Nota n.a.v. het (nader/tweede nader/enz.) verslag : Nota naar aanleiding van het verslag
36 590 Wijziging van de Wet strategische diensten en de Wet op de economische delicten in verband met het aanbrengen van verbeteringen en het herstellen van enige wetstechnische omissies voor een doeltreffender uitvoering en handhaving van de regels over exportcontrole
Nr. 6
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG
Ontvangen 1 november 2024
Inhoudsopgave
I.
Inleidende opmerkingen
1
II.
Algemeen
2
1.
Hoofdlijnen van het voorstel
2
2.
Verhouding tot hoger recht
7
3.
Gevolgen
8
III.
Artikelsgewijs deel
9
I. Inleidende opmerkingen
De regering heeft met belangstelling kennisgenomen van het verslag van de vaste commissie
voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp.
In het licht van de gestelde vragen acht de regering het van belang om – alvorens
op de gestelde vragen in te gaan – stil te staan bij de systematiek van de Wet strategische
diensten, het Besluit strategische goederen in relatie tot de (EU) Verordening producten
voor tweeërlei gebruik.
Regels over exportcontrole van strategische goederen en diensten zijn Europees en
neergelegd in de (EU) Verordening producten voor tweeërlei gebruik. Die verordening
werkt rechtstreeks door in het nationale recht. De verboden en vergunningplichten
die zijn opgenomen in de verordening zijn nader uitgewerkt in de Wet strategische
diensten en, op basis van de Algemene douanewet1, in het Besluit strategische goederen. Naast de verboden en vergunningplichten die
rechtstreeks doorwerken biedt de verordening op grond van artikel 9 aan EU-lidstaten
de mogelijkheid om op grond van de in dat artikel genoemde voorwaarden een verbod
in te stellen of een vergunningplicht op te leggen voor de uitvoer van producten voor
tweeërlei gebruik. Artikel 9 van de verordening was reeds geïmplementeerd in artikel
4 van het Besluit strategische goederen en wordt met dit wetsvoorstel ook geïmplementeerd
in de Wet strategische diensten.
Voor de beantwoording van de vragen is de volgorde van het verslag aangehouden. De
vragen zijn genummerd. De oorspronkelijke tekst van het verslag is integraal opgenomen
in deze nota. Na de passages met de vragen en opmerkingen volgt telkens de reactie
van de regering.
II. Algemeen
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Wijziging
van de Wet strategische diensten en de Wet op de economische delicten in verband met
het aanbrengen van verbeteringen en het herstellen van enige wetstechnische omissies
voor een doeltreffender uitvoering en handhaving van de regels over exportcontrole,
d.d. 29 augustus 2024, en zij bedanken de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp
voor de toezending hiervan.
De leden van de VVD-fractie zijn daarnaast blij dat de adviezen van de Raad van State
zijn opgevolgd en het voorstel nader is aangevuld. De leden van de VVD-fractie delen
het standpunt van de regering dat het van belang is om snel en voortvarend te kunnen
handelen om zo de technologische ontwikkelingen bij te kunnen houden. In het licht
van het bovenstaande kunnen de leden van de VVD-fractie zich vinden in het voorstel
en hebben zij geen nadere vragen over de wijziging.
De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en hebben geen
verdere vragen.
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het voorliggende
wetsvoorstel en hebben hierover nog enkele vragen.
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van deze wet ter
verbetering van de handhaving van de exportcontrole en het herstel van enkele wetstechnische
omissies. De voorgenoemde leden zijn van mening dat het wetsvoorstel vrij helder en
overzichtelijk is en hebben enkele opmerkingen en verduidelijkende vragen over het
wetsvoorstel.
De leden van de Tweede Kamerfractie van de ChristenUnie hebben kennis genomen van
het voorstel tot wijziging van de Wet strategische diensten. Zij hebben daar nog enkele
vragen over.
1. Hoofdlijnen van het voorstel
1.
De leden van de fractie van GroenLinks-Partij van de Arbeid (GL-PvdA) vragen de regering
of zij concretere voorbeelden kan geven, naast software en assistentie, van wat wordt
verstaan onder strategische diensten en nieuwe technologieën zoals bedoeld in dit
wetsvoorstel. Verder vragen de fractieleden zich af of er voorbeelden zijn van ongewenste
inzet van dergelijke technologieën en diensten die dit wetsvoorstel moet voorkomen.
Bij strategische diensten zoals bedoeld in dit wetsvoorstel, kan onder meer gedacht
worden aan technologie, programmatuur of software op het terrein van kunstmatige intelligentie,
kwantumcomputers, halfgeleiders en biotechnologie, die na export daarvan gebruikt
kunnen worden voor de (door)ontwikkeling of het gebruik van andere apparatuur. De
mogelijkheden van ongewenste inzet zijn uiteenlopend. Primair kan worden gedacht aan
technologie die een bijdrage levert aan de (door)ontwikkeling van geavanceerde militaire
toepassingen die de (inter)nationale veiligheid bedreigen, waaronder technologie die
een cruciale bijdrage levert aan bepaalde geavanceerde militaire toepassingen en kan
worden aangewend voor de ontwikkeling van hoogwaardige militaire (wapen)systemen,
massavernietigingswapens en hun overbrengingsmiddelen. Daarnaast zijn andere risico’s
op ongewenste inzet denkbaar, zoals inzet van dit type technologie waarmee de continuïteit,
integriteit en vertrouwelijkheid van de Nederlandse vitale infrastructuur wordt bedreigd
en als gevolg waarvan de nationale veiligheid in het geding komt.
2.
De leden van de fractie van GL-PvdA vragen de regering hoe de omissie in de implementatie
van de verordening is vastgesteld en of hierover een signaal vanuit de Europese Commissie
is gekomen.
De omissie betreft het aanwijzen van de bevoegde autoriteit voor artikel 4, tweede
lid en artikel 11, eerste lid van de (EU) Verordening producten voor tweeërlei gebruik.
De omissie is vastgesteld door ambtenaren van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
Hierover is geen signaal ontvangen vanuit de Europese Commissie.
3.
De leden van de fractie van GL-PvdA vragen de regering hoe op dit moment wordt omgegaan
met het verlenen van vergunningen of het afkondigen van een verbod omtrent strategische
goederen, en of dat voor strategische goederen ook per ministeriële bevoegdheid gebeurt,
zoals dit wetsvoorstel ook beoogt voor strategische diensten.
De verboden en vergunningplichten vloeien voort uit de (EU) Verordening producten
voor tweeërlei gebruik en zijn uitgewerkt in de Wet strategische diensten en het Besluit
strategische goederen. In de verordening is bepaald wanneer een vergunning is vereist
voor de uitvoer van producten voor tweeërlei gebruik, waarbij in ieder geval een vergunning
is vereist voor producten die zijn opgenomen in bijlage I van de verordening. Artikel 9
van de verordening biedt aan EU-lidstaten de mogelijkheid om vanwege redenen van openbare
veiligheid, met inbegrip van de voorkoming van terreurdaden, of uit mensenrechtenoverwegingen
een verbod in te stellen op of een vergunningplicht op te leggen voor de uitvoer van
producten voor tweeërlei gebruik die niet op de lijst van bijlage I voorkomen. De
verordening verstaat onder producten voor tweeërlei gebruik zowel goederen als programmatuur
en technologie. Artikel 9 van de verordening was reeds geïmplementeerd in artikel
4 van het Besluit strategische goederen. Hierin is bepaald dat bij ministeriële regeling
een verbod kan worden ingesteld of een vergunning verplicht kan worden gesteld voor
de uitvoer van goederen voor tweeërlei gebruik die niet zijn genoemd in bijlage I
van de Verordening producten voor tweeërlei gebruik.
4.
De leden van de fractie van GL-PvdA vragen de regering hoe er vóór deze wetswijziging
omgegaan werd met het introduceren van een verbod of vergunningsplicht voor de uitvoer
van strategische diensten. De leden van de fractie van GL-PvdA vragen de regering
wie er vóór deze wetswijziging de bevoegde autoriteit was voor het introduceren van
een verbod of vergunningsplicht voor de uitvoer van strategische diensten.
Het via nationale regelgeving introduceren van een vergunningplicht voor strategische
goederen en diensten was ook voor deze wetswijziging reeds mogelijk. Artikel 9 van
de verordening biedt de mogelijkheid tot het introduceren van nationale exportcontrolemaatregelen
ten aanzien van de uitvoer van producten voor tweeërlei gebruik. De verordening verstaat
onder producten voor tweeërlei gebruik zowel goederen als programmatuur en technologie.
Artikel 9 van de verordening is reeds geïmplementeerd via artikel 4 van het Besluit
strategische goederen. Nationale maatregelen waarmee de uitvoer van goederen en technologie
onder exportcontrole zijn gebracht, zijn daarom tot op heden op de verordening en
op het Besluit gebaseerd.
Exportcontrole valt binnen de portefeuille van de Minister voor Buitenlandse Handel
en Ontwikkelingshulp die tevens de bevoegde autoriteit is voor het treffen van nationale
exportcontrolemaatregelen2.
5.
De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA vragen de regering of de EU-verordening,
en de Nederlandse implementatie daarvan, inderdaad alleen toeziet op strategische
diensten die verband houden met de uitvoer van strategische goederen («assistance
relating to dual-use items»). De leden vragen zich af of er ook strategische diensten
denkbaar zijn die niet per se samenhangen met de uitvoer van een goed en, zo ja, hoe
in de Europese wetgeving en Nederlandse implementatie daarvan wordt omgegaan met die
diensten.
De (EU) verordening en de Nederlandse implementatie daarvan zien niet uitsluitend
toe op strategische diensten die verband houden met de uitvoer van strategische goederen.
Er bestaat technologie en programmatuur die op zichzelf eigenschappen hebben die tot
ongewenste inzet kunnen leiden zonder dat er directe samenhang is met de uitvoer van
een (strategisch) goed. Hierbij kan worden gedacht aan de uitvoer van technologie
die geschikt is voor het leveren van een bijdrage aan de (door)ontwikkeling- of het
gebruik van geavanceerde militaire toepassingen die de (inter)nationale veiligheid
bedreigen. De grondslagen in de (EU) verordening over het invoeren van nationale exportcontrolemaatregelen
zien op «producten voor tweeërlei gebruik», waaronder zowel goederen als technologie
en programmatuur worden begrepen.
6.
De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA zouden graag meer uitleg willen over de
bevoegdheid van de Minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp tot het instellen
van een verbod of vergunningplicht. De fractieleden vragen of kan worden aangegeven
hoe dit wettelijk ingekaderd is en hoe in de wet is vastgelegd in welke situaties
en op wat voor gronden de Minister overgaat tot een verbod of vergunningplicht.
Regels over exportcontrole van strategische goederen en diensten zijn Europees en
neergelegd in de (EU) Verordening producten voor tweeërlei gebruik. Die verordening
werkt rechtstreeks door in het nationale recht. De verboden en vergunningplichten
die zijn opgenomen in de verordening zijn nader uitgewerkt in het Besluit strategische
goederen en de Wet strategische diensten. De Minister is niet bevoegd om een verbod
of vergunningplicht in te stellen, tenzij in de verordening anders is bepaald. Artikel
9 van de verordening biedt die mogelijkheid. De gronden die kunnen worden ingeroepen
voor de introductie van nationale controles ten aanzien van producten voor tweeërlei
gebruik zijn opgenomen in artikel 9 van de verordening. In dat artikel is bepaald
dat een EU-lidstaat om redenen van openbare veiligheid met inbegrip van de voorkoming
van terreurdaden, of uit mensenrechtenoverwegingen een verbod kan instellen op of
een vergunningplicht kan opleggen voor de uitvoer van producten van tweeërlei gebruik
die niet op de lijst van bijlage I van de verordening voorkomen. Een ander voorbeeld,
niet relevant voor dit wetsvoorstel, is de mogelijkheid die de verordening EU-lidstaten
biedt om in een concreet geval over te gaan tot het opleggen van een vergunningplicht
voor producten voor tweeërlei gebruik die niet in bijlage I van de verordening staan
als die producten geheel of gedeeltelijk bestemd (kunnen) zijn voor massavernietigingswapens
of militair eindgebruik (artikel 4 van de (EU) Verordening producten voor tweeërlei
gebruik).
De leden van de SGP-fractie zijn positief over het exportcontroleregime en aanpassen
naar gelang van de uitdagingen op dit terrein, de wisselende geopolitieke uitdagingen
en technologische ontwikkelingen. Ook is het voor goed wetgeven en wetgevingskwaliteit
volgens de voorgenoemde leden van belang dat wetgeving na signalen over uitvoerbaarheid
kan worden aangepast om verbeteringen en herstel aan te brengen.
7.
De leden van de SGP-fractie zien echter wel graag een nadere specificering van de
programmatuur die hieronder zou kunnen vallen. Kan de regering dit verder toelichten?
Voor een specificering van de programmatuur wordt verwezen naar de beantwoording van
vraag 1.
8.
De leden van de SGP-fractie lezen dat de technische wijzigingen gedeeltelijk zijn
ingegeven door de wensen vanuit de uitvoeringspraktijk. De voorgenoemde leden vragen
wat de andere overwegingen dan deze gedeeltelijke ingevingen zijn. Zijn deze wensen
uit de uitvoeringspraktijk ingegeven door een grotere evaluatie of enkele tot herhaalde
opmerkingen, zo vragen de voorgenoemde leden.
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken staat in nauw contact met de uitvoeringspraktijk
via onder meer contacten met de Douane en het bedrijfsleven. Het verzoek om deze technische
wijzigingen is gedurende het reguliere contact naar boven gekomen en niet via een
grotere evaluatie. Met deze wijziging wordt tegemoet gekomen aan de wens van uitvoeringsinstanties
om de handhavingsmogelijkheden van de regels over de export van strategische goederen
en diensten te verbeteren. Deze wijziging draagt daaraan bij door te verduidelijken
dat het verboden is om in strijd te handelen met de voorschriften en voorwaarden die
zijn verbonden aan een vergunning. Daarnaast worden met deze wijziging de regels over
de strafbaarstelling van overtredingen van regels over de niet-fysieke uitvoer van
technologie en programmatuur, geregeld via de Wet strategische diensten en de Wet
op de economische delicten, gelijkgetrokken met de strafbaarstelling van de regels
over de (fysieke) export van strategische goederen, geregeld via de Algemene douanewet.
9.
Welke vergunningverlenende autoriteit zal dit in Nederland zijn, vragen de leden van
de SGP-fractie. Zal dit de Douane zijn of een andere instantie?
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp is de bevoegde autoriteit
voor het verlenen van exportvergunningen voor strategische goederen en diensten en
heeft deze bevoegdheid gemandateerd aan de Centrale Dienst voor In- en Uitvoer van
de Douane. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken is opdrachtgever aan de Douane voor
de vergunningverlening op dit vlak.
10.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering of zij enkele voorbeelden
kan noemen van veranderingen in het technologisch landschap waar het huidige wettelijke
instrumentarium onvoldoende voor is toegerust om dit te kunnen reguleren. Welke uitvoer
van niet-fysieke technologie kan nu niet verboden of vergunning-plichtig worden gesteld?
Zou de regering ter beantwoording van deze vragen kunnen schetsen wat er met het huidige
kader van regelgeving wel en niet mogelijk is en hoe dit verandert wanneer deze wetswijziging
doorgevoerd zou worden?
Regels over exportcontrole van strategische goederen en diensten zijn Europees en
neergelegd in de (EU) Verordening producten voor tweeërlei gebruik. Die verordening
werkt rechtstreeks door in het nationale recht. De verboden en vergunningplichten
die zijn opgenomen in de verordening zijn nader uitgewerkt in het Besluit strategische
goederen en de Wet strategische diensten. De Minister is zelf niet bevoegd om een
verbod of vergunningplicht in te stellen, tenzij de verordening anders bepaalt. Artikel
9 van de verordening biedt EU-lidstaten de mogelijkheid om vanwege redenen van openbare
veiligheid of uit mensenrechtenoverwegingen een verbod in te stellen op of een vergunningplicht
op te leggen voor de uitvoer van producten voor tweeërlei gebruik die niet op de controlelijst
(bijlage I) van de verordening voorkomen. De verordening verstaat onder producten
voor tweeërlei gebruik zowel goederen als programmatuur en technologie. Artikel 9
van de verordening is reeds geïmplementeerd via artikel 4 van het Besluit strategische
goederen waarmee het dus al mogelijk is om via nationale maatregelen producten voor
tweeërlei gebruik, waaronder technologie, onder exportcontrole te brengen.
De veranderingen als gevolg van onderhavige wetwijziging zijn als volgt. Naast de
regels in het Besluit strategische goederen over fysieke uitvoer van producten voor
tweeërlei gebruik geldt dat er in de Wet strategische diensten specifiek regels zijn
gesteld over de niet-fysieke overdracht van technologie en programmatuur, zoals het
ter beschikking stellen van technologie via de elektronische weg. Vanwege die systematiek
is het juridisch zuiver om de bevoegdheid van de Minister tot het treffen van nationale
controlemaatregelen die zien op de niet-fysieke uitvoer van technologie in de Wet
strategische diensten op te nemen. Vanwege ontwikkelingen in het technologische landschap
en op de internationale markt, waarin hoogwaardige technologie steeds vaker in niet-fysieke
vorm wordt overgedragen, is het belang toegenomen van een heldere juridische grondslag
in de Wet strategische diensten. Daarnaast leidt deze wetswijziging tot een verbetering
van de strafbaarstelling van overtredingen van regels over de niet-fysieke uitvoer
van technologie. Strafbaarstelling van niet-fysieke uitvoer is geregeld via de Wet
strategische diensten en de Wet op de economische delicten. Door implementatie van
artikel 9 van de verordening in artikel 2, vijfde lid, van de Wet strategische diensten
en vervolgens artikel 2, vijfde lid, op te nemen in de Wet op de economische delicten,
kan na invoering van deze wetswijziging handhavend worden opgetreden in gevallen waarin
een vergunningplicht voor niet-fysieke uitvoer van technologie door de industrie niet
wordt nageleefd.
2. Verhouding tot hoger recht
11.
De leden van de D66-fractie vragen de regering toe te lichten in hoeverre zij op termijn
een potentiële noodzaak voorziet om beperkingen op te leggen aan de export van dual-use
goederen of daaraan gerelateerde diensten die momenteel niet in Bijlage 1 van de EU-verordening
inzake producten voor tweeërlei gebruik staan en bij welke producten of diensten zij
dit voorziet.
Uitgangspunt is dat exportcontrolemaatregelen met betrekking tot strategische goederen
en diensten worden genomen in de context van de relevante multilaterale controleregimes.
Voorstellen tot controle op goederen en technologieën voor tweeërlei gebruik die door
de multilaterale exportcontroleregimes worden aangenomen, worden door de EU opgenomen
in bijlage I van de (EU) Verordening producten voor tweeërlei gebruik. De goederen
en technologieën die in bijlage I zijn opgenomen, zijn op grond van de rechtstreeks
werkende verordening ook in Nederland vergunningplichtig. Goederen en technologieën
voor tweeërlei gebruik via nationale regelgeving onder controle brengen is de uitzondering
op de regel. Desalniettemin kunnen er gegronde redenen zijn om dat wel te doen en
dan is het belangrijk dat de Nederlandse wet- en regelgeving daarop voldoende is toegerust,
zeker bezien vanuit het snel veranderende technologische landschap. Dit landschap
kenmerkt zich in toenemende mate door de ontwikkeling en introductie op (inter)nationale
markten van hoogwaardige programmatuur en technologie die vanuit het oogpunt van mensenrechten-
en openbare veiligheidsoverwegingen in sommige gevallen controle nodig hebben. Vanwege
de snelheid waarmee die programmatuur en technologie hun intrede kunnen doen op de
(inter)nationale markten en de risico’s op ongewenste inzet die aanzienlijk kunnen
zijn, is enige flexibiliteit en voortvarendheid gewenst om daarop ook nationaal te
kunnen reageren. Een voorbeeld waaruit blijkt dat die specifieke combinatie van factoren
tot de introductie van nationale exportcontrolemaatregelen kan leiden, is de Regeling
geavanceerde productieapparatuur voor halfgeleiders3.
12.
De leden van de SGP-fractie vragen naar de oorsprong van de hiërarchie die de EU verordening
producten voor tweeërlei gebruik boven EU douaneregelgeving plaatst. Waar is deze
vastgelegd? Welke vorm van wet- of regelgeving is de EU Douaneregelgeving voor de
export van andere niet-strategische goederen zoal?
Het Douanewetboek van de Unie, een (EU) Verordening, bevat algemene voorschriften
en procedures voor goederen die het douanegebied van de Unie binnenkomen of verlaten.
De (EU) Verordening producten voor tweeërlei gebruik bevat specifieke bepalingen over
de controle op de uitvoer, de tussenhandel, de technische bijstand, de doorvoer en
de overbrenging van producten en technologie voor tweeërlei gebruik. Deze verordening
laat de bevoegdheden op grond van het Douanewetboek van de Unie en de uitvoeringsbepalingen
daarvan onverlet. De in de (EU) Verordening producten voor tweeërlei gebruik opgenomen
termen zijn zoveel mogelijk in overeenstemming met de definities van het Douanewetboek
van de Unie. De (EU) Verordening producten voor tweeërlei gebruik sluit dus zoveel
mogelijk aan op het Douanewetboek van de Unie en wanneer er sprake is van export van
strategische goederen gelden de specifieke vereisten uit de (EU) Verordening voor
tweeërlei gebruik aanvullend op het meer algemene Douanewetboek van de Unie.
13.
Welke vier internationale exportcontroleregimes zijn er en in hoeverre versterken
deze elkaar, of verschillen zij wel eens, zo vragen de leden van de SGP-fractie.
De vier internationale exportcontroleregimes hebben elk hun eigen werkgebied. Concreet
ziet dat er als volgt uit:
− Het Wassenaar Arrangement: richt zich op de controle van militaire goederen en technologie en goederen voor
tweeërlei gebruik met een militaire relevantie;
− de Nuclear Suppliers Group: richt zich op de controle van nucleaire goederen en technologie om te voorkomen
dat deze bijdraagt aan de verspreiding van kernwapens;
− de Australia Group: richt zich op de controle van goederen en technologie die bruikbaar zijn in biologische
of chemische wapenprogramma’s; en
− het Missile Technology Control Regime: richt zich op de controle van goederen en technologie voor overbrengingsmiddelen
van massavernietigingswapens, zoals ballistische raketten, kruisraketten en onbemande
vliegtuigen.
Bovengenoemde internationale exportcontroleregimes bestrijken inhoudelijk verschillende
werkterreinen en zijn in die zin complementair. Elke regime publiceert eigen lijsten
van goederen en technologie die binnen het mandaat van het regime gecontroleerd worden.
Tussen de goederenlijsten van de regimes is vanwege de verschillende werkterreinen
weinig overlap. Daar waar wel overlap bestaat, heeft dit geen impact, omdat een goed
of technologie maar op één van de lijsten hoeft voor te komen om als «dual-use» aangemerkt te worden. De nalevingsrichtlijnen die de regimes opstellen lijken sterk
op elkaar, waardoor de regimes ook op het vlak van uitvoering complementair aan elkaar
zijn.
3. Gevolgen
14.
De leden van de D66-fractie vragen de regering op welke manier samenwerking en eenheid
met andere EU-lidstaten zal worden gezocht bij de uitvoering van exportcontrole op
dienstverlening van dual-use goederen.
Aan de uitvoering van de (EU) Verordening producten voor tweeërlei gebruik, waarin
ook exportcontrole van technische bijstand is geregeld, wordt met andere EU-lidstaten
samengewerkt in de context van de daartoe bestemde Europese overlegstructuren, waaronder
de EU dual-use Raadswerkgroep en daarmee verbonden technische werkgroepen, zoals de dual-use coordination group. Tevens is er informatie-uitwisseling tussen lidstaten onderling en is er een handhavingscoördinatiemechanisme.
15.
De leden van de BBB-fractie lezen dat daar waar de herziening mogelijkheid biedt tot
het instellen van een verbod of vergunningplicht voor de uitvoer van niet-fysieke
technologie, een lastenverzwaring kan brengen voor het Nederlandse bedrijfsleven.
Welke sectoren worden hier voornamelijk door geraakt, hoe hoog is de lastenverzwaring
ongeveer en is dit een lastenverzwaring die alleen het Nederlandse bedrijfsleven gaat
ervaren, of ook het bedrijfsleven in de EU-landen?
Er wordt met deze wijziging slechts een algemene grondslag geïntroduceerd op basis
waarvan een verbod of vergunningplicht kan worden ingesteld. Er is daarom op dit moment
niet concreet sprake van een lastenverzwaring voor het bedrijfsleven. Inzage geven
in de lastendruk is alleen mogelijk op het moment dat er wel sprake is van de introductie
van een nieuwe vergunningplicht voor specifieke goederen en technologieën en de precieze
reikwijdte daarvan. Mocht de Minister in de toekomst op basis van deze juridische
grondslag overgaan tot het introduceren van een vergunningplicht, dan kan dat uitsluitend
voor zover dat betrekking heeft op de uitvoer van technologieën vanuit Nederland.
Een vergunningplicht zal in dat geval daarom primair het vanuit Nederland exporterende
bedrijfsleven raken. Bij het instellen van een verbod of vergunningplicht wordt gestreefd
naar lastenluwe implementatie en wordt oog gehouden voor het gelijke speelveld in
de EU, al zullen bij de keuze om tot het instellen van nationale controlemaatregelen
over te gaan veiligheidsoverwegingen de doorslag geven.
16.
De leden van de SGP-fractie lezen dat het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR) dit
dossier niet heeft geselecteerd voor een advies omdat het geen gevolgen heeft voor
regeldruk. Verwacht de regering dat het de potentiële vergunningen uit artikel 1 geen
regeldrukgevolgen hebben voor de bedrijven die dual-use goederen zouden exporteren?
Dit schrijven voorgenoemde leden ook gelet op het feit dat er geen extra administratieve
lasten verwacht worden als gevolg van deze regelgeving. Is het niet zo dat als een
bestaand vergunningstelsel op meer zaken toegepast gaat worden, dat er voor de exporterende
bedrijven iets meer administratieve last zal zijn, ook al is het geen nieuw stelsel
erbij, zo vragen de leden van de SGP-fractie.
Als de Minister overgaat tot het introduceren van een nationale exportcontrolemaatregel
waarmee een vergunningplicht wordt opgelegd aan het Nederlandse bedrijfsleven, zal
de Minister ook overgaan tot het in kaart brengen van de lastendruk die dat met zich
meebrengt en dat toelichten in de verantwoording van de maatregel. De Minister heeft
dat steeds gedaan bij de introductie van nationale exportcontrolemaatregelen, zoals
bijvoorbeeld bij de introductie van de Regeling geavanceerde productieapparatuur voor
halfgeleiders, en zal dat ook doen voor eventuele nieuwe vergunningplichten die op
deze grondslag worden gebaseerd.
III. Artikelsgewijs deel
Artikel I (wijziging Wet strategische diensten)
Onderdeel A (artikel 2 Wet strategische diensten)
17.
De leden van de D66-fractie vragen de regering toe te lichten hoe de door de Raad
van State gewenste concretisering, begrenzing en voorwaardelijkheid van ministeriële
bevoegdheden met betrekking tot de voorgestelde wetswijziging verschillen van de afbakening
van deze bevoegdheden in vergelijkbare wetten, zoals de Wet strategische goederen.
Met de wijziging van de Wet strategische diensten wordt het ook mogelijk om bij ministeriële
regeling een verbod in te stellen of vergunningplicht op te leggen voor de niet-fysieke
overdracht van programmatuur en technologie. Hiervoor gelden dezelfde voorwaarden
(dus ook begrenzing) als die gelden onder het Besluit strategische goederen, waarin
die bevoegdheid reeds is opgenomen. Alleen het onderwerp verschilt: voor de Wet strategische
diensten gaat het om niet-fysieke uitvoer en voor het Besluit strategische goederen
gaat het om fysieke uitvoer.4
18.
Hoe weegt de regering de terughoudendheid bij het toepassen van dit artikel met de
eerder genoemde voortvarendheid om te kunnen reageren, zo vragen de leden van de SGP-fractie.
U wordt kortheidshalve verwezen naar de beantwoording van vraag 11.
19.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering of zij nader kan toelichten
wat de omissie precies inhoudt die met dit wijzigingsvoorstel hersteld wordt. Zij
stellen deze vraag mede in het licht van de opmerking van de Afdeling dat bij een
eerdere wijziging van de Wet strategische diensten ter implementatie van de Verordening
(EU 2021/821) nog geen noodzaak werd gezien voor de bevoegdheid bij ministeriële regeling
een verbod in te stellen of een vergunning te verplichten voor strategische diensten.
Wat is er sindsdien precies veranderd waardoor die bevoegdheid nu wel nodig is?
Het nationaal onder controle brengen van de uitvoer van producten voor tweeërlei gebruik,
waaronder ook technologie en programmatuur zijn begrepen, was reeds mogelijk op grond
van de (EU) Verordening en het Besluit strategische goederen. De ontwikkelingen in
het technologisch landschap gaan echter razendsnel en dat geldt ook voor de methodes
waarmee hoogwaardige technologie, programmatuur en software kunnen worden overgedragen
vanuit Nederland naar het buitenland. Het overdragen van dit type hoogwaardige technologie
gaat steeds vaker via de niet-fysieke weg. Daarmee is ook het belang toegenomen van
een solide grondslag in de nationale exportcontrolewetgeving om ten aanzien van deze
specifieke vorm van technologieoverdracht nationaal regels te kunnen stellen en om
handhavend op te kunnen treden bij niet-naleving daarvan.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.J. Klever, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.