Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Bushoff, Slagt-Tichelman, Westerveld, Paulusma, Krul, Dijk, Dobbe, Bikker, El Abassi, Kostic, Koekkoek en Eerdmans over de Nota van Wijziging op de Ontwerpbegroting van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport voor het jaar 2025
Vragen van de leden Bushoff, Slagt-Tichelman, Westerveld (allen GroenLinks-PvdA), Paulusma (D66), Krul (CDA), Dijk en Dobbe (beiden SP), Bikker (ChristenUnie), El Abassi (DENK), Kostic(PvdD), Koekkoek (Volt) en Eerdmans (JA21) aan de Minister en de Staatssecretarissen van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de nota van wijziging op de Ontwerpbegroting van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport voor het jaar 2025 (ingezonden 23 oktober 2024).
Antwoord van Minister Agema (Volksgezondheid, Welzijn en Sport), mede namens de Staatssecretarissen
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (ontvangen 24 oktober 2024).
Vraag 1
Kunt u deze vragen beantwoorden voor donderdag 24 oktober om 9.00 uur aangezien de
antwoorden op deze vragen relevant zijn voor de begrotingsbehandeling VWS?
Antwoord 1
Uiteraard zijn wij hiertoe bereid.
Vraag 2
Hoeveel zorgorganisaties heeft het Ministerie van VWS sinds de oprichting van het
Stagefonds Zorg ondersteund met stagesubsidies? Hoeveel geld is daar per jaar voor
uitgekeerd? Ten behoeve van hoeveel stageplaatsen? Klopt het dat de middelen in het
stagefonds de afgelopen jaren wel voor 100% benut zijn of dat er zelfs meer beroep
op wordt gedaan dan wat er beschikbaar is?
Antwoord 2
Er is niet bijgehouden hoeveel zorgorganisaties gebruik hebben gemaakt van de subsidieregeling
Stageplaatsen Zorg (hierna: Stagefonds) sinds de start van de regeling. Over het studiejaar
2022–2023 hebben 7.295 zorgorganisaties het stagefonds voor 58.102 fte gebruikt. Het
Stagefonds werkt met een subsidieplafond van € 122 miljoen dat elk jaar volledig wordt
benut. Dat heeft ook te maken met de inrichting van de regeling: op het moment dat
er minder aanvragen worden gedaan wordt het bedrag per aanvraag verhoogd. Andersom
wordt ook het bedrag per aanvraag verlaagd als er meer aanvragen worden gedaan. Zo
past de vergoeding altijd binnen het beschikbare plafond. De berekening van de subsidie
per zorgorganisatie hangt af van het totaal aantal zorgorganisaties dat een aanvraag
indient. Ook de Algemene Rekenkamer stelt dat de uitgaven ondoelmatig zijn.
Vraag 3
Hoeveel van het geld uit het Stagefonds Zorg werd gebruikt voor de begeleiding van
mbo-studenten? Hoeveel daarvan werd gebruikt voor de begeleiding van hbo-studenten?
Wat zijn de gevolgen voor de instroom van mbo-studenten voor opleidingen in de zorg
wanneer het Stagefonds Zorg wegvalt?
Antwoord 3
Over het studiejaar 2022–2023 werd voor 13.549 fte aan subsidie voor hbo-studenten
verstrekt en voor 44.553 fte aan mbo-studenten. In totaal gaat het om 58.102 fte.
De instroom van de studenten in het mbo is niet beperkt door het aantal stageplaatsen.
Volgens het rapport van de Algemene Rekenkamer is het aantal stageplaatsen in de zorg
niet nauw verbonden met de beschikbare subsidie.
Vraag 4
Hoeveel tekorten aan stageplaatsen zijn er op dit moment in de zorg? Kunt u dit uitsplitsen
naar de verschillende onderwijsniveaus?
Antwoord 4
Op 10 oktober 2023 is uw Kamer door de toenmalige Minister van OCW geïnformeerd over
de stagetekorten in het hbo. Absolute cijfers ontbreken, maar ongeveer 29% van de
ondervraagde studenten geeft aan dat het veel moeite kost om een stageplek te vinden.
Vooral studenten gezondheidszorg, recht en gedrag & maatschappij zeggen meer moeite
te hebben om een stageplaats te vinden. Voor het mbo heeft Samenwerkingsorganisatie
Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (hierna SBB) een stagebarometer gepubliceerd. Voor
zorg, welzijn en sport breed was in 2023 een tekort van 885 stageplekken. Na het stopzetten
van het Stagefonds blijft er vanaf 2028 € 40 miljoen beschikbaar om vakmanschap te
bevorderen en afspraken in de akkoorden te maken om het Regeerprogramma uit te voeren.
Bijvoorbeeld over voldoende instroom en doorstroom via opleiden en bij- en nascholing
buiten het ziekenhuis.
Vraag 5
Wat zijn de verwachte gevolgen van het niet verlengen van het Stagefonds Zorg op de
personele capaciteit in de zorg?
Antwoord 5
Volgens het rapport van de Algemene Rekenkamer uit 2022 zorgt het Stagefonds niet
voor meer stages. Het tekort aan stageplekken in de zorgsector kan niet opgelost worden
met subsidie en dus een financiële aanpak zoals het Stagefonds. Daarmee is het Stagefonds
ondoelmatig. Door de Algemene Rekenkamer is onderzocht of het stopzetten van de subsidie
gevolgen heeft voor het stageaanbod. De conclusie is dat dit onwaarschijnlijk is.
Vraag 6
Voor welk bedrag is in 2023 beroep gedaan op het Stagefonds Zorg? Hoeveel subsidie
is aangevraagd en hoeveel daarvan is uitgekeerd?
Antwoord 6
Het subsidieplafond voor het studiejaar 2022–2023 was € 122 miljoen. Dit bedrag is
volledig aangevraagd en uitgekeerd.
Vraag 7
Welke gevolgen heeft het bezuinigen op het stagefonds voor de instellingen die stageplaatsen
willen verlenen? Wat is de impact daarvan op de opleidingen, die van voldoende stageplaatsen
afhankelijk zijn?
Antwoord 7
Volgens het rapport van de Algemene Rekenkamer uit 2022 zorgt het stagefonds niet
voor meer stages. De Algemene Rekenkamer heeft onderzocht of het stopzetten van de
subsidie gevolgen heeft voor het stageaanbod. De conclusie is dat dit onwaarschijnlijk
is. Zorgaanbieders bieden stages aan om toekomstig personeel te werven en aan hen
te binden. Dit is daarmee in hun eigen belang. Het stagefonds was daarbij slechts
een financiële tegemoetkoming.
Tegelijkertijd ben ik, de Minister van VWS, met u van mening dat opleiden van zorgpersoneel
blijvend onze aandacht verdient. Het is belangrijk om voldoende en goed toegerust
zorgpersoneel op te leiden en te komen tot een goede verdeling tussen opleidingen
binnen en buiten het ziekenhuis.
Na het stopzetten van het Stagefonds blijft er vanaf 2028 € 40 miljoen beschikbaar
om vakmanschap te bevorderen en afspraken in de akkoorden te maken om het Regeerprogramma
uit te voeren. Bijvoorbeeld over voldoende instroom en doorstroom via opleiden en
bij- en nascholing buiten het ziekenhuis. Voor het einde van het jaar werk ik de leidraad
vakmanschap en werkplezier uit. Deze genoemde middelen wil ik inzetten om afspraken
te maken over voldoende instroom en doorstroom via opleiden en bij- en nascholing
buiten het ziekenhuis.
Daarnaast blijf ik me inzetten voor voldoende en goed toegeruste zorgmedewerkers binnen
het ziekenhuis en in de wijk. Zo heb ik op 11 oktober 2024 de Kamer geïnformeerd over
mijn voornemen tot het publiceren van de subsidieregeling Strategisch Opleiden MSZ
voor de subsidiejaren 2025 en 2026. Deze subsidieregeling stimuleert ziekenhuizen,
umc’s en zelfstandig msz-klinieken strategisch op te leiden door bij- en nascholing.
Daarnaast stel ik per 2025 middelen beschikbaar om werkgevers te compenseren voor
het opleiden van zij-instromers in de wijkverpleging via de regeling Werkgeverskosten
opleiden wijkverpleging. Naast strategisch opleiden en bij- en nascholing blijf ik
investeren in het bekostigen van een groot aantal (medische) vervolgopleidingen via
de beschikbaarheidsbijdrage.
Vraag 8
Wat zijn de verwachte gevolgen van het niet verlengen van het Stagefonds Zorg voor
het aanbod van stageplekken in Caribisch Nederland en de personele capaciteit in de
zorg in Caribisch Nederland?
Antwoord 8
Het Stagefonds is recent niet gebruikt voor instellingen in Caribisch Nederland.
Vraag 9
Hoeveel transvrouwen hebben sinds 2019 gebruik gemaakt van de subsidieregeling borstprothesen?
Kunt u hiervan een overzicht per jaar leveren? Kunt u toelichten waarom ervoor gekozen
is om de subsidieregeling niet te verlengen na 2028?
Antwoord 9
Sinds 2019 hebben 623 transgender vrouwen gebruik gemaakt van de subsidieregeling.
Een overzicht per jaar is te zien in de onderstaande tabel met het aantal toekenningen
benoemd. Er wordt minder gebruik gemaakt van de regeling dan van tevoren werd verwacht.
Het gebruik van de regeling, zowel de aanvragen als de toekenningen, neemt af. De
beëindiging van de regeling is daarom een logische stap.
Jaar
2019
2020
2021
2022
2023
20241
Totaal
Aanvragen
195
166
134
117
145
117
874
Toekenningen2
190
166
122
100
127
102
807
X Noot
1
Huidig jaar. Er kunnen nog aanvragen binnenkomen.
X Noot
2
Inclusief de toekenningen waarbij, door het niet uitvoeren van de behandeling, een
terugvordering heeft plaatsgevonden. Dit betreft enkele gevallen.
Vraag 10
In welke gevallen zouden transvrouwen borstprothesen niet meer vergoed krijgen als
de subsidieregeling borstprothesen zou worden afgeschaft en in welke gevallen nog
wel?
Antwoord 10
Transgender vrouwen kunnen na het verlopen van de regeling alsnog een vergoeding ontvangen
voor borstprothesen vanuit de Zorgverzekeringswet (Zvw) als zij voldoen aan de geldende
criteria die gesteld worden voor agenesie/aplasie bij cisgender vrouwen. Dat is het
geval als er geen plooi onder de borst aanwezig is en er minder dan 1 centimeter klierweefsel
is. In alle andere gevallen moeten transgender vrouwen, net als cisgender vrouwen,
de behandeling zelf betalen.
Vraag 11
Kunt u nader toelichten op basis waarvan de keuze is gemaakt om een structurele korting
toe te passen op het niet-verplichte budget voor oorlogsgetroffenen en herinnering
Tweede Wereldoorlog?
Antwoord 11
Ik, de Staatssecretaris van Jeugd, Preventie en Sport, sta voor een kwalitatief hoogwaardige
zorg- en dienstverlening aan oorlogsslachtoffers en voor de continuïteit van de huidige
infrastructuur om de Tweede Wereldoorlog te herdenken en herinneren.
Tegelijkertijd besef ik dat de aangekondigde bezuinigingen ook dit beleidsterrein
raken. Ik heb echter een maximale inspanning gedaan om de impact hiervan te minimaliseren.
Ik kies er voor om de bestaande infrastructuur van veldpartijen te behouden, er wordt
dus niet bezuinigd op bijvoorbeeld de herinneringscentra en de zorg en ondersteuning
aan oorlogsslachtoffers. De bezuiniging bestaat met name uit het afzien van het opzetten
van nieuw beleid en extra investeringen in de WOII sector.
Vraag 12
Kunt u aangeven hoeveel personen in de afgelopen jaren zijn geholpen door het Joods
Maatschappelijk Werk? Kunt u per jaar aangeven welke daling u voorziet in aanvragen
en welk financieel gevolg dit heeft?
Antwoord 12
In 2023 had JMW in totaal ongeveer 1.975 cliënten. Voor de daling van het aantal cliënten,
baseren we ons op de prognoses van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) over het aantal
cliënten dat een beroep doet op de wetten en regelingen voor verzetsdeelnemers en
oorlogsgetroffenen. De afgelopen jaren was deze daling iets meer dan 8% per jaar.
De prognose van de SVB is dat deze doelgroep de komende jaren met 8–10% per jaar daalt.
Op basis van deze prognose wordt verwacht dat de primaire doelgroep van JMW die bestaat
uit eerste generatie oorlogsgetroffenen, met een vergelijkbaar percentage zal afnemen.
Aangezien de kosten niet evenredig afnemen met de afname van de doelgroep, is de afname
van de kosten vanaf 2027 begroot op 3%-4% per jaar.
Vraag 13
Hoeveel aanvragen zijn er sinds 2023 geweest voor de subsidieregeling Intergenerationeel
wonen? Hoeveel aanvragen staan op dit moment nog open en zullen zij nog wel gebruik
kunnen maken van de subsidieregeling? Hoeveel geld is nog onbesteed binnen de subsidieregeling?
Hoeveel geld wordt er gemiddeld uitgekeerd per aanvraag?
Antwoord 13
In 2023 is er door 8 organisaties subsidie aangevraagd en in 2024 door 4 organisaties.
Er is gemiddeld € 100.000 per organisatie aangevraagd. Er zijn op dit moment geen
openstaande aanvragen omdat het tijdvak van 2024 reeds is gesloten. Vanaf 18 november
2024 t/m 30 april 2025 is het weer mogelijk om subsidie aan te vragen. Dit is het
laatste tijdvak van deze subsidieregeling dat open wordt gesteld. In 2023 was er een
onderuitputting van +/- € 3, 5 mln. en in 2024 was er een onderuitputting van +/-
€ 7,7 mln. In 2023 was het subsidieplafond € 3,9 miljoen en in 2024 € 7,8 mln. Voor
aanvragen hoger dan € 25.000, geldt dat 50% uit wordt betaald bij verlening en 50%
bij vaststelling. De 50% die uit wordt betaald bij vaststelling, komt ten laste van
het plafond van het jaar waarin de vaststelling plaatsvindt.
Vraag 14
Wanneer wordt de Kamer exact geïnformeerd over de nadere invulling van het bedrag
van 16 miljoen ter bevordering van de sociale cohesie?
Antwoord 14
De komende periode zal de vormgeving van de beleidsinzet ter bevordering van cohesie
tussen samenwonende generaties nader worden uitgewerkt. Het streven is om de Kamer
in de loop van 2025 te informeren over de nadere invulling van de beschikbare (en
vanaf 2028 structurele) € 16 miljoen ter bevordering van de sociale cohesie.
Vraag 15
Hoeveel patiënten maken op dit moment gebruik van de subsidieregeling medisch noodzakelijke
zorg aan onverzekerden (SOV)? Om wat voor soort zorg gaat het hierbij en welke groepen
worden hier bediend?
Antwoord 15
Het is niet bekend voor hoeveel unieke patiënten gebruik wordt gemaakt van de subsidieregeling
medisch noodzakelijke zorg aan onverzekerden (SOV). Het CAK verwacht voor 2024 52.000
declaraties en € 95 miljoen aan zorgkosten te vergoeden. Het gaat om eerstelijnsverblijf,
farmacie, GGZ, huisartsenzorg, kraamzorg, paramedische zorg, tandheelkundige hulp,
verloskundige zorg, wijkverpleging, ziekenhuiszorg en zorg aan zintuigelijk gehandicapten.
Het gaat budgettair gezien met name om ziekenhuiszorg en GGZ-zorg. De subsidieregeling
medisch noodzakelijke zorg aan onverzekerden is bedoeld voor zorg aan onverzekerde
personen die rechtmatig in Nederland verblijven. Deze groep is onder te verdelen in
de volgende subgroepen:
Onverzekerde personen die wél verzekeringsplichtig zijn:
– Nederlandse dak- en thuislozen die zonder briefadres en structureel inkomen geen zorgverzekering
kunnen afsluiten en betalen. Deze groep is verzekeringsplichtig, omdat zij ingezetenen
zijn van Nederland.
– Arbeidsmigranten die aan het werk zijn, maar niet verzekerd zijn. Zij moeten loonbelasting
betalen en zijn daarom verzekeringsplichtig.
Onverzekerde personen die niet verzekeringsplichtig zijn:
– Werkloze arbeidsmigranten zonder rechten vanuit de Werkloosheidswet
– Toeristen die onvoldoende verzekerd zijn.
De maatregel richt zich op deze laatste groep onverzekerde personen die niet verzekeringsplichtig
zijn.
Vraag 16
Hoeveel minder mensen kunnen gebruik maken van de subsidieregeling medisch noodzakelijke
zorg aan onverzekerden (SOV) na de bezuiniging van € 40 miljoen per 2027? Hoe wordt
de beoogde afweging gemaakt welke zorg vanaf 2027 wel en niet nodig is voor deze groep?
Wat verstaat u onder acute zorg? Hoe verhoudt zich dit tot medisch noodzakelijke zorg?
Antwoord 16
Het is niet bekend voor hoeveel unieke patiënten gebruik wordt gemaakt van de SOV.
Acute zorg staat omschreven in artikel 1 van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen
zorg (Wkkgz) als «zorg in verband met een ervaren of geobserveerde mogelijke ernstige
of een op korte termijn levensbedreigende situatie als gevolg van een gezondheidsprobleem
of letsel dat plotseling is ontstaan of is verergerd.» Deze zorg blijft voor iedereen
beschikbaar.
Soms is zorg medisch noodzakelijk, maar is er geen levensbedreigende situatie. Voor
Nederlanders die in het buitenland op vakantie zijn geldt bijvoorbeeld ook dat acute
zorg direct wordt geleverd. Maar als zorg planbaar is (dus niet-acuut) wordt de zorg
niet zomaar vergoed. Dan moet de zorgverzekeraar daar eerst toestemming voor geven.
Vraag 17
Hoeveel levensjaren zou het naar verwachting kosten als er in 2027 ruim de helft van
het budget voor de SOV wordt wegbezuinigd?
Antwoord 17
Dat valt niet te zeggen.
Vraag 18
Welk deel van het budget van de SOV wordt gebruikt door toeristen en welk deel door
dak- en thuisloze mensen?
Antwoord 18
Dit is niet bekend.
Vraag 19
Wat betekent de ingeboekte bezuiniging op subsidies voor de regeling voor onverzekerbare
vreemdelingen?
Antwoord 19
De regeling onverzekerbare vreemdelingen (OVV) is geen subsidieregeling, maar een
wettelijke regeling. Dit is een andere regeling dan de subsidieregeling medisch noodzakelijke
zorg aan onverzekerden (SOV). De OVV is bedoeld voor kosten van zorg aan onverzekerbare
vreemdelingen. Dit zijn vreemdelingen die onrechtmatig in Nederland verblijven, zoals
uitgeprocedeerde asielzoekers. De ingeboekte bezuiniging heeft geen invloed op het
budget voor de OVV.
Vraag 20
Wat voor gevolgen hebben de bezuinigingen naar onderzoek in kwaliteit en kwaliteitsverbetering
van de zorg bij het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), het Zorginstituut
en ZonMw? Hoeveel mensen verliezen hierdoor hun baan? Worden lopende onderzoeken afgerond?
Hoe wordt bepaald op welke onderzoeken geschrapt wordt?
Antwoord 20
In de bijlage van de kamerbrief die u afgelopen maandag heeft ontvangen, heeft u kunnen
lezen dat wij ervoor hebben gekozen om minder budget beschikbaar te stellen voor onderzoek
en kwaliteit bij het RIVM, ZonMw en het Zorginstituut Nederland. De gevolgen hiervan
voor RIVM en ZonMw, ook voor het personeel, worden nader in kaart gebracht. Het Zorginstituut
voert de Subsidieregeling veelbelovende zorg uit. De regeling zal worden gestopt.
Na het stoppen van de subsidieregeling kunnen geen nieuwe subsidies worden verleend.
Onderzoeken waarvoor al subsidie is verleend worden conform planning afgerond.
Vraag 21
Welke onderzoeken en programma's worden niet voortgezet bij het Zorginstituut doordat
de regeling Veelbelovende zorg niet wordt verlengd?
Antwoord 21
De subsidieregeling Veelbelovende zorg stopt. Er was vaak sprake van onderuitputting.
Na het aflopen van de subsidieregeling worden geen nieuwe subsidies verleend. Onderzoeken
waarvoor al subsidie is verleend worden volgens planning afgerond. Zo wordt een huidig
onderzoek naar neusdruppels met stamcellen bij pasgeborenen met hersenschade nog afgerond.
Vraag 22
Hoeveel subsidie kreeg het Nederlandse Jeugdinstituut (NJI) en Stichting LOC waardevolle
zorg de afgelopen jaren? Op welke manier is het doelmatig om € 2 miljoen te korten
op beiden? Ten koste van welke taken gaat dit?
Antwoord 22
Stichting LOC en het Nederlands Jeugdinstituut (Nji) kregen over de periode 2022 tot
en met 2024 de volgende bedragen.
2022
2023
2024
Stichting Loc
€ 440.000
€ 446.000
€ 447.600
Nji
€ 11.000.000
€ 12.500.000
€ 19.037.000
Het Nji kreeg in 2024 18 miljoen, hiervan is € 6,7 miljoen euro bestemd voor de uitvoering
van de Hervormingsagenda jeugd, op dit gedeelte wordt niet gekort. Gezamenlijk voor
beide instellingen is er met deze taakstelling een korting van € 1,7 miljoen euro
ingeboekt. Per instelling is bekeken welke korting passend is. Beide organisaties
zijn op de hoogte gesteld over de korting. Over welke specifieke taken dit gaat gaan
we nog nader in gesprek met NJi en LOC.
Vraag 23
Welke projecten en opdrachten zaten in de planning die door de circa € 2 miljoen oplopend
tot structureel circa € 10 miljoen korting op de niet verplichte subsidie- en opdrachtenbudgetten
Jeugd vanaf 2026 nu niet door kunnen gaan? In hoeverre raakt dit de afspraken van
de Hervormingsagenda Jeugd?
Antwoord 23
Vanaf 2026 wordt het niet verplichte deel van het subsidie- en opdrachtenbudget gekort.
Op het moment van inboeken van de taakstelling zijn hier nog geen verplichtingen voor
aangegaan. Dit beperkt de ruimte, zeker vanaf 2028, om nieuwe regelingen, projectsubsidies
en opdrachten in de toekomst te verstrekken. De middelen die reeds beschikbaar waren
voor de uitvoering van de Hervormingsagenda zijn niet gekort met deze taakstelling.
Vraag 24
Hoeveel subsidie wordt er in de duurzaam maatschappelijk vastgoed (DUMAVA) regeling
beschikbaar gesteld voor specifiek de verduurzaming van sportverenigingen?
Antwoord 24
De regeling voor duurzaam maatschappelijk vastgoed (DUMAVA) is een subsidieregeling
voor al het maatschappelijk vastgoed in Nederland. Samen met het Ministerie van Volkshuisvesting
en Ruimtelijke Ordening zorg ik ervoor dat sportverenigingen vanaf 1 april 2025 gebruik
kunnen maken van deze regeling. Daarbij is 2025 een overgangsjaar, waarbij sportverenigingen
voor verschillende maatregelen gebruik kunnen maken van zowel de BOSA als DUMAVA.
Binnen de DUMAVA is er geen geld geoormerkt voor sportverenigingen. Het zijn algemene
middelen. Specifieke schotten zijn onwenselijk. Voor 2025 is er momenteel € 358 miljoen
begroot voor de DUMAVA.
Vraag 25
Hoe gaat u ervoor zorgen dat de nog niet ingewilligde Stimulering bouw en onderhoud
van sportaccomodaties (BOSA) aanvragen bij de DUMAVA-regeling terecht komen, aangezien
de DUMAVA-regeling op dit moment niet openstaat voor sportorganisaties?
Antwoord 25
Samen met het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening zorg ik, de
Staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport, ervoor dat sportverenigingen vanaf 1 april
2025 gebruik kunnen maken van deze regeling. Hiervoor wordt momenteel een wijzigingsregeling
opgesteld om dit juridisch ook mogelijk te maken. Verenigingen met een niet ingewilligde
BOSA-aanvraag kunnen volgend jaar een nieuwe aanvraag indienen bij DUMAVA.
Vraag 26
Hoeveel sportverenigingen kunnen er de komende jaren verduurzaamd worden met hulp
van de BOSA-subsidie, als we uitgaan van de gemiddelde hoogte van aanvragen uit het
verleden?
Antwoord 26
Allereerst moet ik, de Staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport, benadrukken dat
het moeilijk is om hier exacte aantallen aan te koppelen, vanwege alle variabelen
binnen de regeling. Bijvoorbeeld dat verenigingen meermaals een aanvraag kunnen indienen.
Voor 2025 is een budget van circa € 74 miljoen beschikbaar. Over de jaren heen kan
ik grofweg concluderen dat 1/3 van dit bedrag naar verduurzamingsmaatregelen gaat.
Dit betekent dat in 2025 een bedrag van circa € 24,5 miljoen uit de BOSA regeling
gebruikt wordt voor verduurzamingsmaatregelen.
Concluderend is de verwachting dat in 2025 circa 900 sportverenigingen voor een totaal
bedrag van circa € 24,5 miljoen verduurzamingsmaatregelen nemen. Voor de periode vanaf
2026 onderzoek ik de mogelijkheid de verduurzaming van sportverenigingen volledig
bij DUMAVA te beleggen.
Vraag 27
Wat bedoelt u precies met de zinsnee dat de bezuiniging van € 5 miljoen op onderzoek
en innovatie voor de sport de sport «in de basis niet raakt»?
Antwoord 27
Deze middelen worden ingezet om onderzoek te doen, professionals te ondersteunen met
kennis of om innovaties in de sport te ontwikkelen. Deze middelen worden niet ingezet
ten behoeve van ondersteuning van sportverenigingen en -clubs of ten behoeve van het
ondersteunen van mensen om te gaan of blijven sporten of bewegen. Zo worden subsidies
aan bijvoorbeeld Jeugdfonds Sport en Cultuur en Fonds Gehandicaptensport Nederland
niet geraakt.
Vraag 28
Welke specifieke maatregelen worden geschrapt met de € 10 miljoen bezuiniging op het
specifieke uitkering (SPUK) Sportakkoord 2?
Antwoord 28
De SPUK Sportakkoord zijn middelen voor gemeenten om uitvoering te geven aan het Sportakkoord.
De bestuurlijke afspraken met gemeenten en de sportsector met betrekking tot het Sportakkoord
lopen tot eind 2026. De middelen worden geschrapt vanaf 2027. Zoals afgesproken met
de Tweede Kamer willen we deze eerst goed evalueren, alvorens we besluiten hoe en
op welke manier we hier mee doorgaan. Er is nu nog geen vervolg vastgesteld voor het
Sportakkoord.
Vraag 29
Welke specifieke taken gaat NOC-NSF loslaten naar aanleiding van de € 900.000 bezuiniging?
Antwoord 29
De bezuiniging van € 900.000 in de sportsector gaat in vanaf 2027. De projectsubsidie
aan NOC*NSF, waarmee de afspraken die in Sportakkoord II zijn gemaakt worden uitgevoerd,
is dan afgelopen. In de lopende subsidie afspraken hoeft NOC*NSF niet te bezuinigen.
Op basis van het dan in te zetten beleid worden nieuwe afspraken gemaakt met de sportsector
waar eventuele middelen voor worden ingezet.
Vraag 30
Ten koste van wat gaat de bezuiniging van € 400.000 op het Mulier instituut? Gaan
andere instituten het sportonderzoek overnemen?
Antwoord 30
Er kunnen nu nog geen uitspraken worden gedaan wat er niet of minder onderzocht gaat
worden door Mulier Instituut. In 2025 wordt er op de instellingssubsidie van Mulier
Instituut nog geen bezuiniging gedaan. De bezuiniging van € 366.000 zal ingaan per
2026. In het eerste kwartaal van 2025 worden met Mulier Instituut besproken gemaakt
welke onderzoeken wel, en welke onderzoeken niet zullen worden opgepakt. De kennisinstituten
zijn momenteel met elkaar in overleg over hoe de onderzoeken zo goed mogelijk op elkaar
kunnen worden afgestemd. Als Staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport zal ik daar
ook bij aansluiten.
Vraag 31
Waar landt de generieke apparaatstelling? Om hoeveel fte gaat het? Kan dit uitgesplitst
worden per uitvoeringsorganisatie? Hoe verhoudt zich dit tot eerdere berichtgeving
dat de taakstelling op het ambtenarenapparaat niet bij uitvoeringsorganisaties terecht
zou komen?
Antwoord 31
In antwoorden op Kamervragen is door de Minister van Binnenlandse Zaken aangegeven
dat de generieke taakstelling op het apparaat een budgettaire taakstelling is.1 Daarbij is gesteld dat de Ministers zelf over de invulling gaan. Dit maakt dat ook
de uitvoering onderdeel kan uitmaken van de taakstelling. De generieke taakstelling
is toegepast voor het gehele VWS-concern. Dit is in 2025 een taakstelling van 1%,
oplopend naar 2,5% in 2029 en structureel. Het toepassen van de generieke taakstelling
is in lijn met de invulling van de taakstelling bij andere departementen.
In onderstaande tabel is een uitsplitsing gegeven van de generieke taakstelling per
uitvoeringsorganisatie:
Bedrag in mln.
2025
2026
2027
2028
2029
% Generieke Taakstelling
– 1%
– 1%
– 1,5%
– 2%
– 2,5%
Totale generieke taakstelling uitvoering
– 14,1
– 13,4
– 19,7
– 25,7
– 31,5
Totaal taakstelling buitendiensten
– 0,5
– 0,4
– 1
– 1,1
– 1,4
Generieke taakstelling CCMO
– 0,1
– 0,1
– 0,2
– 0,2
– 0,3
Generieke taakstelling DUS-I
– 0,1
0
– 0,1
– 0,1
– 0,1
Generieke taakstelling ESTT
– 0,1
– 0,1
– 0,2
– 0,2
– 0,3
Generieke taakstelling GR
0
0
– 0,1
– 0,1
– 0,1
Generieke taakstelling NSR
0
0
0
0
0
Generieke taakstelling RVS
0
0
– 0,1
– 0,1
– 0,1
Generieke taakstelling SCP
– 0,2
– 0,2
– 0,3
– 0,4
– 0,5
Totaal taakstelling IGJ
– 1,2
v1,2
– 1,8
– 2,4
– 3,0
Totaal taakstelling agentschappen
– 5,8
– 5,2
– 7,1
– 8,9
– 10,6
Generieke taakstelling (a)CBG
– 0,1
– 0,1
– 0,1
– 0,1
– 0,1
Generieke taakstelling CIBG
– 0,5
– 0,5
– 0,7
– 0,9
– 1,1
Generieke taakstelling RIVM
– 5,2
– 4,6
– 6,3
– 7,9
– 9,4
Totaal taakstelling ZBO's
– 6,6
– 6,6
– 9,8
– 13,3
– 16,5
Generieke taakstelling CAK
– 1,5
– 1,4
– 2,1
– 2,7
– 3,3
Generieke taakstelling CIZ
– 1,5
– 1,5
– 2,3
– 3,2
– 4,1
Generieke taakstelling CSZ
0
0
0
0
0
Generieke taakstelling Dopingautoriteit
0
0
– 0,1
– 0,1
– 0,1
Generieke taakstelling NVWA
– 1,4
– 1,5
– 2,2
– 3,1
– 3,9
Generieke taakstelling Nza
– 0,8
– 0,8
– 1,1
– 1,5
– 1,9
Generieke taakstelling PUR
0
0
0
0
0
Generieke taakstelling ZiNL
– 0,8
– 0,8
– 1,1
– 1,5
– 1,8
Generieke taakstelling ZonMw
– 0,6
– 0,6
– 0,9
– 1,2
– 1,4
Vraag 32
Kunt u een volledig overzicht leveren van de bezuinigingen op de SPUKs, uitgesplitst
per SPUK? Welke gevolgen, in het bijzonder op het vlak van seksuele gezondheid en
preventie, ziet u naar aanleiding van deze bezuinigingen?
Antwoord 32
Onderstaande tabel toont het overzicht van de kortingen per specifieke uitkering die
bij verwerking van het Hoofdlijnenakkoord zijn geboekt op de begroting van het Ministerie
van VWS.
In het regeerprogramma is aangegeven dat het kabinet werkt aan het omzetten van specifieke
uitkeringen in fondsuitkeringen, wat leidt tot meer autonomie voor gemeenten en minder
administratie- en controlelasten bij alle overheden. Het kabinet werkt aan een afwegingskader
dat voor iedere specifieke uitkering wordt
doorlopen om begin 2025 te komen tot een definitieve lijst van SPUKS die worden omgezet.
Hierbij wordt onder andere gekeken naar wat de consequenties zijn van omzetting van
een specifieke uitkering in een fondsuitkering in samenhang met de toegepaste korting.
Dit geldt ook voor de specifieke uitkeringen aanvullende seksuele gezondheidzorg en
op het gebied van preventie.
Uitgaven
Korting HLA
#
Naam
2024
2025
2026
2027
2028
2029
1
SPUK gezondheidsachterstanden1
0
0
0
– 1.536
– 1.535
– 1.535
2
SPUK Kansrijke start1
0
0
0
– 1.536
– 1.535
– 1.535
3
SPUK Valpreventie1
0
0
0
– 3.755
– 3.752
– 3.752
4
Brede SPUK
0
0
– 20.996
0
0
0
5
SPUK Versterking GGD'en
0
0
– 4.546
– 3.517
– 3.515
– 3.515
6
SPUK Heroïnebehandeling
0
0
– 1.333
– 1.236
– 1.235
– 1.235
7
SPUK Aanvullende seksuele gezondheidzorg
0
0
– 3.924
– 3.302
– 3.273
– 3.273
8
SPUK Transformatiemiddelen
0
0
-495
-495
0
0
9
SPUK aanpak huiselijk geweld
0
0
– 770
– 770
– 770
– 770
10
SPUK IZA
0
0
– 14.100
– 15.000
– 15.000
– 15.000
11
SPUK Mantelzorg1
0
0
0
– 900
– 900
– 900
12
SPUK randv. functies jeugdhulp
0
0
– 3.210
– 3.210
– 3.210
– 3.210
13
SPUK frictiekosten jeugd
0
0
– 6.000
– 6.500
– 2.800
0
14
SPUK Lokaal Sportakkoord1
0
0
0
– 1.000
– 1.000
– 1.000
15
SPUK Stimulering Sport
0
0
– 19.800
– 19.800
– 19.800
– 19.800
17
SPUK BRC1
0
0
0
– 7.230
– 7.230
– 7.230
Totaal uitgaven
0
0
– 75.174
– 69.787
– 65.555
– 62.755
Ontvangsten
Korting HLA
#
Naam
2024
2025
2026
2027
2028
2029
16
SPUK Stimulering Sport – ontvangsten
0
0
– 2.500
– 2.500
– 2.500
– 2.500
Totaal ontvangsten
0
0
– 2.500
– 2.500
– 2.500
– 2.500
X Noot
1
betreft budget voor specifieke uitkeringen die t/m 2026 onderdeel zijn van de brede
SPUK (regel 4)
Vraag 33
Kunt u inzichtelijk maken waar de ombuigingen op de niet-verplichte ruimte van de
verschillende artikelen terecht komen?
Antwoord 33
Hieronder treft u in de tabel (kolom Artikel onderdeel») een overzicht op welke artikelonderdelen
de ombuigingen op de niet verplichte ruimte worden verwerkt op de VWS begroting.
Bedragen in duizenden
Bewinds-
persoon
2025
2026
2027
2028
2029
Artikel onderdeel
Totaal
– 5.000
– 18.300
– 21.087
– 27.332
– 27.549
Korting op niet verplichte ruimte art. 1 Volksgezondheid (art. 1.1)
SJPS
–
– 457
– 457
– 457
– 457
Artikel 1.1 Gezondheidsbeleid (Subsidies):
– Lokaal gezondheidsbeleid
Korting op niet verplichte ruimte art. 3 Langdurige Zorg en Ondersteuning (art. 3.1)
SLMZ
–
– 1.690
– 1.690
– 1.690
– 1.690
Artikel 3.1 Participatie en zelfredzaamheid van kwetsbare groepen (Subsidies):
– Toegang tot zorg en ondersteuning
– Passende zorg en levensbrede ondersteuning
– Inclusieve samenleving
– Overige
Korting op niet verplichte ruimte art. 3 Langdurige Zorg en Ondersteuning (art. 3.2)
SLMZ
– 5.000
– 7.522
– 7.522
– 7.522
– 7.522
Artikel 3.2 Langdurige zorg tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten (Subsidies):
– Kennis, informatie en innovatiebeleid
– Zorg merkbaar beter maken
Korting op niet verplichte ruimte art. 4 Zorgbreed beleid (art. 4.1)1
MVWS
–
– 2.050
–
–
–
Artikel 4.2 Opleidingen, beroepenstructuur en arbeidsmarkt (Subsidies):
– Overige
Korting op niet verplichte ruimte art. 5 Jeugd (art. 5.3)
SJPS
–
– 1.956
– 5.268
– 9.863
– 10.080
Artikel 5.3 Effectief en efficiënt werkend jeugdstelsel (Subsidies):
– Jeugdbeleid
Artikel Effectief en efficiënt werkend jeugdstelsel (Opdrachten):
– Jeugdbeleid
Korting op niet verplichte ruimte art. 6 Sport en bewegen (art. 6.4)
SJPS
–
– 4.525
– 4.850
– 5.600
– 5.600
Artikel 6.4 Sport verenigt Nederland (Subsidies):
– Kennis en innovatie
– Sportakkoord
Korting op niet verplichte ruimte art. 7 Oorlogsgetroffenen en Herinnering WOII (art.
7.1)
SJPS
–
– 100
– 1.300
– 2.200
– 2.200
Artikel 7.1 De zorg- en dienstverlening aan verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen
WOII en de herinnering aan WOII (Subsidies):
– Overige
X Noot
1
Per abuis is er weergegeven dat de korting op de niet verplichte ruimte op artikelonderdeel
4.1 «Positie cliënt en transparantie van zorg» wordt verwerkt. Dit is niet correct
aangezien het wordt verwerkt op artikelonderdeel 4.2 «Opleidingen, beroepenstructuur
en arbeidsmarkt».
Vraag 34
Welke bezuinigingen op subsidies gaan al in 2025 in? Kunt u dit in een tabel aangeven?
Antwoord 34
In de ontwerpbegroting 2025 is de taakstelling 2025 als volgt verwerkt:
Artikel
Bedrag in miljoenen
Toelichting
4 Zorgbreed beleid
€ 30
Dit bestaat voor € 20 miljoen uit hogere ontvangsten, en € 10 miljoen lagere uitgaven.
De ontvangsten hebben betrekking op afrekening van eerder verstrekte subsidievoorschotten.
De uitgaven zijn met € 10 miljoen naar beneden bijgesteld omdat verwacht wordt dat
er op het totaalbedrag van € 676 miljoen enige onderuitputting zal optreden.
6 Sport en bewegen
€ 23
De ontvangstenraming is opgehoogd met € 23 miljoen in verband met verwachte terugontvangsten
uit de SPUK Meerkosten Energie Openbare Zwembaden (MEOZ). De voornaamste verklaring
hiervoor is dat gasprijzen gedurende de regeling lager uitvielen dan de op voorhand
geschatte gasprijzen.
Totaal
€ 53
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. Agema, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede namens
V. Maeijer, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede namens
V.P.G. Karremans, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.