent u bereid om te onderzoeken waarom sommige gemeenten onvoldoende sportaccommodaties
beschikbaar kunnen stellen? Bent u bereid om daarbij ook te kijken naar de risico’s
die het ravijnjaar hiervoor veroorzaakt?
Antwoord 3
We weten dat het niet altijd makkelijk is om voldoende en kwalitatief goede accommodaties
voor gymles te vinden. Voor zover dat niet al gebeurt moeten scholen en gemeenten
hier samen mee aan de slag. De gemeente heeft de wettelijke taak om te zorgen voor
de accommodaties. Scholen hebben verder de rol en ook de verantwoordelijkheid om tijdig
het gesprek aan te gaan met gemeenten over het ontbreken van voldoende geschikte ruimte
voor gymlessen.
Ik ga ervan uit dat gemeenten op de hoogte zijn van het belang van voldoende accommodaties
en, indien nodig, zelf onderzoek doen naar de stand van zaken en mogelijkheden voor
verbetering in hun gemeente. Wel blijft het Ministerie van OCW in gesprek met de PO-Raad,
de Vereniging Sport en Gemeenten, de Koninklijke Vereniging voor Lichamelijke Opvoeding
en de Academies voor Lichamelijke Opvoeding over knelpunten in het bewegingsonderwijs
en hoe deze vanuit goede samenwerking met het veld opgepakt kunnen worden.
Vraag 4
Bent u bereid om te onderzoeken op welke manier er meer vakleerkrachten kunnen worden
aangetrokken en behouden voor het bewegingsonderwijs?
Antwoord 4
Uit het rapport blijkt dat steeds meer scholen werken met een vakleerkracht, daar
ben ik blij om. Uiteraard mogen scholen het bewegingsonderwijs ook laten verzorgen
door een bevoegde groepsleerkracht.
Echter, het lerarentekort treft het hele onderwijs en daarmee ook het bewegingsonderwijs.
Daarom werkt het Ministerie van OCW hard aan het terugdringen van het gehele lerarentekort.
Specifiek onderzoek vanuit het Ministerie van OCW naar enkel vakleerkrachten bewegingsonderwijs
ligt dan ook niet in de rede.
Wel is er een aantal gunstige ontwikkelingen die de toename en het behoud van (vak)leerkrachten
bewegingsonderwijs moet bespoedigen. Denk hierbij aan de combinatie tussen de PABO
en ALO voor studenten die zowel in de klas als in de gymzaal aan de slag willen gaan.
Deze ontwikkelingen juich ik toe en ik ben ervan overtuigd dat dit een positieve impuls
geeft aan het aantal vakleerkrachten voor bewegingsonderwijs dat in het primair onderwijs
aan de slag wil gaan.
Vraag 5
Hoe reageert u op het feit dat «een aanzienlijk deel van de schoolleiders en vakleerkrachten
die nog niet aan de eisen voldoen, weinig motivatie toont om in de toekomst de belemmeringen
aan te pakken»? Welke stappen bent u van plan om te zetten om scholen te overtuigen
van de noodzaak van voldoende bewegingsonderwijs?
Antwoord 5
De urennorm bewegingsonderwijs is een wettelijke verplichting voor alle scholen in
het primair onderwijs en het speciaal basisonderwijs. Het is de taak van scholen en
gemeenten om hier uitvoering aan te geven. Zij hebben drie jaar de tijd gehad om zich
voor te bereiden op deze norm. Ik verwacht dus van scholen dat zij aan deze wettelijke
verplichting voldoen. Van gemeenten verwacht ik dat zij zich optimaal inzetten om
scholen bij deze taak te ondersteunen.
Indien de Inspectie van het Onderwijs merkt dat er sprake is van een structureel niet
willen en/of kunnen halen van de urennorm, kan zij een herstelopdracht verstrekken
aan de school.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.L.J. Paul, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede namens
V.P.G. Karremans, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.