Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over Verlenging subsidieregeling andere erkende doorstroomtoetsen po (Kamerstuk 31293-748)
31 293 Primair onderwijs
Nr. 761
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 6 november 2024
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen en
opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
van 26 september 2024 over de brief van 26 september 2024 inzake Verlenging subsidieregeling
andere erkende doorstroomtoetsen po (Kamerstuk 31 293, nr. 748).
De vragen en opmerkingen zijn op 16 oktober 2024 aan de Staatssecretaris van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap voorgelegd. Bij brief van 6 november 2024 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Bromet
Adjunct-griffier van de commissie, Huls
Inhoud
I
Vragen en opmerkingen uit de fracties
2
•
Inbreng van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
2
•
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
3
•
Inbreng van de leden van de NSC-fractie
3
II
Reactie van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
4
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
Inbreng van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met enige zorg kennisgenomen van de
onderhavige brief van de Staatssecretaris. De Staatssecretaris wil de bestaande subsidieregeling
voor aanbieders van andere erkende doorstroomtoetsen om tegemoet te komen in de kosten
voor het aanbieden van hun toets te verlengen, maar tegelijkertijd zijn er signalen
dat de ene doorstroomtoets vaker tot een hoger schooladvies leidt dan de andere. Welke
toets de school kiest, is dus van invloed op het toetsadvies van de leerling. Toen
de Kamer in 2021 het wetsvoorstel over de wijziging van de stelselinrichting van doorstroomtoetsen
en toetsen verbonden aan leerling- en onderwijsvolgsystemen in het basisonderwijs1 behandelde, uitten de toenmalige leden van de PvdA-fractie en de leden van de GroenLinks-fractie
al grote aarzelingen bij de weg die de Minister insloeg.2 Die leden vonden de privatisering van eindtoetsen in het basisonderwijs zeer onwenselijk
en wilden liever terugkeren van de weg die in 2014 was ingeslagen met de Wet centrale
eindtoets en leerling- en onderwijsvolgsysteem primair onderwijs3, waarbij scholen behalve voor het Cito ook konden kiezen voor een toegelaten private
aanbieder. In feite werd echter de rol van het Cito bij de doorstroomtoets gereduceerd
tot die van nog een private aanbieder. Inmiddels roept de PO4-Raad op om het aantal aanbieders van de doorstroomtoetsen terug te brengen naar één.5 Hoe oordeelt de Staatssecretaris over dit pleidooi en welke consequenties verbindt
zij eraan voor de onderhavige verlenging van de subsidieregeling?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie constateren dat dit kabinet tegelijkertijd
honderden miljoenen gaat bezuinigen op onderwijs, om politiek neutrale lesmethoden
vraagt en daarmee de professionaliteit van leraren in twijfel trekt. Is de onderhavige
verlenging van de subsidieregeling dan echt de besteding die prioriteit verdient?
Daarnaast hebben de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie nog een aantal specifieke
vragen.
De subsidieregeling wordt met een periode van vier jaar verlengd, van 1 januari 2025
naar 1 januari 2029, maar eerder heeft de Staatssecretaris aangekondigd de Wet doorstroomtoetsen
PO te gaan evalueren en de Tweede Kamer hierover eind 2027 te informeren.6 Hoe verhoudt deze evaluatie zich tot de gekozen verlengingsperiode van deze subsidieregeling?
Het jaarlijkse budgetplafond bij de subsidieregeling is bovendien vastgesteld op € 8,5
miljoen per jaar. Uit de huidige subsidieregeling blijkt niet hoe hoog het jaarlijkse
subsidieplafond is. Hoe is het budgetplafond van € 8,5 miljoen tot stand gekomen?
Hoe verhoudt dit budgetplafond zich tot eerdere jaren? Hoe komt het dat de oorspronkelijke
subsidieregeling van een (aanzienlijk) lager bedrag uitging?
Daarnaast vragen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hoe het aantal toetsaanbieders
en daarmee de vaste en variabele voet van de subsidie zich heeft ontwikkeld. Is daarnaast
de subsidieregeling al eens geëvalueerd en zo ja, wat waren de bevindingen? Wanneer
is een nieuwe evaluatie van de subsidieregeling voorzien?
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie danken de Staatssecretaris voor het toesturen van de brief
omtrent de verlenging subsidieregeling andere erkende doorstroomtoetsen po en hebben
daar de volgende vragen over.
De leden van de fractie van de VVD vragen waarom is gekozen voor zes doorstroomtoetsen
die worden aangeboden door vijf toetsbedrijven. Deze leden horen uit het werkveld
dat de uitslagen van de verschillende doorstroomtoetsen moeilijk te vergelijken zijn.
Hoe kijkt de Staatssecretaris hier tegenaan? Zij vragen hoe het komt dat de ene doorstroomtoets
tot een ander resultaat leidt ten opzichte van een andere doorstroomtoets op dezelfde
school.
Daarnaast vragen de leden van de VVD-fractie in hoeverre zelfselectie door scholen
een rol kan spelen in het uitkiezen van de doorstroomtoets. Deze leden vragen of het
klopt dat het onderwijsveld destijds zelf gevraagd had om meerdere toetsen. Hoe verhoudt
zich dit met de oproep van de PO-raad om hier weer vanaf te stappen?
Inbreng van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van de Verlenging van de subsidieregeling
andere erkende doorstroomtoetsen primair onderwijs. Deze leden zijn op enige punten
kritisch op de doorstroomtoets en voornamelijk op het aanbod door verschillende aanbieders.
De leden van de NSC-fractie lezen dat in de kamerbrief Resultaten doorstroomtoetsen
en schooladviezen 2024 staat beschreven dat er zes verschillende doorstroomtoetsen
bestaan en dat het voor een leerling niet uitmaakt welke toets die maakt7. Deze leden merken op dat er vervolgens in dezelfde brief staat dat er onderlinge
verschillen tussen de doorstroomtoetsen bestaan en dat er duidelijke verschillen in
resultaten zijn. Is het volgens de Staatssecretaris wenselijk dat er onderlinge verschillen
bestaan tussen de doorstroomtoetsen? En kan de Staatssecretaris toelichten hoe er
gestuurd kan worden op kwaliteit bij zes verschillende doorstroomtoetsen?
De leden van de NSC-fractie merken op dat in de toelichting van de subsidieregeling
de verlengingsperiode niet wordt onderbouwd. Eerder heeft de Staatssecretaris aangegeven
de Wet doorstroomtoetsen PO te gaan evalueren en de Kamer hierover eind 2027 te informeren8. Kan de Staatssecretaris aangeven hoe de verlengingsperiode tot 2029 zich verhoudt
tot de evaluatie van deze wet? Stel dat de Kamer zou beslissen terug te gaan naar
één of een zeer klein aantal kwalitatief gelijkwaardige toetsen, zou dan deze subsidieregeling
niet het tegenovergestelde in de hand werken?
Het valt de leden van de NSC-fractie op dat het jaarlijkse budgetplafond is vastgesteld
op € 8,5 miljoen per jaar. In de huidige regeling wordt uitgegaan van een budgetplafond
van € 3,5 miljoen per jaar. Kan de Staatssecretaris aangeven hoe het budgetplafond
van € 8,5 miljoen tot stand is gekomen?
II Reactie van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met zorg kennisgenomen van het voorstel
van de Staatssecretaris om de subsidieregeling Andere erkende doorstroomtoetsen PO
te verlengen. Dit leidt bij deze leden tot de volgende vragen.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie verwijzen naar de oproep van de PO-Raad «om
het aantal aanbieders van de doorstroomtoetsen terug te brengen naar één.» Hoe oordeelt
de Staatssecretaris over dit pleidooi vragen deze leden en welke consequenties verbindt
zij eraan voor de onderhavige verlenging van de subsidieregeling?
De subsidieregeling die ter verlenging voorligt, is noodzakelijk om aanbod van andere
erkende doorstroomtoetsen, dat wettelijk verankerd is, naast de overheidsdoorstroomtoets
mogelijk te maken. Indien deze regeling niet wordt verlengd, komt de aankomende afname
van de doorstroomtoets in 2025 direct in het geding en voldoen we niet aan de regels
vastgelegd in het Toetsbesluit PO. Aangezien andere erkende toetsaanbieders uiterlijk
op 16 december 2024 subsidie aanvragen voor de komende afname, dient de regeling op
1 december 2024 te worden gepubliceerd. Dat is noodzakelijk om de komende afname van
de doorstroomtoets te garanderen.
Ook is het op dit moment onverstandig om terug te gaan naar één doorstroomtoets. Op
verzoek van de Tweede Kamer kunnen scholen sinds 2014 kiezen tussen verschillende
eindtoetsen.9 Bij de eindevaluatie van de Wet Eindtoetsing PO in 2019 gaf 90 procent van de ondervraagde
scholen aan deze keuzevrijheid te willen behouden.10 Ook de PO-Raad formuleerde in 2018 in een sectoraal standpunt dat zij de keuzevrijheid
wilde behouden, mits een aantal verbeteringen zou worden doorgevoerd; deze verbeteringen
gelden inmiddels.11 De Eerste en Tweede Kamer hebben ingestemd met de Wet doorstroomtoetsen po en tijdens
dat wetstraject was het stelsel met meerdere doorstroomtoetsen steeds het uitgangspunt.
Sinds de invoering van de doorstroomtoets heeft daarvan pas één afname plaatsgevonden.
Het is verstandig het nieuwe stelsel en de doorstroomtoetsen een reële kans te bieden
en eventuele aanpassingen en evaluatie op meerdere jaren te baseren.
Het is vanaf de inwerkingtreding van de Wet doorstroomtoetsen gelukt om dezelfde normering
voor alle toetsen toe te passen, zodat de toetsresultaten onderling goed vergelijkbaar
zijn. Deze normering geeft tevens beter zicht dan voorheen op verschillen tussen toetsen;
dat wordt door het College voor Toetsen en Examens (hierna: CvTE) gebruikt voor doorontwikkeling
van de erkende toetsen. Daarnaast start vanaf dit najaar monitoringsonderzoek naar
de effecten van de doorstroomtoets tot en met 2027. Dat biedt meerjarig zicht op wat
er nodig is voor het stelsel.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie constateren «dat dit kabinet tegelijkertijd
honderden miljoenen gaat bezuinigen op onderwijs». Is de onderhavige verlenging van
de subsidieregeling dan echt de besteding die prioriteit verdient?
Zoals hierboven toegelicht, is de verlenging van de subsidieregeling andere erkende
doorstroomtoetsen po een essentiële voorwaarde om de afname van de doorstroomtoets
voor het lopende schooljaar te garanderen en om te voldoen aan onze plicht neergelegd
in het Toetsbesluit PO. De subsidieregeling is noodzakelijk om vanaf 2025 het wettelijke
aanbod van diverse andere erkende doorstroomtoetsen naast de overheidsdoorstroomtoets
mogelijk te maken zonder dat scholen daarvoor hoeven te betalen.
De subsidieregeling wordt met een periode van vier jaar verlengd, van 1 januari 2025
naar 1 januari 2029, maar eerder heeft de Staatssecretaris aangekondigd de Wet doorstroomtoetsen
PO te gaan evalueren en de Tweede Kamer hierover eind 2027 te informeren. Hoe verhoudt
deze evaluatie zich tot de gekozen verlengingsperiode van deze subsidieregeling?
De keuze voor verlenging van vier jaar is gemaakt met oog op continuïteit van het
toetsstelsel. Vanaf dit najaar start de meerjarige evaluatie van de Wet doorstroomtoetsen
PO, waarvan de Tweede Kamer eind 2027 de opbrengsten ontvangt. Het evaluatieonderzoek
levert ook tussentijds inzichten over het functioneren van het stelsel op. Indien
dit aanleiding geeft tot wijzigingen in het stelsel van doorstroomtoetsen, of tot
de subsidieregeling zelf, kan de regelgeving daarop worden aangepast.
Hoe is het budgetplafond van € 8,5 miljoen tot stand gekomen? Hoe verhoudt dit budgetplafond
zich tot eerdere jaren? Hoe komt het dat de oorspronkelijke subsidieregeling van een
(aanzienlijk) lager bedrag uitging?
Bij de initiële publicatie van de subsidieregeling in 2015 is een budgetplafond van
€ 3,5 miljoen vastgelegd. Dit budget is gehandhaafd tot de herziening van de regeling
in 2022, waarbij het plafond is verhoogd tot € 5,8 miljoen. Deze ophoging was noodzakelijk
vanwege gestegen kosten voor toetsaanbieders, die voortkomen uit aanvullende kwaliteitseisen
rond het gezamenlijk anker (een vastgestelde set vragen die in elke toets terugkomen),
de normeringsprocedure en digitale afname (de eerste regeling was gebaseerd op papieren
afname). In 2023 is het budgetplafond nogmaals opgehoogd naar € 6 miljoen vanwege
de uitbreiding van het aanbod van erkende eindtoetsen door de komst van Leerling in
Beeld van Cito BV. Omdat aanzienlijk meer scholen sinds 2024, met het vervallen van
de Centrale Eindtoets, doorstroomtoetsen van commerciële aanbieders afnemen, is er
vanwege de variabele voet in de subsidieregeling sprake van een hoger totaalbedrag
aan toegekende subsidie. Daarom is het budgetplafond bij de verlenging van de subsidieregeling
verhoogd naar de verwachte benodigde € 8,5 miljoen.
Daarnaast vragen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hoe het aantal toetsaanbieders
en daarmee de vaste en variabele voet van de subsidie zich heeft ontwikkeld.
Bij de eerste toetsafname in 2015, na de inwerkingtreding van de Wet eindtoetsing
PO, konden scholen naast de Centrale Eindtoets (CET) ook gebruikmaken van twee erkende
eindtoetsen van commerciële aanbieders, namelijk Route 8 van A-VISION en IEP van Bureau
ICE. In 2017 is het aanbod van erkende eindtoetsen uitgebreid naar vijf commerciële
aanbieders met de komst van AMN, Diataal en CESAN. Een jaar later is de eindtoets
van de laatstgenoemde aanbieder teruggetrokken, omdat die niet voldeed aan de gestelde
eis van afname bij minimaal 1.000 leerlingen. Sinds 2023 is ook de doorstroomtoets
Leerling in Beeld van Cito BV erkend, en daarmee zijn er vijf commerciële toetsaanbieders.
Vanaf de initiële publicatie van de subsidieregeling in 2015 tot 2022 golden de onderstaande
vaste en variabele voet:
• Het vaste bedrag bedraagt eenmalig in het eerste jaar dat de eindtoets door de subsidieontvanger
wordt aangeboden en afgenomen € 595.000 en in de daarop volgende jaren € 315.000 per
jaar.
• Het variabele bedrag wordt berekend door het aantal leerlingen dat de eindtoets heeft
gemaakt te vermenigvuldigen met een bedrag per leerling. Het bedrag per leerling neemt
af met een in hoeveelheid toenemend aantal leerlingen:
– Voor leerling 1 tot en met leerling 5.000: € 40 per leerling
– Voor leerling 5.001 tot en met leerling 10.000: € 30 per leerling
– Voor leerling 10.001 tot en met leerling 15.000: € 22 per leerling
– Voor leerling 15.001 en verder: € 17 per leerling
Zoals eerder toegelicht, zijn de vaste en variabele voet in 2022 herijkt. Sindsdien
gelden de onderstaande bedragen:
• Het vaste bedrag bedraagt € 500.000 per jaar. Indien door de subsidieontvanger in
een bepaald jaar zowel een papieren als digitale versie van een eindtoets wordt aangeboden
wordt het vaste bedrag in dat jaar van € 500.000 met € 315.000 verhoogd.
• Het variabele bedrag wordt berekend door het aantal leerlingen dat de eindtoets heeft
gemaakt te vermenigvuldigen met een bedrag per leerling. Het bedrag per leerling neemt
af naarmate een toenemend aantal leerlingen de eindtoets heeft gemaakt. Het bedrag
per leerling bedraagt:
– Voor leerling 1 tot en met leerling 5.000: € 45 per leerling
– Voor leerling 5.001 tot en met leerling 10.000: € 35 per leerling
– Voor leerling 10.001 en verder: € 27 per leerling
Is daarnaast de subsidieregeling al eens geëvalueerd en zo ja, wat waren de bevindingen?
In 2018 vond binnen het stelsel van eindtoetsen een evaluatie van de subsidieregeling
plaats. Hierin zijn de knelpunten naar voren gekomen die aanleiding waren voor de
herijking van de vaste en variabele voet, zoals toegelicht in de memorie van toelichting
van de betreffende wetswijziging.12 Aanpassingen naar aanleiding van deze evaluatie konden pas worden doorgevoerd nadat
de daarmee samenhangende evaluatie van de Wet eindtoetsing PO was afgerond. Daarom
vond de aanpassing van de regeling met enige vertraging in 2022 plaats.
Wanneer is een nieuwe evaluatie van de subsidieregeling voorzien?
Evaluatie van de subsidieregeling is voorzien voor 2025. Omdat de huidige regeling
vervalt op 1 januari 2025 is nu niet voor inhoudelijke wijzigingen gekozen. Indien
inhoudelijke wijzigingen nodig blijken uit de evaluatie van 2025, wijzigen we daarop
de lopende regeling.
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie danken de Staatssecretaris voor het toesturen van de brief
omtrent de verlenging subsidieregeling andere erkende doorstroomtoetsen po en hebben
daar de volgende vragen over.
De leden van de fractie van de VVD vragen waarom is gekozen voor zes doorstroomtoetsen
die worden aangeboden door vijf toetsbedrijven.
Op verzoek van de Tweede Kamer is gekozen voor de mogelijkheid dat ook commerciële
aanbieders een doorstroomtoets kunnen aanbieden. Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel
voor de invoering van één centrale eindtoets, in 2014, is een amendement aangenomen
om hiernaast andere erkende eindtoetsen toe te staan.13 Deze markt is daarbij niet begrensd. Met de Wet doorstroomtoetsen po is, zonder discussie
in de Tweede en Eerste Kamer, vastgehouden aan de keuzevrijheid voor scholen uit meerdere
aanbieders. Met laatstgenoemde wet bleef via een amendement gewaarborgd dat scholen
naast marktpartijen ook gebruik kunnen maken vaneen doorstroomtoets aangeboden door
de overheid.14
Deze leden horen uit het werkveld dat de uitslagen van de verschillende doorstroomtoetsen
moeilijk te vergelijken zijn. Hoe kijkt de Staatssecretaris hier tegenaan? De leden
vragen tevens hoe het komt dat de ene doorstroomtoets tot een ander resultaat leidt
ten opzichte van een andere doorstroomtoets op dezelfde school en hoeverre zelfselectie
door scholen een rol kan spelen in het uitkiezen van de doorstroomtoets.
Alle erkende doorstroomtoetsen voldoen aan kwaliteitseisen van het CvTE en volgen
vanaf 2024 één en dezelfde normering, die in tegenstelling tot eerdere jaren losstaat
van de voorlopige schooladviezen. Daardoor geven de toetsadviezen een betrouwbaar
beeld van de prestaties die leerlingen hebben laten zien op taal en rekenen en zijn
de toetsresultaten onderling goed vergelijkbaar. Dat betekent dat de prestaties die
leerlingen op twee verschillende toetsen laten zien, tot hetzelfde resultaat leiden.
De afgelopen jaren is er naartoe gewerkt om de huidige mate van vergelijkbaarheid
te kunnen garanderen.15 Door deze eenduidige normering komen evenwel onderlinge verschillen tussen de toetsen
aan de oppervlakte, die eerder niet goed zichtbaar waren. Die kennis wordt gebruikt
voor doorontwikkeling van de toetsen.
De resultaten van 2024 zijn door het hanteren van een en dezelfde normering voor alle
toetsen niet vergelijkbaar met voorgaande jaren, zoals ook aan de Tweede Kamer is
gemeld.16 De toetsresultaten van dit jaar vormen dan ook een nulmeting voor betrouwbaar zicht
op de basisvaardigheden.
Deze leden vragen of het klopt dat het onderwijsveld destijds zelf gevraagd had om
meerdere toetsen. Hoe verhoudt zich dit met de oproep van de PO-raad om hier weer
vanaf te stappen?
Zoals eerder toegelicht kwam de keuzevrijheid in eindtoetsen tot stand op verzoek
van de Tweede Kamer.17 Bij de eindevaluatie van de Wet Eindtoetsing PO in 2019 gaf 90 procent van de ondervraagde
scholen aan deze keuzevrijheid te willen behouden. Ook de PO-Raad formuleerde in 2018
een sectoraal standpunt waarin staat dat de keuzevrijheid binnen de sector wordt gewaardeerd.
Daarin is te lezen dat scholen massaal hebben gekozen voor een toets die aansluit
bij hun visie en dat scholen de innovatie waarderen die voortvloeit uit het aanbod
van meerdere toetsen. Vanuit de evaluatie van de Wet Eindtoetsing PO volgden wel diverse
aanbevelingen voor verbetering van het stelsel van doorstroomtoetsen, onder meer om
tot betere vergelijkbaarheid te komen. Hieraan is gehoor gegeven met de Wet doorstroomtoetsen
PO die sinds 2023 in werking is.
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van de Verlenging van de subsidieregeling
andere erkende doorstroomtoetsen primair onderwijs en hebben daar de volgende vragen
over.
Is het volgens de Staatssecretaris wenselijk dat er onderlinge verschillen bestaan
tussen de doorstroomtoetsen?
Dat de toetsen onderling verschillen is inherent aan het bieden van keuzevrijheid.
Door verschillen in opzet en vorm kunnen scholen een toets kiezen die aansluit bij
hun onderwijsvisie en de behoeften van hun leerlingen. De toetsen voldoen allemaal
aan de kwaliteitseisen van het CvTE. Hierdoor is het toetsadvies een betrouwbare reflectie
van de taal- en rekenprestaties van een leerling. En omdat prestaties van leerlingen
verschillen, is het logisch dat de uitkomsten van de doorstroomtoetsen ook van elkaar
verschillen. Maar we kunnen de prestaties van leerlingen op de toetsen wel met elkaar
vergelijken, omdat vanaf 2024 voor alle toetsen dezelfde normering geldt.
En kan de Staatssecretaris toelichten hoe er gestuurd kan worden op kwaliteit bij
zes verschillende doorstroomtoetsen?
Het CvTE ziet als centrale kwaliteitsbewaker toe op de kwaliteit van erkende doorstroomtoetsen.
Hiervoor worden de toetsen jaarlijks beoordeeld aan de hand van het wettelijk beoordelingskader
doorstroomtoets PO.18 Onderdeel daarvan vormen eisen ten aanzien van de onderlinge vergelijkbaarheid, door
bijvoorbeeld de inzet van gezamenlijke ankervragen (een vastgestelde set vragen die
in elke toets terugkomen) en één landelijke toetsoverstijgende normering. Door deze
normering zijn vanaf 2024 de toetsresultaten van alle erkende doorstroomtoetsen onderling
goed vergelijkbaar. Dat brengt tevens verschillen in resultaten aan het licht, die
voorheen niet goed zichtbaar waren. Deze verschillen worden verder onderzocht aan
de hand van een meerjarige onderzoeksagenda, en gebruikt voor doorontwikkeling van
de toetsen.
Eerder heeft de Staatssecretaris aangegeven de Wet doorstroomtoetsen PO te gaan evalueren
en de Kamer hierover eind 2027 te informeren. Kan de Staatssecretaris aangeven hoe
de verlengingsperiode tot 2029 zich verhoudt tot de evaluatie van deze wet? Stel dat
de Kamer zou beslissen terug te gaan naar één of een zeer klein aantal kwalitatief
gelijkwaardige toetsen, zou dan deze subsidieregeling niet het tegenovergestelde in
de hand werken?
Het is mogelijk om een lopende subsidieregeling te wijzigen, waarbij het belangrijk
is om te vermelden dat de subsidieverplichting is neergelegd in het Toetsbesluit PO.
Alvorens we de subsidieregeling kunnen wijzigen zal het Toetsbesluit ook aangepast
moeten worden. Vanaf dit najaar start de meerjarige evaluatie van de Wet doorstroomtoetsen
PO, waarvan de Tweede Kamer eind 2027 de opbrengsten ontvangt. Het evaluatieonderzoek
levert ook tussentijds inzichten over het functioneren van het stelsel op. Bij wijzigingen
in het stelsel van doorstroomtoetsen kan de regeling hierop worden aangepast. In hetzelfde
tijdbestek dat een eventuele overgang naar één of een kleiner aantal toetsen in beslag
neemt, zou ook de benodigde aanpassing van het Toetsbesluit PO en wijziging van de
regeling gerealiseerd kunnen worden.
Het valt de leden van de NSC-fractie op dat het jaarlijkse budgetplafond is vastgesteld
op € 8,5 miljoen per jaar. In de huidige regeling wordt uitgegaan van een budgetplafond
van € 3,5 miljoen per jaar. Kan de Staatssecretaris aangeven hoe het budgetplafond
van € 8,5 miljoen tot stand is gekomen?
Zoals eerder toegelicht, is bij de initiële publicatie van de subsidieregeling in
2015 een budgetplafond van € 3,5 miljoen vastgelegd. Dit budget is gehandhaafd tot
de herziening van de regeling in 2022, waarbij het plafond is verhoogd tot € 5,8 miljoen.
In 2023 is het budgetplafond nogmaals opgehoogd naar € 6 miljoen. Aangezien meer scholen
sinds 2024 doorstroomtoetsen van commerciële aanbieders afnemen, is het budgetplafond
bij de verlenging van de subsidieregeling verhoogd naar de verwachte benodigde € 8,5
miljoen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
L. Bromet, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
M.H.M. Huls, adjunct-griffier