Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Veltman en Van den Hil over het bericht ««Ongewenst en onacceptabel, maar we hebben geen keus», provincie woedend over treinloze maanden in 2029»
Vragen van de leden Veltman en Van den Hil (beiden VVD) aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over het bericht ««Ongewenst en onacceptabel, maar we hebben geen keus», provincie woedend over treinloze maanden in 2029» (ingezonden 4 oktober 2024).
Antwoord van Staatssecretaris Jansen (Infrastructuur en Waterstaat) (ontvangen 23 oktober
2024).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht ««Ongewenst en onacceptabel, maar we hebben geen keus»,
provincie woedend over treinloze maanden in 2029»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Bent u het eens dat Zeeland al veel heeft moeten slikken qua overlast op het spoor,
door de vele keren dat sprake is geweest van uitval van treindiensten?
Antwoord 2
De grote zorgen die leven bij de inwoners van Zeeland rondom de bereikbaarheid per
spoor en de uitval van treinverbindingen zijn mij bekend. Het verbeteren van de betrouwbaarheid
van het Zeeuwse spoor heeft daarom niet alleen mijn aandacht, maar die van alle partijen
in de spoorsector. Ik ben mij ervan bewust dat de inrichting van een proefbaanvak
voor ERTMS in Zeeland in de eerste periode negatieve impact zal hebben op het Zeeuwse
OV-systeem, en daarmee op de Zeeuwse reizigers. Daarom begrijp ik dat dit een vervelende
boodschap is.
De afgelopen periode zijn er meerdere onverwachte storingen en daaropvolgende werkzaamheden
op de Zeeuwse Lijn geweest. Daarbij is de communicatie en het vervangend vervoer niet
altijd van voldoende kwaliteit geweest. De eerdere werkzaamheden, verstoringen en
communicatie hierover zijn geëvalueerd met de spoorpartijen en de Zeeuwse overheden,
en de ervaringen zullen benut worden.
Vraag 3
Zo ja, hoe heeft u hiermee rekening gehouden in de afspraken die u met de provincie
Zeeland heeft gemaakt?
Antwoord 3
De komende jaren zal de spoorsector zich er samen met IenW voor inspannen om de inrichting
van het proefbaanvak in goede banen te leiden en de hinder zoveel mogelijk te beperken
en verzachten. Als basis hiervoor zijn er afspraken gemaakt over een maatregelpakket
voor hinderbeperking en betrouwbaarheid tussen IenW en de Provincie Zeeland. Niet
alleen de Provincie maar ook andere belanghebbende partijen als gemeenten, onderwijsinstellingen,
haven en bedrijven worden nauw betrokken bij de verdere uitwerking van het proefbaanvak
en de maatregelen. Periodiek zal stilgestaan worden bij de voortgang. Hierbij zal
de reiziger centraal staan.
Vraag 4
Deelt u de verwachting dat deze proef van grote invloed gaat zijn op de mobiliteit
van inwoners van Zeeland, wat van vitaal belang is voor levenskwaliteit van inwoners
en het economisch functioneren van de regio?
Antwoord 4
De komst van een proefbaanvak heeft hoe dan ook impact op de desbetreffende regio,
in welke regio dit dan ook is. Dat is vervelend maar niet te voorkomen. De komende
jaren zal de spoorsector zich er samen met IenW voor inspannen om de inrichting van
het proefbaanvak in goede banen te leiden en de hinder zoveel mogelijk te beperken
en verzachten. Er wordt goed gekeken naar de mogelijkheid om de duur van hinder te
beperken door simulaties, testen in een lab en het inrichten van meerdere proefbaanvakken.
Vraag 5
Zo ja, hoe gaat u ervoor zorgen dat de reizigers in Zeeland geen hinder ondervinden
van de treinloze maanden in 2029?
Antwoord 5
De komende jaren zal de spoorsector zich er samen met IenW voor inspannen om de inrichting
van het proefbaanvak in goede banen te leiden en de hinder zoveel mogelijk te beperken
en verzachten. Als basis hiervoor zijn er afspraken gemaakt over een maatregelpakket
voor hinderbeperking en betrouwbaarheid tussen IenW en de Provincie Zeeland. Niet
alleen de Provincie maar ook andere belanghebbende partijen als gemeenten, onderwijsinstellingen,
haven en bedrijven worden nauw betrokken bij de verdere uitwerking van het proefbaanvak
en de maatregelen. Periodiek zal stilgestaan worden bij de voortgang. Hierbij zal
de reiziger centraal staan.
Vraag 6
Zo nee, hoe gaat u ervoor zorgen dat de reizigers in Zeeland geen hinder ondervinden
van de treinloze maanden in 2029?
Antwoord 6
De komende jaren zullen alle partijen in de spoorsector zich er samen met IenW voor
inspannen om de inrichting van het proefbaanvak in goede banen te leiden en de hinder
zoveel mogelijk te beperken en verzachten. Als basis hiervoor zijn er afspraken gemaakt
over een maatregelpakket voor hinderbeperking en betrouwbaarheid tussen IenW en de
Provincie Zeeland. Niet alleen de Provincie maar ook andere belanghebbende partijen
als gemeenten, onderwijsinstellingen, haven en bedrijven zullen nauw worden betrokken
bij de verdere uitwerking van het proefbaanvak en de maatregelen. Periodiek zal stilgestaan
worden bij de voortgang. Hierbij zal de reiziger centraal staan.
Vraag 7
Wat is de noodzaak voor de lange duur van de proef?
Antwoord 7
De uitrol van het digitale treinbeveiligingssysteem ERTMS is cruciaal voor de toekomstige
veiligheid van het Nederlandse spoor. Het risico is te groot om dit systeem te implementeren
zonder eerst integraal getest te hebben of het in de operatie wel werkt. Na ervaringen
die de afgelopen jaren zijn opgedaan in binnen- en buitenland met de (voorbereiding
van) de uitrol is helder dat de overgang naar ERTMS hoe dan ook niet zomaar zal verlopen.
De introductie gebeurt daarom stapsgewijs: eerst via simulaties en testen in een lab,
dan in de praktijk op het eerste proefbaanvak Harlingen Haven – Leeuwarden en vervolgens
op het tweede, meer complexe proefbaanvak op de Zeeuwse Lijn.
Het proefbaanvak is een cruciale stap voordat de uitrol kan beginnen. Alleen zo kan
getest worden of infrastructuur en materieel in alle omstandigheden op elkaar aansluiten
en of personeel, machinisten en verkeersleiding hiermee kunnen werken. Dit gebeurt
door het uitvoeren van zogenaamde testscenario’s. Met de diversiteit aan onder meer
materieel van verschillende leveranciers is in de praktijk gebleken dat kinderziektes
niet te voorkomen zijn. Wel zijn deze grotendeels op te vangen door uitgebreid te
testen om zo de kans op landelijke verstoringen te beperken. Minder testen en beproeven
betekent een groter risico dat reizigers en verladers in een veel groter gebied onverwacht
met problemen worden geconfronteerd. De ervaringen uit binnen- en buitenland leren
namelijk dat uiteindelijk pas in de operatie blijkt waar de knelpunten zitten bij
de implementatie van een nieuw digitaal spoorbeveiligingssysteem.
Voor reizigers en verladers is een periode van 3 tot 4 maanden lang. Maar de spoorpartijen
hebben deze periode hard nodig om alle benodigde scenario’s te testen. Want het is
de bedoeling dat reizigers na de herstart van de exploitatie zo min mogelijk merken
van de komst van ERTMS. Minder testen en beproeven betekent een groter risico dat
reizigers en verladers in een veel groter gebied onverwacht met problemen worden geconfronteerd.
De komende periode wordt het test- en proefbedrijf verder uitgewerkt, waarbij duidelijk
wordt hoe dit er precies uit zal gaan zien voor de Zeeuwse Lijn. Er wordt goed gekeken
naar de mogelijkheid om de duur van hinder te beperken door simulaties, testen in
een lab en het inrichten van meerdere proefbaanvakken.
Vraag 8
Heeft u overwogen om de proef korter te laten duren?
Antwoord 8
Zie voor een toelichting op de doorlooptijd het antwoord op vraag 7.
Vraag 9
Is het mogelijk om de proef, als blijkt dat het korter kan, ook korter te laten duren?
Antwoord 9
De komende periode wordt het test- en proefbedrijf verder uitgewerkt, waarbij duidelijk
wordt hoe dit er precies uit zal gaan zien voor de Zeeuwse Lijn. Er wordt goed gekeken
naar de mogelijkheid om de duur van hinder te beperken door simulaties, testen in
een lab en het inrichten van meerdere proefbaanvakken. Als toch blijkt dat de proefbaanvakperiode
minder lang hoeft te duren, dan wordt deze ingekort. Echter, de verwachting is niet
dat het korter kan.
Vraag 10
Hoe werken uw ministerie en ProRail aan het voorkomen van kinderziektes en stremmingen
na de treinloze periode?
Antwoord 10
De uitrol van het digitale treinbeveiligingssysteem ERTMS is cruciaal voor de toekomstige
veiligheid van het Nederlandse spoor. Het risico is te groot om dit systeem te implementeren
zonder eerst integraal getest te hebben of het in de operatie wel werkt. Bij de invoering
van de Fyra is ervaren wat er kan gebeuren als dit niet gedaan wordt. De introductie
gebeurt daarom stapsgewijs: eerst simulaties en testen in een lab, dan op het eerste
proefbaanvak Harlingen Haven – Leeuwarden en vervolgens op het tweede proefbaanvak.
Het proefbaanvak is een cruciale stap voordat de uitrol kan beginnen. Minder testen
en beproeven betekent een groter risico dat reizigers en verladers in een veel groter
gebied onverwacht met problemen worden geconfronteerd.
Als het test- en proefbedrijf naar tevredenheid is verlopen, kan de dienstregeling
weer worden opgestart. We schakelen dan ook op het traject Goes – Roosendaal over
op ERTMS. Gedurende een langere periode wordt de gewone dienstregeling gereden met
reizigers in de trein maar met aanvullende maatregelen op de achtergrond. De aanvullende
maatregelen zijn er om eventueel reizigers op een andere manier te vervoeren of de
dienstregeling tijdelijk aan te passen als er problemen optreden. Spoorpartijen en
leveranciers houden in deze periode extra personeel achter de hand om bij eventuele
kinderziektes snel tot oplossingen te komen. De ervaringen uit binnen- en buitenland
leren namelijk dat uiteindelijk pas in de operatie blijkt waar de knelpunten zitten
bij de implementatie van een nieuw digitaal spoorbeveiligingssysteem.
Vraag 11
Hoe zorgen uw ministerie en ProRail ervoor dat ook bij kinderziektes en stremmingen
de reizigers in Zeeland geen hinder ondervinden?
Antwoord 11
De komst van een proefbaanvak heeft hoe dan ook impact op de desbetreffende regio.
Dat is vervelend maar niet te voorkomen. Er is goed gekeken naar de mogelijkheid om
de duur van hinder te beperken door simulaties, testen in een lab en het inrichten
van meerdere proefbaanvakken. Vanwege het belang van de OV-verbindingen voor de reizigers
in Zeeland staan in de afspraken met de Provincie Zeeland hinderbeperking en betrouwbaarheid
centraal. Zie voor een beschrijving van de periode na het test- en proefbedrijf het
antwoord op vraag 10.
Vraag 12
Op welke wijze gaan uw ministerie, NS en ProRail de communicatie richting reizigers
vormgeven, zowel in de treinloze periode als in de periode daarna?
Antwoord 12
Onderdeel van de nu gemaakte afspraken is dat er uitgebreide communicatie over de
hinderplanning en vervangend vervoer zal zijn. Alle betrokken partijen geven aan te
hechten aan proactieve, bijtijdse en volledige communicatie over hinder en vervangend
vervoer. Dit zal de komende jaren – in voorbereiding op de periode van buitendienststelling
van het proefbaanvak – samen verder uitgewerkt worden. Periodiek zal stilgestaan worden
bij de voortgang van deze maatregelen. Aangezien het testen en beproeven op de Zeeuwse
Lijn niet voor 2028 plaats zal vinden is hier voldoende voorbereidingstijd voor.
Vraag 13
Hoe wordt de hinder die de reizigers ondervinden tijdens de treinloze periode zodanig
gemonitord dat direct kan worden bijgestuurd indien aanpassingen in het vervangend
vervoer nodig zijn?
Antwoord 13
Vervangend vervoer is onderdeel van de afspraken die gemaakt zijn met de Provincie
Zeeland. NS zorgt in de periode van het proefbedrijf voor vervangend vervoer conform
deze afspraken en monitort dit. De ervaringen opgedaan bij de eerdere werkzaamheden,
verstoringen en communicatie hierover zullen benut worden. Hierbij wordt ingespeeld
op de specifieke Zeeuwse situatie. Bij de uitwerking van de maatregelen wordt de samenwerking
gezocht met de belanghebbende partijen om specifieke aandachtspunten te kunnen meenemen.
Het proefbedrijf betreft een langere aaneengesloten buitendienststelling die ver van
tevoren gepland wordt. Dit maakt het vervangend vervoer beter te plannen. Normaliter
wordt deze aanvraag 40 dagen van tevoren gedaan bij een geplande buitendienststelling.
Bij een storing is dat op het moment zelf (of heel krap van tevoren). Met deze voorbereidingstijd
kan een goede opdracht in de markt gezet worden. Daarbij zal aandacht zijn voor zowel
de 3 tot 4 maanden test- en proefbedrijf als de langere periode daarna, waarin er
een verhoogde kans op kinderziektes is. Ook hier worden eerder opgedane ervaringen
benut.
Vraag 14
Hoe wordt de hinder die de reizigers ondervinden tijdens de periode na de treinloze
periode zodanig gemonitord dat snel wordt geacteerd en hinder wordt voorkomen door
vervangend vervoer of anderszins?
Antwoord 14
Als het test- en proefbedrijf van 3 tot 4 maanden naar tevredenheid is verlopen, kan
de dienstregeling weer worden opgestart. We schakelen dan ook op het traject Goes
– Roosendaal over op ERTMS. Gedurende een langere periode wordt de gewone dienstregeling
gereden met reizigers in de trein maar met aanvullende maatregelen op de achtergrond.
De aanvullende maatregelen zijn er om eventueel reizigers op een andere manier te
vervoeren of de dienstregeling tijdelijk aan te passen als er problemen optreden.
Spoorpartijen en leveranciers houden in deze periode extra personeel achter de hand
om bij eventuele kinderziektes snel tot oplossingen te komen. De ervaringen uit binnen-
en buitenland leren namelijk dat uiteindelijk pas in de operatie blijkt waar de knelpunten
zitten bij de implementatie van een nieuw digitaal spoorbeveiligingssysteem.
Vraag 15
In het verleden bleken er geregeld te weinig bussen te zijn als treinvervangend vervoer,
hoe gaat u ervoor zorgen dat dit niet opnieuw gebeurt?
Antwoord 15
Het proefbedrijf betreft een langere aaneengesloten buitendienststelling die ver van
tevoren gepland wordt. Dit maakt het vervangend vervoer beter te plannen. Normaliter
wordt deze aanvraag 40 dagen van tevoren gedaan bij een geplande buitendienststelling.
Bij een storing is dat op het moment zelf (of heel krap van tevoren). Met deze voorbereidingstijd
kan een goede opdracht in de markt gezet worden. Daarbij zal aandacht zijn voor zowel
de 3 tot 4 maanden test- en proefbedrijf als de langere periode daarna, waarin er
een verhoogde kans op kinderziektes is. Ook hier worden eerder opgedane ervaringen
benut.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.A. Jansen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.