Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Sneller en Maatoug over de inrichting van nieuwe ministeries
Vragen van de leden Sneller (D66) en Maatoug (GroenLinks-PvdA) aan de Minister van Financiën over de inrichting van drie nieuwe ministeries (ingezonden 4 oktober 2024).
Antwoord van Minister Heinen (Financiën), mede namens de Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties (ontvangen 4 november 2024).
Vraag 1
Kunt u een reflectie geven op het advies van de Algemene Rekenkamer ten aanzien van
de oprichting van drie nieuwe ministeries bij hun rapportage over de ontwerpbegrotingen
van 2025?
Antwoord 1
De Algemene Rekenkamer benoemt in de brief bij de ontwerpbegrotingen dat goed begrotingsbeheer,
financieel beheer en bedrijfsvoering niet kan zonder goed ingerichte financiële functie
bij de ministeries. Onderdeel daarvan is dat bewindspersonen op onafhankelijke wijze
worden geadviseerd over financieel-economische aangelegenheden. Ongeacht de organisatorische
invulling is het cruciaal dat de onafhankelijkheid van de financiële functie wordt
geborgd. Ik deel dit standpunt.
Vraag 2
Klopt het dat de secretarissen-generaal en directeuren FEZ van de drie nieuw opgerichte
ministeries dezelfde personen zijn als van de departementen waar zij van afgesplitst
zijn?
Antwoord 2
Dat klopt. In de overgangsperiode tot 1 januari 2025 wordt met een tijdelijke taakopdracht
gewerkt, waarbij de secretaris-generaal en de directeur FEZ van het al bestaande ministerie
tevens de functie van respectievelijk secretaris-generaal en directeur FEZ van het
nieuwe ministerie waarnemen.
Vraag 3
Hoe lang zal deze situatie voortduren?
Antwoord 3
De overgangsperiode is tijdelijk en duurt tot 1 januari 2025.
Vraag 4
Hoe verhoudt deze keuze zich tot wet- en regelgeving? Bijvoorbeeld tot de regelgeving
dat alle departementen een afzonderlijke secretaris-generaal en directeur FEZ dienen
te hebben? Klopt het dat het kabinet in de huidige situatie daar niet aan voldoet?
Antwoord 4
De drie nieuwe ministeries zijn bij koninklijk besluit (KB) d.d. 2 juli 2024 opgericht
en voor de drie nieuwe ministeries zijn Ministers benoemd. De KB’s waarmee herindeling
van ministeries hebben plaatsgevonden bepalen tevens dat de organisatorische, personele
en rechtspositionele aspecten hiervan worden uitgewerkt in overleg tussen de betrokken
Ministers en de Minister van BZK.
In lijn met het advies van formateur Van Zwol en de eveneens door dit kabinet opgelegde
taakstelling, heeft het kabinet besloten bij de inrichting van de nieuwe ministeries
het uitgangspunt te hanteren van «minimale aanpassingen op de bestaande situatie».
Dat houdt in ieder geval in dat bij het nieuwe ministerie een SG en een directeur
FEZ zullen worden benoemd, en dat er een eigen begrotingshoofdstuk komt (zie OW 2025).
Het Besluit SG1 bepaalt: «Bij elk ministerie is een secretaris-generaal die, met inachtneming van
de aanwijzingen van Onze Minister, belast met de leiding van het ministerie, belast
is met de ambtelijke leiding van al hetgeen het ministerie betreft». De Comptabele
wet- en regelgeving schrijft voor dat een Minister van een departement een directie
FEZ heeft. De directeur FEZ is belast met de dagelijkse leiding van de directie FEZ.
Uit het besluit Financieel Economische Zaken (FEZ) volgt dat de directie FEZ rechtstreeks
ressorteert onder de Secretaris-Generaal van het ministerie. De benoeming van de directeur,
alsmede de organisatorische inrichting van de taken van de directie FEZ, geschieden
in afstemming met de Minister van Financiën. Op Prinsjesdag 2024 hebben de nieuwe
ministeries een ontwerpbegroting voor 2025 ingediend.
De overgangsperiode tot uiterlijk 1 januari 2025 is benodigd voor de nadere uitwerking,
zoals hierboven genoemd. Op 1 januari 2025 treedt de begrotingswet van de drie nieuwe
ministeries in werking.
Vraag 5
Heeft het kabinet overleg gevoerd met bijvoorbeeld de Algemene Rekenkamer over de
vraag of de invulling van de drie nieuwe ministeries voldoet aan wet- en regelgeving?
Zo nee, is het kabinet bereid dit overleg met bijvoorbeeld de Algemene Rekenkamer
te voeren en de Kamer hierover te informeren?
Antwoord 5
Uit de brief bij de ontwerpbegrotingen 2025 blijkt dat de Algemene Rekenkamer de onafhankelijke
advisering over financieel-economische aangelegenheden door de directeuren FEZ benadrukt.
De doelmatige inrichting van de financiële functie bij de ministeries is de verantwoordelijkheid
van de betrokken Ministers, in overeenstemming met mij, de Minister van Financiën.
De inrichting van de financiële functie bij een nieuw ministerie is op grond van artikel
7.40 van de Comptabiliteitswet 2016 geen onderwerp van overleg tussen de Algemene
Rekenkamer en de Ministers die het aangaat. Het kabinet heeft hier dan ook geen formeel
overleg over gevoerd met de Algemene Rekenkamer.
Vraag 6
Kunt u een reactie geven op de inbreng vanuit de secretarissen-generaal voor de formatie
die adviseerden tegen departementale herindelingen, omdat zij die tijdrovend en kostbaar
inschatten?
Antwoord 6
De kabinetsformatie is een proces van de formerende partijen uit de Tweede Kamer.
Het kabinet maakt geen deel uit van de formatie en acht het niet passend om te reageren
op adviezen aan de formerende partijen.
Vraag 7
Wat zijn de verwachte totale transitiekosten en extra structurele kosten van de oprichting
van drie nieuwe ministeries?
Antwoord 7
In het hoofdlijnenakkoord is geen budget gereserveerd voor de vorming van de drie
nieuwe ministeries. Door gebruik te maken van bestaande structuren en systemen hoeft
de vorming van nieuwe ministeries niet tot hoge extra kosten te leiden. Eventuele
kosten worden ingepast binnen het uitgavenkader.
De structurele kosten van een eigen secretaris-generaal en een eigen directeur FEZ
zijn circa 0,5 miljoen euro per ministerie / per jaar (o.b.v. handleiding overheidstarieven
2024). Daarnaast worden kosten gemaakt voor het (her)inrichten van de (financiële)administratie
en enkele systemen. Ook zijn kosten gemaakt die samenhangen met de (externe) communicatie.
Vraag 8
Bent u bereid bij te houden wat de uiteindelijke transitiekosten en extra structurele
kosten zijn als gevolg van de keuze om drie nieuwe ministeries op te richten ten opzichte
van drie Ministers zonder portefeuille en hierover naar de Kamer te rapporteren in
het jaarverslag?
Antwoord 8
Het rapporteren over kosten die de drie nieuwe ministeries maken voor bijvoorbeeld
de eigen secretaris-generaal en de eigen directeur FEZ is aan de betreffende vakministers.
Vraag 9
Welke toegevoegde waarde is voor het kabinet doorslaggevend geweest om te kiezen voor
het oprichten van drie nieuwe departementen ten opzichte van Ministers zonder portefeuille,
terwijl het kabinet ook een taakstelling op rijksambtenaren heeft opgenomen?
Antwoord 9
De keuze voor het oprichten van drie nieuwe ministeries en het opnemen van een taakstelling
op rijksambtenaren is gemaakt door de voorzitters van de fracties van PVV, VVD, NSC
en BBB tijdens de formatiefase van de kabinetsformatie (eindverslag formateur Van
Zwol d.d. 1 juli 2024, Kamerstuk 36 471-69). Het kabinet geeft uitvoering aan de afspraken die tijdens de formatie zijn gemaakt.
Vraag 10
Op welke wijze worden de drie nieuwe departementen geacht bij te dragen aan de doelstelling
om een 22% kostenreductie op de apparaatsuitgaven te realiseren?
Antwoord 10
De apparaatstaakstelling wordt nader ingevuld door de ministeries, inclusief de nieuwe
ministeries. Het parlement wordt hierover geïnformeerd via de (suppletoire) begrotingen
en het jaarverslag.
Vraag 11
Hoeveel nieuwe fte's zijn aangetrokken om de drie nieuwe departementen te bemensen?
Antwoord 11
Volgens opgave van de betreffende ministeries zijn er op dit moment nog geen extra
fte’s gecreëerd of aangetrokken bij de nieuwe ministeries.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E. Heinen, minister van Financiën -
Mede namens
J.J.M. Uitermark, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.