Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van der Wal en Michon-Derkzen over het artikel 'Rijksmuseum kan niet open: demonstranten Extinction Rebellion blokkeren ingang'
Vragen van de leden Van der Wal en Michon-Derkzen (beiden VVD) aan de Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en van Justitie en Veiligheid over het artikel «Rijksmuseum kan niet open: demonstranten Extinction Rebellion blokkeren ingang» (ingezonden 9 september 2024).
Antwoord van Minister Bruins (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap), mede namens de Minister
van Justitie en Veiligheid (ontvangen 11 november 2024). Zie ook Aanhangsel Handelingen,
vergaderjaar 2024–2025, nr. 121.
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Rijksmuseum kan niet open: demonstranten Extinction
Rebellion blokkeren ingang»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Onderschrijft u dat de mogelijkheid om het Rijksmuseum en andere culturele instellingen
te bezoeken nooit mag worden gefrustreerd of geblokkeerd door demonstraties?
Antwoord 2
Demonstreren is een groot goed, maar moet plaatsvinden binnen de wettelijke kaders.
De burgemeester is verantwoordelijk voor de openbare orde en kan voorwaarden stellen
aan een demonstratie op basis van de Wet openbare manifestaties. Deze afweging vindt
op lokaal niveau plaats. Wel merken de Minister van Justitie en Veiligheid en ik op
dat wij het een onwenselijke ontwikkeling vinden dat instellingen zoals het Rijksmuseum
zich soms genoodzaakt voelen (tijdelijk) te sluiten vanwege demonstraties. Hierdoor
worden zowel de bezoekers als de financiële situatie van de instellingen geraakt.
Vraag 3
In hoeverre kwalificeert u deze manifestatie als een vreedzame demonstratie en niet
als een actie die moedwillig de openbare orde verstoort en hoe maakt u dat onderscheid?
Antwoord 3
Het is niet aan de Minister van Justitie en Veiligheid of mij om te beoordelen welk
karakter een demonstratie heeft. De burgemeester is het bevoegde gezag dat afhankelijk
van het verloop van een demonstratie en de vraag of daarbij wettelijke regels of voorschriften
worden overtreden, kan besluiten om een demonstratie te beëindigen en maatregelen
kan treffen met betrekking tot de openbare orde. Wanneer daar naar het oordeel van
het Openbaar Ministerie aanleiding voor is, kan de officier van Justitie besluiten
de politie te laten optreden in het kader van de strafrechtelijke handhaving van de
rechtsorde.
In de verzamelbrief demonstratierecht aan uw Kamer van 19 april 2024 is aangegeven
dat in de gebeurtenissen van de afgelopen maanden aanleiding werd gezien om mogelijkheden
te onderzoeken voor een versteviging van het handelingsperspectief van alle betrokkenen
en voor de bestendigheid van het wettelijke kader. Dit onderzoek is uitgezet bij het
Wetenschappelijk Onderzoek- en Datacentrum (WODC). Het WODC zal in dit onderzoek in
het bijzonder aandacht hebben voor twee typen situaties: 1) de categorie van ontwrichtende
demonstraties en 2) de categorie van acties waarbij het demonstratierecht tegenover
andere beschermingswaardige grondrechten komt te staan of de nationale veiligheid
in het gedrang kan komen. Elk van deze twee categorieën kent een eigen problematiek
en roept andere vragen op. Naar verwachting zal dat dit onderzoek in de zomer van
2025 afgerond zal worden. Het onderzoek van het WODC zal naar verwachting meer inzicht
bieden in de handelingsmogelijkheden bij demonstraties zoals bijvoorbeeld de demonstratie
van Extinction Rebellion bij het Rijksmuseum. De uitkomsten van het WODC-onderzoek
en de reactie van het kabinet zal uiteraard in uw kamer besproken worden.
Vraag 4 en 5
Zijn er bij deze demonstratie aanhoudingen verricht? Zo ja, op basis van welk artikel
of welke artikelen is dat gebeurd?
Indien het antwoord op vraag 4 ja is, zijn de aangehouden personen allemaal geïdentificeerd?
Antwoord 4 en 5
Er zijn bij deze demonstratie 33 aanhoudingen verricht op grond van artikel 11 van
de Wet openbare manifestaties. Eén persoon is geïdentificeerd.
Vraag 6
Hoeveel politiecapaciteit was gemoeid met het optreden bij deze actie?
Antwoord 6
Door de dynamiek van politieoptreden en vermenging met andere lokale werkzaamheden
is niet goed mogelijk om precies aan te geven hoeveel politiecapaciteit bij een bepaalde
demonstratie betrokken is.
Op basis van een ruwe schatting is door de politie aangegeven dat sprake is geweest
van ongeveer 250 uur aan politie-inzet rondom deze demonstratie.
Voor een vollediger beeld van politie-inzet bij demonstraties verwijst de Minister
van Justitie en Veiligheid uw Kamer naar de analyse handhaving openbare orde die als
bijlage bij het Eerste Halfjaarbericht politie 2024 op 19 juni 2024 naar de Kamer
is gestuurd.2
Vraag 7
Heeft u contact gehad met het Rijksmuseum over deze demonstratie?
Antwoord 7
Ja.
Vraag 8
Gaat het Rijksmuseum schade verhalen op de demonstranten die op 7 september 2024 de
ingang hebben geblokkeerd voor haar bezoekers?
Antwoord 8
Het Rijksmuseum heeft de schade, waaronder de gederfde inkomsten door de blokkade
van de ingang van het museum, in kaart gebracht. Dit overzicht is onderdeel van de
aangifte, die het museum inmiddels heeft gedaan.
Vraag 9
Indien het antwoord op vraag 8 ja is, kunt u daar dan bij helpen?
Antwoord 9
Erfgoedwetmusea zoals het Rijksmuseum zijn onafhankelijke privaatrechtelijke instellingen,
die verantwoordelijk zijn voor het beheer en behoud van de rijkscollectie en de exploitatie
van de museumorganisatie. Het is daarom aan het museum zelf om te bepalen welke stappen
het zet.
Vraag 10
Welke andere musea hebben voor Extinction Rebellion onwelgevallige sponsoren?
Antwoord 10
Musea voeren een zelfstandig sponsorbeleid. De Rijksoverheid heeft daarom geen overzicht
van sponsoren van musea in algemene zin.
Vraag 11
Hoe is de reactie van sponsoren van deze musea op de actie van 7 september jongstleden?
Antwoord 11
ING heeft in reactie op de actie van 7 september in de media aangegeven dat zij de
actie te ver vinden gaan en dat Extinction Rebellion zich direct tot ING zou moeten
richten.
Vraag 12
Bent u het ermee eens dat het terugtrekken van sponsoren kan leiden tot verschaling
van ons culturele aanbod?
Antwoord 12
De culturele sector kent een grote diversiteit aan financieringsbronnen, waarvan sponsoring
er één is. Recent onderzoek van de Vrije Universiteit laat zien dat bedrijven jaarlijks
ruim 150 miljoen euro via sponsoring in de culturele sector investeren.3 Terugtrekken van sponsoren zou direct een negatieve invloed hebben op de financiering
van de culturele sector en daarmee op het culturele aanbod. Overheid, particulieren,
bedrijfsleven en de sector zijn samen verantwoordelijk voor het in stand houden van
ons culturele aanbod.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.E.W. Bruins, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede namens
D.M. van Weel, minister van Justitie en Veiligheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.