Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Ouwehand en Teunissen over het EU-Mercosur-verdrag
Vragen van de leden Ouwehand en Teunissen (beiden PvdD) aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp over het EU-Mercosur-verdrag (ingezonden 21 oktober 2024).
Antwoord van Minister Schreinemacher (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking)
(ontvangen 12 november 2024).
Vraag 1
Op welke wijze geeft het kabinet concreet invulling aan de zin in het hoofdlijnenakkoord:
«We willen niet importeren wat we niet mogen produceren» in relatie tot de Nederlandse
inzet aangaande het EU-Mercosur-verdrag?
Antwoord 1
Het kabinet zal pas een positie bepalen over een mogelijk EU-Mercosur akkoord wanneer
de onderhandelingen zijn afgerond en alle daartoe noodzakelijke stukken door de Europese
Commissie ter besluitvorming aan de Raad worden aangeboden. Als besluitvorming gedurende
deze kabinetsperiode plaatsvindt, dan zullen bij de standpuntbepaling ook relevante
beleidsstandpunten uit het hoofdlijnenakkoord en het regeerprogramma worden meegenomen.
Op dit moment beziet het kabinet de mogelijkheden om op Europees niveau eisen te stellen
aan de invoer van producten die binnen de EU niet geproduceerd mogen worden, zoals
opgenomen in het regeerprogramma.
Vraag 2
Heeft u kennisgenomen van het feit dat de Kamer zich al meerdere malen heeft uitgesproken
tegen een EU-Mercosur-verdrag waarin de landbouw is opgenomen, onder meer in 2023
met de breed aangenomen motie Ouwehand c.s. (Kamerstuk 34 682, nr. 125) waarin het kabinet verzocht wordt «bij de Europese Commissie en in de Raad klip-en-klaar
duidelijk te maken dat Nederland in ieder geval een EU-Mercosur-verdrag waarin de
landbouw is opgenomen zal blokkeren» en waarbij het kabinet wordt verzocht «voor deze
positie actief steun te vergaren bij de andere lidstaten en binnen een maand verslag
te doen aan de Kamer.»?
Antwoord 2
Ja.
Vraag 3
Op welke wijze voert het kabinet deze motie uit?
Antwoord 3
Het vorige kabinet heeft op 13 februari 2024 gereageerd1 op de motie van de leden Ouwehand en Grinwis c.s. van 1 februari 20242 met een vergelijkbare strekking. Die lijn is tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen
op 19 september jl. bevestigd door de Minister president.3
Nederland geeft zowel bij de Europese Commissie als bij andere lidstaten consequent
aan dat een EU-Mercosur akkoord zeer gevoelig ligt in Nederland en er in het bijzonder
zorgen bestaan binnen de landbouwsector over de landbouwafspraken in het EU-Mercosur
onderhandelaarsakkoord uit 2019.
Vraag 4
Heeft u de Europese Commissie geïnformeerd dat Nederland in ieder geval een EU-Mercosur-verdrag
waarin de landbouw is opgenomen zal blokkeren, conform de motie Ouwehand c.s.? Zo
nee, wanneer gaat u dat alsnog doen?
Antwoord 4
De Europese Commissie is bekend met de moties die uw Kamer heeft aangenomen over een
EU-Mercosur akkoord. Voor wat betreft landbouw, geeft de Europese Commissie aan dat
de afspraken over markttoegang voor landbouwproducten in het EU-Mercosur onderhandelaarsakkoord
uit 2019 beperkt zijn, omdat er tariefcontingenten zijn opgenomen voor sensitieve
producten.
Zoals bij u bekend, zal het kabinet pas een positie bepalen over een mogelijk EU-Mercosur
akkoord op het moment dat de onderhandelingen zijn afgerond en alle daartoe noodzakelijke
stukken door de Europese Commissie ter besluitvorming aan de Raad worden aangeboden.
Vraag 5
Kunt u een overzicht geven van uw inspanningen op het onderhandelingsresultaat van
dit verdrag te beïnvloeden en hoe dat zich verhoudt tot de duidelijke uitspraak van
de motie Ouwehand c.s.?
Antwoord 5
Zoals aangegeven in antwoord op vraag 4, geeft Nederland consequent aan dat een EU-Mercosur
akkoord zeer gevoelig ligt in uw Kamer. Ook bepleit Nederland binnen de EU dat een
mogelijk EU-Mercosur akkoord een integraal associatieakkoord blijft, conform motie
Teunissen c.s.4
Vraag 6
Wat is de huidige positie van het kabinet over wat de EU-inzet zou moeten zijn voor
het EU-Mercosur-verdrag?
Antwoord 6
Momenteel richt de Europese Commissie zich in de onderhandelingen met name op het
maken van afspraken over het tegengaan van ontbossing en het opnemen van het klimaatakkoord
van Parijs als essentieel element bij het verdrag. Dit is mede op verzoek van de lidstaten,
waaronder eerder Nederland5, omdat de afspraken in het onderhandelaarsakkoord uit 2019 op dit terrein verder
geconcretiseerd kunnen worden. Er wordt niet gesproken over herziening van de afspraken
over markttoegang voor sensitieve landbouwproducten zoals die in 2019 zijn uit onderhandeld.
De Europese Commissie houdt de lidstaten op de hoogte van het verloop van de onderhandelingen,
maar heeft de nodige ruimte om zelf tekstvoorstellen te doen aan de onderhandelingspartners,
zonder deze vooraf bij de lidstaten te toetsen. Nederland zal een positie bepalen
over een mogelijk EU-Mercosur verdrag op het moment dat de onderhandelingen zijn afgerond
en er daadwerkelijk sprake is van besluitvorming.
Vraag 7
Kunt u deze vragen beantwoorden voorafgaand aan de Begrotingsbehandeling Buitenlandse
Handel en Ontwikkelingshulp in de week van 11 november?
Antwoord 7
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.J. Klever, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.