Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Campen over het Radio 1 interview ‘5 jaar BBB: Waar komt de partij vandaan en waar gaan ze naar toe’
Vragen van het lid Van Campen (VVD) aan de Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur over het Radio 1 interview «5 jaar BBB: Waar komt de partij vandaan en waar gaan ze naar toe» (ingezonden 31 oktober 2024).
Antwoord van Minister Wiersma (Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur) (ontvangen
6 november 2024).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het radio-fragment waarin BBB-Kamerlid Vermeer stelt dat
«de VVD moet wennen dat er een totaal ander landbouwbeleid is»?1
Antwoord 1
Ik heb kennisgenomen van dit interview.
Vraag 2
Deelt u deze opvattingen van het Kamerlid Vermeer? Zo ja, op grond waarvan doet u
dat? Zo nee, bent u bereid om hier afstand van te nemen?
Antwoord 2
Het is niet aan mij om te reflecteren op politieke uitspraken van individuele Kamerleden.
Vraag 3
Deelt u de mening van het Kamerlid Vermeer dat het Hoofdlijnenakkoord in volledigheid
dient te worden eerbiedigd, waarmee zo snel mogelijk – en eigenlijk per direct – navolging
dient te worden gegeven aan onderstaande gemaakte afspraken in het Hoofdlijnenakkoord?
Antwoord 3
Het Hoofdlijnenakkoord is voor mij de opdracht die ik van uw Kamer heb gekregen. Ik
span mij tot het uiterste in om de afspraken die in het Hoofdlijnenakkoord zijn gemaakt
tussen de Tweede Kamerfracties van de PVV, VVD, NSC en de BBB, die door dit kabinet
zijn uitgewerkt in het Regeerprogramma, waar te maken. Ik streef daarbij naar het
maximale resultaat, maar vind het belangrijk om erop te wijzen dat ik voor navolging
van alle afspraken vaak afhankelijk ben van onderhandelingen met derden, de Europese
dimensie en de doorwerking van het beleid in de praktijk (zoals autonome ontwikkelingen
in de markt en bijdragen van ketenpartijen en agrarisch ondernemers). Dit neemt niet
weg dat ik de gemaakte afspraken zie als mijn opdracht.
Vraag 4, 5, 6 en 7
Hoe staat het in die hoedanigheid met de afspraak uit het Hoofdlijnenakkoord om alles
op alles te zetten voor een regio-specifieke derogatie van de Nitraatrichtlijn, gebaseerd
op gemeten waterkwaliteit zoals in andere landen?
Hoe staat het met de in de afspraak uit het Hoofdlijnenakkoord om alles op alles te
zetten voor de beperking van derogatievrije zones (overgangsgebieden) rondom Natura
2000-gebieden tot alleen stikstofgevoelige natuurgebieden?
Hoe staat het met de gemaakte afspraak uit het Hoofdlijnenakkoord om alles op alles
te zetten voor het verkleinen van de bufferstroken van 250 meter naar 100 meter?
Hoe staat het met de gemaakte afspraak uit het Hoofdlijnenakkoord om alles op alles
te zetten voor het schrappen van de maximale hoeveelheid stikstof uit dierlijke mest
van 170 kilogram per hectare uit de Nitraatrichtlijn?
Antwoord 4, 5, 6 en 7
In mijn brief van 13 september jl. over de aanpak van de mestmarkt (Kamerstuk 33 037, nr. 559) heb ik uw Kamer over alle bovenstaande -en andere- zaken uitgebreid geïnformeerd
over mijn voorgenomen aanpak, waar ik ten volle aan werk. Met uw Kamer heb ik in recente
debatten (WGO Meststoffenwet op 7 oktober jl. en begrotingsbehandeling LVVN op 18 oktober),
uitgebreid hierover van gedachten gewisseld. In deze debatten heb ik mijn inzet en
mijn acties op de verschillende thema’s ook mondeling nader aan u mogen toelichten.
Ten aanzien van uw vraag over de derogatie verwijs ik u graag naar pagina 8 en 9 van
de voornoemde Kamerbrief.
Ten aanzien van uw vragen over de beperking van de derogatievrije zones en het aanpassen
van de breedte ervan verwijs ik u graag naar pagina 4 en 5 van voornoemde Kamerbrief.
Ten aanzien van uw vraag over het schrappen van de maximale hoeveelheid stikstof uit
dierlijke mest uit de Nitraatrichtlijn verwijs ik u graag naar pagina 8 van voornoemde
Kamerbrief.
Vraag 8
Hoe staat het met de gemaakte afspraak uit het Hoofdlijnenakkoord om alles op alles
te zetten voor de herijking van de Natura 2000-gebieden gericht op een hoofdstructuur
van robuuste natuurgebieden (geen snippernatuur)?
Antwoord 8
In het Hoofdlijnenakkoord is de ambitie opgenomen om Natura 2000-gebieden te herijken,
waarbij het kabinet wil toewerken naar een hoofdstructuur van robuustere natuurgebieden.
Dit is in het regeerprogramma verder uitgewerkt. Een eerste stap is om nationale voorbereidingen
te treffen om zo waar nodig met goed onderbouwde voorstellen het gesprek met de Europese
Commissie en lidstaten aan te gaan. Daar waar instandhoudingsdoelen elders in Nederland
beter, robuuster en efficiënter gerealiseerd kunnen worden, onderzoeken we of verschuiving
van doelstellingen past binnen de kaders van de Vogel- en Habitatrichtlijn (VHR).
Waar nodig gebeurt dat in afstemming met het Ministerie van VRO. Het kabinet zal voortouwnemers
verzoeken om vanuit hun gebiedskennis een inventarisatie te maken, waarvoor LVVN ter
ondersteuning een verduidelijkend beleidskader opstelt. Afhankelijk van de resultaten
die uit de uitvraag volgen en voorzien zijn vanaf medio 2025, wil Nederland het gesprek
in Brussel aangaan met Commissie en lidstaten, om waar nodig constructief op zoek
te gaan naar werkbare oplossingen om efficiënter een gunstige staat van instandhouding
te bereiken.
Vraag 9
Hoe vaak bent u inmiddels in Brussel geweest om bovenstaande afspraken uit het Hoofdlijnenakkoord
bij de Europese Commissie aanhangig te maken en welke resultaten hebben deze bezoeken
opgeleverd?
Antwoord 9
Sinds de Staatssecretaris van LVVN en ik op 2 juli jl. zijn aangetreden, zijn wij
beiden of ten minste één van ons, afhankelijk van de agenda, bij alle formele en informele
bijeenkomsten van de Landbouw- en Visserijraad (hierna: Raad) in Brussel, Luxemburg
en Boedapest aanwezig geweest. Daar hebben wij de speerpunten op het gebied van LVVN
uit het Hoofdlijnenakkoord, waaronder mest (onder andere derogatie, Nitraatrichtlijn
en RENURE), pulsvisserij en Natura 2000-gebieden met verschillende van onze collega-bewindslieden
besproken tijdens de vergadering zelf en/of in (bilaterale) gesprekken en/of en marge
van de Raad. Daarbij hebben wij continue het belang van inzet in de EU op innovatie,
doelsturing en voedselzekerheid onderstreept, zoals genoemd in het Regeerprogramma.
Wij nemen tijdens deze gesprekken en bijeenkomsten doorgaans een open en constructieve
houding aan. Ook is er veelvuldig contact met andere lidstaten en de Commissie op
ambtelijk niveau. Wij voeren deze gesprekken met het doel om onze relaties met andere
lidstaten en de Commissie te versterken en het draagvlak voor onze voorstellen en
ideeën te vergroten. Daar zijn wij nog steeds mee bezig en gaan wij ook mee door.
Tot nu toe ontmoeten wij bij onze collega-bewindspersonen begrip voor de Nederlandse
situatie en constructieve reacties.
Vraag 10
Kunt u nog altijd garanderen dat er gedurende uw ambtstermijn geen sprake zal zijn
van een generieke korting op dierrechten in de veehouderij, hetgeen is afgesproken
in het Hoofdlijnenakkoord?
Antwoord 10
In het Hoofdlijnenakkoord van de Tweede Kamerfracties van de PVV, VVD, NSC en de BBB
is de volgende zin opgenomen: «De mestcrisis krijgt urgente aandacht, opdat geen sprake
is van een generieke korting.»
In mijn brief van 13 september jl. over de aanpak van de mestmarkt heb ik aangegeven:
«Ik ga er dan ook alles aan doen om de problematiek op de mestmarkt de urgente aandacht
te geven die het verdient en zal mij vol inzetten om een generieke korting als gevolg
van het overschrijden van de mestproductieplafonds te voorkomen, zoals ook in het
Hoofdlijnenakkoord is opgenomen».
Zoals ik in de Nota naar aanleiding van het verslag van de wijziging Meststoffenwet
in verband met de maximale mestproductie (Kamerstuk 36 618, nr. 34) heb aangegeven, kan ik niet garanderen dat er geen sprake zal zijn van een generieke
korting. Zoals in voornoemde Nota naar aanleiding van verslag is aangegeven, volgt
uit de artikelen 33Ab en 33Ac van de Meststoffenwet dat een generieke korting kán
worden toegepast bij overschrijding van de sectorale mestproductieproductieplafonds.
Nederland zal moeten voldoen aan de voorwaarde over de maximale mestproductie in de
derogatiebeschikking en aan haar eigen nationale regelgeving waarin de mestproductieplafonds
zijn vastgelegd (de in artikel 18a Meststoffenwet en thans in de Urm opgenomen mestproductieplafonds).
Ik span mij tot het uiterste in om met de ingezette maatregelen te borgen dat de mestproductieplafonds
niet worden overschreden om een generieke korting te voorkomen. Daarnaast is bijvoorbeeld
de potentiële reductie in de melkveehouderij door het voerspoor van groot belang voor
het verlagen van de mestproductie onder het nationale mestproductieplafond en daarmee
het voorkomen van een mogelijke generieke korting. Hiervoor verwacht ik een grote
inspanning van ketenpartijen in de melkveehouderij en melkveehouders verwacht.
Vraag 11
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden en wel voor het plaatsvinden van de commissiedebatten
Mestbeleid op 7 november 2024 en Stikstof, NPLG en Natuur op 4 december 2024?
Antwoord 11
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.M. Wiersma, minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.