Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over antwoorden op aanvullende vragen commissie over de eerste fase onderzoek Clingendael naar het Turkse diasporabeleid in Nederland (Kamerstuk 32824-414)
32 824 Integratiebeleid
Nr.444
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 6 november 2024
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid een aantal aanvullende vragen
en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over
het verslag van een schriftelijk inzake de eerste fase onderzoek Clingendael naar
het Turkse diasporabeleid in Nederland (Kamerstuk 32 824, nr. 414).
De vragen en opmerkingen zijn op 15 mei 2024 de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
voorgelegd. Bij brief van 6 november 2024 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Tielen
Adjunct-griffier van de commissie, Van den Broek
Inhoudsopgave
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
4
Vragen en opmerkingen van de leden van de DENK-fractie
4
II
Antwoord/Reactie van de Minister
4
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie vragen hoeveel Turkse weekendscholen er op dit moment
actief zijn in Nederland. Als dit niet bekend is, is de Minister bereid om een onderzoek
te laten uitvoeren naar hoeveel Turkse weekendscholen er op dit moment in Nederland
actief zijn? Zo ja, hoe ziet de Minister het tijdspad voor zich van dit onderzoek?
Zo nee, waarom niet?
Deze leden vragen hoeveel van deze weekendscholen gefinancierd worden door de Turkse
overheid. Als dit niet bekend is, is de Minister bereid om een onderzoek te laten
uitvoeren naar welke weekendscholen door Turkije worden gefinancierd? Zo ja, hoe ziet
de Minister het tijdspad voor zich van dit onderzoek? Zo nee, waarom niet?
Is bekend van de overige weekendscholen hoe zij gefinancierd worden? Als dit niet
bekend is, is de Minister bereid om hier een onderzoek naar te laten uitvoeren? Zo
ja, hoe ziet de Minister het tijdspad voor zich van dit onderzoek? Zo nee, waarom
niet?
De leden van de VVD-fractie vragen of er andere projecten zijn die de Turkse overheid
in Nederland financiert. Zo ja, kan de Minister voorbeelden geven? Zo nee, is dit
de Minister niet bekend? Daarnaast vragen deze leden wat het kabinet concreet doet
om Nederlanders met een Turkse achtergrond te beschermen tegen bemoeienis vanuit Turkije.
De leden van de VVD-fractie vragen of er zicht is op hoe subsidies voor het comité
voor Turken in het buitenland (YTB) worden gebruikt. Voor welke projecten worden deze
subsidies gebruikt? In welke steden worden deze subsidies gebruikt?
Wie beslist er binnen YTB hoe de subsidies worden gebruikt? Mocht de Minister dit
niet bekend zijn, is de Minister dan bereid om hier onderzoek naar te doen? Zo ja,
hoe ziet de Minister het tijdspad voor dit onderzoek? Zo nee, waarom niet?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Minister aangeeft dat bij het kabinet geen
signalen bekend zijn dat specifieke groepen Turken buitengesloten en buitenspel gezet
worden door de Turkse regering als hun identiteit niet strookt met de gewenste karakteristieken
van de Turkse staatsburgers. Hoe kan het dat dit niet bekend is bij het kabinet terwijl
de onderzoekers schrijven in hun onderzoek dat dit in Nederland voorkomt? Op welke
manieren wordt er vanuit het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
contact onderhouden met de Turkse gemeenschap in Nederland? Is de Minister bereid
om, zoals wordt gevraagd in de motie-Becker1, een lijst te delen met de Kamer waarin alle gesprekspartners van het ministerie
staan?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de onderzoekers aangeven dat het Turkse diasporabeleid
meer en meer een assertieve opvatting van Turkije is gaan reflecteren, alsook een
meer nationalistische notie van het «Turk-zijn» in de zin van loyaliteit aan de staat
en vaderlandsliefde. Hierdoor is het diasporabeleid voor in Turkije uitgesloten groepen
in sommige gevallen bedreigend geworden. Hoe strookt deze analyse van het Turkse diasporabeleid
in Nederland met de visie van de Minister dat het diasporabeleid van een ander land
niet de grenzen van de Nederlandse rechtstaat overschrijft, dan wel de participatie
van Nederlanders met een bi-culturele achtergrond belemmert?
De leden van de VVD-fractie lezen dat er wordt geantwoord dat burgers signalen en
meldingen van vermeend ongewenste buitenlandse inmenging kunnen delen met verschillende
onderdelen van de Rijksoverheid. Krijgen deze burgers vervolgens een terugkoppeling
wat er met hun melding is gedaan? Als Nederlandse burgers met een dubbel paspoort
zich werkelijk zorgen maken om hun eigen veiligheid, waar kunnen zij dan heen? Kan
de Minister de Kamer verzekeren dat er binnen de politie voldoende kennis over ongewenste
buitenlandse inmenging (OBI) is, zodat melders en potentiële slachtoffers voldoende
kunnen worden geholpen?
De leden van de VVD-fractie vragen hoe het staat met de campagne die door de Minister
is toegezegd als antwoord op het meldpunt dat door het lid Becker is aangevraagd.
De toezegging is gedaan dat deze campagne eind 2023 live zou gaan. Is de campagne
al live? Zo ja, wat zijn de eerste signalen? Zo nee, waarom is de campagne nog niet
live?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Minister beschrijft dat het Ministerie van
SZW niet bevoegd is om personen of organisaties te duiden. Kan de Minister de Kamer
een complete lijst verstrekken welke ministeries of overheidsinstanties op dit moment
wél de bevoegdheid hebben om personen en organisaties te duiden?
In het onderzoek lezen de leden van de VVD-fractie dat wordt beschreven dat Diyanet
mogelijk, in politiek gevoelige kwesties, als verlengstuk van de Turkse staat kan
opereren. Deze leden willen weten hoe dit eruitziet in Nederland zonder een uitleg
van wat Diyanet is. Kan de Minister de Kamer voorzien van concrete voorbeelden? Zo
niet, zijn deze voorbeelden er niet? Hoe strookt de Minister dat er bij het ministerie
geen voorbeelden bekend zijn, terwijl dit wel wordt beschreven in dit onderzoek?
De leden van de VVD-fractie vragen hoe het beleid van de Minister zich richt, naast
het tegengaan van discriminatie en uitsluiting en mét het stimuleren van inclusie,
veerkracht en weerbaarheid, op de voedingsbodem die in Nederland bestaat voor 60%
van de Nederlanders met een Turkse achtergrond die zich meer Turks dan Nederlands
voelen. Hoe ziet de Minister deze ontwikkeling? Welke concrete elementen in haar beleid
zien erop toe dat deze 60% daalt? Wat is, volgens de Minister, de reden dat dit cijfer
zo hoog ligt?
De leden van de VVD-fractie vragen hoe het staat met het onderzoek dat wordt benoemd
op pagina 7, waarin onderzoek wordt gedaan naar of het hebben van een dubbele nationaliteit
gewenst of ongewenst is.
De leden van de VVD-fractie constateren dat er tijdens de Turkse verkiezingen in 2023
meerdere meldingen geweest zijn waarbij Turkse overheidsvertegenwoordigers binnen
drie maanden voor de verkiezingen campagne hebben gevoerd in Nederland. Hoeveel meldingen
zijn er gedaan? Door wie zijn deze meldingen gedaan? De afgesproken regel is dat buitenlandse
politici drie maanden voor de verkiezingen geen campagne mogen voeren in Nederland.
Hoe strookt deze regel met het dan toch toelaten van Turkse overheidsvertegenwoordigers?
Waarom heeft het kabinet zich niet aan bovenstaande regel gehouden voor de Turkse
verkiezingen? Waarom heeft het kabinet Nederlanders met een Turkse achtergrond niet
beschermd voor mogelijk intimideren door campagneactiviteiten voor de Turkse verkiezingen?
Waarom wordt er geen overzicht bijgehouden van deze meldingen? Hoe zag het maatwerk,
waarover wordt gesproken in de antwoorden, eruit bij deze meldingen? Voor welke steden
zijn deze meldingen gedaan?
Tenslotte vragen de leden van de VVD-fractie of er sinds 2021 een wijziging opgetreden
is in de Nederlandse situatie rondom de Grijze Wolven. Wordt dit nog steeds gemonitord?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie danken de Minister voor de beantwoording. Deze leden hebben
nog enkele aanvullende vragen.
De leden van de D66-fractie lezen dat de Minister voornemens is om het onderzoek naar
het Turkse diasporabeleid in Nederland te verbreden naar andere gemeenschappen. Kan
de Minister hiertoe de beoogde stappen inclusief het tijdspad schetsen, zo vragen
deze leden. Aanvullend, kan de Minister aangeven welke gemeenschappen zij wenst mee
te nemen in verder onderzoek?
Vragen en opmerkingen van de leden van de DENK-fractie
De leden van de DENK-fractie hebben kennisgenomen van de stukken behorend bij het
schriftelijk overleg eerste fase onderzoek Clingendael naar het Turkse diasporabeleid
in Nederland en hebben de volgende vragen. Ten eerste vragen deze leden wat de stand
van zaken is met betrekking tot de tweede fase van het onderzoek en wat de verwachte
datum van oplevering is. Ten tweede vragen deze leden of de Minister uiteen kan zetten
wat het diasporabeleid is van Nederland. Kan de Minister daarbij ook aangeven welke
overeenkomsten en verschillen er zijn tussen het Turkse en Nederlandse diasporabeleid?
Tenslotte vragen zij of de Minister nader kan toelichten wat de maatschappelijke meerwaarde
is van stichtingen, zoals Islamitische Stichting Nederland, in het bevorderen van
de sociale cohesie, participatie en gemeenschapszin. Kan de Minister deze maatschappelijke
meerwaarde ook kwantificeren?
II Antwoord/Reactie van de Minister
De beantwoording is naar onderwerp ingedeeld, te weten: A) diasporabeleid van Turkije,
B) ongewenste buitenlandse inmenging en C) overige vragen.
A. Het Turks Diasporabeleid
Diasporabeleid algemeen
De leden van de VVD-fractie vragen naar de ontwikkeling van het assertievere Turkse
diasporabeleid, wat Nederland concreet doet aan bescherming en naar de signalen over
het «buitenspel zetten van specifieke groepen Turken» door de Turkse regering.
Zoals gesteld in de beantwoording van het eerste Schriftelijk Overleg over het onderzoek
van Clingendael2, voeren veel landen beleid en organiseren activiteiten om een band te behouden met
de staatsburgers die in het buitenland wonen. Nederland doet dit zelf ook. Het kabinet
herkent dat de Turkse regering al jaren openlijk een actief diasporabeleid voert richting
de Turkse diasporagemeenschappen, zowel in Nederland als in andere landen. Ongewenste
buitenlandse inmenging, echter, is onacceptabel. Het zorgt ervoor dat sommige burgers
zich onveilig voelen en beperkt hen in hun vrijheid van meningsuiting en handelen.
Dit leidt tot verdeeldheid en wantrouwen binnen gemeenschappen en de samenleving.
Het is belangrijk om duidelijk de norm te stellen dat dit soort inmenging niet wordt
getolereerd. Hoewel landen het recht hebben om diasporabeleid te voeren in Nederland,
moet dit altijd binnen de grenzen van onze rechtsstaat blijven en mag het de participatie
van individuen in onze samenleving niet in de weg staan.
Het kabinet baseert zijn beleid met betrekking tot het tegengaan van ongewenste buitenlandse
inmenging op openbare analyses, zoals het Dreigingsbeeld Statelijke Actoren en jaarverslagen
van inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Daarnaast maakt het gebruik van onderzoeken,
zoals die van Clingendael, en staat het in contact met leden en vertegenwoordigers
van diasporagemeenschappen over signalen van ongewenste buitenlandse inmenging.
Wanneer bij het kabinet toch signalen binnenkomen dat het Turkse diasporabeleid de
grenzen van de Nederlandse rechtsstaat overschrijdt, aarzelt het kabinet niet de betreffende
autoriteiten daarop aan te spreken – conform de integrale aanpak van ongewenste buitenlandse
inmenging. Dit is in eerdere gevallen ook gebeurd, waarover u in 2020 per kamerbrief
bent geïnformeerd3.
Daar waar het de fysieke veiligheid van individuele personen betreft, kan de overheid,
op basis van actuele dreigingsinformatie en daar waar nodig, aanvullende beveiligingsmaatregelen
treffen. Hierover worden in het openbaar geen uitspraken gedaan.
Financiering
De leden van de VVD-fractie vragen zich af of er zicht is op hoe de subsidies verstrekt
door YTB worden gebruikt en wie hierover beslist. Daarnaast vragen de leden van de
fractie van de VVD of er nog andere projecten zijn die de Turkse overheid in Nederland
financiert.
Veel landen financieren activiteiten in het buitenland die zich richten op de eigen
diasporagemeenschappen door middel van subsidies of anderszins. Net zoals het deze
landen vrij staat om banden te onderhouden met hun staatsburgers, staat het deze landen
ook vrij om projecten te financieren met deze gemeenschap(pen) als doelgroep.
Tegelijkertijd is vastgesteld dat statelijke actoren burgers in Nederland als doelwit
kunnen hebben van (heimelijke) beïnvloedingsactiviteiten. Dit is eerder naar voren
gekomen in de jaarverslagen van de AIVD en in de Dreigingsbeelden Statelijke Actoren.4 In deze rapportages wordt aangegeven dat beïnvloedings- en inmengingsactiviteiten
van derde landen mogelijk van invloed zijn op het gevoel van onveiligheid binnen diasporagemeenschappen.
Bovendien kan dit, met name bij grotere gemeenschappen, gevolgen hebben voor de onderlinge
cohesie binnen deze groepen. In sommige gevallen kan dit leiden tot zelfcensuur, spanningen
binnen en tussen bevolkingsgroepen in Nederland en mogelijk zelfs tot verstoring van
de democratische rechtsorde.
Het kabinet gaat onwenselijke beïnvloeding vanuit het buitenland tegen. In het regeerprogramma
(bijlage bij Kamerstuk 36 471, nr. 96) is een slim verbod op ongewenste buitenlande financiering van onder meer Nederlandse
verenigingen, stichtingen, kerkgenootschappen of informele organisaties opgenomen.5 Het wetsvoorstel Transparantie maatschappelijke organisaties, dat ter behandeling
voorligt in uw Kamer, is hierop gericht. Dit wetsvoorstel is tweeledig. Enerzijds
krijgen de burgemeester, het OM en andere specifiek aangewezen overheidsinstanties
de bevoegdheid om een informatieverzoek te doen aan een maatschappelijke organisatie
over een of meer donaties.
Als de donaties substantieel blijken kan verder navraag gedaan worden naar de persoon
van de donateur. De burgemeester kan een informatieverzoek doen wanneer er sprake
is van een (dreigende) verstoring van de openbare orde. Het OM kan een informatieverzoek
doen bij ernstige twijfel of de wet of de statuten te goeder trouw worden nageleefd
dan wel of het bestuur naar behoren wordt gevoerd. Anderzijds worden stichtingen –
die nu al verplicht zijn om een balans en staat van baten en lasten op stellen – verplicht
om een balans en staat van baten en lasten te deponeren bij het handelsregister. Enkele
daartoe bevoegde toezichts- en handhavingsinstanties van de overheid krijgen toegang
tot deze stukken.
Campagne tijdens Turkse Verkiezingen
De leden van de VVD-fractie vragen naar de meldingen die zijn gedaan over Turkse overheidsvertegenwoordigers
die binnen drie maanden voor de verkiezingen campagne hebben gevoerd in Nederland.
Zoals aangegeven in de beantwoording van de «Beantwoording schriftelijk overleg «Eerste
fase onderzoek Clingendael naar het Turkse diasporabeleid in Nederland»»6 zijn er enkele meldingen gedaan voorafgaand aan mogelijke campagne activiteiten.
Deze meldingen zijn via verschillende instanties bij het Ministerie van Buitenlandse
Zaken binnengekomen. Meldingen zijn niet altijd gebonden aan een specifieke locatie.
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft zorggedragen voor gepaste opvolging van
de meldingen. Voorafgaand aan deze mogelijke campagneactiviteiten zijn in overleg
met de betrokken partijen maatregelen getroffen om activiteiten te voorkomen en/of
om de betrokken overheidsvertegenwoordigers niet te laten deelnemen binnen de gestelde
termijn van drie maanden.
Informeel onderwijs
De leden van de VVD-fractie vragen hoeveel Turkse weekendscholen er op dit moment
actief zijn in Nederland en hoe deze en overige weekendscholen gefinancierd worden.
In 2022 is uw Kamer geïnformeerd7 over de verstrekking van middelen door het Turkse Ministerie voor Turken in het buitenland
(Yurtdışı Türkler ve Akraba Topluluklar Başkanlığı, YTB) aan aanbieders van lessen
in de Turkse taal, en de bijbehorende subsidievoorwaarden. Het kabinet heeft daarbij
aangegeven dat de beschikbare informatie wees op zeer kleinschalige, legitieme ondersteuning
van organisaties die taalles aanbieden, met geen aanleiding tot zorg over ongewenste
beïnvloeding via deze taalsubsidies.
Het kabinet beschikt niet over cijfers van instellingen voor informeel onderwijs,
waaronder weekendscholen, of kennis van de financieringsstructuur van deze instellingen.
Het kabinet houdt namelijk geen lijst bij van weekendscholen in Nederland. Er bestaat
geen specifieke vergunning of aanvraagprocedure voor weekendscholen.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap werkt aan het realiseren
van wettelijk toezicht op informeel onderwijs aan kinderen, waaronder ook weekendscholen
vallen. Uw Kamer is in mei 2023 en maart 2024 geïnformeerd over de contouren en uitwerking
van dit wetsvoorstel8 en het wetvoorstel wordt in de tweede helft van 2024 in internetconsultatie gebracht.
Landenneutraal onderzoek ervaren diasporabeleid
De leden van de D66-fractie vragen naar het voornemen om het onderzoek naar het Turkse
diaspora in Nederland te verbreden naar andere gemeenschappen en wat hiertoe de beoogde
stappen zijn.
Instituut Clingendael onderzocht reeds hoe diasporabeleid binnen Turks-Nederlandse
gemeenschappen ervaren wordt. In het kader van generiek beleid heeft SZW-onderzoek
uitgezet naar beschermende- en risicofactoren van diasporabeleid, waar ook bredere
ervaringen met diasporabeleid zijn opgehaald.
Naar verwachting wordt dit onderzoek in het najaar van 2024 gepubliceerd. De uitkomsten
van dit onderzoek, tezamen met eerder opgehaalde ervaringen in het kader van het hebben
van meervoudige nationaliteiten, vormen de basis voor het vergroten van bewustwording
bij lokale professionals, koepelorganisaties en andere vertegenwoordigers van gemeenschappen
over gewenste en ongewenste vormen van diasporabeleid.
B. Ongewenste Buitenlandse inmenging
Meldpunt
De leden van de VVD-fractie vragen of burgers een terugkoppeling ontvangen van hun
melding, en waar Nederlandse burgers met een dubbel paspoort terecht kunnen wanneer
zij zich zorgen maken om hun eigen veiligheid.
Eenieder die slachtoffer is van een misdrijf (zoals bedreiging) kan hiervan aangifte
doen bij de politie. Dit geldt vanzelfsprekend ook voor burgers met een dubbel paspoort.
Daarnaast is door het kabinet een centrale plek binnen de Rijksoverheid gerealiseerd
voor het delen van OBI-signalen en meldingen die binnenkomen bij de verschillende
onderdelen van de Rijksoverheid. Op deze centrale plek worden periodiek de relevante
signalen en eventueel ontvangen OBI-meldingen geanonimiseerd bijeengebracht. Dit draagt
bij aan een integraal en gezamenlijk beeld van mogelijke dreiging en eventueel beleidsmatige
opvolging. Indien van toepassing worden passende maatregelen getroffen, waar dit mogelijk
en noodzakelijk is in het kader van de bestaande taken en bevoegdheden. In beginsel
krijgen melders daar geen terugkoppeling van, gelet op het anonieme karakter van de
binnengekomen meldingen en signalen. Door binnen de Rijksoverheid verschillende ingangen
te bieden om meldingen te kunnen doen en signalen te kunnen delen, houdt het kabinet
de drempel voor burgers zo laag mogelijk.
Aanvullend is het kabinet gestart met een pilot voor de inrichting van een centraal
OBI-meldpunt, waar uw Kamer om heeft verzocht. Het opzetten van een dergelijk centraal
punt buiten de Rijksoverheid vraagt om een aantal randvoorwaarden. Op dit moment worden
de mogelijkheden daartoe gedetailleerd onderzocht. Belangrijke uitgangspunten in dit
proces zijn een zorgvuldige weging rond privacy- en veiligheidsvraagstukken, bijvoorbeeld
ten aanzien van gegevensverwerking en op het gebied van cybersecurity, en het vergt
een gedegen uitwerking van de vraag hoe opvolging te geven aan OBI-meldingen. Het
is daarbij van belang aan (potentiële) melders en uw Kamer een realistisch beeld te
geven van de handelingsperspectieven die geboden kunnen worden: wat kan de overheid
wel en niet doen om deze vorm van dreiging aan te pakken? Veel vormen van OBI, zoals
manipulatie en beïnvloeding, vinden immers plaats onder de drempel van het strafrecht
en kunnen daarom niet strafrechtelijk worden vervolgd. Ten slotte zijn er financiële
consequenties verbonden aan de keuze voor de externe inrichting van een centraal meldpunt.
Na afronding van deze pilot-fase, wordt uw Kamer over de inrichting van het meldpunt
nader geïnformeerd.9
Campagne meldpunt
De leden van de VVD-fractie informeren naar de stand van zaken van de campagne met
betrekking tot het OBI-meldpunt.
Er is een OBI communicatieaanpak ontwikkeld.10 Met de communicatieaanpak wil de Rijksoverheid meer maatschappelijk bewustzijn over
OBI creëren en het normatieve standpunt uitdragen, dat OBI in Nederland niet wordt
geaccepteerd. De aanpak is er daarnaast op gericht om doelgroepen en (potentiële)
doelwitten van OBI erop te wijzen, dat zij een melding kunnen doen wanneer zij OBI
vermoeden of wanneer OBI daadwerkelijk plaatsvindt. Uw kamer is hierover in meer detail
geïnformeerd in de Kamerbrief «Stand van zaken aanpak ongewenste buitenlandse inmenging
(OBI).»11
Kennis bij de politie
De leden van de VVD-fractie informeren naar de kennispositie binnen de politie en
vragen of melders en potentiële slachtoffers voldoende kunnen worden geholpen.
De OBI-aanpak betreft een rijksbrede opgave. Als uitvoeringsorganisatie heeft de politie
de afgelopen jaren geïnvesteerd in het verhogen van de bewustwording van statelijke
dreigingen en OBI in het bijzonder. Daarnaast zet het kabinet in op de signalerende
en handhavende taak van de politie op het vlak van nationale veiligheid. Er wordt
daarom geïnvesteerd in de aanpak van spionage door politie en OM. Ook wordt er daarmee
ingezet op het vergroten van de deskundigheid bij de politie tegen ongewenste buitenlandse
in menging en statelijke dreigingen. Indien personen slachtoffer zijn van een strafbaar
feit kijkt de politie in afstemming met het openbaar ministerie naar de wettelijke
mogelijkheden die het strafrecht biedt.
Zoals in het antwoord hierboven is aangegeven is het kabinet gestart met een pilot
voor een centraal meldpunt voor Ongewenste Buitenlandse Invloed (OBI), zoals verzocht
door de Kamer. Het opzetten van dit meldpunt buiten de Rijksoverheid vereist het zorgvuldig
afwegen van privacy- en veiligheidskwesties, zoals gegevensverwerking en cybersecurity.
Daarnaast moet duidelijk worden wat de overheid kan doen bij OBI-meldingen, aangezien
veel gevallen niet strafrechtelijk vervolgd kunnen worden. Ook worden de financiële
gevolgen van een extern meldpunt onderzocht. Na afronding van deze pilot-fase, wordt
uw Kamer over de inrichting van het meldpunt nader geïnformeerd.12
Duiden
De leden van de VVD-fractie vragen zich af welke ministeries of overheidsinstanties
op dit moment de bevoegdheid hebben om personen en organisaties te duiden.
De politie, de AIVD en het Ministerie van OCW beschikken over een grondslag voor het
verwerken van persoonsgegevens, deze geldt echter alleen voor het uitoefenen van hun
eigen specifieke wettelijke taak. Voor een toelichting op deze taken verwijs ik u
graag naar de Kamerbrief van de voormalige Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Karien van Gennip, die op 23 oktober 2023 is verzonden en gaat over de geleerde lessen
van de Taskforce Problematisch Gedrag en Ongewenste Buitenlandse Financiering.13
Diyanet
De leden van de VVD fractie vragen zich af hoe Diyanet «als» verlengstuk van de Turkse
staat kan opereren en of de Minister hier concrete voorbeelden van kan geven.
Nederlandse burgers hebben het recht om vrijelijk hun geloofsovertuiging te belijden,
in overeenstemming met de vrijheid van godsdienst. Deze vrijheid stelt Nederlandse
burgers in staat om zelfstandig keuzes te maken betreffende de invulling van hun religieuze
overtuigingen.
Zoals eerder in deze beantwoording al aangegeven, zal het kabinet niet aarzelen de
Turkse autoriteiten aan te spreken, wanneer het Turkse diasporabeleid de grenzen van
onze rechtstaat overschrijdt of de participatie van Nederlanders met een Turkse achtergrond
belemmert. In 2016 is dit bijvoorbeeld gebeurd naar aanleiding van berichten over
rapportages die de attaché Religieuze Zaken van de Turkse ambassade in Nederland,
destijds tevens voorzitter van de Islamitische Stichting Nederland (de Nederlandse
koepelorganisatie van de Diyanet-moskeeën), naar Ankara stuurde over vermeende banden
met de Gülenbeweging. In goed onderling overleg, is de attaché teruggetrokken uit
Nederland. Om (de schijn van) mogelijke vermenging van politiek en religie te voorkomen,
zijn de autoriteiten overeengekomen dat de attaché Religieuze Zaken, of een andere
vertegenwoordiger met diplomatieke of consulaire status, voortaan geen rol vervult
in het bestuur van ISN.
C. Overige vragen
Nederlands diasporabeleid
De leden van de DENK-fractie vragen naar een uiteenzetting naar het diasporabeleid
van Nederland en een vergelijking met die van Turkije.
Nederland kent niet één integraal of gecoördineerd beleid voor Nederlanders in het
buitenland. Er zijn verschillende departementen die een verantwoordelijkheid hebben
voor een gedeelte van het beleid voor personen met een Nederlandse nationaliteit die
zich in het buitenland begeven. Omdat deze verantwoordelijkheden verschillende beleidsterreinen
raken worden ze uitgevoerd door verschillende departementen. Zo is het Ministerie
van Buitenlandse Zaken bijvoorbeeld verantwoordelijk voor het mogelijk maken van Nederlandse
verkiezingen in het buitenland, consulaire bijstand en reisadviezen. Het Ministerie
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft beleid opgesteld voor Nederlands taal-
en cultuuronderwijs in het buitenland om ervoor te zorgen dat kinderen bij terugkeer
naar Nederland aansluiting kunnen vinden op het Nederlandse onderwijs. Er wordt geen
overzicht bijgehouden van alle beleidsterreinen die Nederlanders in het buitenland
raken.
Binding
De leden van de VVD-fractie vragen hoe het beleid van de Minister zich richt, naast
het tegengaan van discriminatie en uitsluiting en mét het stimuleren van inclusie,
veerkracht en weerbaarheid, op de voedingsbodem die in Nederland bestaat voor 60%
van de Nederlanders met een Turkse achtergrond die zich meer Turks dan Nederlands
voelen. Hoe ziet de Minister deze ontwikkeling? Welke concrete elementen in haar beleid
zien erop toe dat deze 60% daalt? Wat is, volgens de Minister, de reden dat dit cijfer
zo hoog ligt?
Zoals eerder door mijn voorganger aangegeven, vind ik het zorgelijk dat circa 60%
van de respondenten zich primair identificeert met de Turkse identiteit. Uit hetzelfde
onderzoek blijkt namelijk dat een vergelijkbaar percentage aangeeft zich óók verbonden
te voelen met Nederland.
Positief is dat de identificatie met Nederland groeit. In 2023 heeft het Rotterdams
Instituut voor Sociaal Beleidsonderzoek van de Erasmus Universiteit, in opdracht van
mijn ministerie, een rapport uitgebracht over de integratie en het samenleven van
verschillende etnische groepen, waaronder de Turkse gemeenschap14. Hieruit blijkt dat de tweede generatie Turkse Nederlanders zich in aanzienlijk grotere
mate zowel met Nederland als met hun herkomstgroep identificeert, meer dan de eerste
generatie. Dit is een positieve ontwikkeling die ik graag wil onderstrepen.
Tegelijkertijd blijft deze tweede generatie, ondanks verbeteringen in hun maatschappelijke
positie, discriminatie ervaren vanwege hun afkomst. Dit sluit aan bij de zogeheten
integratieparadox: hoe meer mensen met een migratieachtergrond geïntegreerd raken,
hoe meer zij discriminatie en uitsluiting ervaren. Dit is ook bevestigd in het rapport
«Gevestigd, maar niet thuis» van het Sociaal en Cultureel Planbureau (2022). Deze
belemmeringen dragen bij aan een gevoel van vervreemding en verhinderen dat mensen
zich volledig thuis en verbonden voelen met Nederland.
Daarom blijf ik mij inzetten voor een inclusieve samenleving, waarin iedereen zich
welkom en gewaardeerd voelt. Het aanpakken van discriminatie en racisme is daarbij
een onmisbaar onderdeel. Evenals het aanpakken van ongewenste buitenlandse inmenging.
Dubbele nationaliteit
De leden van de VVD-fractie vragen hoe het staat met het onderzoek dat wordt benoemd
op pagina 7, waarin onderzoek wordt gedaan naar of het hebben van een dubbele nationaliteit
gewenst of ongewenst is.
Het Ministerie van SZW doet geen onderzoek naar de wenselijkheid van een dubbele nationaliteit.
Het kabinet vindt het hebben van een meervoudige nationaliteit per definitie ongewenst.
In de vorige beantwoording werd verwezen naar een onderzoek over het verband tussen
het behoud van de dubbele nationaliteit en een gevoel van vervreemding van/verbondenheid
met de Nederlandse samenleving. Dit betreft een toezegging naar aanleiding van de
VVD-vraag hierover uit het eerdere schriftelijk overleg van 26 maart jl.15 Het Ministerie van SZW verkent de mogelijkheden om hiervoor een kwantitatieve analyse
uit te laten voeren binnen de Survey Integratie Minderheden (SIM). Naar verwachting
kan de Kamer hier medio 2025 nader over geïnformeerd worden.
Contacten met de Turks-Nederlandse gemeenschappen
De leden van de VVD-fractie zich af op welke manieren vanuit het Ministerie van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid contact onderhouden wordt met de Turkse gemeenschap in Nederland.
Daarnaast vragen de leden van de DENK-fractie naar de maatschappelijke meerwaarde
van stichtingen, zoals «Islamitische Stichting Nederland» in het bevorderen van sociale
cohesie, participatie en gemeenschapszin.
Ten aanzien van de maatschappelijke organisaties gaat dit om organisaties die zich
inzetten voor bepaalde maatschappelijke vraagstukken en/of die specifieke gemeenschappen
vertegenwoordigen. Zij kunnen een belangrijke rol spelen in het organiseren van activiteiten
ten aanzien van sociale cohesie en participatie, het verbinden van diverse groepen
in de samenleving en het agenderen van zaken die leven binnen een (deel van) gemeenschap
bij de overheid en andere partners. Het uitgangspunt van SZW is dat, afhankelijk van
het vraagstuk, een duurzame en constructieve dialoog wordt gevoerd met verschillende
gesprekspartners. Gesprekken worden gevoerd met diegenen die een rol kunnen spelen
in de aanpak van deze samenlevingsvraagstukken.
De motie-Becker16 waar de leden van de VVD naar informeren, ziet toe op het voorkomen dat de overheid
aan tafel gaat met organisaties die (aantoonbaar) integratie hebben tegengewerkt en/of
een ongewenste agenda van buitenlandse beïnvloeding voorstaan en verzoekt de regering
hierover een jaarlijks overzicht te verstrekken. Deze motie wordt momenteel onderzocht
gezamenlijk met Motie-Palland17 die toeziet op contacten van de overheid met verschillende (religieuze) gemeenschappen
en maatschappelijke partners. Uw kamer wordt hier binnenkort over geïnformeerd.
Onderzoek
De leden van de DENK-fractie vragen naar de publicatie van de tweede fase van het
onderzoek van Clingendael.
Bij navraag bij het Clingendael Instituut wordt verwacht dat het tweede deel van het
Clingendael-rapport eind oktober zal worden gepubliceerd.
Grijze wolven
Tot slot vragen de leden van de VVD-fractie of sinds 2021 een wijziging opgetreden
is in de Nederlandse situatie rondom de Grijze Wolven.
Over het actuele kennisniveau van de Inlichtingen en Veiligheidsdiensten worden in
het openbaar geen uitspraken gedaan. In algemene zin geldt dat dreigingen die de sociale
en politieke stabiliteit kunnen aantasten doorlopend worden gemonitord. Indien dit
aanleiding geeft eerdere inschattingen of oordelen te herzien, zal dit vanzelfsprekend
gebeuren. Dit geldt ook voor eventuele veranderingen in de aanpak van dergelijke dreigingen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede ondertekenaar
E.E. van den Broek, adjunct-griffier