Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Piri en Boswijk over de rechtszaak van Nederland tegen Afghanistan
Vragen van de leden Piri (GroenLinks-PvdA) en Boswijk (CDA) aan de Ministers van Buitenlandse Zaken en van Asiel en Migratie over de rechtszaak van Nederland tegen Afghanistan (ingezonden 27 september 2024).
Antwoord van Minister Veldkamp (Buitenlandse Zaken), mede namens de Minister van Asiel
en Migratie (ontvangen 18 november 2024).
Vraag 1
Kunt u de schriftelijke aanklacht zoals ingediend bij het Internationaal Gerechtshof
met de Tweede Kamer delen?
Antwoord 1
Australië, Canada, Duitsland en Nederland hebben Afghanistan aansprakelijk gesteld
voor het niet-nakomen van zijn verplichtingen onder het Verdrag inzake uitbanning
van alle vormen van discriminatie van vrouwen (Vrouwenverdrag). Dit verdrag schrijft
voor dat Australië, Canada, Duitsland en Nederland eerst moeten proberen via onderhandeling
tot een oplossing te komen. Pas indien geconcludeerd moet worden dat dit niet lukt,
en er vervolgens ook geen overeenstemming bereikt kan worden over de organisatie van
arbitrage binnen zes maanden, mogen de vier landen een procedure starten bij het Internationaal
Gerechtshof. De formele notificatie aan Afghanistan met de aansprakelijkstelling is
gepubliceerd op de website van het Centrum voor Internationaal Recht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
Een aansprakelijkstelling vergt een lange adem, en Australië, Canada, Duitsland en
Nederland zullen elke stap in dit proces zorgvuldig zetten, in het belang van de vrouwen
en meisjes van Afghanistan. De voortgang en strategie van de onderhandelingen is in
het belang van het proces vertrouwelijk.
Vraag 2
Welke consequentie heeft de aanklacht voor de asielprocedure van Afghaanse vrouwen
in Nederland?
Antwoord 2
Er is geen juridisch verband tussen de aansprakelijkstelling van Afghanistan voor
schending van het Vrouwenverdrag en de asielprocedure in Nederland. Het Nederlands
asielbeleid ten aanzien van Afghanistan is gebaseerd op het meeste recente ambtsbericht
over Afghanistan. Dit ambtsbericht1 als ook de beleidsconsequenties zijn op 23 januari jl. met uw Kamer gedeeld.2 Naar aanleiding van dit bericht heeft uw Kamer via een schriftelijk overleg nog enkele
aanvullende vragen gesteld, welke op 10 april 2024 zijn beantwoord.3 Uit het Besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 21 februari
jl. over het asielbeleid ten aanzien van Afghanistan blijkt dat een Afghaanse vrouw
in aanmerking kan komen voor een verblijfsgunning als zij aannemelijk heeft gemaakt
dat zij zich niet kan conformeren aan de door de Taliban opgelegde normen en leefregels;
en door het niet naleven van deze opgelegde normen en leefregels het risico loopt
op (ernstige daden van) vervolging. De IND beoordeelt daarnaast in hoeverre de door
de Taliban opgelegde normen en leefregels haar ernstig in haar mogelijkheden tot ontplooiing
en sociale en maatschappelijke deelname beperken, en welke impact dit op haar zal
hebben.
Vraag 3
Betrekt de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) de analyse van het kabinet inzake
de schending van het Verenigde Naties (VN)-Vrouwenverdrag door de Taliban bij de asielprocedure
van Afghaanse vrouwen?
Antwoord 3
De IND betrekt bij de beoordeling of iemand wel of niet voor bescherming in aanmerking
komt alle relevante informatie. In het ambtsbericht en de beantwoording van de aanvullende
vragen zoals genoemd in het antwoord bij vraag 2 wordt uitgebreid ingegaan op de kwetsbare
positie van vrouwen en meisjes in Afghanistan.
Vraag 4
Lopen Afghaanse vrouwen in uw ogen gevaar in Afghanistan, simpelweg omdat zij vrouw
zijn en de Taliban met afschuwelijke wetten en praktijken, zoals het verbod om op
straat te praten, de rechten van de vrouwelijke bevolking inperken?
Antwoord 4
Sinds de machtsovername door de Taliban in 2021 is de situatie voor vrouwen en meisjes
in Afghanistan zeer moeilijk. Wetten zoals de nieuwe wet over «deugden en ondeugden»
beperken het leven van vrouwen en meisjes in Afghanistan nog verder. Daarmee kan niet
automatisch gesteld worden dat alle vrouwen gevaar lopen. Dit neemt echter niet weg
dat Nederland zich zeer verbonden voelt met het lot van de Afghaanse vrouwen en meisjes.
Zo sprak Nederland zich bilateraal en in EU verband uit tegen deze nieuwe wet en roept
het de Taliban op de mensenrechten, en de rechten van vrouwen en meisjes in het bijzonder,
te respecteren, in overeenstemming met internationale verdragsverplichtingen. In het
verlengde daarvan heeft Nederland recentelijk Afghanistan aansprakelijk gesteld voor
schendingen van het Vrouwenverdrag. Deze aansprakelijkstelling van Afghanistan is
een stap die past binnen de Nederlandse inzet ernstige mensenrechtenschendingen in
Afghanistan tegen te gaan. Het doel is gerechtigheid voor de slachtoffers, en waarheidsvinding
en rekenschap te bewerkstelligen voor de vrouwen en meisjes in Afghanistan. Ook geeft
de aansprakelijkstelling een duidelijk signaal dat de Afghaanse vrouwen en meisjes
niet zijn vergeten.
Vraag 5
Wat zijn de inwilligingspercentages bij eerste asielverzoeken en herhaalde asielverzoeken
van Afghaanse vrouwen in Nederland, sinds de machtsovername van de Taliban in augustus
2021?
Antwoord 5
In de periode 1 augustus 2021 t/m 30 september 2024 zijn ca. 2.580 beslissingen genomen
op asielaanvragen (eerste en herhaalde aanvragen) ingediend door Afghaanse vrouwen
(de overgrote meerderheid waren Afghaanse overgebrachte personen in het kader van
de evacuatie). Daarvan is 95% ingewilligd en 5% afgewezen of afgehandeld met een andere
afdoening (m.n. intrekking aanvraag). In vrijwel alle zaken waarin werd afgewezen
was dat op formele gronden (Dublin, bescherming in andere lidstaat, buiten behandelingstelling
omdat aanvrager niet meer aanwezig was).
Vraag 6
Wat zijn de inwilligingspercentages bij eerste asielverzoeken en herhaalde asielverzoeken
van Afghaanse vrouwen in Nederland, sinds de aanscherping van het beoordelingskader
van de IND op 1 juli 2024?
Antwoord 6
Van 1 juli t/m 30 september jl. zijn 40 beslissingen genomen op asielaanvragen (eerste
en herhaalde aanvragen) ingediend door Afghaanse vrouwen. Daarvan is 75% ingewilligd
en 25% afgewezen of afgehandeld met een andere afdoening (m.n. intrekking aanvraag).
In vrijwel alle zaken waarin werd afgewezen was dat op formele gronden (Dublin, bescherming
in andere lidstaat, buiten behandelingstelling omdat aanvrager niet meer aanwezig
was).
Vraag 7
Bent u zich bewust van het risico dat met de aanscherping van het beoordelingskader
Afghaanse vrouwen onterecht afgewezen en zelfs uitgezet kunnen worden met alle gevolgen
van dien, zoals de schending van het non-refoulementprincipe?
Antwoord 7
Zoals in het antwoord op de vragen 2, 3 en 4 genoemd, wordt in het landgebonden asielbeleid
voor Afghanistan reeds rekening gehouden met de kwetsbare positie van vrouwen en meisjes.
Bij de beoordeling van de asielaanvraag wordt het non-refoulement beginsel te allen
tijde nageleefd. Op dit moment is er overigens geen sprake van uitzettingen naar Afghanistan.
Vraag 8
Hoe veel Afghaanse vrouwen zitten momenteel in Nederland in de asielprocedure of zijn
in afwachting van hun procedure?
Antwoord 8
Op 1 oktober stonden bij de IND 260 asielaanvragen (eerste en herhaalde aanvragen
en zij-instroom) ingediend door Afghaanse vrouwen open.4
Vraag 9
Is het niet efficiënter voor de IND en minder belastend voor de Afghaanse vrouwen
om het uitgangspunt van de rechtszaak van Nederland tegen Afghanistan centraal te
stellen in de asielprocedure?
Antwoord 9
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 1, zijn Australië, Canada, Duitsland en
Nederland nog geen procedure gestart bij het Internationaal Gerechtshof. Overigens
ziet de aansprakelijkstelling door Australië, Canada, Duitsland en Nederland op schendingen
van het Vrouwenverdrag, in het bijzonder het recht op onderwijs, en staat, zoals bij
vraag 2 aangegeven, los van asielprocedures. Wel worden, zoals bij vraag 2 aangegeven,
de door de Taliban opgelegde normen en leefregels meegenomen in de individuele beoordelingen.
Bovendien is het uitgangspunt van het Nederlandse asielbeleid de vraag of iemand voor
bescherming in aanmerking komt. Dat beoordeelt de IND in een zorgvuldige procedure
waarin alle relevante elementen worden meegewogen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.C.J. Veldkamp, minister van Buitenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
M.H.M. Faber-van de Klashorst, minister van Asiel en Migratie
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.