Schriftelijke vragen : Vrijwillige verenigingsbestuurders die persoonlijk aansprakelijk gesteld kunnen worden
Vragen van het lid Inge van Dijk (CDA) aan de Staatssecretarissen van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Justitie en Veiligheid over vrijwillige verenigingsbestuurders die persoonlijk aansprakelijk gesteld kunnen worden (ingezonden 4 november 2024).
Vraag 1
            
Heeft u kennisgenomen van de berichtgeving in NRC over vrijwillige verenigingsbestuurders
               die steeds vaker persoonlijk aansprakelijk gesteld worden?1 En heeft u kennisgenomen van het onderzoek van het Register voor Verenigingsbestuurders
               (RVVB) naar risico’s en bescherming van verenigingsbestuurders?2
Vraag 2
            
Deelt u de mening dat we mensen die als vrijwilliger in een verenigingsbestuur een
               bijdrage aan de samenleving willen leveren moeten koesteren? Deelt u ook de mening
               dat wet- en regelgeving daarom zo min mogelijk moet ontmoedigen om als vrijwillige
               verenigingsbestuurder aan de slag te gaan?
            
Vraag 3
            
Heeft u in beeld hoe vaak per jaar vrijwillige verenigingsbestuurders aansprakelijk
               worden gesteld? Kunt u een inschatting geven of dit is toegenomen sinds de inwerkingtreding
               van de Wet bestuur en toezicht rechtspersonen in 2021 (Wbtr)?
            
Vraag 4
            
Klopt het dat het beoogde doel van de Wbtr was om de aansprakelijkheidspositie van
               bestuurders te verduidelijken, maar verder niet inhoudelijk te wijzigen?3
Vraag 5
            
Klopt het dat bij de introductie van de Wbtr tevens werd gecommuniceerd dat vrijwillige
               verenigingsbestuurders niet hoefden te vrezen voor deze nieuwe wet?
            
Vraag 6
            
Hoe oordeelt u nu over de uiteindelijke werking van de Wbtr, gezien de eerste ervaringen
               dat de Wbtr desondanks toch tot meer aansprakelijkheidsclaims tegen vrijwillige verenigingsbestuurders
               heeft geleid?
            
Vraag 7
            
Op welke wijze is uitvoering gegeven aan de aangenomen motie van het lid Van Dam c.s.
               waarin verzocht werd bij het invoeren van de Wbtr actief de gevolgen van de wet te
               communiceren aan bestaande verenigingen en stichtingen?4
Vraag 8
            
Wat is uw reactie op de bevindingen van de RVVB dat een kwart van de ondervraagde
               verenigingsbestuurders aangeeft beperkt of helemaal niet op de hoogte te zijn van
               de risico’s die zij lopen als vrijwillig bestuurder? Hoe beoordeelt u in dat licht
               de effectiviteit van de uitvoering van de eerdergenoemde motie van het lid Van Dam
               c.s.?
            
Vraag 9
            
Deelt u, mede naar aanleiding van de voorbeelden die in het artikel van NRC en in
               het rapport van de RVVB genoemd worden, de mening dat de risico’s en problemen rond
               de Wbtr en de bestuursaansprakelijkheid die daarmee samenhangt niet enkel kunnen worden
               opgelost met behulp van verzekeringen? Zo nee, waarom niet?
            
Vraag 10
            
Kunt u, bijvoorbeeld samen met het Verbond van Verzekeraars, inzicht geven over hoeveel
               premie verzekeraars jaarlijks innen bij sportverenigingen (en gemeenten in het geval
               van de VNG vrijwilligersverzekering) en hoeveel zij daadwerkelijk jaarlijks aan schade
               uitkeren? Zo nee, waarom niet?
            
Vraag 11
            
Bent u bereid in overleg met de Nederlandse orde van advocaten gedragsregels op te
               stellen met als doel dat voorkomen wordt dat vrijwillige verenigingsbestuurders onnodig
               juridisch bedreigd worden? Zo nee, waarom niet?
            
Vraag 12
            
Op welke wijze kunnen vrijwillige verenigingsbestuurders veilig incidenten melden,
               zonder daar zelf juridische gevolgen van te ondervinden?
            
Vraag 13
            
Op welke wijze zou volgens u georganiseerd kunnen worden dat vrijwillige verenigingsbestuurders
               op een laagdrempelige wijze direct toegang kunnen krijgen tot ondersteuning en begeleiding
               bij juridische conflictsituaties? Bent u bereid hiervoor een voorstel uit te werken?
            
Vraag 14
            
Klopt het dat in de Wbtr uiteindelijk geen regeling is opgenomen om de drempel voor
               aansprakelijkheid van onbezoldigde bestuurders van niet-commerciële verenigingen en
               stichtingen te verhogen, terwijl dat in de oorspronkelijke versie van het wetsvoorstel
               wel was opgenomen?5
Vraag 15
            
Als het antwoord op vraag 14 bevestigend is, kunt u dan aangeven waarom een dergelijke
               regeling uiteindelijk niet in de wet is opgenomen? Zou u bereid zijn te bezien of
               er alsnog een dergelijke regeling in de wet opgenomen kan worden?
            
Vraag 16
            
Bent u bereid de wetsevaluatie van de Wbtr, die conform artikel XVIa binnen vijf jaar
               na de inwerkingtreding van de wet naar de Kamer gezonden moet worden, zo spoedig mogelijk
               uit te laten voeren? Bent u tevens bereid de brief met de verlening van de opdracht
               voor de wetevaluatie van tevoren met de Kamer te delen? Zo nee, waarom niet?
            
Vraag 17
            
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het Wetgevingsoverleg Sport en Bewegen van 2 december
               2024?
            
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
Inge van Dijk, Tweede Kamerlid 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.