Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag schriftelijk overleg over de Ministeriële regeling vermogenstoetsuitzonderingen per 1 januari 2025 (Kamerstuk 35574-30)
2024D44821 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Financiën heeft op 18 november 2024 enkele vragen en opmerkingen
aan de Staatssecretaris van Financiën voorgelegd over zijn op 22 oktober 2024 toegezonden
brief inzake Onderwerp (Kamerstuk 35 574, nr. 30).
De voorzitter van de commissie,
Nijhof-Leeuw
Adjunct-griffier van de commissie,
Lips
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben de conceptregeling met interesse gelezen.
Deze leden hebben enkele vragen.
Deze leden vragen of de Staatssecretaris een overzicht kan geven van alle vermogenstoetsuitzonderingen
die van toepassing zijn op de verschillende toeslagen, met daarin ook hoe hoog deze
uitzonderingen zijn en tot wanneer deze van toepassing zijn. Daarnaast vragen deze
leden of de Staatssecretaris kan toelichten waarom de vermogensgrenzen per toeslag
verschillen en of de Staatssecretaris van plan is om deze grenzen te harmoniseren
in het kader van vereenvoudiging van het stelsel.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen ook welke vormen van vermogen meetellen
bij de vermogenstoets en welke niet. Telt box 2-vermogen bijvoorbeeld ook mee? Bestaan
er situaties waarin iemand recht heeft op toeslagen, ondanks een flink vermogen (en
ingehouden winst) in box 2?
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van NSC-fractie hebben met veel belangstelling kennisgenomen van deze ontwerp-ministeriële
regeling, de UR AWIR. Er zitten veel elementen in die voor deze leden erg belangrijk
zijn. Er wordt een stap gezet door middel van de voorgestelde vermogenstoetsuitzonderingen
om duidelijkheid te creëren voor specifieke situaties, zoals schadevergoedingen of
bijzondere uitkeringen. Dit sluit aan bij de visie van de leden van de NSC-fractie
om het toeslagenstelsel overzichtelijker en minder ingewikkeld te maken. Deze leden
zien een ontwerpregeling die zich richt op groepen die vaak buiten de reguliere steun
vallen, zoals ouderen van Surinaamse herkomst en slachtoffers van beroepsziekten.
Dit past bij de sociale rechtvaardigheid, die de leden van de NSC-fractie voorstaan,
waarbij ondersteuning terechtkomt bij wie het echt nodig heeft. Door vermogenstoenames
als gevolg van bijzondere uitkeringen tijdelijk buiten de vermogenstoets te houden
wordt voorkomen dat mensen hun recht op toeslagen verliezen. Dit sluit aan bij het
streven van de leden van de NSC-fractie om bestaanszekerheid en een sociaal minimum
te garanderen.
Hoewel het geen volledige hervorming betreft, laat de regeling in de ogen van deze
leden een bewuste focus zien op specifieke verbeteringen binnen het huidige systeem.
Dit kan gezien worden als een mooie en welkome tussenstap in de richting van een meer
rechtvaardig toeslagenstelsel, zoals de leden van de NSC-fractie beogen.Het buiten
beschouwing laten van eenmalige bedragen of bijzondere compensaties voorkomt dat mensen
onverwacht in financiële problemen komen doordat hun toeslagen wegvallen. Dit voorkomt
naar de mening van deze leden onbedoelde negatieve effecten, wat aansluit bij het
streven naar een eerlijker systeem. Deze leden zijn daarom positief. Ook hebben deze
leden enkele vragen.
Kan de Staatssecretaris een overzicht geven van de andere compensatieregelingen, die
nu ook al onder deze vrijstelling van de vermogenstoets vallen?
Kan de Staatssecretaris het afwegingskader vermogenstoetsen aan de Kamer doen toekomen?
Waarom zou dit moeten wachten tot april 2025?
De leden van de NSC-fractie zetten wel vraagtekens bij de eindtermijn van tien jaar.
Klopt het dat na deze tien jaar de vermogenstoets voor alle drie de toeslagen opnieuw
zou gaan gelden?
Wat is de reden ervan dat de kinderopvangtoeslag geen vermogenstoets kent, maar de
andere drie toeslagen wel? Immers in deze kinderopvangtoeslagen gaan toch juist de
hoogste bedragen om? Zit hierin niet een element van ongelijke behandeling in, in
die zin dat juist de hoogste inkomens en vermogens ontzien worden en de anderen blijkbaar
niet?
Deze leden hebben ook bij de behandeling van het Belastingplan al aangeven dat deze
termijn van tien jaar voor mensen met een letselschade-uitkering een groot probleem
oplevert. Want klopt het ook dat deze mensen dus na tien jaar hun toeslagen kwijtraken
of al kwijt zijn geraakt? Kan de Staatssecretaris aangeven waarom er een eindtermijn
van tien jaar is ingesteld? Wat verzet zich ertegen om geen eindtermijn te hanteren
en de vrijstelling van de vermogenstoets ook daarna te laten voortduren? Kan de Staatssecretaris
hierop ingaan?
De regeling stelt tijdelijke uitzonderingen voor op de vermogenstoets. Hoe wordt gegarandeerd
dat deze tijdelijke oplossingen niet leiden tot nieuwe ongelijkheden of complexiteiten
wanneer de uitzonderingen vervallen?
De brief benoemt uitzonderingen op de vermogenstoets. Hoe sluiten deze uitzonderingen
aan bij het streven naar een toereikend sociaal minimum, zoals benoemd in de Participatiewet?
Hoe voorkomt de voorgestelde regeling dat kwetsbare burgers, die vaak geen beroep
doen op toeslagen of uitzonderingen vanwege onbekendheid of complexiteit door niet-gebruik
buiten de boot vallen? Kan in dit kader de ambtshalve toekenning van de vrijstelling
worden uitgebreid?
Hoe kan het niet-gebruik op nog andere manieren worden geminimaliseerd?
De leden van de NSC-fractie waarderen, in dit kader, dat het feit dat de BSN-nummers
van de toeslagenouders die worden gecompenseerd, automatisch worden gekoppeld, zodat
zij geen aanvraag op deze uitzondering hoeven doen. Toch hebben deze leden hier nog
drie vragen over:
Kan hetzelfde geregeld worden voor de Surinaamse ouderen die een eenmalige tegemoetkoming
krijgen?
Hoe worden deze ouders geïnformeerd dat zij wel voor toeslagen in aanmerking komen,
ondanks hun vermogen? Dit is een belangrijke vraag, want bij mensen die slachtoffer
zijn van het toeslagenschandaal bestaat grote weerstand tegen het toeslagenstelsel.
Hoe kunnen mensen met terugwerkende kracht een aanvraag doen op de uitzonderingssituatie?
Wordt er in de ontwerpregeling ook rekening gehouden met alleenverdieners, die al
onevenredig worden benadeeld in het huidige toeslagenstelsel?
In hoeverre helpt de ontwerpregeling om de marginale druk voor alleenverdieners te
verlichten, een van de kernpunten van Nieuw Sociaal Contract? Kan de Staatssecretaris
dit beantwoorden voor zowel de marginale inkomensdruk, als voor de marginale vermogensdruk?
Kan deze regeling bijdragen aan het oplossen van de armoedeval of versterkt het juist
de afhankelijkheid van toeslagen? Op welke manier draagt deze regeling bij aan arbeidsparticipatie?
Kan de Staatssecretaris hierop ingaan?
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief «Ministeriële
regeling vermogenstoetsuitzonderingen per 1 januari 2025». Deze leden hebben nog meerdere
vragen.
De leden van de VVD-fractie begrijpen ten aanzien van het afwegingskader uit de beslisnota
dat op 23 augustus j.l. het afwegingskader vermogensuitzonderingen is aangenomen in
de ministerraad en dat het kader vanuit de Minister van SZW aan de Kamers wordt gezonden
zodra het voor het eerst wordt toegepast. Waarom wordt het kader niet eerder (gelijktijdig
met onderhavige voorhangprocedure) aan de Kamers gezonden? Kan dit kader met de nota
naar aanleiding van het verslag worden meegestuurd?
De leden van de VVD-fractie lezen dat het kader juist is bedoeld om meer eenduidigheid
aan te brengen in de besluitvorming over nieuwe uitzonderingen. Waarom zijn de voorliggende
uitzonderingen niet getoetst aan het kader?
Begrijpen de leden van de VVD-fractie het goed dat de uitzonderingen voor het eenmalig
bedrag aan Surinaamse ouderen en de tegemoetkoming op grond van de Wet compensatie
selectie aan de poort niet voldoen aan het kader? Wat waren de consequenties geweest
als het kader al wel van kracht was geweest? Waarom zijn de uitzonderingen niet alsnog
getoetst aan het kader?
De leden van de VVD-fractie lezen ten aanzien van de interactie tussen burgers en
bedrijven dat de besluitvorming en communicatie vanuit het burgerperspectief redelijk
laat is. Wat is de reden van deze te late communicatie? Zijn er eventuele gevolgen
voor burgers door deze late communicatie? Hoe wordt dit in de toekomst voorkomen?
Hoe en wanneer worden de burgers benaderd voor de uitzondering van uitbetaling?
De leden van de VVD-fractie lezen ten aanzien van de handhaafbaarheid dat er extra
capaciteit nodig is voor het behandelen van de verzoeken. Mochten de aantallen aanmerkelijk
hoger uitvallen dan geschat, dan vormt dit een risico, zo constateren deze leden.
Hoe wordt voldaan aan de 5,1 extra fte? Wat is de verwachting van het voldoen van
de 5,1 extra fte. Hoe wordt geprobeerd dit risico te voorkomen?
De leden van de VVD-fractie lezen ten aanzien van de complexiteitsgevolgen dat het
geheel aan vermogensuitzonderingen complexer wordt met elke nieuwe uitzondering. Staat
dit niet haaks op de wens om het toeslagenstelsel te versimpelen? Wat wordt er gedaan
om de complexiteitsgevolgen in te perken?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de wijzigingen in de vermogenstoetsuitzonderingen
op grond van de Uitvoeringsregeling Awir. Deze leden vinden het terecht dat de genoemde
uitzonderingen in het kader van het Tijdelijk besluit eenmalig bedrag ouderen van
Surinaamse herkomst en ook de bedragen in relatie tot compensatie in het kader van
de toeslagenaffaire worden uitgezonderd.
Deze leden merken op dat elke uitzondering apart aan de uitvoeringsregeling dient
te worden toegevoegd. Ten aanzien van de regeling voor zorgmedewerkers met langdurige
post-COVID klachten die ook in de toelichting wordt genomen, begrijpen deze leden
dat dit moeilijk kon worden voorzien. Maar voor compensatie als gevolgen van onrechtmatig
overheidshandelen ligt dat wat deze leden betreft anders. Deze leden vragen of de
Staatssecretaris bereid is hierop beleid te formuleren, zodat gedupeerden altijd de
zekerheid hebben dat compensatiebedragen uitgezonderd zijn van de vermogenstoets voor
toeslagen.
Deze leden merken op dat de uitzonderingen van de vermogenstoets tijdelijk zijn voor
een periode van tien jaar. Deze leden vragen of dit altijd terecht is. Als er bijvoorbeeld
grote schade is geleden waarvoor een aanzienlijk bedrag aan schadevergoeding wordt
betaald of wanneer mensen onherstelbare schade hebben geleden en de rest van hun leven
afhankelijk zijn van een schadevergoeding (zoals de mensen die voor 2013 een letselschadevergoeding
hebben ontvangen), is het dan gerechtvaardigd altijd een dergelijke harde grens te
hanteren, terwijl dat niet aansluit bij de situatie waar de ontvanger in zit. Graag
vragen deze leden de Staatssecretaris hierop te reflecteren.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.M. Nijhof-Leeuw, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
W.A. Lips, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.