Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de geannoteerde agenda Eurogroep en Ecofinraad november 2024 (Kamerstuk 21501-07-2070)
21 501-07 Raad voor Economische en Financiële Zaken
Nr. 2075 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 1 november 2024
De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd
aan de Minister van Financiën over:
– De brief van 21 oktober 2024 inzake de geannoteerde agenda Eurogroep en Ecofinraad
november 2024 (Kamerstuk 21 501-07, nr. 2070) en
– De brief van 21 oktober 2024 inzake het Verslag van de Eurogroep en Ecofinraad van
7 en 8 oktober 2024 (Kamerstuk 21 501-07, nr. 2071).
De vragen en opmerkingen zijn op 25 oktober 202 aan de Minister van Financiën voorgelegd.
Bij brief van 1 november zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Nijhof-Leeuw
De adjunct-griffier van de commissie, Lips
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie merken op dat in de uitzending van EénVandaag op 9 oktober
2024 verslag werd gedaan over de extreme vormen van landbouwfraude in Italië. Zo innen
maffiose ondernemingen miljoenen aan Europese landbouwsubsidies. Ook Stef Blok, lid
van de Europese Rekenkamer, geeft aan dat dat er vele nepbedrijven worden opgericht,
ook buiten Italië, die misbruik maken van Europese landbouwsubsidies. Volgens Blok
kan en moet de Europese Unie meer doen om deze vormen van fraude te bestrijden. De
leden van de PVV-fractie verzoeken om een overzicht van de omvang van de landbouwsubsidiefraude, voor zover dit bekend is. Daarnaast vragen deze leden hoe de Europese Unie
kan garanderen dat deze subsidies terechtkomen bij de boeren die er wel recht op hebben.
De leden van de PVV-fractie hebben ook vragen over de kabinetsappreciatie «Commissievoorstellen
uitwerking G7-akkoord financiële steun aan Oekraïne.» Hierin wordt aangegeven dat
de toekomstige buitengewone inkomsten, voortvloeiend uit de bevriezing van Russische-Centrale
banktegoeden onder de Ruslandsanctie, gebruikt zullen worden om de Extraordinary Revenu
Accelaration (ERA)-leningen van ongeveer 45 miljard euro te financieren. De leden
van de PVV-fractie vragen of de maximaal 35 miljard euro die aan Oekraïne zal worden
verstrekt, volledig gedekt wordt door deze buitengewone inkomsten. Daarnaast vragen
deze leden waarom de Europese Unie ongeveer 78 procent van de totale ERA-leningen
voor haar rekening neemt. Hierover ontvangen deze leden graag een nadere toelichting.
In de «Beantwoording SO Eurogroep/Ecofinraad oktober 2024» reageert de Minister op
de vraag van de VVD-fractie op het verzoek tot aanpassing van het huidige Herstel-
en Veerkrachtplan (HVP) van Nederland. De leden van de PVV-fractie willen weten waarom
de Minister bereid is om over verschillende onderwerpen in gesprek te gaan en aanpassingen
te overwegen, terwijl hij in het geval van de door de Europese Unie voorgestelde limiet
op contante betalingen van 10.000 euro aangeeft dat dit onhaalbaar zou zijn en mogelijk
zou leiden tot een korting van 600 miljoen euro op de HVP-gelden.
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de stukken voor het schriftelijk
overleg en met name de geannoteerde agenda Eurogroep en Ecofinraad van 4 en 5 november
2024. Deze leden hebben daarover nog een aantal vragen.
De leden van de VVD-fractie snappen ten aanzien van de update over de bankenunie dat
het kabinet voorstander is van het vervolmaken van de bankenunie, maar de leden hechter
eraan dat een eventueel Europees depositogarantiestelsel (EDIS) voorafgegaan moet
worden door risicoreductie. Deze leden vinden het cruciaal dat de in ieder geval de
eigen staatsobligaties een realistisch en reëel risicogewicht moeten krijgen in plaats
van nul. Wat is de stand van zaken met betrekking tot het risicogewicht van eigen
staatsobligaties bij banken?
Frankrijk, Duitsland en Italië riepen begin deze maand de Europese Commissie op om
oog te hebben voor de concurrentiepositie van de Europese bancaire sector en de regeldruk
te verminderen, constateren deze leden. De leden van de VVD-fractie vinden dit ook
belangrijk en willen weten waarom het Nederlandse kabinet zich daar niet bij heeft
aangesloten. Wat is het standpunt van het kabinet?
De leden van de VVD-fractie begrijpen dat Draghi in zijn rapport ook verwijst naar
het «gold-plating» van de Bazel-afspraken. Hoe kijkt het kabinet daarnaar? Welke stappen
is het kabinet bereid om te nemen?
Volgens deze leden is er een lidstaatoptie van de CRR3 (Capital Requirements Regulation 3)
over laag risicohypotheken. Meerdere Europese landen gaan mogelijk de lidstaatoptie
implementeren. Kan het kabinet aangeven welke lidstaten hiervan gebruik gaan maken?
Deze regel zou er dan voor zorgen dat een bank in Nederland straks meer kapitaal moet
aanhouden voor een hypotheek in vergelijking met andere lidstaten, wat in de ogen
van deze leden voor een beperking van de financierings- en krediet-capaciteit en Europese
concurrentiekracht zorgt. Wat houdt de lidstaatoptie precies in en hoe wil het kabinet
daarmee omgaan?
De leden van de VVD-fractie lezen ten aanzien van het concurrentievermogen in de eurozone
dat naar verwachting naar aanleiding van eerdere besprekingen conclusies worden getrokken
in een verklaring van de eurogroep. De leden van de VVD-fractie vinden het wel ingewikkeld
dat niet helemaal duidelijk is wat er nu precies wordt afgesproken. Er worden in de
geannoteerde agenda veel verwachtingen uitgesproken en de Kamer kan daar dus ook niet
echt iets concreets van vinden. Hoe wordt voorkomen dat er zaken in de verklaring
staan waar de Kamer straks niet mee kan instemmen? Is het kabinet bereid om geen onomkeerbare
stappen te nemen? Zo nee, waarom niet?
De leden van de VVD-fractie begrijpen dat Nederland een van de twintig lidstaten is
die een Tsjechisch-Luxemburgs non-paper hebben ondertekend over handel over de landsgrenzen
te bevorderen. Wat is de inhoud van dit non-paper en wat is de status daarvan?
De leden van de VVD-fractie vinden ten aanzien van de kapitaalmarktunie het belangrijk
dat er een betere toegang komt tot financiering voor (innoverende) bedrijven. Welke
instrumenten en aanpassing van wet- en regelgeving kan daarbij echt helpen volgens
het kabinet? Graag lezen deze leden dit zo concreet mogelijk. Hoe zitten deze nu in
de voorstellen voor de kapitaalmarktunie?
Het rapport Draghi roept op tot een groter rol voor de Europese Investerings Bank
(EIB). De EIB-president heeft in de eurogroep van 7 oktober 2024 een actieplan gepresenteerd
dat voorziet in meer durfinvesteringen en private equity. De leden van de VVD-fractie
zijn daar in principe voor, maar in het verleden heeft de EIB weinig tot niets gedaan
voor het Nederlandse MKB. Hoe wordt geregeld dat deze voorstellen en dit actieplan
van de EIB goed gaat werken voor het Nederlandse bedrijfsleven en het Nederlandse
MKB in het bijzonder? Hoe kan er ook zonder de EIB voor gezorgd worden dat er meer
durfinvesteringen en private equity plaats gaan vinden in Nederland en de Europese
Unie?
De leden van de VVD-fractie lezen dat het kabinet van mening is dat de kapitaalmarktunie
verdiept en geïntegreerd moet worden. Wat verstaat het kabinet daar precies onder?
Naar aanleiding van het artikel «Heinen wil Europa van «doodlopende weg» afhalen met
kapitaalmarktunie» in het Financieel Dagblad van 24 oktober 2024 willen deze leden
van de VVD-fractie graag weten wat de Minister onder vervolmaking verstaat en wat
zijn exacte plannen zijn. Deze leden willen graag dat deze plannen allereerst aan
de Kamer worden voorgelegd. Is de Minister daartoe bereid?
De leden van de VVD-fractie begrijpen dat er de afgelopen maanden technische discussies
zijn gevoerd over onder andere securitisatie, sustainable finance en accountingraamwerken.
Wat is daarvan de uitkomst geweest?
De leden van de VVD-fractie willen ten aanzien van de fiscale aspecten van het Draghi-rapport
weten wat de het kabinet concreet gaat doen bij dit agendapunt. De leden van de VVD-fractie
willen geen Europese belastingen. Waarom wordt er gehint op het harmoniseren van (fiscale)
regelgeving? De leden van de VVD-fractie zijn voor de juiste fiscale prikkels om innovatie
te stimuleren. Wat zijn de eventuele concrete Europese voorstellen?
De leden van de VVD-fractie lezen op het punt van btw-regels voor het digitale tijdperk
dat op het gebied van de enkele btw-registratie is besloten om het subonderdeel dat
ziet op de Import-One-Stop-Shop (IOSS) uit het VIDA-pakket te halen. Dit onderdeel
heeft een sterke samenhang met de voorstellen voor hervorming van het Douanewetboek.
Hoe gaat het tijdpad er uit zien voor IOSS?
De leden van de VVD-fractie hebben begrepen dat Europese aanbieders van accommodaties
en platforms, waaronder vertegenwoordigers van MKB-bedrijven, hun zorgen hebben gedeeld
over de invoering van de platformfictie. Klopt dat? Wat heeft het kabinet met deze
input gedaan? Deelt het kabinet de analyse dat het invoeren van de platformfictie
impact zal hebben op de concurrentiekracht van MKB-aanbieders van accommodaties? Hoe
verhoudt de complexiteit van de platformfictie zich met het rapport van Mario Draghi
waarbij de «regulatory burden» voor Europese ondernemingen hoog is? Heeft het kabinet
op enig moment overwogen om de platformfictie uit het voorstel «Btw-regels voor het
digitale tijdperk» te halen? Zo nee, waarom niet?
Estland kon tijdens eerder Ecofinraden niet instemmen met de voorstellen voor de platformeconomie,
constateren deze leden. De leden van de VVD-fractie willen weten wat het krachtenveld
nu is. Estland vreest dat de nieuwe btw-regels voor de platformeconomie tot hogere
prijzen voor consumenten en hogere kosten voor het MKB leiden. In hoeverre kan het
kabinet deze angst ontkrachten?
De Europese Rekenkamer (ERK) blijft ten aanzien van de herstel- en veerkrachtfaciliteit
aanhoudend kritisch over het HVF en het gebruik aan zicht op de juiste besteding van
de gelden. De ERK heeft een oordeel met beperkingen afgegeven voor de HVF-uitgaven.
De leden van de VVD-fractie willen weten wat het kabinet gaat doen met de vier aanbevelingen
van de Europese Rekenkamer aan de Europese Commissie. In hoeverre klopt het dat de
Europese Commissie het hele MFK wil ombouwen naar een HVF-achtige structuur?
De leden van de VVD-fractie zien ook dat de ERK waarschuwt dat nog altijd niet duidelijk
is hoe de Europese Unie het subsidie-deel van de HVF vanaf 2028 gaat terugbetalen.
De leden van de VVD-fractie maken zich hierover grote zorgen, want ze willen niet
dat leidt tot extra afdrachten of de introductie van substantiële nieuwe eigen middelen.
De leden van de VVD-fractie zijn tegen nieuwe gemeenschappelijke EU-schulden. Kan
de Minister in het verslag een actualisatie geven van het krachtenveld in de Europese
Unie? Klopt het dat Draghi zelf heeft aangegeven dat gemeenschappelijke schulden geen
«essentieel ingrediënt» zijn van zijn aanbevelingen?
De leden van de VVD-fractie vinden het ten aanzien van Oekraïne belangrijk dat er
wederom gesproken wordt over Oekraïne en de Europese steunmaatregelen. In het kader
van het inzetten van de buitengewone inkomsten over bevroren Russische Centrale Banktegoeden
aan Oekraïne heeft de commissie op 20 september 2024 voorstellen gedeeld om in dit
kader maximaal 35 miljard euro aan leningen beschikbaar te stellen. Wanneer wordt
dit definitief geëffectueerd?
De leden van de VVD-fractie willen op het punt van het stabiliteits- en groeipact
en de Europese begrotingsregels weten waarom er geen buitensporigtekortprocedure tegen
Spanje wordt geopend. Hoe wordt voorkomen dat hier precedentwerking vanuit gaat? De
begrotingsregels slagen in de ogen van deze leden alleen als deze ook worden gehandhaafd,
ook bij grote landen. Wat is het oordeel van het kabinet op dat punt en dat er dus
zo kort na het vaststellen van de nieuwe begrotingsregels daar blijkbaar alweer van
wordt afgeweken?
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde
agenda. Deze leden hebben hierover enkele vragen en opmerkingen.
Kan de Minister ingaan op het verloop van de IMF Jaarvergadering en de vergadering
van de Wereldbank? Waren hier nog bijzonderheden? Is de Jaarvergadering verlopen zoals
verwacht? Kan de Minister een terugkoppeling geven van de G-20-bijeenkomst?
Met hoeveel financiële middelen is het Single Resolution Fund gevuld? Hoeveel banken
kunnen hiermee worden afgewikkeld? Kunnen hiermee ook banken worden gered?
Waarom zal naar waarschijnlijkheid worden onderschreven dat nationaal industriebeleid
moet worden voorkomen? Hoe verhoudt dit zich tot de investeringspakketten rondom ASML
en Tata Steel?
Wat zullen de gevolgen zijn van een nieuw presidentschap van D. Trump voor de handelsfragmentatie?
Betekent dit hoge invoertarieven en een nieuwe handelsoorlog tegen China en ook tegen
Europa?
Hoe functioneert het back stop resolutie mechanisme? Wat is de stand van zaken met
betrekking tot het gemeenschappelijke depositogarantiestelsel Edis?
Waarom mag volgens het kabinet in de Eurogroepverklaring niet vooruitgelopen worden
op het volgende MFK?
Waarom duurt de vorming van de kapitaalmarktunie al zoveel jaren en waarom gaat deze
nog zo veel jaren duren? Welke nationale belangen verzetten zich hiertegen?
Klopt het dat er op het niveau van effectenbeurzen eigenlijk al sprake is van een
kapitaalmarktunie? Immers het kopen en verkopen van aandelen en dergelijken in andere
landen stuit toch niet op al te veel moeilijkheden? Echter, als het gaat over bedrijfsobligaties
en directe leningen, financieringen en investeringen in niet-beursgenoteerde bedrijven
lijkt een kapitaalmarktunie nog ver weg. Kan een MKB-kapitaalmarktunie eigenlijk ook
wel echt dichterbij worden gebracht door obstakels weg te nemen op het gebied van
het ondernemingsrecht, faillissementsrecht en de jaarverslaggeving? Welke obstakels
zouden concreet weggenomen moeten worden? Waarom schrijft de Minister voornamelijk
in abstracte termen als het over de kapitaalmarktunie gaat? Welke rol kunnen Europese
Groene Obligaties hierin spelen?
Welke landen hebben inmiddels het initiatief genomen om te komen tot een kopgroep
voor de kapitaalmarktunie? Zijn er de vereiste negen landen te vinden die nodig zijn
voor zo’n kopgroep? Leidt een kopgroep niet ook tot verschillen in wet- en regelgeving
binnen de Europese Unie?
Wat behelst het 28e EU-rechtsregime voor innovatieve bedrijven, waarmee volgens Draghi vastgelopen dossiers
vlot getrokken kunnen worden?
Waarom wil de Europese Commissie de securitisatiemarkt verder ontwikkelen? Het verpakken
en doorverkopen van leningen leidde in 2007–2008 toch juist tot de kredietcrisis?
Securitisatie betekent toch ook dat debiteurenrisico’s uit beeld raken?
Op welke manier kan de EIB een rol spelen in het financieren van innovatieve start-ups
en scale-ups? Hoe kan de EIB de risico’s inschatten in andere landen? Wordt er gewerkt
met cofinanciering en risicodeling met lokale bedrijven en overheden?
In hoeverre onderschrijft het kabinet de visie van zijn voorganger op de kapitaalmarktunie?
Hoe staat de Minister tegenover de voorgestelde competitiveness-labs en de mogelijke
fragmentatierisico’s daarbij? Zijn er concrete beleidsterreinen die hij hiervoor geschikt
acht, zoals gecentraliseerd toezicht?
Wat is de kabinetsvisie op implementatie van Bazel III? Ziet de Minister risico’s
dat de Europese Unie de concurrentiepositie van de eigen bancaire sector ondergraaft
door strenger te implementeren dan bijvoorbeeld de Verenigde Staten? Ziet de Minister
een risico op een mondiale «race to the bottom», waarbij de Bazelse afspraken worden
uitgehold doordat landen hun eigen banken zo concurrerend mogelijk willen houden?
Hoe wil de Minister de risico’s van staatobligaties op bankbalansen verminderen nu
banken voor EU-staatsobligaties geen eigen vermogen hoeven aan te houden?
Welke wijzigingen zijn aangebracht sinds de vorige keer dat het voorstel voor de btw
in het digitale tijdperk voorlag in de Ecofinraad?
Kan de Minister het verdere procesverloop schetsen voor het nieuwe MFK. Wat zijn daarbij
de belangrijkste beïnvloedingsmomenten voor Nederland en de Kamer?
Hoe staat het kabinet tegenover vervanging van de verscheidene EU-programma’s door
nationale plannen naar HVF-model? Is dit te zien als een vorm van centralisatie of
decentralisatie? Betekent dit dat afdwingbare rechten voor lidstaten worden vervangen
door HVP-achtige plannen, die de Europese Commissie naar believen mag toekennen, dan
wel afwijzen?
Hoe kan het HVF al als blauwdruk dienen voor het MFK, terwijl de eindevaluatie hiervan
pas eind 2028 volgt? Hoe zorgt het kabinet dat opvolging wordt gegeven aan de door
de ERK gesignaleerde zorgen?
Wat is de kabinetsvisie op pan-Europese publieke goeden? Hoe staat het kabinet tegenover
Draghi’s stelling dat hierin op Europees niveau geïnvesteerd moet worden? Zou dit
dan gefinancierd kunnen worden met nieuwe belastingen op Europees niveau?
Kunnen waterstof en batterijtechnologie ook gezien worden als «Europese publieke goeden»?
Geldt dit ook voor AI en robotisering?
De EFB concludeert dat de HVF amper leidt tot bevordering van Europese publieke goeden.
Hoe past in dit licht een nieuw MFK met HVF-structuur en nationale plannen bij de
ambitie om in pan-Europese publieke goeden te investeren?
Kan de Minister uiteenzetten welke regels voor tekortverbetering gelden voor landen
in een buitensporigtekortprocedure? Kan de Minister deze regels afzetten tegen de
eisen die onder de preventieve arm worden gesteld aan landen die niet in een buitensporigtekortprocedure
zitten? Wat is het verschil tussen de oude en de nieuwe preventieve arm?
Kan het zo zijn dat de eisen voor de tekortverbetering uit de preventieve arm, op
basis van een schuldhoudbaarheidsanalyse, strenger zijn dan de eisen die gelden voor
tekortverbetering onder de correctieve arm, voor landen die al in een buitensportigekortprocedure
zijn geplaatst? Zo ja, welke regels hebben dan voorrang?
Zijn er sinds de Kamerbrief van 7 februari 2024 (Kamerstuk 21 501-07, nr. 2004) nieuwe inschattingen beschikbaar gekomen voor de tekortverbeteringen die lidstaten
moeten doorvoeren onder de nieuwe EU-begrotingsregels? Zo ja, kunnen die cijfers met
de Kamer worden gedeeld?
Hoeveel bedragen de buitengewone rente-inkomsten op de bevroren Russische banktegoeden?
Welke stappen zijn er inmiddels gezet richting confiscatie van deze tegoeden?
Waarom is ervoor gekozen om de rente-inkomsten eerst aan Oekraïne beschikbaar te stellen
en niet als onderpand apart opzij te zetten? Waarom is niet gekozen voor een double
recourse-constructie, waarbij de crediteur naast aanspraak op de debiteur zich ook
direct op het onderpand kan verhalen?
Wat gebeurt er op het moment de sancties niet worden verlengd, bijvoorbeeld door een
veto van Hongarije? Of als de buitengewone rente-inkomsten lager uitvallen dan verwacht?
Juridisch blijft Oekraïne verantwoordelijk voor aflossing, maar hoever reikt de financiële
draagkracht van het land?
Waarom wordt het doel van twee procent foutenpercentage in de EU-uitgaven nooit gehaald?
Waarom blijft het foutenpercentage stijgen van 3% in 2021, 4,2% in 2022 en 5,6% in
2023? Wat kan de Minister doen om deze «zorgelijke trend» te keren? Deelt de Minister
de mening dat zoveel miljarden aan euro’s die onrechtmatig worden besteed haaks staat
op de financiële discipline, die de Minister wenst?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de stukken en hebben
geen verdere vragen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
Ten aanzien van het onderwerp Macro-economische stabiliteit en concurrentievermogen
benadrukken de leden van de BBB-fractie het belang van macro-economische stabiliteit
in de eurozone, zoals besproken in de eerdere vergaderingen. Nederland blijft vasthouden
aan het belang van duurzame groei door structurele hervormingen die gericht zijn op
het bevorderen van productiviteitsgroei en innovatie.
Het behoud en de versterking van de interne markt zijn in de ogen van deze leden essentieel
voor de welvaart van Europa. De leden van de BBB-fractie ondersteunen maatregelen
die de administratieve lasten voor bedrijven verminderen, vooral voor MKB’ers in Nederland,
om hun concurrentiepositie te verbeteren. Tegelijkertijd waarschuwen deze leden voor
overregulering vanuit de Europese Unie die de ruimte voor nationale overheden beperkt
om passende industriële en economische beleidsmaatregelen te nemen.
Ten aanzien van de HVF/RRF verwachten de leden van de BBB-fractie in lijn met eerdere
toezeggingen aan de Kamer dat Nederland kritisch kijkt naar de voorstellen rondom
de beoordeling van betaalverzoeken voor het RRF. Hoewel de leden van de BBB-fractie
begrijpen dat investeringen in economische groei en duurzame ontwikkeling belangrijk
zijn, moet er in de ogen van deze leden scherp worden toegezien op de uitvoering hiervan
door landen als Cyprus en Slovenië. Deze leden pleiten voor een strikte naleving van
de voorwaarden voordat uitbetalingen plaatsvinden. Dit om te garanderen dat de middelen
effectief worden ingezet en bijdragen aan economische stabiliteit in heel Europa.
De leden van de BBB-fractie willen geen gemeenschappelijke schulden, geen transferunie
en geen Eurobonds.
De leden van de BBB-fractie onderschrijven ten aanzien Oekraïne en de financiële steun
het belang van financiële steun aan Oekraïne, vooral in het kader van de Europese
macro-financiële bijstand (MFB) en het Ukraine Loan Cooperation Mechanism (ULCM),
zoals geschetst in de G7-voorstellen. Tegelijkertijd benadrukken deze leden de noodzaak
van strikte monitoring van de aanwending van deze middelen om corruptie en inefficiënties
te voorkomen, in lijn met de voorwaarden die in het Oekraïne-hervormingsplan zijn
vastgelegd. De leden van de BBB-fractie staan voor verantwoorde besteding van belastinggeld
en zien graag dat Nederland een voortrekkersrol speelt in het waarborgen van transparantie
en verantwoorde investeringen.
De leden van de BBB-fractie blijven ten aanzien van de bankenunie en kapitaalmarktunie
kritisch op verdere stappen richting de Bankenunie en Kapitaalmarktunie, met name
wat betreft risicodeling tussen lidstaten. Deze leden blijven benadrukken dat risicoreductie
een voorwaarde is voor verdere risicodeling. Nederland moet zich inzetten voor versterking
van de kapitaalmarktunie, maar zonder dat dit ten koste gaat van nationale zeggenschap
over het financieel beleid. De leden van de BBB-fractie steunen initiatieven om barrières
voor grensoverschrijdende investeringen te verminderen, mits dit in het belang is
van de Nederlandse ondernemers en burgers.
Ten aanzien van de fiscale onderwerpen op de agenda, zoals de fiscale aspecten van
het Draghi-rapport en de btw-regels voor het digitale tijdperk, steunen de leden van
de BBB-fractie hervormingen die de belastingdruk voor burgers en ondernemers verminderen.
De leden van de BBB-fractie zijn ook voorstander van stevige privacy-waarborgen bij
de implementatie van een digitale euro. Nederland moet er in de ogen van deze leden
op toezien dat technologische ontwikkelingen niet ten koste gaan van privacy en dat
kosten eerlijk worden verdeeld tussen gebruikers en dienstverleners.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
De leden van de PvdD-fractie hebben kennisgenomen van de stukken en hebben nog enkele
kritische vragen en opmerkingen.
Ten aanzien van Europese belasting op kerosine voor de lucht- en scheepvaart wijzen
deze leden erop dat het klimaatprobleem een van de grootste uitdagingen van onze tijd
is en lucht- en scheepvaart hierin een significante rol spelen. Deze sectoren staan
voor een enorme verduurzamingsopgave, waarbij het cruciaal is om de uitstoot snel
te verminderen. Het ontbreken van een belasting op kerosine voor de lucht- en scheepvaart
vormt in de ogen van deze leden een belemmering voor deze transitie, aangezien het
de sectoren weinig financiële prikkels geeft om brandstof te besparen. Een Europese
aanpak, waarbij kerosine eerlijk wordt belast, is een noodzakelijke maatregel om de
lucht- en scheepvaart aan te sporen tot snellere en meer ambitieuze verduurzaming.
In 2021 heeft de Europese Commissie voorgesteld om kerosine voor de lucht- en scheepvaart
te gaan belasten. Er wordt nu door de lidstaten gesproken of de uitzonderingspositie
voor de lucht- en scheepvaart voor de komende 20 jaar weer wordt vastgelegd. Dit staat
haaks op het EU-doel om tegen 2050 netto nul uitstoot te bereiken. Kan de Minister
bevestigen dat verlenging van de kerosinevrijstelling inderdaad wordt besproken en
zo ja, wat het standpunt van Nederland hierin tot nu toe in is geweest?
In december zal hierover mogelijk in de Ecofinraad definitief worden besloten. Aangezien
de Minister aangeeft dat er nog punten aan de Ecofinraad-agenda van november kunnen
worden toegevoegd, is het voor de leden van de PvdD-fractie belangrijk om hier nu
vragen over te stellen. Klopt het dat in december over het verlengen van de uitzonderingspositie
een besluit wordt genomen? Zo niet, wanneer wel?
De leden van de PvdD-fractie maken zich zorgen over het voorstel om de uitzonderingspositie
van de lucht- en scheepvaartsector met betrekking tot belasting op kerosine te verlengen.
Erkent de Minister dat er momenteel een grote verduurzamingsopgave bij de lucht- en
scheepvaart ligt? Erkent de Minister dat het voor deze verduurzamingsopgave belangrijk
is om gebruik te maken van Europese regelgeving? Erkent de Minister ook dat het ontbreken
van een belasting op kerosine geen stimulans biedt aan de sectoren om energiezuiniger
te opereren?
De leden van de PvdD-fractie merken op dat het maatschappelijk onrechtvaardig is dat
energieverbruik voor verwarming, bus, trein of auto wel zwaar wordt belast, terwijl
vliegreizen en scheepvaart hiervan zijn uitgezonderd. Erkent de Minister dat dit leidt
tot oneerlijke concurrentie tussen vervoersvormen en onrechtvaardigheid tegenover
andere sectoren? Zo ja, welke maatregelen worden overwogen om dit aan te pakken?
Erkent de Minister dat deze mogelijke verlenging leidt tot een jaarlijks gemis van
10,7 miljard euro aan belastinginkomsten binnen de EU-27 lidstaten? Zo nee, waarom
niet?
Kan de Minister toezeggen om zich namens Nederland actief in te zetten om binnen EU-verband
te pleiten voor een Europese belasting op kerosine, voor dit standpunt steun te zoeken
bij andere lidstaten en ervoor te zorgen dat de lucht- en scheepvaart niet weer twintig
jaar zal worden uitgezonderd? Zo ja, op welke wijze zal deze inzet vorm krijgen? Zo
nee, waarom niet?
II Reactie van de Minister van Financiën
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie merken op dat in de uitzending van EénVandaag op 9 oktober
2024 verslag werd gedaan over de extreme vormen van landbouwfraude in Italië. Zo innen
maffiose ondernemingen miljoenen aan Europese landbouwsubsidies. Ook Stef Blok, lid
van de Europese Rekenkamer, geeft aan dat dat er vele nepbedrijven worden opgericht,
ook buiten Italië, die misbruik maken van Europese landbouwsubsidies. Volgens Blok
kan en moet de Europese Unie meer doen om deze vormen van fraude te bestrijden. De
leden van de PVV-fractie verzoeken om een overzicht van de omvang van de landbouwsubsidiefraude,
voor zover dit bekend is. Daarnaast vragen deze leden hoe de Europese Unie kan garanderen
dat deze subsidies terechtkomen bij de boeren die er wel recht op hebben.
Vanzelfsprekend zou het kabinet voor alle Europese fondsen en nationale middelen bij
voorkeur vast kunnen stellen dat helemaal geen fraude optreedt. Als fraude toch voorkomt
is het van groot belang dat dit gedetecteerd en gecorrigeerd wordt. Daarom is het
belangrijk dat er voortdurende aandacht in de EU en in de lidstaten is voor fraude
bij de EU-uitgaven en ook specifiek bij de landbouwfondsen. In het door EénVandaag
genoemde voorbeeld van fraude hebben de autoriteiten deze fraude opgespoord. Vanuit
de EU worden er vanuit OLAF, het Europees Bureau voor fraudebestrijding, voortdurend
fraudegevallen onderzocht, ook bij de landbouwfondsen. In het meest recente jaarverslag1 van OLAF vindt u daarover meer informatie. Het Europees Openbaar Ministerie geeft
in haar jaarverslag informatie over hun onderzoek naar mogelijke fraudegevallen2. Daarin is ook een overzicht beschikbaar van de onderzochte mogelijke fraudegevallen
per beleidsterrein van de Unie, inclusief de landbouwfondsen. De Europese Commissie
rapporteert hierover ook in het jaarverslag over de bescherming van de financiële
belangen van de EU.3 Daarin wordt ook specifiek voor landbouwfondsen in kaart gebracht hoe het de opsporing
van fraudegevallen zicht ontwikkeld. Naast de opsporing van fraude is ook het terugvorderen
van door fraude onterecht uitgekeerde subsidies belangrijk.
De leden van de PVV-fractie hebben ook vragen over de kabinetsappreciatie «Commissievoorstellen
uitwerking G7-akkoord financiële steun aan Oekraïne.» Hierin wordt aangegeven dat
de toekomstige buitengewone inkomsten, voortvloeiend uit de bevriezing van Russische-Centrale
banktegoeden onder de Ruslandsanctie, gebruikt zullen worden om de Extraordinary Revenu
Accelaration (ERA)-leningen van ongeveer 45 miljard euro te financieren. De leden
van de PVV-fractie vragen of de maximaal 35 miljard euro die aan Oekraïne zal worden
verstrekt, volledig gedekt wordt door deze buitengewone inkomsten. Daarnaast vragen
deze leden waarom de Europese Unie ongeveer 78 procent van de totale ERA-leningen
voor haar rekening neemt. Hierover ontvangen deze leden graag een nadere toelichting.
De EU-lening is de opvolging van het politieke akkoord van de G7 om USD 50 mld. (ca.
EUR 45 mld.) aan leningen te verstrekken aan Oekraïne. Het totaalbedrag aan ERA-leningen
van 45 mld. euro wordt als maximum gehanteerd door de Commissie, omdat dit het bedrag
is waarvan zij denkt dat het gefinancierd kan worden via de toekomstige buitengewone
inkomsten. De Europese Commissie heeft 20 september jl. de MFB-lening van maximaal
35 mld. euro aangekondigd. Bij deze aankondiging op 20 september werd ervan uitgegaan
dat het VK, Japan en Canada gezamenlijk 10 mld. euro zouden bijdragen en was de bijdrage
van de VS nog niet bekend. De Europese Commissie heeft op dat moment leiderschap getoond
en voorgesteld dat de Unie er voor zou zorgen dat Oekraïne het volledige bedrag aan
financiering zou ontvangen dat door de G7-leiders is toegezegd. Op 25 oktober jl.
is een korte G7-verklaring gepubliceerd betreffende consensus over de ERA-leningen
die aan Oekraïne verstrekt moet worden. De Commissie heeft daarna laten weten dat
zij verwacht dat het EU-aandeel circa 18 mld. euro in plaats van 35 mld. euro zal
zijn. Dit is op basis van de toezegging van de VS om ook 18 mld. euro te lenen aan
Oekraïne. Het EU-aandeel in de ERA-leningen van 35 mld. euro kan daardoor dalen.
In de «Beantwoording SO Eurogroep/Ecofinraad oktober 2024» reageert de Minister op
de vraag van de VVD-fractie op het verzoek tot aanpassing van het huidige Herstel-
en Veerkrachtplan (HVP) van Nederland. De leden van de PVV-fractie willen weten waarom
de Minister bereid is om over verschillende onderwerpen in gesprek te gaan en aanpassingen
te overwegen, terwijl hij in het geval van de door de Europese Unie voorgestelde limiet
op contante betalingen van 10.000 euro aangeeft dat dit onhaalbaar zou zijn en mogelijk
zou leiden tot een korting van 600 miljoen euro op de HVP-gelden.
De Herstel- en Veerkrachtfaciliteit (HVF) is een performance-based instrument: middelen worden alleen aan lidstaten uitgekeerd als de in het raaduitvoeringsbesluit
afgesproken mijlpalen en doelstellingen worden behaald. Het niet behalen van afgesproken
mijlpalen en doelstellingen leidt dus in principe tot een korting op uitbetaling van
de voor NL gereserveerde middelen. Deze korting kan oplopen tot € 600 mln. per mijlpaal
of doelstelling.
In de beantwoording SO Eurogroep/Ecofinraad van oktober 2024 heb ik – net als in de
Kamerbrief van 20 september jl.4 – aangegeven dat een aantal maatregelen in het HVP onder druk staat, te weten: European
Rail Traffic Management System (ERTMS), Energiebelasting, Autobelasting, de verplichte
arbeidsongeschiktheidsverzekering (wetsvoorstel BAZ), aanpak schijnzelfstandigheid
(wetsvoorstel VBAR), Ground Breaking IT (GrIT) en de Limiet op contante betalingen.
Het kabinet werkt hard met betrokken partijen om per maatregel oplossingsrichtingen
voor deze uitdagingen te verkennen. Eén van deze oplossingsrichtingen is het wijzigen
van het plan op basis van artikel 21 van de HVF-verordening en de meest recente guidance
van de Europese Commissie5, waarover ik de Kamer eerder heb geïnformeerd6. Het wijzigen van het plan met als doel een maatregel bij te stellen of een vervangende
maatregel aan te dragen is geen eenvoudige opgave, en succes is niet gegarandeerd.
Op basis van de HVF-verordening, en de meest recente guidance, is het alleen mogelijk
een wijziging door te voeren als er sprake is van objectieve omstandigheden waardoor
een (onderdeel van een) maatregel niet meer haalbaar blijkt of als de opgetreden objectieve
omstandigheden ertoe leiden dat een alternatieve maatregel beter uitvoerbaar blijkt.
De gewijzigde of vervangende maatregel moet bovendien voldoen aan alle criteria van
de HVF-verordening, en het gewijzigde plan – inclusief vervangende maatregel – moet
in het geheel opnieuw beoordeeld worden door de Commissie, en vervolgens goedgekeurd
worden door de Raad van de Europese Unie.
Uw Kamer is op verschillende momenten geïnformeerd over de maatregel «anti-witwasbeleid»
in het HVP. U bent onder meer geïnformeerd dat de naderende deadline van het HVP noopte
tot besluitvorming om een korting van mogelijk 600 mln. te voorkomen.7 De maatregel «anti-witwasbeleid» is door Nederland zelf opgenomen in het HVP, met
als mijlpaal de inwerkingtreding van een limiet op contante betalingen in het eerste
kwartaal van 2025. De mijlpaal is onderdeel van het derde betaalverzoek, waarvan de
indiening gepland staat in het tweede kwartaal van 2025. De hoogte van de wettelijke
limiet is niet gespecificeerd in de juridische bindende afspraken van het HVP, het
raadsuitvoeringsbesluit. De hoogte van de limiet is daardoor niet bepalend voor de
vraag of Nederland deze mijlpaal heeft gehaald. Uw Kamer heeft op 24 september jl.
het wetsvoorstel aangenomen waarin een limiet op contante betalingen is opgenomen8. Het wetsvoorstel wordt momenteel behandeld in de Eerste Kamer.
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de stukken voor het schriftelijk
overleg en met name de geannoteerde agenda Eurogroep en Ecofinraad van 4 en 5 november
2024. Deze leden hebben daarover nog een aantal vragen.
De leden van de VVD-fractie snappen ten aanzien van de update over de bankenunie dat
het kabinet voorstander is van het vervolmaken van de bankenunie, maar de leden hechten
eraan dat een eventueel Europees depositogarantiestelsel (EDIS) voorafgegaan moet
worden door risicoreductie. Deze leden vinden het cruciaal dat in ieder geval de eigen
staatsobligaties een realistisch en reëel risicogewicht moeten krijgen in plaats van
nul. Wat is de stand van zaken met betrekking tot het risicogewicht van eigen staatsobligaties
bij banken?
In juni 2022 sprak de Eurogroep af om voor het voltooien van de bankenunie prioriteit
te geven aan het moderniseren van het crisisraamwerk voor banken. Verdere stappen
op de overige werkstromen van de bankenunie worden aangehouden tot de nieuwe Europese
institutionele cyclus.9 Ondanks dat deze nieuwe cyclus met de verkiezingen voor het Europees Parlement in
2024 is begonnen vinden er momenteel nog geen concrete gesprekken plaats over nieuwe
stappen in het voltooien van de bankenunie. Wel zie ik weer toenemende aandacht voor
de bankenunie, bijvoorbeeld naar aanleiding van het Draghi-rapport. Mogelijk komt
het voltooien van de bankenunie binnenkort dus weer op tafel. Ik ben daar voorstander
van, omdat het voltooien van de bankenunie zorgt voor een sterkere Europese bankensector
die optimaal kan bijdragen aan economische groei en maatschappelijke uitdagingen.
Bij voltooiing van de bankenunie is ook verdere risicoreductie een cruciaal element.
Zo blijft een proportionele behandeling van de risico’s van staatsobligaties op bankbalansen
(RTSE, regulatory treatment of sovereign exposure) voor mij een belangrijke voorwaarde om stappen te zetten richting een Europees depositogarantiestelsel
(EDIS).
Frankrijk, Duitsland en Italië riepen begin deze maand de Europese Commissie op om
oog te hebben voor de concurrentiepositie van de Europese bancaire sector en de regeldruk
te verminderen, constateren deze leden. De leden van de VVD-fractie vinden dit ook
belangrijk en willen weten waarom het Nederlandse kabinet zich daar niet bij heeft
aangesloten. Wat is het standpunt van het kabinet?
Frankrijk, Italië en Duitsland hebben er voor gekozen om met zijn drieën een brief
aan de Europese Commissie aangaande de concurrentiepositie van de Europese bancaire
sector te sturen.
Het kabinet herkent aandachtspunten uit de brief. Tegelijkertijd zijn concurrentievermogen
en de weerbaarheid van banken geen tegengestelde belangen. Weerbare banken zijn op
de lange termijn concurrerender en kunnen ook in mindere economische omstandigheden
het bedrijfsleven en huishoudens blijven financieren. Andersom moeten banken ook blijvend
winstgevend en concurrerend kunnen opereren om weerbaar te zijn en schokken op te
kunnen vangen.
Het kabinet vindt het van belang dat prudentiële regels de stabiliteit van banken
en het financiële stelsel garanderen. Als regels op specifieke onderdelen mogelijk
disproportioneel zijn en het concurrentievermogen belemmeren, dan kan het zinvol zijn
om internationaal en Europees verband te spreken over mogelijke aanpassingen. Op punten
kan versimpeling van (de veelheid aan) regels mogelijk helpen, wat echter niet ten
koste moet gaan van hun robuustheid en het doel waarvoor ze bestaan. Daarbij dient
gewaakt te worden voor het vergeten van de lessen van de financiële crisis en de verstandige
wereldwijde hervormingen die daarna zijn doorgevoerd.
De leden van de VVD-fractie begrijpen dat Draghi in zijn rapport ook verwijst naar
het «gold-plating» van de Bazel-afspraken. Hoe kijkt het kabinet daarnaar? Welke stappen
is het kabinet bereid om te nemen?
Het rapport van Draghi noemt dat de EU beschuldigd is van «gold-plating» van Bazel.
Het rapport bevat op dit punt echter geen concrete voorbeelden of aandachtspunten.
In zijn algemeenheid geldt dat de EU er in het verleden juist voor heeft gekozen om
op sommige punten de Bazel-standaarden te implementeren op een wijze waardoor er materiële
afwijkingen zijn van die standaarden, zoals lagere kapitaaleisen voor bepaalde leningen.
Het beeld dat de EU de Bazel-standaarden strenger heeft geïmplementeerd dan de VS
is niet altijd correct. Bestaande bankenregulering in de VS (de implementatie van
de finale Bazel III standaarden loopt nog in de VS, zie hieronder) is op sommige punten
juist strenger dan de Bazel-standaarden, bijvoorbeeld een hogere hefboomratio voor
grote banken. Op andere punten heeft de VS de Bazel-standaarden echter überhaupt niet
toegepast op middelgrote banken. Dit droeg bij aan het omvallen van een drietal banken
in de VS vorig jaar.
Volgens deze leden is er een lidstaatoptie van de CRR3 (Capital Requirements Regulation 3)
over laag risicohypotheken. Meerdere Europese landen gaan mogelijk de lidstaatoptie
implementeren. Kan het kabinet aangeven welke lidstaten hiervan gebruik gaan maken?
Deze regel zou er dan voor zorgen dat een bank in Nederland straks meer kapitaal moet
aanhouden voor een hypotheek in vergelijking met andere lidstaten, wat in de ogen
van deze leden voor een beperking van de financierings- en krediet-capaciteit en Europese
concurrentiekracht zorgt. Wat houdt de lidstaatoptie precies in en hoe wil het kabinet
daarmee omgaan?
Eerder bent u geïnformeerd over de voorgenomen uitoefening van de lidstaatopties die
zijn opgenomen in de herziening van de verordening kapitaalvereisten.10 Eén daarvan is de lidstaatoptie over hypotheken. Deze lidstaatoptie is een afwijking
van de Bazel-standaarden. Mijn voornemen is om deze niet te gebruiken. Het is nog
niet bekend welke andere lidstaten hier wel of geen gebruik van gaan maken.
Deze lidstaatoptie betreft een infaseerregeling op de zogenoemde kapitaalvloer, specifiek
voor hypotheken. Door de kapitaalvloer mogen risicogewichten van banken die interne
modellen gebruiken op geaggregeerd niveau niet lager zijn dan 72,5% van de uitkomsten
van de standaardbenadering van risicogewichten. Doel is de verschillen in uitkomsten
van interne modellen tussen banken te beperken. De lidstaatoptie maakt het mogelijk
om tot en met 2032 de verwachte verhoging van kapitaaleisen voor hypotheken als gevolg
van de introductie van de kapitaalvloer uit te stellen. Dit komt bovenop andere infaseringsregelingen
voor de kapitaalvloer.
Uw Kamer is geïnformeerd dat er meerdere redenen ten grondslag liggen aan het voornemen
de lidstaatoptie niet te gebruiken. Banken beschikken op dit moment al over meer dan
voldoende kapitaal om te voldoen aan de vereisten uit de herziene verordening kapitaalvereisten,
ook als de lidstaatoptie niet wordt gebruikt. Daarbij komt dat de kapitaalvloer, ook
zonder de inzet van deze lidstaatoptie, al een meerjarig ingroeipad kent. De komende
jaren zal deze kapitaalvloer daarom nog niet knellend zijn voor banken. Tot slot speelt
mee dat de Nederlandsche Bank (DNB) een maatregel heeft genomen om een minimumvloer
aan te brengen voor de risicoweging van de hypothecaire leningenportefeuilles van
banken die interne modellen gebruiken. De reden daarvoor is dat DNB systeemrisico’s
ziet ten aanzien van de Nederlandse huizenmarkt. Het toepassen van deze lidstaatoptie
past niet bij de door DNB gesignaleerde risico’s op de Nederlandse huizenmarkt. Om
bovengenoemde redenen verwacht ik niet dat de kredietcapaciteit van Nederlandse banken
beperkt wordt door het niet gebruiken van de lidstaatoptie.
De leden van de VVD-fractie lezen ten aanzien van het concurrentievermogen in de eurozone
dat naar verwachting naar aanleiding van eerdere besprekingen conclusies worden getrokken
in een verklaring van de eurogroep. De leden van de VVD-fractie vinden het wel ingewikkeld
dat niet helemaal duidelijk is wat er nu precies wordt afgesproken. Er worden in de
geannoteerde agenda veel verwachtingen uitgesproken en de Kamer kan daar dus ook niet
echt iets concreets van vinden. Hoe wordt voorkomen dat er zaken in de verklaring
staan waar de Kamer straks niet mee kan instemmen? Is het kabinet bereid om geen onomkeerbare
stappen te nemen? Zo nee, waarom niet?
Het idee achter de Eurogroepverklaring is om de werkstroom over concurrentievermogen
af te ronden. Het parlement is middels de geannoteerde agenda’s en verslagen geïnformeerd
over de inhoud van de besprekingen en de prioriteiten die Nederland heeft uitgedragen.
In de geannoteerde agenda is de verwachte inhoud van de Eurogroepverklaring geschetst.
De reden dat daarbij verwachtingen uitgesproken worden is dat de gesprekken over de
verklaring in het voorbereidende ambtelijke overleg nog niet afgerond waren. Zoals
in de geannoteerde agenda is aangegeven heeft Nederland zich gericht op een verklaring
die een goede weergave geeft van de gevoerde discussie en van de consensus die daarbij
is gevonden over de uitdagingen op het gebied van innovatie, mobiliseren van privaat
kapitaal, versterking van de interne markt en voltooiing van de kapitaalmarktunie.
De verklaring die bij de Eurogroep voorligt, met de verwachte inhoud zoals beschreven
in de geannoteerde agenda, voorziet daarin.
Met deze verklaring van de Eurogroep worden geen besluiten genomen of onomkeerbare
stappen gezet. De verklaring vormt een bijdrage van de Eurogroep aan de gedachtevorming
over het versterken van het concurrentievermogen van de EU. Daarmee vormt deze verklaring
input voor de aankomende Europese Commissie, die waarschijnlijk voorstellen zal doen
om het concurrentievermogen van de Europese Unie te versterken. De Raad van de Europese
Unie en het Europees Parlement besluiten over dergelijke voorstellen. Uw Kamer wordt
daarvan altijd via BNC-fiches op de hoogte gebracht.
De leden van de VVD-fractie begrijpen dat Nederland een van de twintig lidstaten is
die een Tsjechisch-Luxemburgs non-paper hebben ondertekend over handel over de landsgrenzen
te bevorderen. Wat is de inhoud van dit non-paper en wat is de status daarvan?
De Minister van Economische Zaken heeft het non-paper op 4 oktober jl. met uw Kamer
gedeeld als bijlage van het verslag van de Raad voor Concurrentievermogen van 26 september
2024. Het non-paper is een gezamenlijke oproep van de ondertekenaars richting de Commissie.
In het non-paper wordt de Commissie opgeroepen om de aangekondigde Horizontale Interne
Markt Strategie voor juni 2025 te publiceren. In de strategie moeten concrete korte-
en middellange termijn acties worden opgenomen om handel over landsgrenzen te bevorderen.
De Commissie heeft toegezegd voor juni 2025 een strategie te publiceren.
De leden van de VVD-fractie vinden ten aanzien van de kapitaalmarktunie het belangrijk
dat er een betere toegang komt tot financiering voor (innoverende) bedrijven. Welke
instrumenten en aanpassing van wet- en regelgeving kan daarbij echt helpen volgens
het kabinet? Graag lezen deze leden dit zo concreet mogelijk. Hoe zitten deze nu in
de voorstellen voor de kapitaalmarktunie?
Het kabinet deelt de mening van de leden van de VVD-fractie dat het belangrijk is
dat er betere toegang komt tot financiering voor innoverende bedrijven. Financiering
van het bedrijfsleven binnen Europa is veelal bancair georiënteerd. Dit is in Nederland
ook het geval, zoals analyses laten zien, van bijvoorbeeld Instituut voor Publieke
Economie in haar rapport dat zij op verzoek van de Tweede Kamer heeft opgesteld.11 Dit zijn ook knelpunten die naar voren komen in het Nederlandse visiedocument over
de toekomst van de kapitaalmarktunie dat eerder dit jaar met uw Kamer is gedeeld,
evenals in de prioriteiten die de Eurogroep heeft geïdentificeerd in haar verklaring
van 11 maart 2024.12
Verschillende aanbevelingen en voorstellen voor de kapitaalmarktunie dragen bij aan
de aanpak van dit probleem. Zo zorgen beter ontwikkelde pensioensystemen voor meer
beschikbaar risicodragend kapitaal. Hierdoor kunnen diepe kapitaalmarkten diverse,
flexibele financiering aan bedrijven bieden in elke groeifase. Daarnaast draagt verbetering
en vereenvoudiging van de opties tot uitgifte van obligaties of aandelen bij aan bredere
mogelijkheden tot financiering van bedrijven. Betere toegang tot financiering van
innovatieve bedrijven vereist ook verbetering van de vindbaarheid en vergelijkbaarheid
van de bedrijven die financiering vragen, met name het midden- en kleinbedrijf. Daarvoor
zou een verkenning naar de vrijwillige toepassing van de mkb-boekhoudregels «IFRS
for SME’s» kunnen helpen om financiële informatie eenduidig te presenteren voor investeerders.
Als laatste kan een diepere kapitaalmarkt ook indirect leiden tot grotere financieringsruimte
voor het bedrijfsleven, omdat grotere bedrijven met een langere staat van dienst andere
vormen van financiering kunnen vinden en banken hun financieringsactiviteiten meer
op kleinere bedrijven kunnen richten.
Het rapport Draghi roept op tot een groter rol voor de Europese Investerings Bank
(EIB). De EIB-president heeft in de eurogroep van 7 oktober 2024 een actieplan gepresenteerd
dat voorziet in meer durfinvesteringen en private equity. De leden van de VVD-fractie
zijn daar in principe voor, maar in het verleden heeft de EIB weinig tot niets gedaan
voor het Nederlandse MKB. Hoe wordt geregeld dat deze voorstellen en dit actieplan
van de EIB goed gaat werken voor het Nederlandse bedrijfsleven en het Nederlandse
MKB in het bijzonder? Hoe kan er ook zonder de EIB voor gezorgd worden dat er meer
durfinvesteringen en private equity plaats gaan vinden in Nederland en de Europese
Unie?
De EIB Groep (EIB en het Europees Investeringsfonds – EIF) heeft de afgelopen 10 jaar
(2014–2023) ruim EUR 25 mld. in Nederland geïnvesteerd, waarvan een aanzienlijk deel
ten gunste van het Nederlandse mkb is gekomen. In 2023 ging 49% van het totaal in
Nederland geïnvesteerde volume van de EIB naar het mkb (ca. EUR 1,03 mld.). Voorts
ging in 2023 100% van het door het EIF in Nederland gefinancierde volume naar het
mkb (ca. EUR 548 mln.). Ik heb er vertrouwen in dat het Nederlandse mkb ook van het
door de EIB gepresenteerde actieplan zal gaan profiteren, zoals zij al sinds de oprichting
profiteert van de activiteiten van de EIB.
De EIB Groep speelt een belangrijke rol in het financieringslandschap voor start-
en scale-ups in Nederland en Europa. Zo hebben het EIF, Invest-NL en het Ministerie
van Economische Zaken eind 2023 het Dutch Future Fund II opgericht, waarmee tenminste
EUR 1,1 mld. aan durfkapitaal voor de Nederlandse sector beschikbaar komt.13 Voor het doen toenemen van investeringen aan durfkapitaal en private equity in Nederland
is het mobiliseren van groeikapitaal niet het enige dat gedaan moet worden. Het is
van belang dat de overheid een stabiel en aantrekkelijk investerings- en vestigingsklimaat
creëert, waardoor het voor private en institutionele investeerders aantrekkelijk is
en blijft om in Nederlandse ondernemingen te investeren en het voor ondernemers aantrekkelijk
is en blijft om zich in Nederland te vestigen. Zoals u kunt zien in hoofdstuk 10a.
van het Regeerprogramma (bijlage bij Kamerstuk 36 471, nr. 96) heeft het verbeteren van het ondernemingsklimaat de volledige aandacht van het kabinet.
De leden van de VVD-fractie lezen dat het kabinet van mening is dat de kapitaalmarktunie
verdiept en geïntegreerd moet worden. Wat verstaat het kabinet daar precies onder?
Naar aanleiding van het artikel «Heinen wil Europa van «doodlopende weg» afhalen met
kapitaalmarktunie» in het Financieel Dagblad van 24 oktober 2024 willen deze leden
van de VVD-fractie graag weten wat de Minister onder vervolmaking verstaat en wat
zijn exacte plannen zijn. Deze leden willen graag dat deze plannen allereerst aan
de Kamer worden voorgelegd. Is de Minister daartoe bereid?
Verdieping van de Europese kapitaalmarkten wordt bereikt door meer privaat kapitaal
te mobiliseren. Dit kan door beschikbaar geld binnen de EU – zoals spaartegoeden van
huishoudens – productief te investeren in het Europese bedrijfsleven. Ook het aantrekken
van kapitaal van buiten de EU, of het ontwikkelen van nationale pensioensystemen voor
de lidstaten die dit nog niet hebben kan de Europese kapitaalmarkt verdiepen.
Naast verdieping is ook integratie van de kapitaalmarkten belangrijk om de kapitaalmarktunie
verder te ontwikkelen. Nu zijn de markten nog erg gefragmenteerd, veelal langs nationale
grenzen. Daardoor is het voor beleggers ingewikkeld en duur om buiten de eigen landsgrenzen
te investeren. Onder meer omdat de regels per lidstaat verschillen, wat hoge transactiekosten
met zich meebrengt en dergelijke investeringen minder rendabel maakt. Kapitaal komt
hierdoor niet altijd op de beste plek terecht en bedrijven hebben minder toegang tot
kapitaal van over de grens.
Om verdieping en integratie van de kapitaalmarkten, en daarmee een (meer) voltooide
kapitaalmarktunie te bereiken, is een combinatie van maatregelen nodig die ook onderling
zijn verbonden. Hierbij zijn zowel EU-brede als nationale maatregelen nodig waarbij
lidstaten, aangemoedigd door bijvoorbeeld landspecifieke aanbevelingen, kunnen bijdragen
aan ontwikkeling van hun eigen kapitaalmarkt en convergentie binnen de EU.
Op dit moment is het nog te vroeg om aan te kunnen geven op welke onderwerpen precies
stappen kunnen worden gezet in de komende jaren. Hierbij kijkt het kabinet uit naar
de voorstellen van de nieuwe Europese Commissie, die zij bijvoorbeeld op basis van
de verklaring van de Eurogroep van maart jl. kan uitwerken. Daarbij wordt ook naar
aanbevelingen van onder meer Mario Draghi en Enrico Letta gekeken.
Op basis van besprekingen in de Eurogroep, Europese Raad en tussen lidstaten zal het
kabinet bepalen welke stappen in de komende jaren nodig zijn. De Minister van Economische
Zaken heeft uw Kamer eerder toegezegd dat het kabinet schriftelijk terugkomt op de
inzet voor de kapitaalmarktunie. Ik verwacht u binnenkort hierover nader te kunnen
informeren.
De leden van de VVD-fractie begrijpen dat er de afgelopen maanden technische discussies
zijn gevoerd over onder andere securitisatie, sustainable finance en accountingraamwerken.
Wat is daarvan de uitkomst geweest?
In maart van dit jaar heeft de Eurogroep in inclusieve samenstelling een gemeenschappelijke
verklaring naar buiten gebracht met een visie op en prioriteiten voor de kapitaalmarktunie.14 De Eurogroepvoorzitter heeft in een roadmap de opvolging van deze verklaring omschreven.15 Onderdeel daarvan was dat het Financial Services Committee (een ambtelijk voorportaal van de Ecofinraad) sinds de zomer in vier sessies heeft
gesproken over i) duurzame financiering en accountingstandaarden, ii) equity-financiering,
iii) securitisatie en consolidatie en iv) beleggen, pensioen en financiële geletterdheid.
Het doel van deze besprekingen was tweeledig. Enerzijds om te inventariseren wat best practices zijn van de nationale maatregelen ter bevordering van kapitaalmarkten en anderzijds
om te inventariseren welke behoefte en kansen lidstaten zien voor nieuwe voorstellen
van de Europese Commissie. De uitkomsten van deze inventarisatie geven een divers
beeld van wat lidstaten zelf in het verleden al hebben ondernomen om investeringen
te faciliteren, wat werkt en wat niet, en waar behoefte is aan acties op Europees
niveau. Deze uitkomsten zullen naar verwachting tijdens de Eurogroep worden besproken.
Hierover zal ik in het verslag een terugkoppeling geven.
De leden van de VVD-fractie willen ten aanzien van de fiscale aspecten van het Draghi-rapport
weten wat de het kabinet concreet gaat doen bij dit agendapunt. De leden van de VVD-fractie
willen geen Europese belastingen. Waarom wordt er gehint op het harmoniseren van (fiscale)
regelgeving? De leden van de VVD-fractie zijn voor de juiste fiscale prikkels om innovatie
te stimuleren. Wat zijn de eventuele concrete Europese voorstellen?
Gelet op de omvang en de hoeveelheid aanbevelingen speelt de fiscaliteit een relatief
beperkte rol in het Draghi-rapport. De fiscaliteit komt bij enkele onderdelen in het
Draghi-rapport aan bod, maar heeft geen op zichzelf staande rol. Enerzijds is er de
instrumentele benadering waarbij de fiscaliteit, in de vorm van belastingvoordelen,
wordt genoemd als een beleidsinstrument voor het ondersteunen van verschillende beleidsdoelen,
bijvoorbeeld op het terrein van de energietransitie, educatie of de halfgeleiderindustrie
en het aanjagen van groene technologie. Anderzijds wordt de fiscaliteit op een aantal
onderdelen aangehaald als één van de voorwaarden voor het functioneren van de interne
markt. Zo worden in het Draghi-rapport enkele voorstellen gedaan om de fragmentatie
in regelgeving binnen de EU te verminderen, onder meer, door het uniformeren van de
belastingsystemen die gelden voor (kapitaal)beleggingen. Fragmentatie van regelgeving
kan, in algemene zin, grensoverschrijdend ondernemen en investeren belemmeren.
Op het terrein van belastingvoordelen is het kabinet van mening dat per situatie een
afweging gemaakt moet worden ten aanzien van het beleidsdoel en het meest passende
beleidsinstrument. De keuze voor het meest passende beleidsinstrument behelst een
afweging tussen onder meer de effectiviteit, de efficiëntie in de uitvoering en de
kosten.
Tijdens het Ecofin-ontbijt vindt er een eerste gedachtewisseling hierover plaats.
Het kabinet is voornemens om hierbij aan te geven dat, om het bovenstaande te bereiken,
er gekeken moet worden naar pragmatische voorstellen die gericht zijn op het wegnemen
van obstakels om grensoverschrijdend te ondernemen en op het verlagen van de administratieve
lasten, zoals het opschonen van de wet- en regelgeving op het gebied van de vennootschapsbelasting.
Eventuele latere voorstellen van de Europese Commissie om «fiscale prikkels» te introduceren,
zal het kabinet wanneer de Commissie met voorstellen komt, in meer detail beoordelen
en met uw Kamer delen in lijn met het gebruikelijke BNC-proces, inclusief potentiële
gevolgen voor de Rijksbegroting.
De leden van de VVD-fractie lezen op het punt van btw-regels voor het digitale tijdperk
dat op het gebied van de enkele btw-registratie is besloten om het subonderdeel dat
ziet op de Import-One-Stop-Shop (IOSS) uit het VIDA-pakket te halen. Dit onderdeel
heeft een sterke samenhang met de voorstellen voor hervorming van het Douanewetboek.
Hoe gaat het tijdpad er uit zien voor IOSS?
De onderhandelingen over de IOSS vinden momenteel plaats. Het Hongaars voorzitterschap
streeft een deelakkoord na tijdens de Ecofin van december. Gezien de grote samenhang
met de hervorming van het Douanewetboek worden de implementatiedata waar nodig op
elkaar afgestemd. Naar verwachting zullen de implementatiedata rondom de IOSS kenbaar
worden wanneer ook overeenstemming is bereikt in de onderhandelingen over de hervorming
van het Douanewetboek.
De leden van de VVD-fractie hebben begrepen dat Europese aanbieders van accommodaties
en platforms, waaronder vertegenwoordigers van MKB-bedrijven, hun zorgen hebben gedeeld
over de invoering van de platformfictie. Klopt dat? Wat heeft het kabinet met deze
input gedaan? Deelt het kabinet de analyse dat het invoeren van de platformfictie
impact zal hebben op de concurrentiekracht van MKB-aanbieders van accommodaties? Hoe
verhoudt de complexiteit van de platformfictie zich met het rapport van Mario Draghi
waarbij de «regulatory burden» voor Europese ondernemingen hoog is? Heeft het kabinet
op enig moment overwogen om de platformfictie uit het voorstel «Btw-regels voor het
digitale tijdperk» te halen? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet heeft zowel vanuit de sector personenvervoer als de sector kortdurende
accommodatieverhuur en ook de platforms die in deze sectoren actief zijn inbreng ontvangen.
Daarin hebben deze partijen ook zorgen geuit over de platformfictie. De input vanuit
marktpartijen is waardevol geweest en heeft bijgedragen aan het bepalen van de positie
van het kabinet tijdens de onderhandelingen. Mede tegen deze achtergrond heeft het
kabinet ook altijd ingezet op zoveel mogelijk harmonisatie, zo min mogelijk administratieve
lasten en voldoende tijd voor implementatie.
Het belangrijkste doel van de platformfictie betreft het creëren van een gelijker
speelveld. Daarnaast kan dit instrument ook de handhaving en naleving van btw-heffing
verbeteren. Particulieren (niet-btw-ondernemers) en kleine ondernemers die via platforms
diensten verlenen die geen btw in rekening brengen, treden in concurrentie met ondernemers
die wel btw verschuldigd zijn. De platformfictie zorgt ervoor dat het platform btw
in rekening brengt en voldoet als ware hij de aanbieder van de dienst is. Dit draagt
bij aan een gelijker speelveld en hiermee wordt in bepaalde gevallen ook voorkomen
dat onterecht géén btw in rekening wordt gebracht. Resultaat is ook dat prestaties
van MKB-ondernemers die geen btw in rekening hoeven te brengen (bijvoorbeeld omdat
zij de kleineondernemersregeling toepassen) onder de platformfictie wel worden belast.
Het platform brengt immers btw hierover in rekening. Dit is het beoogde gevolg van
het voorstel. Wat het uiteindelijke effect is op de consumentenprijzen, zal afhankelijk
zijn van de onderlinge concurrentieverhoudingen tussen platforms en achterliggende
leveranciers alsook de prijselasticiteit van de consument. Voor MKB-ondernemingen
die al btw in rekening brengen over hun prestaties zal er in beginsel weinig veranderen.
In zoverre is de impact op de concurrentiekracht beperkt.
De platformfictie zorgt ervoor dat platforms btw in rekening moeten brengen over prestaties
die via hun platform worden verricht. Dit zal tot enige administratieve lasten leiden.
Voor de achterliggende leveranciers leidt dit voorstel tot geen of weinig extra administratieve
lasten. De administratieve lasten voor platforms zullen voor zowel Europese ondernemingen
als andere ondernemingen gelijk zijn. Dit komt doordat de locatie waar de daadwerkelijke
prestatie, dat wil zeggen het transport of de verhuur, wordt verricht bepalend is
voor het al-dan-niet van toepassing zijn van de platformfictie. De maatregel heeft
in zoverre dus geen impact op de relatieve concurrentiekracht van de EU waar het Rapport
van Mario Draghi met name op ziet. Als de prestatie in de EU wordt verricht, zullen
ondernemingen die buiten de EU zijn gevestigd evengoed onder de platformfictie vallen.
Het kabinet onderschrijft de doelen van de voorgestelde platformfictie en ziet meerwaarde
in dit instrument. Het kan onder meer de handhaving en naleving van btw-heffing verbeteren
en zorgen voor een gelijker speelveld. Nederland heeft het voorstel met btw-regels
voor het digitale tijdperk» altijd als één pakket gezien dat in zijn geheel moet worden
bekeken en zal bijdragen aan de modernisering van het btw-stelsel. Dit was ook de
inzet van de Europese Commissie, de verschillende voorzitterschappen en de andere
lidstaten. Hoewel het kabinet de drie onderdelen van het pakket ook los van elkaar
zou kunnen steunen, heeft dit en vorig kabinet geen reden gezien noch overwogen om
één of meerdere onderdelen uit het pakket te halen.
Estland kon tijdens eerder Ecofinraden niet instemmen met de voorstellen voor de platformeconomie,
constateren deze leden. De leden van de VVD-fractie willen weten wat het krachtenveld
nu is. Estland vreest dat de nieuwe btw-regels voor de platformeconomie tot hogere
prijzen voor consumenten en hogere kosten voor het MKB leiden. In hoeverre kan het
kabinet deze angst ontkrachten?
Het vorige antwoord beschrijft in hoeverre de nieuwe btw-regels tot hogere prijzen
voor consumenten en kosten voor het MKB leiden. Wat betreft het krachtenveld was Estland
tijdens de vorige Ecofin de enige lidstaat die het toen voorliggende voorstel niet
kon steunen. Ditmaal heeft Estland, in tegenstelling tot de vorige keer, in voorportalen
van de Ecofin een positieve grondhouding ingenomen ten aanzien van de voorliggende
compromistekst. Er waren nog enkele andere lidstaten die een (voorlopig) studievoorbehoud
hebben gemaakt. Dat was mede het gevolg van de korte termijn waarop lidstaten werd
verzocht te reageren op de nieuwe compromistekst van het Hongaarse voorzitterschap.
Gelet op deze aanloop en dit krachtenveld is een unaniem akkoord tijdens de Ecofin
van 5 november, hoewel geen zekerheid, een realistische uitkomst.
De Europese Rekenkamer (ERK) blijft ten aanzien van de herstel- en veerkrachtfaciliteit
aanhoudend kritisch over het HVF en het gebruik aan zicht op de juiste besteding van
de gelden. De ERK heeft een oordeel met beperkingen afgegeven voor de HVF-uitgaven.
De leden van de VVD-fractie willen weten wat het kabinet gaat doen met de vier aanbevelingen
van de Europese Rekenkamer aan de Europese Commissie. In hoeverre klopt het dat de
Europese Commissie het hele MFK wil ombouwen naar een HVF-achtige structuur?
De Europese Rekenkamer doet in haar jaarrapport vier aanbevelingen aan de Commissie.
Ten eerste om strengere criteria toe te passen voor de beoordeling van de periode
waarbinnen maatregelen in aanmerking komen voor subsidies. Volgens de Rekenkamer zouden
maatregelen waarvoor al eerder dan de startdatum van 1 februari 2020 juridische verplichtingen
zijn aangegaan, niet in aanmerking mogen komen. De Commissie accepteert deze aanbeveling
niet en geeft aan vanaf het begin te hebben gecommuniceerd dat het moment waarop kosten
worden gemaakt bepalend is voor de startdatum van maatregelen.
Ten tweede beveelt de ERK aan om specifieke criteria vast te stellen voor de beoordeling
van de vervanging van terugkerende nationale begrotingsuitgaven met HVF-middelen,
welke op grond van de HVF-verordening niet is toegestaan. De Commissie accepteert
deze aanbeveling en geeft hieraan invulling door een toelichting in haar jaarrapport
over de HVF.
Ten derde beveelt de ERK aan om resterende gebreken in de controlesystemen van de
lidstaten aan te pakken. De Commissie accepteert deze aanbeveling, en geeft aan nauwlettend
in de gaten te houden of lidstaten de aanbevelingen die volgen uit de audits van de
Commissie wel implementeren.
Ten vierde beveelt de ERK aan om, op grond van de audits die de Commissie uitvoert,
ook een heldere conclusie te trekken over het wel of niet naar behoren functioneren
van het controlesysteem van een lidstaat. De Commissie accepteert deze aanbeveling
niet, en geeft aan al meer te doen op het vlak van effectiviteitsmeting van de controlesystemen
van de lidstaten dan de HVF-verordening voorschrijft.
Het kabinet zal het belang van de analyse en de aanbevelingen van de ERK onderstrepen.
Het kabinet zal tegelijkertijd begrip uitspreken voor het verweer van de Commissie
op de punten die zij niet accepteert. Dit proces van aanbevelingen en reactie op aanbevelingen
draagt uiteindelijk bij aan een verbetering van het toezicht op een juiste besteding
van HVF-middelen.
In hoeverre de Commissie van plan is om de HVF-werkwijze toe te passen in haar voorstel
voor een nieuw MFK, is op dit moment niet bekend.
De leden van de VVD-fractie zien ook dat de ERK waarschuwt dat nog altijd niet duidelijk
is hoe de Europese Unie het subsidie-deel van de HVF vanaf 2028 gaat terugbetalen.
De leden van de VVD-fractie maken zich hierover grote zorgen, want ze willen niet
dat leidt tot extra afdrachten of de introductie van substantiële nieuwe eigen middelen.
Over de terugbetaling van het subsidiedeel van de HVF en de middelen die via het EU-herstelinstrument
(NGEU) zijn toegevoegd aan een aantal programma’s op de EU-begroting zijn afspraken
gemaakt in het eigenmiddelenbesluit. Terugbetaling zal onderdeel zijn van toekomstige
EU-begrotingen en in het eigenmiddelenbesluit is voldoende ruimte ingebouwd voor de
Unie om de hiervoor benodigde middelen bij de lidstaten op te vragen. Het precieze
terugbetaalschema zal een element zijn in het volgende Meerjarig Financieel Kader,
waarvoor de Europese Commissie naar verwachting in de tweede helft van 2025 een voorstel
zal doen.
De leden van de VVD-fractie zijn tegen nieuwe gemeenschappelijke EU-schulden. Kan
de Minister in het verslag een actualisatie geven van het krachtenveld in de Europese
Unie? Klopt het dat Draghi zelf heeft aangegeven dat gemeenschappelijke schulden geen
«essentieel ingrediënt» zijn van zijn aanbevelingen?
Ten aanzien van het aangaan van nieuwe gemeenschappelijke schulden lijken de voor-
en tegenstanders over het algemeen via traditionele scheidslijnen verdeeld te zijn.
In de Raad is in de afgelopen jaren wel brede steun geweest voor het aangaan van gemeenschappelijke
Unieschuld om de middelen te mobiliseren voor het verstrekken van leningen voor financiële
bijstand aan derde landen, bijvoorbeeld via Macro Financiële Bijstand (MFB), de Oekraïne-faciliteit
en de hervormings- en groeifaciliteit voor de Westelijke Balkan. Gelet op de grote
uitdagingen waar de lidstaten en de Unie voor staan is niet uit te sluiten dat landen
die traditioneel geen voorstander zijn van het aangaan van gemeenschappelijke schuld
hier voor bepaalde beleidsterreinen en doelen mogelijk een meer open houding zullen
tonen.
Draghi heeft in een gesprek over zijn rapport bij Bruegel aangegeven dat gemeenschappelijke
schuld geen essentieel onderdeel is van het handelingsperspectief, maar dat het bepaalde
zaken bijvoorbeeld voldoende investeringen in Europese publieke goederen, wel eenvoudiger
zou kunnen maken.16
De leden van de VVD-fractie vinden het ten aanzien van Oekraïne belangrijk dat er
wederom gesproken wordt over Oekraïne en de Europese steunmaatregelen. In het kader
van het inzetten van de buitengewone inkomsten over bevroren Russische Centrale Banktegoeden
aan Oekraïne heeft de commissie op 20 september 2024 voorstellen gedeeld om in dit
kader maximaal 35 miljard euro aan leningen beschikbaar te stellen. Wanneer wordt
dit definitief geëffectueerd?
De verordening is op 28 oktober jl. gepubliceerd in het publicatieblad van de Europese
Unie en op 29 oktober in werking getreden.17 De Unie zal de lening voor het eind van het jaar ter beschikking stellen. Deze lening
kan voorts in delen uitbetaald worden, tot uiterlijk eind 2025.
De leden van de VVD-fractie willen op het punt van het stabiliteits- en groeipact
en de Europese begrotingsregels weten waarom er geen buitensporigtekortprocedure tegen
Spanje wordt geopend. Hoe wordt voorkomen dat hier precedentwerking vanuit gaat? De
begrotingsregels slagen in de ogen van deze leden alleen als deze ook worden gehandhaafd,
ook bij grote landen. Wat is het oordeel van het kabinet op dat punt en dat er dus
zo kort na het vaststellen van de nieuwe begrotingsregels daar blijkbaar alweer van
wordt afgeweken?
Uw Kamer is in juli jl. geïnformeerd over de implementatie van de Europese begrotingsregels,
waaronder de buitensporigtekortprocedure18. De Commissie heeft in juni jl. volgens artikel 126(3) uit het Verdrag betreffende
de Werking van de Europese Unie (VWEU) onderzoek gedaan naar de aanwezigheid van buitensporige
tekorten in twaalf lidstaten waarbij sprake is van een (geplande) overschrijding van
de referentiewaarde voor het begrotingstekort in 2023 en/of 2024. Daarbij heeft de
Commissie onderzocht of de overschrijding tijdelijk, beperkt of exceptioneel is en,
zoals voorgeschreven in het VWEU en Verordening 1467/97, rekening gehouden met relevante
factoren.
De Commissie heeft naar aanleiding van haar onderzoek voorgesteld om buitensporige
tekorten vast te stellen voor België, Frankrijk, Italië, Hongarije, Malta, Polen en
Slowakije en geen buitensporig tekort vast te stellen voor Spanje, Slovenië, Tsjechië,
Estland en Finland. De Commissie beoordeelde dat voor Spanje de overschrijding in
2023 tijdelijk is en dat het tekort in 2024 en 2025 onder de referentiewaarde van
3% komt zonder additionele maatregelen. Een additionele begrotingsopgave in een buitensporigtekortprocedure
zou daarmee niet noodzakelijk zijn om het tekort onder de referentiewaarde te krijgen.
De Commissie heeft aangegeven dat het de begrotingssituatie in Spanje zal monitoren
en herbeoordelen in het najaar.
De Raad heeft vervolgens in juli jl. buitensporige tekorten vastgesteld voor België,
Frankrijk, Italië, Hongarije, Malta, Polen en Slowakije op basis van artikel 126(6)
VWEU. Daarnaast heeft de Raad vastgesteld dat Roemenië geen effectief gevolg heeft
gegeven aan de eerdere Raadsaanbeveling voor de correctie van het buitensporig tekort.
Binnen de Raad was brede instemming hiervoor. Naar verwachting doet de Raad in januari
2025 aanbevelingen voor de correctie van buitensporige tekorten volgens artikel 126(7)
VWEU, om consistentie te waarborgen met het uitgavenpad dat de Raad aan de lidstaat
zal aanbevelen in het kader van verordening 2024/1263 (preventieve arm).
Het kabinet onderstreept het belang van handhaving van de herziene begrotingsregels
en heeft in dat kader herhaaldelijk gepleit voor opening van buitensporigtekortprocedures
in 2024. Het kabinet vindt het daarom positief dat de Raad buitensporige tekorten
heeft vastgesteld in bovengenoemde lidstaten. Het kabinet kan zich vinden in het onderzoek
van de Commissie en is van mening dat de Commissie op gepaste wijze rekening heeft
gehouden met relevante factoren. Het kabinet heeft er ook begrip voor dat de Commissie
voor landen die dit jaar naar verwachting hun tekort onder de referentiewaarde van
3% zullen brengen en voor landen waarvoor de overschrijding van de referentiewaarde
naar verwachting alleen voor 2024 geldt geen noodzaak ziet om de Raad te laten besluiten
dat sprake is van een buitensporig tekort. Dit alles past goed bij het verdragsprincipe
dat de Commissie en de Raad zich richten op het vaststellen van aanzienlijke tekortkomingen
in de begrotingsdiscipline. Het kabinet steunt dat de Commissie de begrotingssituatie
in Spanje, Tsjechië en Slovenië blijft monitoren en opnieuw beoordeelt in het najaar.
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde
agenda. Deze leden hebben hierover enkele vragen en opmerkingen.
Kan de Minister ingaan op het verloop van de IMF Jaarvergadering en de vergadering
van de Wereldbank? Waren hier nog bijzonderheden? Is de Jaarvergadering verlopen zoals
verwacht? Kan de Minister een terugkoppeling geven van de G-20-bijeenkomst?
De Minister van Financiën en de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp
zullen zoals gebruikelijk aan de Kamer verslag uitbrengen van de jaarvergaderingen
van het IMF en de Wereldbank. Deze beide verslagen zullen zo spoedig mogelijk naar
de Kamer worden gezonden.
Met hoeveel financiële middelen is het Single Resolution Fund gevuld? Hoeveel banken
kunnen hiermee worden afgewikkeld? Kunnen hiermee ook banken worden gered?
Er is afgesproken dat het gemeenschappelijk resolutiefonds (SRF) moet worden gevuld
tot 1% van de door het depositogarantiestelsel gedekte deposito’s. Op 1 januari 2024
is dit niveau bereikt en zat er ongeveer 78 mld. euro in het SRF. Hoeveel banken daarmee
kunnen worden afgewikkeld is niet te zeggen. Het SRF is beschikbaar voor verliesabsorptie
en herkapitalisatie van banken in resolutie. Hoeveel geld er uit het SRF nodig is
voor de resolutie van een bank hangt van vele factoren af, bijvoorbeeld de omvang
van de bank, de resolutiestrategie, de mate van private verliesdeling (bail-in) die kan worden toegepast, de specifieke problemen die er zijn opgetreden, het moment
van ingrijpen en de bredere (markt)omstandigheden. Resolutie heeft niet als doel om
een bank te redden. Een bank wordt alleen in resolutie genomen als kritieke functies
of de financiële stabiliteit in gevaar komen als de bank omvalt. Als resolutie nodig
is dan is het een mogelijkheid dat een bank, of delen van een bank, een doorstart
maken met een bijdrage vanuit het SRF. Het resolutiemechanisme maakt het daarmee mogelijk
om een doorstart te realiseren zonder publieke steun. Om een bijdrage van het SRF
te kunnen ontvangen moet wel aan voorwaarden worden voldaan, bijvoorbeeld het voldoende
toepassen van bail-in. Ook zijn er regels over hoeveel het SRF maximaal kan bijdragen.
Waarom zal naar waarschijnlijkheid worden onderschreven dat nationaal industriebeleid
moet worden voorkomen? Hoe verhoudt dit zich tot de investeringspakketten rondom ASML
en Tata Steel?
De maatwerkaanpak is een instrument om de grootste industriële uitstoters te faciliteren
bij hun verduurzamingsopgave. De verduurzaming binnen deze bedrijven vraagt om grote
en complexe investeringen en de maatwerkaanpak is een instrument om de klimaatdoelstellingen
voor de industrie te behalen om CO2 te reduceren. Uiteindelijk profiteren wij hier allemaal van en draagt het ook bij
aan extra investeringen vanuit de private sector. De kaders waarbinnen de maatwerkafspraken
worden gemaakt, voldoen uiteraard aan alle wet- en regelgeving op zowel nationaal
en Europees niveau. Deze vorm van industriebeleid past dus ook binnen de huidige Europese
kaders. In maart is besloten tot een steunpakket voor de chipsector omdat deze sector
door specifieke knelpunten niet verder kon groeien. Dit pakket ziet – in tegenstelling
klassiek nationaal industriebeleid – vooral op het op orde brengen van bepaalde randvoorwaarden.
Van de extra studieplekken, investeringen in infrastructuur en extra woningen profiteert
in principe de hele regio.
Wat zullen de gevolgen zijn van een nieuw presidentschap van D. Trump voor de handelsfragmentatie?
Betekent dit hoge invoertarieven en een nieuwe handelsoorlog tegen China en ook tegen
Europa?
Presidentskandidaat Trump heeft aangegeven tarieven van 60% op Chinese goederen en
10–20% op goederen uit andere landen te willen invoeren. Indien Trump gekozen wordt,
zal moeten blijken welke invulling hij hieraan gaat geven. Op 21 november zal een
Raad Buitenlandse Zaken Handel plaatsvinden. Dit biedt de 27 handelsministers van
de EU, waaronder mijn collega voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp, de gelegenheid
om te reflecteren op de verkiezingsuitslag in relatie tot de EU-VS handelsrelatie.
Hoe functioneert het back stop resolutie mechanisme? Wat is de stand van zaken met
betrekking tot het gemeenschappelijke depositogarantiestelsel Edis?
In 2018 is in de Eurogroep besloten om de gemeenschappelijke achtervang (common backstop) voor het gemeenschappelijk resolutiefonds (SRF) onder te brengen bij het Europees
Stabiliteitsmechanisme (ESM). Hiervoor moest het ESM-verdrag worden herzien. De herziening
van het ESM-verdrag vereist ratificatie door de parlementen van alle ESM-lidstaten.
In Italië is de herziening van het ESM-verdrag nog niet geratificeerd. Daardoor is
de gemeenschappelijke achtervang voor het SRF niet van kracht. Daarmee is er momenteel
geen achtervang voor het SRF. Er zijn momenteel geen concrete gesprekken over het
opzetten van een gemeenschappelijk Europees depositogarantiestelsel (EDIS).
Waarom mag volgens het kabinet in de Eurogroepverklaring niet vooruitgelopen worden
op het volgende MFK?
Er is nog geen voorstel voor een nieuw Meerjarig Financieel Kader en de onderhandeling
hierover is nog niet begonnen. Het kabinet is geen voorstander van het opnemen van
zaken die hierop vooruitlopen, omdat dit integrale besluitvorming niet ten goede komt.
Waarom duurt de vorming van de kapitaalmarktunie al zoveel jaren en waarom gaat deze
nog zo veel jaren duren? Welke nationale belangen verzetten zich hiertegen?
Ontwikkeling van de kapitaalmarktunie vergt maatregelen en hervormingen op vele onderwerpen
en verschillende rechtsgebieden. Meerdere analyses, onder meer rapporten van Instituut
Publieke Economie, Mario Draghi en Nicolas Véron, wijzen op verschillen in nationale
regelgeving als een van de belangrijkste barrières tot het vrije verkeer van kapitaal
in de interne markt.19 Het zijn volgens deze experts de gevestigde, nationale of sectorale belangen die
transformerende verandering hinderen bij de versterking van de kapitaalmarktunie en
slechts incrementele verbeteringen hebben voortgebracht.
Als voorbeeld noemt Instituut Publieke Economie de complexiteit van het harmoniseren
van insolventiewetgeving, omdat (nationale) belanghebbenden waarde hechten aan het
huidige nationale regime. Ook wijzen deze onderzoekers op politieke weerstand bij
bepaalde maatregelen zoals een provisieverbod, die het proces om te komen tot structurele
hervormingen tot een kapitaalmarktunie vertragen. Voor het kabinet is het daarom van
belang op elk onderwerp een zorgvuldige afweging van belangen te maken, op basis daarvan
tot een inzet te komen en daarmee voortgang te boeken.
Klopt het dat er op het niveau van effectenbeurzen eigenlijk al sprake is van een
kapitaalmarktunie? Immers het kopen en verkopen van aandelen en dergelijken in andere
landen stuit toch niet op al te veel moeilijkheden? Echter, als het gaat over bedrijfsobligaties
en directe leningen, financieringen en investeringen in niet-beursgenoteerde bedrijven
lijkt een kapitaalmarktunie nog ver weg. Kan een MKB-kapitaalmarktunie eigenlijk ook
wel echt dichterbij worden gebracht door obstakels weg te nemen op het gebied van
het ondernemingsrecht, faillissementsrecht en de jaarverslaggeving? Welke obstakels
zouden concreet weggenomen moeten worden? Waarom schrijft de Minister voornamelijk
in abstracte termen als het over de kapitaalmarktunie gaat? Welke rol kunnen Europese
Groene Obligaties hierin spelen?
Verschillende rapporten tonen aan dat de kapitaalmarkten in de EU nog steeds erg gefragmenteerd
zijn. Noteringsregels voor bedrijven die naar de beurs willen verschillen bijvoorbeeld
per lidstaat omdat het effectenrecht niet Europees geharmoniseerd is. Daarmee is een
beursgang niet in elke lidstaat even makkelijk. Daarnaast is de fiscale behandeling
van het bezit en de verkoop van aandelen nationaal geregeld, waardoor een belegger
te maken kan hebben met dubbele belastingen, die via complexe procedures teruggevraagd
kunnen worden. Dit geldt niet alleen voor particulieren, maar bijvoorbeeld ook voor
pensioenfondsen. Met het recent aangenomen FASTER-voorstel, wordt dit per 2030 verbeterd.
Deze voorbeelden tonen aan dat verschillen in nationale wetgeving maken dat de transactiekosten
op de Europese kapitaalmarkten hoog zijn, wat een negatieve impact op het te behalen
rendement heeft. Het maakt het investeren of het aantrekken van financiering over
de grens ook minder aantrekkelijk omdat er veel kennis van de verschillende nationale
stelsels nodig is. Op deze gebieden is er mijns inziens dus nog geen sprake van een
sterke kapitaalmarktunie.
Bedrijven, specifiek het mkb, kunnen profijt hebben van het wegnemen van deze en andere
obstakels op het gebied van ondernemingsrecht, faillissementsrecht en jaarverslaggeving.
Deze belemmeringen hinderen beursgangen en investeringen in de interne markt, en zorgen
voor hogere financieringskosten voor bedrijven in de EU. Zoals genoemd in de geannoteerde
agenda, zet ik erop in dat op deze terreinen voortgang wordt geboekt en kijk ik uit
naar ambitieuze voorstellen van de Commissie om deze barrières weg te nemen. De Minister
van Economische Zaken heeft de Kamer eerder toegezegd om terug te komen op de kabinetsinzet
voor de kapitaalmarktunie. Ik verwacht u hierover binnenkort nader te kunnen informeren,
waarbij ik ook zal ingaan hoe Nederlandse huishoudens, bedrijven en de economie in
zijn geheel baat hebben bij beter functionerende Europese kapitaalmarkten.
De invoering van geharmoniseerde normen voor ecologisch duurzame obligaties kan helpen
om duurzame investeringen in de EU te stimuleren. Voor investeerders wordt het makkelijker
om duurzame beleggingen te identificeren en de betrouwbaarheid daarvan na te gaan.
Bovendien kunnen zij door de geharmoniseerde normen Europese groene obligaties beter
met elkaar vergelijken.
Welke landen hebben inmiddels het initiatief genomen om te komen tot een kopgroep
voor de kapitaalmarktunie? Zijn er de vereiste negen landen te vinden die nodig zijn
voor zo’n kopgroep? Leidt een kopgroep niet ook tot verschillen in wet- en regelgeving
binnen de Europese Unie?
Ik kijk momenteel, samen met andere lidstaten, of het komen tot een kopgroep op een
of verschillende deelonderwerpen het behalen van de doelen van de kapitaalmarktunie
dichterbij kan brengen. Dit is ook in lijn met de aangenomen motie Dassen c.s. (Kamerstuk
21 501-20, nr. 2112) Het is op dit moment nog niet te zeggen welke landen aan een kopgroep deelnemen
en op welke onderwerpen een kopgroep zich zal kunnen gaan richten. Het doel van een
kopgroep zal zijn om in een kleinere groep grote stappen te kunnen zetten die bijdragen
aan de doelstellingen van de kapitaalmarktunie, waar later andere lidstaten zich bij
kunnen aansluiten. Eventuele verschillen in wet- en regelgeving die in de tussentijd
kunnen ontstaan zullen daarbij in het oog worden gehouden.
Wat behelst het 28e EU-rechtsregime voor innovatieve bedrijven, waarmee volgens Draghi vastgelopen dossiers
vlot getrokken kunnen worden?
Dit behelst de gedachte om op EU-niveau een nieuwe rechtsvorm voor innovatieve start-ups
te realiseren die naast de rechtsvormen van de lidstaten zou komen te staan. Draghi
suggereert dat zo’n systeem mogelijk regeldruk zou kunnen verminderen, omdat bedrijven
zouden kunnen profiteren van geharmoniseerde regelgeving op terreinen als het ondernemingsrecht,
het insolventierecht en enkele aspecten van het arbeidsrecht en belastingrecht. Dit
zou vooral innovatieve bedrijven kunnen helpen die snel willen groeien en daarvoor
bijvoorbeeld binnen heel Europa (en daarbuiten) kapitaal willen aantrekken of producten
of diensten willen afzetten. Volgens Draghi zou dit op termijn kunnen worden uitgebreid
met harmonisatie van regels waar de bedrijven van zouden kunnen profiteren.
Waarom wil de Europese Commissie de securitisatiemarkt verder ontwikkelen? Het verpakken
en doorverkopen van leningen leidde in 2007–2008 toch juist tot de kredietcrisis?
Securitisatie betekent toch ook dat debiteurenrisico’s uit beeld raken?
Om te kunnen reageren op de grote uitdagingen waar Europa voor staat – zoals het financieren
van innovatie en de groene transitie – zijn goed functionerende kapitaalmarkten essentieel.
Securitisatie kan een belangrijke rol spelen in het verder ontwikkelen van de kapitaalmarkten.
Zo kan een goed functionerende markt de leencapaciteit aan de reële economie verhogen
doordat het marktpartijen in staat stelt om illiquide leningen te transformeren tot
verhandelbare effecten om zo ruimte te maken op de balans. Ook kan een goed functionerende
securitsatiemarkt faciliteren dat risico’s kunnen worden gediversifieerd naar marktpartijen
die het best gepositioneerd zijn om deze risico’s te dragen.
Het is inderdaad zo dat securitisaties een grote rol hebben gespeeld tijdens de kredietcrisis.
Na de crisis zijn er echter veel hervormingen doorgevoerd om deze instrumenten veiliger
te maken. Strenge transparantie-eisen en een verbod op hersecuritisatie hebben deze
instrumenten transparanter en minder complex gemaakt, waardoor debiteurenrisico’s
beter in beeld blijven.
Retentie-eisen om een deel van de portefeuille op de eigen balans te houden, hebben
er daarnaast voor gezorgd dat uitgevers ook na verkoop van securitisaties belang houden
om gedegen risicobeheer te doen voor de onderliggende leningportefeuilles. Tot slot
zorgen de kapitaalseisen er voor dat zowel uitgevers als investeerders voldoende kapitaal
blijven aanhouden om zowel voorziene als onvoorziene debiteurenrisico’s op te vangen.
Samenvattend, de potentiële voordelen van deze instrumenten, in combinatie met het
feit dat het risicoprofiel van deze instrumenten aanzienlijk is veranderd, maakt dat
de Europese Commissie het te verantwoorden vindt om het verder ontwikkelen van deze
markt te verkennen en te kijken waar op verantwoorde wijze belemmeringen kunnen worden
aangepakt. Ik sta ervoor open om te verkennen hoe we de Europese markt beter kunnen
laten functioneren, maar vind het daarbij belangrijk dat de risico’s en lessen van
de crisis niet uit het oog worden verloren.
Op welke manier kan de EIB een rol spelen in het financieren van innovatieve start-ups
en scale-ups? Hoe kan de EIB de risico’s inschatten in andere landen? Wordt er gewerkt
met cofinanciering en risicodeling met lokale bedrijven en overheden?
De EIB Groep speelt reeds een rol in het financieren van innovatieve start- en scale-ups
en is de grootste investeerder in dit segment binnen de EU. Een voorbeeld hiervan
is het European Tech Champions Initiative (ETCI) waaraan Nederland samen met Frankrijk,
Duitsland, Spanje, Italië en België deelneemt. In totaal is voor ETCI EUR 3,85 mld.
beschikbaar. ETCI werkt via een fund-to-fund structuur, waardoor de middelen niet
direct in start- en scale-ups worden geïnvesteerd, maar middels een private fondsmanager.
De fondsmanager stelt het fonds open voor private en institutionele beleggers. Zo
wordt ervoor gezorgd dat er met de EUR 3,85 mld. aan publieke middelen, zoveel mogelijk
privaat kapitaal wordt gemobiliseerd en dat de risico’s dus gedeeld worden met de
markt. Omdat de EIB Groep nauw samenwerkt met de lidstaten en in iedere lidstaat kennis
heeft van de lokale markt is de EIB in staat om risico’s binnen de EU goed in te schatten.
Dit is ook te zien aan het feit dat de EIB jaar na jaar een positief rendement behaalt.
Er wordt samengewerkt met nationale overheden. In het antwoord op de vraag van de
leden van de VVD-fractie gaf ik als voorbeeld aan dat het EIF, Invest-NL en het Ministerie
van Economische Zaken eind 2023 het Dutch Future Fund II opgericht, waarmee tenminste
EUR 1,1 mld. aan durfkapitaal voor de Nederlandse sector beschikbaar komt. Op lokaal
gebied werkt de EIB samen met Invest-NL en de Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen.
Daarnaast is het voor de EIB mogelijk om samen met lokale overheden in projecten te
investeren, zoals het recent besloten heeft om samen met o.a. de provincie Limburg
te investeren in het project Mijnwater, waarin gewerkt wordt aan een innovatief en
betrouwbaar 5de generatie warmte- en koudenet, door slimme inzet van onder andere
oude mijngangen.20
In hoeverre onderschrijft het kabinet de visie van zijn voorganger op de kapitaalmarktunie?
Het kabinet zet, evenals het vorige kabinet, in op versterking van de kapitaalmarktunie.
Zoals uiteengezet in de geannoteerde agenda, acht het kabinet een ambitieus Commissie-werkprogramma
noodzakelijk om de grootste knelpunten komende jaren voortvarend aan te pakken. Dit
sluit aan bij de eerdere Nederlandse visie. De Minister van Economische Zaken heeft
uw Kamer eerder toegezegd dat het kabinet schriftelijk terugkomt op de inzet voor
de kapitaalmarktunie. Ik verwacht u binnenkort hierover nader te kunnen informeren.
Hoe staat de Minister tegenover de voorgestelde competitiveness-labs en de mogelijke
fragmentatierisico’s daarbij? Zijn er concrete beleidsterreinen die hij hiervoor geschikt
acht, zoals gecentraliseerd toezicht?
Ik kijk met interesse naar initiatieven van andere lidstaten om sneller stappen te
kunnen zetten om de doelen van de kapitaalmarktunie te bereiken. Hierbij hoort ook
het idee van een «competitiveness lab» dat door mijn Spaanse ambtsgenoot naar voren
is gebracht. Dit voorstel zal ik de komende tijd bestuderen en verder bespreken met
de andere lidstaten. Daarbij zal ik zowel kijken naar de vorm van dergelijke kopgroepen
als de thema’s waarop wordt samengewerkt. Daarbij lijken thema’s waar de Europese
Unie geen exclusieve bevoegdheid heeft kansrijk om met lidstaten intensief op samen
te werken, zoals retailbeleggingsproducten.
Wat is de kabinetsvisie op implementatie van Bazel III? Ziet de Minister risico’s
dat de Europese Unie de concurrentiepositie van de eigen bancaire sector ondergraaft
door strenger te implementeren dan bijvoorbeeld de Verenigde Staten? Ziet de Minister
een risico op een mondiale «race to the bottom», waarbij de Bazelse afspraken worden
uitgehold doordat landen hun eigen banken zo concurrerend mogelijk willen houden?
Het kabinet hecht aan getrouwe implementatie van Bazel-standaarden, zodat risico’s
wereldwijd adequaat worden geadresseerd en er een gelijk speelveld is. In de EU is
de besluitvorming over implementatie van de finale Bazel III standaarden afgerond.
Wel heeft de Europese Commissie de bevoegdheid om de Europese implementatie van een
specifiek onderdeel van de standaarden uit te stellen of een voorstel tot aanpassing
te doen in het licht van het internationale speelveld. Deze bevoegdheid betreft eisen
ten aanzien van marktrisico. Vooralsnog heeft de Commissie implementatie van de marktrisicostandaarden
met een jaar uitgesteld, vanwege de ontwikkelingen in de VS. Het kabinet begrijpt
dit vanwege het internationale speelveld, maar vindt het ook belangrijk te kijken
naar mogelijkheden om die standaarden al wel te laten toepassen door banken die dat
willen.
In de Verenigde Staten is er een discussie gaande over de implementatie van de finale
Bazel III standaarden naar aanleiding van het consultatievoorstel van de Amerikaanse
toezichthouders hierover. Dit voorstel was op meerdere punten strenger dan de Bazel-standaarden
en zou ook een grotere geschatte impact hebben op Amerikaanse banken (16% stijging
van kapitaaleisen) dan de Europese implementatie op Europese banken heeft (volgens
de laatste schatting van de Europese Bankenautoriteit is de gemiddelde impact van
de finale Bazel III standaarden in de EU 7,8%; eerdere schattingen waren hoger). Inmiddels
heeft de Amerikaanse toezichthouder aangegeven dat er aanpassingen in de Amerikaanse
implementatie van Bazel III komen ten opzichte van het consultatievoorstel. Bijvoorbeeld
voor hypotheken zal de VS geen «gold-plating» op Bazel voorstellen, zoals in het originele
voorstel wel het geval was. Er is nog geen nieuw voorstel gepubliceerd.
Het kabinet volgt de ontwikkelingen in de VS. Vooralsnog zie ik geen algehele «race
to the bottom», noch ondergraving van de concurrentiepositie van Europese banken.
Hoe wil de Minister de risico’s van staatobligaties op bankbalansen verminderen nu
banken voor EU-staatsobligaties geen eigen vermogen hoeven aan te houden?
Banken hoeven voor staatsobligaties van EU-lidstaten geen eigen vermogen aan te houden
in het huidige prudentiële raamwerk van risicogewogen kapitaaleisen.21 Ik vind het belangrijk dat de risico’s van staatsobligaties op bankbalansen in de
EU worden verminderd en zet mij hier in Europees verband voor in bij gesprekken over
de voltooiing van de bankenunie. Een proportionele behandeling van de risico’s van
staatsobligaties op bankbalansen (RTSE, regulatory treatment of sovereign exposure) is voor mij een belangrijke voorwaarde om stappen te zetten richting een Europees
depositogarantiestelsel (EDIS).
Welke wijzigingen zijn aangebracht sinds de vorige keer dat het voorstel voor de btw
in het digitale tijdperk voorlag in de Ecofinraad?
Er zijn drie wijzigingen aangebracht aan het voorstel. Ten eerste is verduidelijkt
dat de nationale implementatie van de platformfictie, als een lidstaat gebruik maakt
van de uitzondering voor ondernemers die de kleineondernemersregeling toepassen, niet
mag leiden tot onnodige administratieve lasten. Ten tweede is de implementatiedatum
die ziet op de platformfictie met 12 maanden naar achteren geschoven (van 1 juli 2027
naar 1 juli 2028) en hebben lidstaten de mogelijkheid gekregen om de toepassing van
de platformfictie uit te stellen tot 1 januari 2030. Alle lidstaten zijn dus wel verplicht
om hun nationale wetgeving te hebben aangenomen op 1 juli 2028, maar hebben de vrijheid
om de toepassing daarvan uit te stellen tot 1 januari 2030. Tot slot zijn, onder andere
op verzoek van Nederland, twee verschillende implementatiedata die zien op het onderdeel
«één enkele btw-registratie» met 12 maanden naar achter geschoven (van 1 januari 2026 naar 1 januari 2027 en van
1 juli 2027 naar 1 juli 2028). Hiermee wordt geborgd dat er voldoende tijd is voor
implementatie, te meer de onderhandelingen langer hebben geduurd.
Kan de Minister het verdere procesverloop schetsen voor het nieuwe MFK. Wat zijn daarbij
de belangrijkste beïnvloedingsmomenten voor Nederland en de Kamer?
De onderhandelingen over het MFK zullen waarschijnlijk tussen medio 2025 en medio
2027 lopen, waarbij de besluiten over de belangrijkste elementen aan het eind van
die indicatieve periode op het niveau van de Europese Raad zullen worden genomen.
De formele besluitvorming in de Raad en het Europees Parlement, en nationale procedures
voor de goedkeuring van het eigenmiddelenbesluit, volgt daarna nog.
De huidige MFK-verordening schrijft voor dat de Europese Commissie (EC) voor 1 juli
2025 een voorstel voor een nieuw meerjarig financieel kader indient. Daarbij stelt
de Commissie waarschijnlijk ook een nieuw eigenmiddelenbesluit (EMB) voor. De Commissie
zal daarna naar verwachting ook talloze voorstellen doen voor verordeningen die de
werking organiseren van de specifieke fondsen en instrumenten die middelen uit de
EU-begroting ontvangen. Het MFK betreft de uitgavenkant van de EU-begroting, het EMB
de inkomstenkant, de overige voorstellen de beleidsinhoud. Uw Kamer ontvangt BNC fiches
over al deze voorstellen.
Na publicatie van de voorstellen en de kabinetsappreciatie in de BNC-fiches volgt
de presentatie van de voorstellen door de Commissie in de Raad van de Europese Unie
(de Raad) en de eerste reacties van de lidstaten. Ook het Europees Parlement zal zich
over de voorstellen buigen. Naar verwachting zullen tot eind 2026 technische besprekingen
plaatsvinden in verschillende Raadswerkgroepen. Een deel van de elementen uit de veelheid
aan voorstellen van de Commissie worden samengevoegd ter bespreking op het niveau
van de Europese Raad aan het eind van de onderhandelingen, eind 2026-medio 2027. Daar
horen naar verwachting in ieder geval de totaalomvang van het MFK, de verdeling over
de beleidsterreinen en de plafonds en samenstelling van de eigen middelen bij. Ook
de specifieke verdeling van middelen binnen beleidsterreinen zal hier waarschijnlijk
onderdeel van zijn, evenals kernelementen van de beleidsmatige invulling en conditionaliteit
voor de fondsen en instrumenten die middelen uit de EU-begroting zullen ontvangen.
De conclusies van de Europese Raad van 17–21 juli 202022 geven een goed inzicht in de onderwerpen die op het niveau van de Europese Raad aan
de orde kunnen komen. Als de Europese Raad uiteindelijk een akkoord bereikt vormt
dat de basis voor de besluitvorming in de Raad over de MFK-verordening, het eigenmiddelenbesluit
en de verordeningen die de werking van de specifieke fondsen en instrumenten organiseren.
De Raad besluit met unanimiteit over het eigenmiddelenbesluit (het Europees Parlement
adviseert) en het MFK (het Europees Parlement moet instemmen). De Raad besluit over
het algemeen met gekwalificeerde meerderheid over de verordeningen voor de instrumenten/fondsen
die middelen ontvangen uit de EU-begroting, waarbij het Europees Parlement medewetgever
is. Tevens wordt het eigenmiddelenbesluit in de nationale parlementen geratificeerd
na akkoord.
Gedurende het hele proces is het belangrijk dat Nederland goed aangehaakt blijft en
meedoet in Brussel. Zowel de onderhandelingen over sectorale verordeningen als de
eindonderhandeling in de Europese Raad vormen belangrijke onderdelen voor de uiteindelijke
uitkomst van de volgende periode voor het meerjarig financieel kader.
Vanzelfsprekend zullen de lidstaten in de aanloop van het voorstel van de Europese
Commissie reeds hun aandachtspunten onder de aandacht brengen. De grote besluiten
worden echter pas aan het einde van de onderhandelingen genomen.
Hoe staat het kabinet tegenover vervanging van de verscheidene EU-programma’s door
nationale plannen naar HVF-model? Is dit te zien als een vorm van centralisatie of
decentralisatie? Betekent dit dat afdwingbare rechten voor lidstaten worden vervangen
door HVP-achtige plannen, die de Europese Commissie naar believen mag toekennen, dan
wel afwijzen? Hoe kan het HVF al als blauwdruk dienen voor het MFK, terwijl de eindevaluatie
hiervan pas eind 2028 volgt? Hoe zorgt het kabinet dat opvolging wordt gegeven aan
de door de ERK gesignaleerde zorgen?
De Europese Commissie (EC) komt vanaf 1 juli 2025 met voorstellen voor volgend MFK.
Het kabinet staat open voor een verkenning van de bredere toepassing van de HVF-werkwijze,
waarbij middelen worden uitgekeerd op basis van het behalen van mijlpalen en doelstellingen,
in plaats van gemaakte kosten. Hoewel de eindevaluatie van de HVF in 2028 wordt verwacht
kunnen de voor- en nadelen van de huidige HVF-werkwijze al worden afgewogen. Het kabinet
ziet hierbij risico’s in de uitvoering die geadresseerd moeten worden. Ook moeten
de adviezen van de Europese Rekenkamer hierin meegenomen moeten worden.
Over de HVF-werkwijze kan worden opgemerkt dat deze zich kenmerkt door een uitbetaling
op basis van bereikte mijlpalen en doelstellingen die per lidstaat zijn vastgelegd
in herstel- en veerkrachtplannen. De lidstaten zijn zelf verantwoordelijk voor hun
plannen en hun nationale economische beleid. De plannen moeten wel aan bepaalde eisen
voldoen. De toetsing van de plannen door de Commissie gebeurt aan de hand van criteria
die in een verordening van de Raad en het Europees Parlement zijn vastgelegd.
Wat is de kabinetsvisie op pan-Europese publieke goeden? Hoe staat het kabinet tegenover
Draghi’s stelling dat hierin op Europees niveau geïnvesteerd moet worden? Zou dit
dan gefinancierd kunnen worden met nieuwe belastingen op Europees niveau?
Zoals aangegeven in de kabinetsreactie op het Draghi-rapport, deelt het kabinet op
hoofdlijnen de analyse van Draghi op het gebied van financiering en investeringen.
Tegelijkertijd zijn voor het kabinet publieke investeringen geen doel op zich, maar
een middel. Zo deelt het kabinet de opvatting dat publieke investeringen nodig kunnen
zijn die volgen uit maatschappelijk opgaves waar we als samenleving voor staan. Sommige
uitgaven kunnen effectiever op Europees niveau worden gedaan dan op nationaal niveau.
Zo waardeert het kabinet de huidige EU-investeringen op het terrein van bijvoorbeeld
innovatie en de groene transitie. Concrete voorstellen op basis van het Draghi-rapport
zullen door de Commissie naar verwachting worden meegenomen in het voorstel voor het
volgend Meerjarig Financieel Kader (MFK). Voor wat betreft de financiering geldt dat
de EU-begroting, onverminderd andere ontvangsten, volledig uit eigen middelen wordt
gefinancierd. Over die eigen middelen worden afspraken gemaakt in het eigenmiddelenbesluit
van de Raad van de Europese Unie, waarover met eenparigheid van stemmen (unanimiteit)
wordt besloten en wat in Nederland door het parlement wordt geratificeerd.
Kunnen waterstof en batterijtechnologie ook gezien worden als «Europese publieke goeden»?
Geldt dit ook voor AI en robotisering?
Het is niet altijd duidelijk wat wordt verstaan onder Europese publieke goeden, maar
regelmatig vereisen deze goederen Europese samenwerking en sturing om voldoende aanbod
te kunnen waarborgen, positieve grensoverschrijdende externe effecten te internaliseren,
of schaalvoordelen te behalen. Technologieën zoals waterstof, batterijtechnologie,
AI en robotisering kunnen mogelijk worden gezien als Europese publieke goederen, maar
daarvoor is het nodig om eerst vast te stellen of Europese sturing ook daadwerkelijk
noodzakelijk is.
Het uitgangspunt hierbij blijft dat overheidsinterventie alleen gerechtvaardigd is
wanneer de markt en de samenleving niet in staat zijn om goederen van maatschappelijk
belang te leveren. Er bestaat namelijk een risico op te veel overheidssturing wat
kan resulteren in een lagere welvaart. In veel gevallen kunnen markten zelf goede
en betaalbare producten en diensten produceren. De (Europese) overheid fungeert dan
als marktmeester door de spelregels vast te stellen en de randvoorwaarden te creëren.
Als de markt goed functioneert, is er geen noodzaak voor nationale overheden of de
Unie om direct in te grijpen.
Nieuwe omstandigheden en technologieën dwingen tot denkwerk over de passende rolverdeling
tussen markt en overheid. Een analyse per geval blijft belangrijk om te beoordelen
of en op welke manier Europese inzet bij een bepaald publiek goed wenselijk is.
De EFB concludeert dat de HVF amper leidt tot bevordering van Europese publieke goeden.
Hoe past in dit licht een nieuw MFK met HVF-structuur en nationale plannen bij de
ambitie om in pan-Europese publieke goeden te investeren?
In het jaarverslag van het Europees begrotingscomité (European Fiscal Board, EFB)23 geeft de EFB aan dat Europese publieke goederen in de klassieke zin, dat wil zeggen
publieke goederen met positieve grensoverschrijdende externe effecten of schaalvoordelen,
niet goed via de HVF-systematiek kunnen worden ondersteund, vanwege de nationale oriëntatie
van herstel- en veerkrachtplannen en hun implementatie. Het ligt voor de hand dat
dit gegeven door de Commissie zal worden meegewogen bij het opstellen van het voorstel
voor het volgend MFK. In welke mate de HVF-structuur een rol gaat spelen in het voorstel
voor een volgend MFK is op dit moment onbekend.
Kan de Minister uiteenzetten welke regels voor tekortverbetering gelden voor landen
in een buitensporigtekortprocedure? Kan de Minister deze regels afzetten tegen de
eisen die onder de preventieve arm worden gesteld aan landen die niet in een buitensporigtekortprocedure
zitten? Wat is het verschil tussen de oude en de nieuwe preventieve arm?
Kan het zo zijn dat de eisen voor de tekortverbetering uit de preventieve arm, op
basis van een schuldhoudbaarheidsanalyse, strenger zijn dan de eisen die gelden voor
tekortverbetering onder de correctieve arm, voor landen die al in een buitensportigekortprocedure
zijn geplaatst? Zo ja, welke regels hebben dan voorrang?
Zoals toegelicht in de Kamerbrief over het Raadsakkoord over de herziene begrotingsregels
van 7 februari jl.24, geldt voor lidstaten in een buitensporigtekortprocedure (correctieve arm) op basis
van het tekortcriterium (3%-bbp) een minimale jaarlijkse tekortverbetering van 0,5%
in termen van structureel saldo als benchmark. Tijdens de periode 2025–2027 geldt
een overgangsbepaling waarbij de minimale tekortverbetering van 0,5% als benchmark
is uitgedrukt in termen van structureel primair saldo, wat betekent dat lidstaten
niet hoeven te compenseren voor stijgende rentelasten.
Voor alle lidstaten (met of zonder buitensporig tekort) geldt voor het uitgavenpad
dat zij in hun meerjarenplan opnemen op basis van verordening 2024/1263 als primair
criterium dat dit uitgavenpad moet leiden tot een geloofwaardige daling van de schuld
na een budgettaire aanpassingsperiode, waarbij de geloofwaardigheid wordt getoetst
op basis van een schuldhoudbaarheidsanalyse. Daarnaast gelden aanvullende waarborgen
die dienen als een ondergrens in de opgave voor schuldafbouw en tekortreductie waar
een lidstaat aan moet voldoen.
De begrotingsopgave die volgt uit deze vereisten aan het uitgavenpad is voor lidstaten
met hoge schulden en begrotingstekorten in de meeste gevallen hoger dan de begrotingsopgave
die volgt uit de minimale tekortverbetering van 0,5% als benchmark in een buitensporigtekortprocedure.
De hogere begrotingsopgave is dan leidend. Daarbij hoort dus ook een lager uitgavenpad
bij dan nodig is om de minimale verbetering van 0,5% in het (primair) structureel
saldo te bewerkstelligen. Eventuele afwijkingen van dit uitgavenpad worden bijgehouden
in een controlerekening. Te grote afwijkingen kunnen voor de Commissie en de Raad
aanleiding zijn om het bestaan van een buitensporig tekort vast te stellen op basis
van het schuldcriterium. In dat geval houdt de begrotingsopgave in een buitensporigtekortprocedure
in beginsel in de dat lidstaat de overschrijding van de uitgavengroei dient te compenseren,
wat kan leiden tot een verdere toename van de begrotingsopgave.
Zijn er sinds de Kamerbrief van 7 februari 2024 nieuwe inschattingen beschikbaar gekomen
voor de tekortverbeteringen die lidstaten moeten doorvoeren onder de nieuwe EU-begrotingsregels?
Zo ja, kunnen die cijfers met de Kamer worden gedeeld?
De Kamerbrief over het Raadsakkoord van 7 februari 2024 bevatte inschattingen van
de benodigde tekortverbetering op basis van de laatste ramingen en indicatieve berekeningen
van de Europese Commissie op dat moment. In het kader van de herziene begrotingsregels
heeft het merendeel van de lidstaten in oktober hun budgettair-structureel plan voor
de middellange termijn (plan) ingediend bij de Europese Commissie. Deze plannen zijn
na indiening openbaar gemaakt25, samen met de referentiepaden voor de netto primaire uitgavengroei die lidstaten
met een tekort en/of schuld boven de referentiewaarden van de Commissie hebben ontvangen.
De referentiepaden zijn gebaseerd op de lenteraming van de Commissie uit juni 2024.
Ze geven inzicht in de maximale netto-uitgavengroei en begrotingsinpassing die op
basis van de methodiek van de Europese Commissie en de budgettaire uitgangspunten
van toen nodig is om het tekort onder de referentiewaarde van 3% te brengen aan het
einde van de aanpassingsperiode en te houden op de middellange termijn en de schuld
geloofwaardig te laten dalen aan het einde van de aanpassingsperiode of op prudente
niveaus onder de referentiewaarde van 60% te houden op de middellange termijn. Lidstaten
kunnen afwijken van de referentiepaden indien zij dit onderbouwen met economische
argumenten. Daarbij kan de budgettaire startpositie ook afwijken van de verwachting
die de Europese Commissie daar ten tijde van de lenteraming van had. De Commissie
beoordeelt de plannen en op basis daarvan doet de Raad aanbevelingen aan de lidstaten
waarin de (correctieve) uitgavenpaden worden vastgesteld. Uw Kamer ontvangt voorafgaand
aan de besluitvorming in de Raad een appreciatie van de door de Commissie aanbevolen
Raadsaanbevelingen. Daarin zal ook een overzicht worden opgenomen van de tekortverbetering
die wordt beoogd met de in die aanbevelingen opgenomen maximale groei van de netto
primaire uitgaven.
Hoeveel bedragen de buitengewone rente-inkomsten op de bevroren Russische banktegoeden?
Welke stappen zijn er inmiddels gezet richting confiscatie van deze tegoeden?
Afhankelijk van de rentestand worden de buitengewone inkomsten op de bevroren Russische
Centrale-banktegoeden door de Commissie geschat op circa 4–5 mld. euro per jaar. Het
kabinet blijft ambitieus ten aanzien van het verkennen van mogelijkheden voor eventueel
gebruik van deze tegoeden, in lijn met de motie Dobbe c.s.26
Waarom is ervoor gekozen om de rente-inkomsten eerst aan Oekraïne beschikbaar te stellen
en niet als onderpand apart opzij te zetten? Waarom is niet gekozen voor een double
recourse-constructie, waarbij de crediteur naast aanspraak op de debiteur zich ook
direct op het onderpand kan verhalen?
Door het beschikbaar stellen van de buitengewone inkomsten aan Oekraïne wordt met
deze constructie de gevolgen van de ERA-leningen voor de toekomstige financieringsbehoeften
van Oekraïne zoveel mogelijk beperkt. De buitengewone inkomsten apart zetten als onderpand
of een double recourse-constructie, zou eerst een grote druk leggen op de financieringsbehoefte
van Oekraïne voordat de buitengewone inkomsten aangesproken kunnen worden. De buitengewone
inkomsten worden dan pas verstrekt wanneer Oekraïne niet in staat zou zijn op de leningen
zelfstandig terug te betalen. Door middel van het Ukraine Loan Cooperation Mechanism (ULCM) kan de Unie op een voorspelbare en tijdige manier de buitengewone inkomsten
als steun aan Oekraïne verstrekken. In lijn met de motie Piri27 steunt het kabinet de EU-inzet om de steun voor Oekraïne structureler vorm te geven.
Wat gebeurt er op het moment de sancties niet worden verlengd, bijvoorbeeld door een
veto van Hongarije? Of als de buitengewone rente-inkomsten lager uitvallen dan verwacht?
Juridisch blijft Oekraïne verantwoordelijk voor aflossing, maar hoever reikt de financiële
draagkracht van het land?
De Europese Raad concludeerde in juni jl. dat de tegoeden van Rusland bevroren blijven
totdat Rusland de oorlog tegen Oekraïne staakt en compensatie verleent voor de schade
die de oorlog heeft veroorzaakt. Hiermee is de politieke afspraak gemaakt om de immobilisatie
van de tegoeden te blijven handhaven, waarmee de buitengewone inkomsten worden gegenereerd.
Uitgangspunt van de G7 is dat Oekraïne geen «financiële last» ervaart van de ERA-leningen,
omdat tegenover de ERA-leningen de buitengewone inkomsten op de bevroren Russische
Centrale-banktegoeden staan. Om te zorgen dat Oekraïne aan de rente en aflossing kan
blijven voldoen, wordt gebruik gemaakt van een «waterfall» mechanisme. In de eerste
fase bestaan de financieringslasten voor Oekraïne alleen uit rentebetalingen, omdat
de aanvang van de aflossing pas in de loop van de tijd aan zal vangen. Voor zover
de inkomsten op de bevroren tegoeden in een gegeven jaar hoger zijn dan de Oekraïense
betalingsverplichting worden deze geaccumuleerd in een buffer in het Ukraine Loan Cooperation Mechanism (ULCM). Als de inkomsten in een bepaald jaar tegenvallen dan kan in eerste instantie
gebruik worden gemaakt van deze buffer.
In het uiterste geval dat Oekraïne niet meer in staat is om aan de rente- en aflossingsverplichting
te voldoen, kan de situatie ontstaan dat de Unie zelf de middelen moet vinden om de
door de rente en aflossing te voldoen op de leningen die de Unie op de kapitaalmarkt
is aangegaan. Daartoe kan de Europese Commissie op basis van het eigenmiddelenbesluit
financiële bijdragen bij de lidstaten opvragen. Voor dat risico is een garantie opgenomen
op de begroting van het Ministerie van Financiën.
Waarom wordt het doel van twee procent foutenpercentage in de EU-uitgaven nooit gehaald?
Waarom blijft het foutenpercentage stijgen van 3% in 2021, 4,2% in 2022 en 5,6% in
2023? Wat kan de Minister doen om deze «zorgelijke trend» te keren? Deelt de Minister
de mening dat zoveel miljarden aan euro’s die onrechtmatig worden besteed haaks staat
op de financiële discipline, die de Minister wenst?
De Europese Rekenkamer (ERK) heeft een stijging van het foutenpercentage bij de Europese
uitgaven vastgesteld van 5,6% in 2023. Dit is inderdaad een zorgelijke trend. Het
is van belang dat er goed omgegaan wordt met publiek geld. Om die reden zal het kabinet
dit aankaarten in de Raad en bij de Commissie, ook conform de motie Diederik van Dijk.28 Nederland heeft zich in de afgelopen jaren ook actief ingezet op dit thema, bijvoorbeeld
door tegen de Raadsaanbevelingen voor decharge van de Europese Commissie ten aanzien
van de uitvoering van de Europese begroting te stemmen. Mede door de Nederlandse inzet
hebben vorig jaar ook een aantal andere lidstaten tegen de Raadsaanbevelingen voor
decharge gestemd. Eerder stond Nederland hier vaak alleen in. Nederland zet zich ook
in voor kritische teksten in deze Raadsaanbevelingen, zodat de Raad ondanks het positieve
decharge-advies de Commissie wel oproept om verbeteringen door te voeren.
Over de Raadsaanbevelingen voor de decharge wordt met gekwalificeerde meerderheid
besloten. Uiteindelijk besluit het Europees Parlement, mede op basis van de Raadsaanbevelingen,
over de decharge.
In het voorjaar van 2025 zal het jaarverslag van de Europese Rekenkamer en de decharge
worden besproken in de Ecofinraad. Ik zal uw Kamer middels de gebruikelijke weg informeren
over de Nederlandse inzet.
Het is overigens nog wel goed om te benoemen dat het hoge foutenpercentage niet hetzelfde
is als fraude. Het gaat hier om fouten die gemaakt zijn bij bijvoorbeeld declaraties
en aanbestedingen. De Rekenkamer heeft wel 19 gevallen van vermoedelijke fraude gemeld
bij het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF).
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de stukken en hebben
geen verdere vragen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
Ten aanzien van het onderwerp Macro-economische stabiliteit en concurrentievermogen
benadrukken de leden van de BBB-fractie het belang van macro-economische stabiliteit
in de eurozone, zoals besproken in de eerdere vergaderingen. Nederland blijft vasthouden
aan het belang van duurzame groei door structurele hervormingen die gericht zijn op
het bevorderen van productiviteitsgroei en innovatie.
Het behoud en de versterking van de interne markt zijn in de ogen van deze leden essentieel
voor de welvaart van Europa. De leden van de BBB-fractie ondersteunen maatregelen
die de administratieve lasten voor bedrijven verminderen, vooral voor MKB’ers in Nederland,
om hun concurrentiepositie te verbeteren. Tegelijkertijd waarschuwen deze leden voor
overregulering vanuit de Europese Unie die de ruimte voor nationale overheden beperkt
om passende industriële en economische beleidsmaatregelen te nemen.
Ten aanzien van de HVF/RRF verwachten de leden van de BBB-fractie in lijn met eerdere
toezeggingen aan de Kamer dat Nederland kritisch kijkt naar de voorstellen rondom
de beoordeling van betaalverzoeken voor het RRF. Hoewel de leden van de BBB-fractie
begrijpen dat investeringen in economische groei en duurzame ontwikkeling belangrijk
zijn, moet er in de ogen van deze leden scherp worden toegezien op de uitvoering hiervan
door landen als Cyprus en Slovenië. Deze leden pleiten voor een strikte naleving van
de voorwaarden voordat uitbetalingen plaatsvinden. Dit om te garanderen dat de middelen
effectief worden ingezet en bijdragen aan economische stabiliteit in heel Europa.
De leden van de BBB-fractie willen geen gemeenschappelijke schulden, geen transferunie
en geen Eurobonds.
De leden van de BBB-fractie onderschrijven ten aanzien Oekraïne en de financiële steun
het belang van financiële steun aan Oekraïne, vooral in het kader van de Europese
macro-financiële bijstand (MFB) en het Ukraine Loan Cooperation Mechanism (ULCM),
zoals geschetst in de G7-voorstellen. Tegelijkertijd benadrukken deze leden de noodzaak
van strikte monitoring van de aanwending van deze middelen om corruptie en inefficiënties
te voorkomen, in lijn met de voorwaarden die in het Oekraïne-hervormingsplan zijn
vastgelegd. De leden van de BBB-fractie staan voor verantwoorde besteding van belastinggeld
en zien graag dat Nederland een voortrekkersrol speelt in het waarborgen van transparantie
en verantwoorde investeringen.
De leden van de BBB-fractie blijven ten aanzien van de bankenunie en kapitaalmarktunie
kritisch op verdere stappen richting de Bankenunie en Kapitaalmarktunie, met name
wat betreft risicodeling tussen lidstaten. Deze leden blijven benadrukken dat risicoreductie
een voorwaarde is voor verdere risicodeling. Nederland moet zich inzetten voor versterking
van de kapitaalmarktunie, maar zonder dat dit ten koste gaat van nationale zeggenschap
over het financieel beleid. De leden van de BBB-fractie steunen initiatieven om barrières
voor grensoverschrijdende investeringen te verminderen, mits dit in het belang is
van de Nederlandse ondernemers en burgers.
Ten aanzien van de fiscale onderwerpen op de agenda, zoals de fiscale aspecten van
het Draghi-rapport en de btw-regels voor het digitale tijdperk, steunen de leden van
de BBB-fractie hervormingen die de belastingdruk voor burgers en ondernemers verminderen.
De leden van de BBB-fractie zijn ook voorstander van stevige privacy-waarborgen bij
de implementatie van een digitale euro. Nederland moet er in de ogen van deze leden
op toezien dat technologische ontwikkelingen niet ten koste gaan van privacy en dat
kosten eerlijk worden verdeeld tussen gebruikers en dienstverleners.
Ik heb met interesse kennisgenomen van de opmerkingen van de leden van de BBB-fractie.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
De leden van de PvdD-fractie hebben kennisgenomen van de stukken en hebben nog enkele
kritische vragen en opmerkingen.
Ten aanzien van Europese belasting op kerosine voor de lucht- en scheepvaart wijzen
deze leden erop dat het klimaatprobleem een van de grootste uitdagingen van onze tijd
is en lucht- en scheepvaart hierin een significante rol spelen. Deze sectoren staan
voor een enorme verduurzamingsopgave, waarbij het cruciaal is om de uitstoot snel
te verminderen. Het ontbreken van een belasting op kerosine voor de lucht- en scheepvaart
vormt in de ogen van deze leden een belemmering voor deze transitie, aangezien het
de sectoren weinig financiële prikkels geeft om brandstof te besparen. Een Europese
aanpak, waarbij kerosine eerlijk wordt belast, is een noodzakelijke maatregel om de
lucht- en scheepvaart aan te sporen tot snellere en meer ambitieuze verduurzaming.
In 2021 heeft de Europese Commissie voorgesteld om kerosine voor de lucht- en scheepvaart
te gaan belasten. Er wordt nu door de lidstaten gesproken of de uitzonderingspositie
voor de lucht- en scheepvaart voor de komende 20 jaar weer wordt vastgelegd. Dit staat
haaks op het EU-doel om tegen 2050 netto nul uitstoot te bereiken. Kan de Minister
bevestigen dat verlenging van de kerosinevrijstelling inderdaad wordt besproken en
zo ja, wat het standpunt van Nederland hierin tot nu toe in is geweest?
Momenteel wordt inderdaad onderhandeld over het herzieningsvoorstel van de Richtlijn
energiebelastingen (ETD), dat in 2021 is gepubliceerd. Het afschaffen van de verplichte
vrijstelling voor brandstoffen voor de intra Europese luchtvaart en de scheepvaart
maakt hier onderdeel van uit. In de Kamerbrief over recente nationale en Europese
ontwikkelingen van fossiele regelingen van 19 juni29bent u hierover voor het laatst geïnformeerd. Op dit moment is in de Raad nauwelijks
draagvlak bij de andere lidstaten voor het belasten van de lucht- en de scheepvaart.
Nederland heeft bij de passages over luchtvaart en scheepvaart een algemeen politiek
voorbehoud gemaakt en aangegeven dat het voorstander is van het beprijzen van fossiele
brandstoffen in de lucht- en scheepvaart op Europees en internationaal niveau.
In december zal hierover mogelijk in de Ecofinraad definitief worden besloten. Aangezien
de Minister aangeeft dat er nog punten aan de Ecofinraad-agenda van november kunnen
worden toegevoegd, is het voor de leden van de PvdD-fractie belangrijk om hier nu
vragen over te stellen. Klopt het dat in december over het verlengen van de uitzonderingspositie
een besluit wordt genomen? Zo niet, wanneer wel?
Het herzieningsvoorstel van de Richtlijn energiebelastingen (ETD) zal niet worden
besproken op de Ecofin van aanstaande november. Het is nog niet duidelijk of en in
op welke wijze het herzieningsvoorstel zal worden besproken in de Ecofin van december.
Op dit moment is er immers nog geen overeenstemming over een richtlijntekst. Mocht
het onderwerp inderdaad op de Ecofin agenda komen dan zal uw Kamer worden geïnformeerd
worden via de geannoteerde agenda Ecofin.
De leden van de PvdD-fractie maken zich zorgen over het voorstel om de uitzonderingspositie
van de lucht- en scheepvaartsector met betrekking tot belasting op kerosine te verlengen.
Erkent de Minister dat er momenteel een grote verduurzamingsopgave bij de lucht- en
scheepvaart ligt? Erkent de Minister dat het voor deze verduurzamingsopgave belangrijk
is om gebruik te maken van Europese regelgeving? Erkent de Minister ook dat het ontbreken
van een belasting op kerosine geen stimulans biedt aan de sectoren om energiezuiniger
te opereren?
Zowel de internationale lucht- als scheepvaartsector dragen bij aan de uitstoot van
broeikasgasemissies. De verwachting is dat deze emissies zonder maatregelen wereldwijd
flink zullen toenemen. In beide sectoren wordt dan ook gewerkt aan verduurzaming,
mede met specifiek beleid gericht op verduurzaming. In lijn met het Regeerprogramma
zet het kabinet in op de afbouw van fossiele regelingen en het beter beprijzen van
luchtvaart en scheepvaart op internationaal en Europees niveau. Internationale maatregelen
zijn nodig om te komen tot effectieve maatregelen die een gelijk internationaal speelveld
borgen.
Voor de luchtvaart kan dat bijvoorbeeld door het mondiaal of Europees belasten van
kerosine. Daar heeft het kabinet zich eerder ook positief over uitgesproken. Naast
het mondiaal of Europees niveau belasten van kerosine, zijn er ook andere instrumenten
die de externe kosten van vliegen beprijzen en zodoende een stimulans bieden om energiezuiniger
te opereren. Zo wordt de luchtvaart binnen de EU beprijsd via het EU ETS. Op internationale
vluchten buiten Europa is CORSIA van ICAO van toepassing. Daarnaast wordt er per 2025
een bijmengverplichting ingevoerd via de RefuelEU Aviation verordening. Hiermee worden
de productie en het gebruik van duurzame brandstoffen voor de luchtvaart gestimuleerd.
De zeevaart wordt al effectief beprijsd via het EU ETS, dat van toepassing is op alle
schepen die EUhavens aandoen. Daarnaast zet het kabinet in op het beprijzen van de
zeevaart op mondiaal niveau. Zo zet Nederland zich samen met de andere EUlanden bij
de IMO in op een mondiale heffing op alle emissies van de internationale zeevaart.
Definitieve besluitvorming hieromtrent zal in 2025 plaatsvinden. De emissies in de
binnenvaart zullen worden beprijsd via de opt-in van ETS2. Hiermee wordt ingezet op
een duurzame en concurrerende binnenvaart in de toekomst.
De leden van de PvdD-fractie merken op dat het maatschappelijk onrechtvaardig is dat
energieverbruik voor verwarming, bus, trein of auto wel zwaar wordt belast, terwijl
vliegreizen en scheepvaart hiervan zijn uitgezonderd. Erkent de Minister dat dit leidt
tot oneerlijke concurrentie tussen vervoersvormen en onrechtvaardigheid tegenover
andere sectoren? Zo ja, welke maatregelen worden overwogen om dit aan te pakken?
Een van de overwegingen bij de introductie van de nationale vliegbelasting was het
verkleinen van de ongelijke belastingdruk tussen verschillende vervoersmodaliteiten.
De vliegbelasting zorgt voor een eerlijkere verdeling van lasten doordat de maatschappelijke
kosten van vliegen, zoals CO2-uitstoot en geluidsoverlast, beter worden beprijsd. Dit maakt de milieu-impact van
vliegen inzichtelijker voor reizigers en creëert een eerlijker speelveld voor duurzame
alternatieven zoals de trein.
Het klopt dat uit recent onderzoek naar voren komt dat externe kosten van de luchtvaart
momenteel nog onvoldoende worden beprijsd. Dit geldt met name voor langere, extra-Europese
vluchten.30De hoogte van de nationale vliegbelasting, samen met andere klimaatbeleid gericht
op de luchtvaartsector, blijkt momenteel nog onvoldoende om de gemiddelde negatieve
externe effecten31 voor vluchten op langere afstanden te beprijzen. De externe kosten van andersoortige
vervoersmodaliteiten zoals de trein, auto of bus worden op dit moment relatief beter
beprijsd.32
Het kabinet is voornemens om per 1 januari 2027 een gedifferentieerde vliegbelasting
in te voeren. Deze maatregel zorgt ervoor dat vluchten over lange afstanden, met dus
hogere externe kosten, beter worden beprijsd. De maatregel wordt op dit moment nog
verder uitgewerkt. Het kabinet laat een impactanalyse uitvoeren waarbij onder andere
wordt gekeken naar de uitvoerbaarheid, de impact op de concurrentiepositie, en milieuaspecten.
Vanwege het internationale karakter van de luchtvaartsector is beprijzing echter het
meest effectief op internationaal niveau. Het kabinet zet zich in zowel EU- als mondiaal
verband in voor het beprijzen van de externe kosten van de luchtvaart, zodat de sector
eerlijker en effectiever kan bijdragen aan klimaatdoelen. Bij de onderhandelingen
over de ETD heeft Nederland zich dan ook ingezet voor beprijzing van de externe kosten
van de intra Europese luchtvaart, maar daar is weinig draagvlak voor.
Erkent de Minister dat deze mogelijke verlenging leidt tot een jaarlijks gemis van
10,7 miljard euro aan belastinginkomsten binnen de EU-27 lidstaten? Zo nee, waarom
niet?
Ik herken het bedrag van 10,7 miljard niet. In zijn algemeenheid wil ik hierbij opmerken
dat het moeilijk is om een gemis aan belastinginkomsten bij alle EU lidstaten te identificeren
onder meer door beleidsmatige keuzes ten aanzien van de vormgeving en de tariefstelling.
Kan de Minister toezeggen om zich namens Nederland actief in te zetten om binnen EU-verband
te pleiten voor een Europese belasting op kerosine, voor dit standpunt steun te zoeken
bij andere lidstaten en ervoor te zorgen dat de lucht- en scheepvaart niet weer twintig
jaar zal worden uitgezonderd? Zo ja, op welke wijze zal deze inzet vorm krijgen? Zo
nee, waarom niet?
Nederland zet zich in lijn met regeerakkoord actief in voor het afbouwen van fossiele
voordelen in Europees en internationaal verband, waaronder het belasten van kerosine.
Voordat de nationale vliegbelasting in werking trad, heeft Nederland de wens om tot
Europese afspraken over het beprijzen van de luchtvaart te komen, neergelegd bij de
Europese Commissie. Nederland blijft zich voortdurend inzetten op het beprijzen van
luchtvaart. Nederland zet zich in onder andere in voor het afstemmen en uitwisselen
van ervaringen met andere lidstaten. Zo heeft het Ministerie van Financiën in 2019
een internationale conferentie over de vliegbelasting en CO2-beprijzing georganiseerd en heeft in 2023 een technische workshop over de Europese
vliegbelastingen plaatsgevonden op het Ministerie van Financiën. Echter, zoals eerder
geconstateerd is er weinig draagvlak bij de andere landen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.M. Nijhof-Leeuw, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
W.A. Lips, adjunct-griffier