Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Mohandis over het bericht dat de cultuursector een kaalslag vreest
Vragen van het lid Mohandis (GroenLinks-PvdA) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het bericht dat de cultuursector een kaalslag vreest (ingezonden 11 september 2024).
Antwoord van Minister Bruins (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 25 oktober
            2024). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 183.
         
Vraag 1
            
Kent u het bericht1 dat uit onderzoek dat in opdracht van onder meer het Cultuurfonds en Kunsten ’92
               is uitgevoerd blijkt dat de cultuursector zwaar zal worden geraakt door de voorgenomen
               bezuinigingen? Zo ja, bent u het met de directeur van het Cultuurfonds eens dat gesproken
               kan worden van een kaalslag? Zo nee, waarom niet?
            
Antwoord 1
            
Ik ben bekend met het bericht en het onderzoek dat is uitgevoerd. Ik realiseer mij
               goed dat de keuzes van het kabinet impact zullen hebben op de cultuursector.
            
Vraag 2
            
Wat vindt u van de uitkomsten van dit onderzoek? Heeft u zelf onderzoek laten uitvoeren
               naar de mogelijke gevolgen van uw voorgenomen bezuinigingen en btw-verhoging op kunst
               en cultuur? Zo nee, waarom niet? Zo ja, komen uw bevindingen overheen met deze onderzoeksuitkomsten?
            
Antwoord 2
            
Ik vind het een overzichtelijk rapport, waarin ook de waarde van de sector voor Nederland
               goed wordt beschreven. De keuze voor het afschaffen van het verlaagde btw-tarief op
               culturele producten en diensten, waar overigens ook sport onder valt, is onder andere
               gemaakt op basis van de evaluatie van de verlaagde btw-tarieven. Hieruit volgde dat
               het verlaagd btw-tarief over het algemeen deels doeltreffend, maar geen doelmatig
               instrument is om de beoogde doelen te bereiken. Voor de voorgenomen btw-verhoging
               is verder geen specifieke impactanalyse verricht.
            
Vraag 3
            
Onderschrijft u het levensgrote gevaar van een negatief domino-effect waardoor alle
               inkomstenbronnen van de cultuursector geraakt zullen worden, oplopend tot 200 tot
               250 miljoen minder inkomsten per jaar, veroorzaakt door minder private inkomsten uit
               kaartverkoop (door de voorgenomen btw-verhoging), de te verwachten teruglopende gemeentesubsidies
               en de lagere afdrachten uit goededoelenloterijen? Zo nee, waarom niet? Denkt u ook
               niet dat deze maatregelen de culturele instellingen in de regio extra hard zullen
               raken en dat cultuur minder of zelfs niet toegankelijk worden voor lagere en middeninkomens?
               Zo nee, waarom niet?
            
Antwoord 3
            
De culturele sector heeft een uitgesproken heterogeen karakter. De afzonderlijke deelsectoren
               en disciplines kunnen niet over één kam worden geschoren, er zijn grote verschillen
               in kostenstructuren en verdienpotentieel van de verschillende sectoren, disciplines,
               regio’s en ondernemers. Ik ben mij ervan bewust dat een deel van de sector inderdaad
               te maken kan krijgen met een stapeling van verschillende maatregelen en dat dit van
               invloed kan zijn op de toegankelijkheid en spreiding van culturele activiteiten. Daar
               staat tegenover dat het kabinet een aantal maatregelen heeft uitgewerkt op het gebied
               van bestaanszekerheid en ten behoeve van de koopkracht van huishoudens en het ondernemersklimaat.
               Ook is er voor de periode 2025–2028, in vergelijking met het budget waarmee de vorige
               periode is gestart, structureel € 152,4 miljoen per jaar meer beschikbaar voor de
               culturele basisinfrastructuur, inclusief fondsen.
            
Vraag 4
            
Klopt het dat uw voorgenomen maatregelen deels zijn gebaseerd op verouderde cijfers
               over de veronderstelde prijselasticiteit in de cultuursector? Zo nee, waarom niet?
               Bent u bereid om de aan de kabinetsvoornemens ten grondslag liggende feiten en cijfers
               onafhankelijk te laten valideren? Zo nee, waarom niet?
            
Antwoord 4
            
De keuzes die het kabinet heeft gemaakt met betrekking tot het verlaagde btw-tarief
               zijn gebaseerd op het eerdergenoemde onderzoek, het streven naar fiscale vereenvoudiging
               en de ambtelijke verkenning naar de fiscale regelingen. Het budgettaire belang van
               het verlaagde btw-tarief op culturele producten en diensten is gebaseerd op cijfers
               van het CBS en bijgesteld sinds het Hoofdlijnenakkoord. Daarnaast is de raming voor
               het afschaffen van het verlaagde btw-tarief reeds gecertificeerd door het Centraal
               Planbureau.
            
Vraag 5
            
Welke gevolgen verwacht u van de voorgenomen kabinetsmaatregelen ten aanzien van de
               uitvoering van de gewenste uitgangspunten van fair pay? Deelt u de mening dat de voorgenomen
               kabinetsmaatregelen er niet toe mogen leiden dat kunstenaars en makers terugvallen
               in hun inkomen?
            
Antwoord 5
            
Culturele instellingen die vanuit de basisinfrastructuur (bis) subsidie van de Rijksoverheid
               ontvangen, zijn vanaf 2025 verplicht tot eerlijke betaling (fair pay). Voor deze instellingen
               geldt dat zij zich per 1 januari 2025 moeten verbinden aan collectieve tariefafspraken.
               Het gaat dan bijvoorbeeld om het aansluiten bij een CAO of honoreringsrichtlijn. De
               fair practice code is een code die is opgesteld voor en door het culturele veld. Ik
               zie het als de verantwoordelijkheid van het veld om zich tot deze code te verhouden.
               Het onderschrijven van de fair practice code is een voorwaarde voor subsidiëring door
               de Rijksoverheid; daarmee wordt en blijft «fair pay» de norm.
            
Vraag 6
            
Welke gevolgen verwacht u van de voorgenomen kabinetsmaatregelen voor het lokale culturele
               leven? Deelt u de vrees dat gemeenten en provincies niet in staat zullen zijn om bijvoorbeeld
               de lokale muziekscholen, culturele verenigingen, theaters en regionale professionele
               gezelschappen adequaat te ondersteunen en dat dus een substantieel aantal cultuuruitingen
               zal ophouden te bestaan? Zo nee, waarom niet?
            
Antwoord 6
            
Allereerst over gemeentefinanciën in het algemeen. Gemeenten en provincies hebben
               zorgen over hun financiën, en hoe zij met het geld dat zij vanuit het Rijk krijgen
               hun taken goed kunnen uitvoeren. Daar ben ik me van bewust. In 2026 is er inderdaad
               minder geld beschikbaar dan in 2025. Dit komt doordat het extra budget in 2022 tot
               en met 2025 voor een groot deel incidenteel is. Daarbij merk ik echter ook op dat
               dit budget historisch hoog was. De middelen die gemeenten ontvangen uit het gemeentefonds
               zijn bestedingsvrij. Gemeenten en provincies voeren hun eigen beleid op cultuur en
               bepalen daarin hun eigen prioriteiten. Het is dan ook niet aan mij om iets te zeggen
               over hoeveel budget gemeenten aan cultuur kunnen of moeten uitgeven. Overigens zie
               ik dat gemeenten en provincies de zorg voor cultuur heel serieus nemen. Ik vind het
               belangrijk dat we ook vertrouwen hebben in de keuzes die zij maken. Daarnaast ben
               ik gesprek met IPO en VNG over het maken van bestuurlijke afspraken over cultuurbeoefening,
               zodat we ons als overheden gezamenlijk kunnen blijven inzetten voor een gezonde infrastructuur
               en toegankelijkheid door het land. Onderwijs in muziek, dans, drama, beeldende vorming
               aan personen jonger dan 21 jaar is overigens vrijgesteld van btw; op deze activiteiten
               heeft het afschaffen van het verlaagde btw-tarief dus geen invloed.
            
Vraag 7
            
Waarom is niet eerder een degelijke impactanalyse gemaakt van de voorgenomen btw-verhoging?
               Bent u bereid om deze analyse alsnog uit te voeren voor cultuurgoederen? Zo nee, waarom
               niet?
            
Antwoord 7
            
Het vorige kabinet heeft naar aanleiding van het rapport over fiscale regelingen een
               ambtelijke verkenning laten uitvoeren. De verkenning is op 15 september 2023 met uw
               Kamer gedeeld. In deze verkenning is een globale inschatting gemaakt van de effecten
               van de btw-verhoging. Het kabinet heeft geen noodzaak gezien om verder onderzoek te
               doen naar de impact op deze sector. De btw-maatregelen worden in 2028 geëvalueerd.
               Hierin zal gekeken worden naar de mate waarin de verhoging wordt doorberekend aan
               consumenten en daarmee het effect op de vraag. Tot slot zal er na invoering een eerste
               analyse gedaan worden van de korte termijn impact van de btw-maatregelen.
            
Vraag 8
            
Bent u bereid om in overleg te treden met vertegenwoordigers van de kunst- en cultuursector
               om te bezien hoe de te vrezen teruggang van 9 tot 12 procent kan worden voorkomen?
               Zo nee, waarom niet?
            
Antwoord 8
            
Ik ben altijd bereid in gesprek te gaan met vertegenwoordigers van de kunst- en cultuursector.
               Onlangs heb ik bijvoorbeeld al kennis gemaakt met Kunsten ’92 en ben ik in gesprek
               met cultuurwethouders. Ook heeft een vertegenwoordiging van de culturele en creatieve
               sector over de verhoging van het btw-tarief gesproken met de Staatssecretaris van
               Financiën. Mijn beleid blijft erop gericht te zorgen voor een hoogwaardig cultureel
               aanbod in heel Nederland. Dat doe ik onder andere middels het financieren van de culturele
               basisinfrastructuur (BIS) en de Rijkscultuurfondsen. Tegelijk moeten we beseffen dat
               het kabinet keuzes moet maken in wat het kan en wil doen, binnen de financiële mogelijkheden
               die er zijn. Ik besef mij dat dit invloed kan hebben op het culturele aanbod in Nederland
               en dat er soms moeilijke keuzes gemaakt moeten worden door instellingen, waarbij de
               conclusie ook kan zijn dat een activiteit niet meer haalbaar is.
            
Vraag 9
            
Bent u bereid om de voorgenomen kabinetsvoornemens zoals bijvoorbeeld inzake de btw-verhoging
               op cultuurgoederen te heroverwegen? Zo nee, waarom niet?
            
Antwoord 9
            
Nee, het intrekken van het verlaagde btw-tarief op culturele producten en diensten
               is een keuze van het kabinet en deze wordt altijd integraal bezien. Ik ben blij dat
               het kabinet heeft besloten de voorgenomen versobering van de giftenaftrek te heroverwegen.
               Dat betekent dat particuliere giften aan culturele organisaties kunnen blijven worden
               afgetrokken. Daarnaast wil ik samen met mijn collega’s onderzoeken of er nog andere
               manieren zijn om het geven aan, in dit geval, cultuur te stimuleren. De uitkomsten
               van het onderzoek naar de giftenaftrek bieden hiervoor kansen.
            
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
E.E.W. Bruins, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.