Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Bushoff over de compensatieregeling voor zorgmedewerkers met post-COVID
Vragen van het lid Bushoff (GroenLinks-PvdA) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de compensatieregeling voor zorgmedewerkers met post-COVID (ingezonden 11 oktober 2024).
Antwoord van Minister Agema (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 5 november
2024).
Vraag 1
Heeft u ook signalen ontvangen van zorgmedewerkers met post-COVID die net buiten de
regeling vallen, omdat ze bijvoorbeeld na 1 januari 2021 corona hebben opgelopen zonder
vooraf de kans te hebben gehad om zich vaccineren? Zo nee, hoe verklaart u het dat
de indiener van deze vragenset deze signalen wel heeft ontvangen?
Antwoord 1
Ja, deze signalen heb ik ontvangen. Ik wil hierbij benoemen dat ik het verdrietig
vind dat een grote groep mensen dagelijks worstelt met de negatieve gevolgen van post-COVID.
Dat geldt voor iedereen die deze gevolgen ervaart, ongeacht wanneer zij ziek zijn
geworden. In de beantwoording van vraag twee geef ik graag een toelichting op de beoordeling
van deze soms complexe aanvragen. Ik begrijp de aanleiding van uw vraag. Deze en ook
andere complexe zaken rond de regeling voor zorgmedewerkers met langdurige post-COVID
klachten (hierna: regeling) zullen ook aan bod komen bij de technische briefing die
op 7 november 2024 gepland staat. Deze technische briefing is onder andere gepland
in het kader van een transparante overheid. Daarnaast zal de briefing inzicht bieden
in de totstandkoming, uitvoering en besluiten rondom de regeling en de belangrijkste
geleerde lessen.
Vraag 2
Hoe beoordeelt u zulke gevallen? Deelt u de mening dat zorgmedewerkers in dat soort
gevallen toch gecompenseerd dienen te worden middels de hardheidsclausule?
Antwoord 2
Allereerst wil ik u er op wijzen dat er bij de regeling geen sprake is van compensatie.
Deze regeling is bedoeld als gebaar ter erkenning van het ontstane leed en de getoonde
inzet in een uitzonderlijke situatie voor de in de regeling aangeduide zorgmedewerkers
vanuit het kabinet. In het geval van schade als gevolg van ziekte opgelopen op het
werk is de werkgever de eerst aansprakelijke partij.
Om uw vraag te beantwoorden doorlopen alle ingediende aanvragen hetzelfde beoordelingsproces.
Zo ook de aanvragen van hen die een ziekmelding door COVID-19 in 2021 hebben doorgegeven.
In de regeling is de voorwaarde opgenomen dat de zorgmedewerker ziek moet zijn gemeld
in de periode van 1 maart 2020 tot en met 31 december 2020. Dat betekent dat zorgmedewerkers
die na die periode ziek zijn geworden niet in aanmerking komen.
Het treffen van deze regeling is alleen mogelijk met een objectieve afbakening van
de doelgroep. Dat is noodzakelijk met het oog op de juridische houdbaarheid van de
regeling en het gelijkheidsbeginsel. Ik moet altijd kunnen uitleggen waarom bepaalde
mensen wel in aanmerking komen voor de financiële ondersteuning en anderen niet. Ook
de Afdeling Advisering van de Raad van State wees hier nadrukkelijk op. In eerste
instantie is de objectieve afbakening van de tijdsperiode gemaakt op basis van de
afbakening van de eerste golf van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu
(RIVM). Uw Kamer heeft het amendement van het lid Bushoff c.s. aangenomen met het
verzoek om de periode uit te breiden naar 1 maart 2020 tot en met december 2020. Dit
verzoek tot afbakening is door het kabinet overgenomen. Hierbij is het onvermijdelijk
dat er mensen zullen zijn die buiten de doelgroep van de regeling vallen.
In geval van een beleidsregel kan ik gebruik maken van de inherente afwijkingsbevoegdheid,
en daarmee is geen sprake van de toepassing van de hardheidsclausule. Het toepassen
van de inherente afwijkingsbevoegdheid kan alleen in specifieke situaties en onder
bijzondere omstandigheden. Met deze afwijkingsbevoegdheid moet zorgvuldig worden omgegaan
met het oog op het gelijkheidsbeginsel. Alle aanvragen moeten op dezelfde wijze worden
beoordeeld. Ik zie geen houdbare onderbouwing voor de toepassing van de inherente
afwijkingsbevoegdheid om bijvoorbeeld aanvragen van aanvragers die in januari 2021
ziek zijn geworden wel goed te keuren, en aanvragen van aanvragers in 2021 of later
ziek zijn geworden niet. Er zijn immers ook zorgmedewerkers die post-COVID klachten
hebben ontwikkeld terwijl zij waren gevaccineerd. Voor mensen die buiten de doelgroep
van de regeling vallen en dagelijks de gevolgen van langdurige post-COVID klachten
ervaren, zijn er initiatieven zoals C-support om ook hen een hand toe te reiken. C-support
is een stichting die werkt in opdracht van het Ministerie van VWS. Zij kijken naar
de klachten en de gevolgen van de klachten op alle leefgebieden. Dit kan gaan om lichamelijke
en geestelijke gezondheid, het sociale leven, werk en inkomen.
Vraag 3
Hoe vaak is er gebruik gemaakt van de hardheidsclausule om af te wijken van de regels
om zorgmedewerkers toch te compenseren?
Antwoord 3
In de eerste aanvraagperiode was er in een aantal gevallen sprake van de toepassing
van inherente afwijkingsbevoegdheid. Dit was voor hen die volgens de WIA-beslissing
een eerste ziektedag buiten het tijdvak hadden, maar deze ziekmelding wel zijn oorsprong
vond in een eerdere ziekmelding in het tijdvak. In dit geval gaat het over 120 casussen.
Gelet op de omvang van deze groep is er gekozen om dit in de wijzigingsregeling op
te nemen om zo niet de inherente afwijkingsbevoegdheid toe te hoeven passen. Daarnaast
was er het geval waar een zorgaanbieder een vooropgesteld document ter bevestiging
van de uitgevoerde werkzaamheden en de periode waarin deze werkzaamheden zijn uitgevoerd
niet wilde ondertekenen met als rede het gevoel te hebben zo het risico op aansprakelijkheid
te vermijden. In dit geval gaat het over 14 casussen. Het zijn deze complexe situaties
en besluiten die ook aan bod zullen komen in de eerdergenoemde technische briefing
over de regeling op 7 november 2024.
Vraag 4
Heeft u naar aanleiding van het feit dat een deel van de doelgroep niet tijdig op
de hoogte was van de regeling, zoals aangegeven in uw beantwoording op schriftelijke
vragen van 24 mei jl., stappen ondernomen om de compensatieregeling toegankelijker
te maken voor zorgmedewerkers? Zo niet, waarom niet?1
Antwoord 4
Zoals in de beantwoording van de Kamervragen van 24 mei jl. is benoemd is er bij loketheropening
extra ingezet op communicatie. Een maand voor de heropening van het aanvraagloket
zijn de werkgevers- en werknemersorganisatiesop de hoogte gesteld en zijn er via verschillende
sociale media kanalen berichten geplaatst ter aankondiging van de heropening. Hierbij
is nadrukkelijk gekeken naar manieren om de informatie te vereenvoudigen. Belangrijke
informatie over het indienen van een complete aanvraag is samengevat in een overzichtelijke
factsheet. Daarnaast is het aanvraagloket 12 weken open geweest. Dat is een verdrievoudiging
van de eerste aanvraagperiode. Ook zijn er tijdens deze 12 weken meerdere sociale
media berichten geplaatst ter herinnering.
Vraag 5
Hoeveel nieuwe aanvragen voor financiële ondersteuning zijn er tussen 1 juli en 23 september
2024 gedaan? En hoeveel in totaal?
Antwoord 5
Voor de eerste aanvraagperiode (25 september 2023 om 9:00 uur tot 23 oktober 2023
om 12:00) waren 806 aanvragen ingediend. Voor de tweede aanvraagperiode (1 juli 2024
om 9:00 tot 23 september 2024 om 12:00) zijn er 824 aanvragen ingediend. Dit komt
neer op 1630 aanvragen in totaal.
Vraag 6
Hoeveel aanvragen zijn er tot op heden toegekend en hoeveel in totaal afgewezen? En
op welke gronden? Hoeveel zorgmedewerkers zijn er daarna in bezwaar gegaan?
Antwoord 6
In de eerste aanvraag ronde zijn er 434 aanvragen toegekend en 372 aanvragen afgewezen.
De voornaamste reden van afwijzing in de eerste aanvraagronde was een ziektedag buiten
de periode van maart 2020 tot en met december 2020. Van deze 372 personen die een
afwijzing hebben ontvangen zijn er 175 in bezwaar gegaan. Voor de tweede aanvraagperiode
zijn nog niet alle dossiers beoordeeld. Hier zijn tot nu toe 593 aanvragen beoordeeld.
Hiervan zijn er tot op heden 491 toegekend en 102 afgewezen. Omdat er geen totaal
overzicht van de tweede aanvraagronde is kan nog niet worden gezegd wat de voornaamste
afwijzingsgrond is en hoeveel mensen er in bezwaar zijn gegaan.
Vraag 7
Hoeveel van de in totaal 47 miljoen euro is tot op heden toegekend? Hoeveel budget
blijft er over?
Antwoord 7
Het bedrag beschikbaar voor regeling in 2023 was 33 mln. euro (exclusief uitvoeringskosten).
Het totaal uitgekeerde bedrag in 2023 was 5,3 mln. euro. Voor de lopende aanvragen
van 2023 die pas in het nieuwe jaar van 2024 tot een beslissing zouden leiden en voor
uitvoeringskosten is 3,2 mln. meegenomen in de eindejaarmarge naar 2024. Het resterende
bedrag is -zoals gebruikelijk bij de jaarwisseling- teruggevloeid naar de algemene
middelen.
Voor de aangepaste regeling van 2024 is er een plafond van 21 mln. euro beschikbaar
gesteld. Tot op heden zijn in 2024 366 aanvragen toegekend en uitgekeerd waarmee 8,8 mln.
euro is gerealiseerd. Nog niet alle toegekende aanvragen zijn dus uitgekeerd. Daarnaast
is 3,9 mln. uitgekeerd door het ophogen van de financiële ondersteuning van € 15.000
naar € 24.010 voor de aanvragers met een toekenning uit de eerste aanvraagronde in
2023. Hoeveel en of er budget overblijft in 2024 wordt pas duidelijk als alle dossiers
beoordeeld zijn.
Overigens zijn er in 2024 tot op heden 71 bezwaren toegewezen en is hiermee 1,7 mln.
uitgekeerd.
Vraag 8
Bent u van mening dat alle essentiële beroepsgroepen gecompenseerd zijn met de huidige
compensatieregeling? Of bent u van mening dat er nog andere essentiële beroepsgroepen
zijn die een cruciale rol speelden tijdens de coronatijd en net als zorgmedewerkers
niet altijd anderhalve meter afstand konden houden en zodoende ook gecompenseerd dienen
te worden? Zo ja, om welke beroepsgroepen gaat het volgens u? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 8
Zoals ik ook in mijn antwoord op vraag 2 schrijf is deze regeling niet bedoeld als
compensatie. Werkgevers zijn de eerste aansprakelijke partij in het geval van ziekte
opgelopen op het werk. Ik ben daarom ook niet van mening dat de overheid alle essentiële
beroepsgroepen moet compenseren. Dat neemt niet weg dat het kabinet de urgentie voelt
om een specifieke groep zorgmedewerkers financieel te ondersteunen als gebaar ter
erkenning. Daarvoor is deze regeling bedoeld.
Daarnaast ben ik mij ervan bewust dat een veel grotere groep mensen met een cruciaal
beroep gevolgen ondervindt als gevolg van langdurige post-COVID klachten. Voor alle
werknemers die langdurige klachten houden vanwege post-COVID en daardoor niet kunnen
werken, is er het vangnet van de arbeidsongeschiktheidsregelingen. Dit vangnet is
er voor alle mensen die niet kunnen werken vanwege ziekte, ongeacht de oorzaak en
ongeacht of iemand tijdens het werk ziek is geworden of daarbuiten. De arbeidsongeschiktheidsregelingen
zijn er dus ook voor mensen met post-COVID.
Vraag 9
Erkent u dat er net als op zorgmedewerkers ook een groot beroep is gedaan op politiemensen
en andere cruciale beroepen zoals leraren en werknemers in de kinderopvang tijdens
de coronaperiode om hun werk te blijven uitoefenen? En dat zij ook door de aard van
hun werk niet altijd de mogelijkheid hadden om afstand te houden en zodoende ook tijdens
de uitoefening van hun werk een coronabesmetting konden oplopen? Zo ja, waarom is
er dan geen compensatieregeling voor hen en overweegt u dat alsnog?
Antwoord 9
Zoals aangegeven in mijn antwoord op vraag 8 ben ik mij ervan bewust dat een veel
grotere groep mensen met een cruciaal beroep gevolgen ondervindt als gevolg van langdurige
post-COVID klachten. Voor een bepaalde groep zorgmedewerkers vindt het kabinet het
op zijn plaats om een eenmalige financiële ondersteuning te verstrekken als gebaar
ter erkenning van het leed. Deze zorgmedewerkers hebben, ondanks alle nog onbekende
risico’s, zorg verleend aan COVID-19 patiënten. Zij stonden veelvuldig, intensief
en onvermijdelijk in de directe nabijheid van evident besmette patiënten met COVID-19.
Het risico voor deze groep zorgmedewerkers was daarom aanzienlijk hoger dan bij andere
cruciale beroepsgroepen waar de samenleving een beroep op heeft gedaan. Het niet verlenen
van zorg aan COVID-patiënten was immers geen optie. Het breder trekken van de reikwijdte
van de regeling naar alle cruciale beroepen is niet in lijn met het vangnet van de
arbeidsongeschiktheidsregelingen. Bovendien vraagt het toekennen van een dergelijke
financiële ondersteuning om een zeer zorgvuldig proces en besluitvorming gelet op
de juridische houdbaarheid en het gelijkheidsbeginsel. De Afdeling Advisering van
de Raad van State wijst ook nadrukkelijk op het belang van objectieve criteria voor
de afbakening. De werkgever of opdrachtgever is de eerste aansprakelijke partij voor
de (gezondheids)schade die is ontstaan als gevolg van een ziekte opgelopen tijdens
het werk. Het kabinet vindt het belangrijk om zoveel mogelijk de rolverdeling tussen
werkgevers/opdrachtgevers en werknemers/opdrachtnemers in stand te houden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. Agema, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.