Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Beckerman over ‘Gedoe rond vergadering van pro-Palestinastudenten: zij voelen zich bespied, wat was er aan de hand?’
Vragen van het lid Beckerman (SP) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het bericht «Gedoe rond vergadering van pro-Palestinastudenten: zij voelen zich bespied, wat was er aan de hand?» (ingezonden 12 september 2024).
Antwoord van Minister Bruins (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 28 oktober
2024).
Vraag 1
Wat is uw oordeel over de melding dat beveiligers van de Radboud Universiteit, mogelijk
langdurig, een vergadering van pro-Palestinastudenten hebben afgeluisterd?1
Antwoord 1
Universiteiten en hogescholen hebben de maatschappelijke opdracht tot het geven van
onderwijs en het doen van onderzoek. Om dit primaire proces in goede banen te leiden
op de campus stellen zij huisregels op en treffen zij beveiligingsmaatregelen om zo
voor iedereen een prettige en veilige leer- en werkomgeving te creëren. De verantwoordelijkheidsverdeling
voor veiligheid in het hoger onderwijsstelsel is dus decentraal ingericht. De universiteiten
en hogescholen zijn zelf verantwoordelijk voor de inrichting en werking van hun veiligheidsbeleid,
besturen van instellingen spannen zich hier dagelijks voor in. Zij worden hierbij
soms voor moeilijke dilemma’s geplaatst, die zij zorgvuldig moeten afwegen. Waar nodig
maken zij afspraken maken met de lokale driehoek. Als Minister heb ik geen kennis
van alle situaties op het gebied van veiligheid die zich op de instellingen voordoen.
Ik zie de melding in dit bericht dan ook als een kwestie tussen de melders en de Radboud
Universiteit. Hieruit volgt dat ik voor mijzelf geen rol weggelegd zie om over de
inhoud van deze melding een oordeel uit te spreken. Wel voer ik op landelijk niveau
het gesprek met diverse groepen studenten over hun ervaringen rond de protesten en
dat doe ik ook met de studentenvakbonden over de ervaringen van hun achterban.
Vraag 2
Is het volgens u gepast voor universiteiten om beveiligers preventief in te zetten
bij bijeenkomsten van studenten, en zo ja, onder welke omstandigheden?
Antwoord 2
Instellingen faciliteren studenten bij het organiseren van bijeenkomsten. De in het
antwoord op vraag 1 genoemde huisregels, beveiligingsmaatregelen en de afwegingen
die besturen daarover maken hebben ook hierop betrekking. Het is goed dat studenten
en docenten zich betrokken voelen bij wat er in de wereld speelt en wat er op hun
campus gebeurt, en dat mogen ze ook uiten. Helaas zijn instellingen het afgelopen
jaar ook geconfronteerd met geweld, intimidaties en vernieling. Deze zijn onacceptabel.
Universiteiten zijn geen plek voor haatzaaien, opruiing en aanzetten tot geweld. Er
is ruimte om scherpe gesprekken te voeren, maar deze dienen zich te bewegen binnen
de grenzen van de wet, de academische standaarden en de huisregels en gedragscodes
van de instelling. De veiligheid van iedereen binnen de gemeenschap mag niet in het
geding komen. Het is aan instellingen om hun veiligheidsbeleid hierop te richten;
zij kunnen zelf de beste inschatting maken wat hiervoor nodig is. Heldere communicatie
vooraf over wat wel en niet is toegestaan helpt daarbij.
Vraag 3 en 4
Wat vindt u van de bewering van de studentenvakbond AKKU en de Landelijke Studentenvakbond
(LSVb) dat de aanwezigheid van beveiligers bij dergelijke bijeenkomsten een vorm van
intimidatie is en een ernstige inbreuk vormt op de academische vrijheid van studenten?
Hoe ziet u de rol van beveiliging bij universitaire bijeenkomsten? Moet de rol van
beveiliging beperkt blijven tot het waarborgen van de veiligheid, of mogen ze ook
optreden op een manier dat de academische vrijheid van studenten beperkt?
Antwoord 3 en 4
Academische vrijheid, vrijheid van meningsuiting en het demonstratierecht vormen een
groot goed, waar de besturen van universiteiten en hogescholen zich hard voor maken.
De hogescholen en universiteiten zijn bij uitstek plekken waar je het hartstochtelijk
met elkaar oneens mag zijn en kunt botsen met woorden en argumenten, maar wel met
respect voor elkaar. De insteek van besturen van instellingen is dan ook niet dergelijke
bijeenkomsten te beperken, maar wel om te kijken hoe een podium geboden kan worden
om open uitwisseling van standpunten te faciliteren, ook als er risico's zijn. Dit
gaat hand in hand met de zorg die instellingen dragen voor de veiligheid van al hun
medewerkers en studenten en de zorg voor de faciliteiten die nodig zijn voor onderwijs
en onderzoek. Tijdige afstemming en heldere communicatie tussen instelling en organisatoren
helpt daarbij. Indien instellingen daartoe aanleiding zien nemen zij extra maatregelen
voor het ordelijk verloop op de campus, ook op het gebied van beveiliging. De vrijheid
van de ene groep om te protesteren mag niet ten koste gaan van de vrijheid en/of veiligheid
van andere groepen of individuen. Ik ben ervan overtuigd dat instellingen hierbij
maatwerk toepassen om zoveel mogelijk het open karakter van de instellingen te behouden.
Studenten kunnen in gesprek gaan met de instelling over het gevoerde beleid of hierover
een klacht indienen zij daartoe aanleiding zien.
Vraag 5
Welke maatregelen worden er genomen door het ministerie om de academische vrijheid
en het recht op vrije meningsuiting binnen de Nederlandse hoger onderwijsinstellingen
te beschermen?
Antwoord 5
De academische vrijheid is geborgd in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk
onderzoek (WHW), specifiek in artikel 1.6.: «aan de instellingen voor hoger onderwijs
en aan de academische ziekenhuizen wordt de academische vrijheid in acht genomen».
De colleges van bestuur van de instellingen zijn verantwoordelijk voor het borgen
van de onafhankelijkheid van de wetenschap en de academische vrijheid. Het bestuur
van de universiteit staat onder toezicht van een onafhankelijke raad van toezicht.
De kwaliteit van het onderzoek en het onderwijs wordt op basis van artikel 1.18 van
de WHW door onafhankelijke deskundigen beoordeeld. Daarnaast staan in de Nederlandse
Gedragscode Wetenschappelijke Integriteit normen voor onderzoekers en zorgplichten
voor instellingen.
Vraag 6
Hoe kan de communicatie tussen universiteiten en studenten over veiligheidsmaatregelen
worden verbeterd om misverstanden en bezorgdheden over mogelijke intimidatie te voorkomen?
Antwoord 6
Voor het ordelijk verloop van het primaire proces van onderwijs en onderzoek kunnen
instellingen huisregels en ordemaatregelen opstellen en met de academische gemeenschap
in gesprek gaan over de werking ervan. Een belangrijk orgaan voor het gesprek hierover
is de medezeggenschap. Het is van belang dat wanneer sprake is van besluitvorming
van het college van bestuur over veiligheid, de medezeggenschap haar rol kan vervullen.
De medezeggenschap heeft wettelijke advies- en instemmingsrechten en kan daarbij ook
desgevraagd en uit eigen beweging over alle aangelegenheden die de instelling betreffen
voorstellen doen en standpunten kenbaar maken.
Om het gesprek over veiligheid in de instelling te bevorderen hebben universiteiten
en hogescholen in samenwerking met de studentvakbonden SOM, LSVB, LOF en ISO, de e-learning
Medezeggenschap & Integrale Veiligheid ontwikkeld.2 Met behulp van deze training kunnen studenten en medewerkers in de medezeggenschapsraad
in- en tegenspraak bieden op de huisregels, de veiligheidsmaatregelen en het gevoerde
veiligheidsbeleid op zowel faculteits- als instellingsniveau.
Vraag 7
Meerdere bronnen vermelden dat er profielschetsen, inclusief foto’s van demonstranten,
worden gedeeld onder beveiligers in dienst van de universiteit, bent u bereid om in
gesprek te gaan met de universiteit om dit op te helderen?
Antwoord 7
De eindverantwoordelijkheid voor het veiligheidsbeleid van universiteiten en hogescholen
ligt bij het college van bestuur dat aanspreekbaar is door de medezeggenschapsraden
en de raad van toezicht. Ook bestaat de mogelijkheid om een klacht in te dienen over
het handelen van de instelling. Dat kan zowel bij de instellingen zelf, als bij de
inspectie van het onderwijs en in geval van privacyschendingen bij de Autoriteit Persoonsgegevens.
Universiteiten zijn gehouden aan de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG),
ook waar het gaat om het delen van risico-informatie met persoonsgegevens.
Vraag 8
Hoe beoordeelt u het preventief inzetten van externe en dure krachten door de universiteit,
terwijl het coalitieakkoord/de regeringsplannen spreken van een herschikking van gelden
voor het hoger onderwijs?
Antwoord 8
Instellingen staan voor de opgave om een veilige leer- en werkomgeving te bieden waarin
het primaire proces van onderwijs en onderzoek kan plaatsvinden. Hierbij is openheid
een kernwaarde van het onderwijs. Instellingen staan voor de uitdaging deze openheid
te beschermen. Het is de taak van besturen hoe zij dit precies vormgeven op een manier
die bij de context en de maatschappelijke opdracht van de instelling past en waarbij
aandacht is voor de kosten en baten van het veiligheidsbeleid.
Vraag 9, 10 en 11
Acht u het gepast dat universiteiten beveiligers in burgerkleding inzetten, zonder
dat dit vooraf bekend is bij de aanwezige studenten en docenten? Zo ja, onder welke
omstandigheden zou dit volgens u gerechtvaardigd zijn?
Heeft u kennis van vergelijkbare incidenten op andere universiteiten in Nederland,
en zo ja, hoe zijn deze gevallen behandeld? Kunt u reageren op de vergelijkbare gebeurtenissen
bij Leiden Universiteit?3
Hoe beoordeelt u de bewering van studenten en medewerkers van de Universiteit Leiden
dat de inzet van beveiliging in burgerkleding bijdraagt aan een gevoel van wantrouwen
en onveiligheid binnen de academische gemeenschap?
Antwoord 9, 10 en 11
Als Minister heb ik geen kennis van alle situaties op het gebied van veiligheid die
zich op een universiteit voordoen. De verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij de colleges
van bestuur en het is aan hen om hierop te handelen. Wanneer studenten en medewerkers
van mening zijn dat het gevoerde veiligheidsbeleid van de instelling bijdraagt aan
een gevoel van wantrouwen en onveiligheid acht ik het van groot belang dat zij hierover
in gesprek gaan met de instelling, bijvoorbeeld via de medezeggenschap, of hierover
een klacht indienen.
Vraag 12
Wordt het beleid van de Universiteit Leiden, waarbij beveiligers in burgerkleding
worden ingezet zonder voorafgaande communicatie, ook toegepast op andere onderwijsinstellingen
in Nederland? Zo ja, welke instellingen hanteren dit beleid en onder welke voorwaarden?
Antwoord 12
De eindverantwoordelijkheid voor het veiligheidsbeleid van universiteiten en hogescholen
ligt bij het college van bestuur dat aanspreekbaar is door de medezeggenschapsraden
en de raad van toezicht. Als stelselverantwoordelijk Minister heb ik geen bemoeienis
met de instellingsspecifieke afwegingen die instellingen maken bij het ontwikkelen
en uitvoeren van hun veiligheidsbeleid en de gesprekken die zij met hun gemeenschap
voeren over de voorwaarden.
Vraag 13
Welke maatregelen kunnen en zullen er genomen worden om te waarborgen dat de veiligheid
op universiteiten gehandhaafd blijft zonder dat dit ten koste gaat van de academische
vrijheid en het recht op protest?
Antwoord 13
Voor het ordelijk verloop van alle activiteiten op de campus kunnen instellingen huisregels
en ordemaatregelen opstellen, in dialoog met de eigen gemeenschap. Voor de omgang
met protesten hebben de universiteiten en hogescholen een gezamenlijke richtlijn ontwikkeld,
die de instellingen en de lokale driehoek een eenduidig fundament geeft voor hun handelen.4 Deze richtlijn is bedoeld om zowel legitieme protesten mogelijk te maken en tegelijk
te voorkomen dat die uit de hand lopen. De toepassing van de richtlijn is afhankelijk
van de specifieke situatie van het protest.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.E.W. Bruins, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.