Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de reactie op verzoek commissie n.a.v. GR-advies “Verbetermogelijkheden voor het Bevolkingsonderzoek Borstkanker” (Kamerstuk 32793-780)
2024D39420 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bestond bij enkele fracties
behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Staatssecretaris van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport (V.P.G. Karremans) over de brief van 6 september
2024 inzake Reactie op verzoek commissie n.a.v. GR-advies «Verbetermogelijkheden voor
het Bevolkingsonderzoek Borstkanker» (Kamerstuk 32 793, nr. 780).
De voorzitter van de commissie,
Mohandis
Adjunct-griffier van de commissie,
Dooms
Inhoudsopgave
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
II. Reactie van de Staatssecretaris
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de fractie GroenLinks-PvdA hebben kennisgenomen van de reactie op verzoek
van de commissie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport naar aanleiding van het GR-advies
«Verbetermogelijkheden voor het Bevolkingsonderzoek Borstkanker». Hierbij hebben zij
nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de fractie GroenLinks-PvdA lezen dat de Staatssecretaris stelt dat «vrouwen
met informatie over de borstdichtheid (in veel gevallen onnodig) ongerust gemaakt
worden» en vragen zich hierbij af of de Staatssecretaris nader kan toelichten waarop
het wordt gebaseerd dat in veel gevallen het onnodig zou zijn voor vrouwen om zich
ongerust te maken? Kunt u aangeven hoeveel vrouwen met zeer dicht borstweefsel later
toch borstkanker bleken te hebben, wat niet bij de mammografie gesignaleerd is? Kunt
u nader toelichten op welke nadelen u exact doelt als u spreekt over het beschermen
van vrouwen «tegen de nadelen van screening»? Kunt u zich voorstellen dat veel vrouwen
het niet als een belasting zien om toegang te hebben tot informatie met betrekking
tot de borstdichtheid, maar juist als een opluchting? Kunt u zich voorstellen dat
veel vrouwen de wens hebben om volledig inzicht te hebben in hun eigen gezondheid
en lichaam? Wat is de visie van de Staatssecretaris op het zelfbeschikkingsrecht met
betrekking tot het eigen lichaam en in het verlengde daarvan, deelt de Staatssecretaris
de mening dat het recht op gezondheid en autonomie onder druk komt te staan door het
niet mogelijk maken van het screenen van vrouwen met behulp van een (verkorte) MRI?
De leden van de fractie GroenLinks-PvdA lezen dat er een proefbevolkingsonderzoek
CEM (Contrast Enhanced Mammography) van start is gegaan. Kunt u een concreet en helder
tijdsplan leveren van dit onderzoek, waarbij u ook aangeeft wanneer de resultaten
verwacht kunnen worden?
De leden van de fractie GroenLinks-PvdA lezen dat verschillende landen verschillende
werkwijzen hanteren met betrekking tot vrouwen met zeer dicht borstweefsel. Kunt u
nader toelichten in hoeverre en in welke opzichten de Nederlandse situatie verschilt
van de situatie in de tien Europese landen waar borstdichtheid wel geregistreerd en
opgenomen wordt in de gegevens van de betreffende cliënt?
De leden van de fractie GroenLinks-PvdA betreuren het tevens dat er weinig prioriteit
wordt gegeven aan vrouwspecifieke aandoeningen. Zij betreuren dat vrouwengezondheid
vaak pas belicht wordt en de nodige aandacht krijgt als vanuit de samenleving of de
Kamer hier een groot punt van wordt gemaakt. Zij vragen dan ook om een bredere kijk
op de gezondheidszorg, waarbij ook oog is voor vrouwen en in het bijzonder, vrouwen
met een niet-Westerse migratieachtergrond. De eerdergenoemde leden hebben in het verleden
moties ingediend met betrekking tot borstkankeronderzoek en hebben vragen omtrent
de uitvoering hiervan. Kunt u aangeven wat de huidige stand van zaken is van de uitvoering
van de motie Westerveld en Paulusma over het bevolkingsonderzoek meer inrichten op
basis van het risicoprofiel van de deelnemer?1 Kunt u aangeven wat de huidige stand van zaken is van de uitvoering van de motie
Westerveld en Tielen over het toewerken naar alternatieve borstkankeronderzoeken?2
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de reactie op het verzoek van
de commissie naar aanleiding van het Gezondheidsraadadvies omtrent verbetermogelijkheden
voor het Bevolkingsonderzoek Borstkanker. De recente berichtgeving in de media en
de reacties daarop hebben tot onrust geleid bij vrouwen, zo merken de leden van de
VVD-fractie op. Zij hebben daarom eerder schriftelijke vragen gesteld over borstonderzoek
bij vrouwen met dicht borstklierweefsel.3 In afwachting van de antwoorden hebben zij nog enkele aanvullende vragen.
Uit onderzoek van KPMG naar de beschikbare MRI-capaciteit voor mogelijk tijdelijke
aanvulling op borstkankerscreening bij vrouwen met zeer dicht borstweefsel4 zijn vier scenario’s opgenomen. De leden van de VVD-fractie vragen de Staatssecretaris
naar een uitwerking van deze scenario’s met daarbij aandacht voor benodigde personele
inzet, de kosten en baten, en praktische haalbaarheid.
In de brieven aan vrouwen die regulier worden opgeroepen en/of deelnemen aan het Bevolkingsonderzoek
Borstkanker wordt geschreven dat de tijd tussen de verschillende bevolkingsonderzoeken
of de tijd tussen onderzoek en vervolgonderzoek langer kan zijn dan verwacht. Deze
tekst impliceert capaciteitstekorten (door corona), ook in het geval er bevindingen
worden gedaan die tot vervolgonderzoek leiden. Dit roept bij veel vrouwen (extra)
onrust op. Is de Staatssecretaris bereid om deze brief te laten updaten of verbeteren,
zowel inhoudelijk als tekstueel?
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben uit het rapport «Verbetermogelijkheden voor het
bevolkingsonderzoek bij borstkanker» opgemaakt dat de resultaten van een borstscan
bij vrouwen met dicht borstweefsel minder betrouwbaar kunnen zijn dan bij vrouwen
zonder dit kenmerk. In de brief van de Staatssecretaris lezen zij echter dat het delen
van deze informatie volgens de Staatssecretaris mogelijk onrust zou kunnen veroorzaken
en dat het delen van deze informatie daarom achterwege wordt gelaten. Desondanks zijn
de leden van de NSC-fractie van mening dat vrouwen recht hebben op volledige informatie
over eventuele onzekerheden rond hun borstscan, zodat zij samen met hun behandelaar
een goed geïnformeerde keuze kunnen maken over hun gezondheid.
Kan de Staatssecretaris toelichten waarom vrouwen met dicht borstweefsel niet standaard
worden geïnformeerd over de verminderde betrouwbaarheid van hun borstscan? En is de
Staatssecretaris bereid om de informatievoorziening hierover te verbeteren?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de fractie van D66 hebben met interesse de reactie van de Staatssecretaris
gelezen. Deze leden hebben er moeite mee dat er (nog steeds) geen beleidsmatige oplossing
is om vrouwen met dicht borstweefsel beter te voorzien in vroegtijdige opsporing van
borstkanker. De leden van de D66-fractie steunen de oproep van Borstkanker Vereniging
Nederland, KWF Kankerbestrijding, Pink Ribbon en Women Inc, om hier verandering in
te brengen. Daartoe hebben deze leden een aantal vragen.
De leden van de D66-fractie vragen de Staatssecretaris om toelichting te geven welke
knelpunten er op korte termijn zijn om niet over te gaan op de invoering van een MRI
voor vrouwen met dicht borstweefsel? Kan de Staatssecretaris in zijn reflectie meenemen
dat er grote bereidheid is om MRI-capaciteit beschikbaar te stellen voor screening
op borstkanker? Voorts vragen deze leden of de Staatssecretaris specifiek in kan gaan
op het als haalbaar geachte scenario 4 uit het KPMG-rapport? Is de Staatssecretaris
bereid om dit scenario uit te werken, zo vragen deze leden? Zo nee, waarom niet? Zo
ja, welk tijdspad heeft de Staatssecretaris voor ogen?
De leden van de D66-fractie vragen welke stappen de Staatssecretaris zet om handelingsperspectief
voor vrouwen met zeer dicht borstweefsel te verbeteren? Kan de Staatssecretaris hier
ook ingaan op de DENSE-studie die over zes jaar is afgerond en de voorbereiding die
nodig is om voor deze grotere groep vrouwen vroegtijdige opsporing mogelijk te maken?
Op welke wijze kan deze voorbereiding nu al een oplossing bieden voor vrouwen met
zeer dicht borstweefsel, zo vragen deze leden.
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de Reactie op verzoek commissie
n.a.v. GR-advies «Verbetermogelijkheden voor het Bevolkingsonderzoek Borstkanker».
De leden hebben de volgende vragen aan de Staatssecretaris.
De leden lezen dat de reden dat deelnemende vrouwen niet worden geïnformeerd over
borstdensiteit binnen het bevolkingsonderzoek borstkanker is dat er geen vervolgaanbod
in de screening voor deze groep vrouwen is. De Staatssecretaris vindt dat doordat
er geen vervolgaanbod beschikbaar is, er een gebrek aan handelingsopties is, waardoor
vrouwen met informatie over de borstdichtheid (in veel gevallen onnodig) ongerust
gemaakt worden zonder dat ze iets kunnen doen met deze informatie. De leden van de
BBB-fractie vinden de redenering van deze Staatssecretaris niet logisch en teveel
gericht op denken binnen het systeem. Kan de Staatssecretaris specifiek aangeven wat
op dit moment (met een termijn van 1 jaar) het belangrijkste knelpunt is voor de invoering
van MRI voor vrouwen met dicht borstweefsel?
De leden van de BBB-fractie zijn van mening dat de enige reden dat deze vrouwen willen
weten wat hun borstdichtheid is dat zij bewust zijn van de hogere kans op borstkanker
en bij klachten naar de huisarts kunnen. Het niet informeren van vrouwen over hun
borstweefsel doet dan ook afbreuk aan hun recht op zelfbeschikking en kan ernstige
gevolgen hebben voor hun gezondheid. Deelt de Staatssecretaris de mening dat het niet
informeren van vrouwen over hun borstweefsel afbreuk doet aan hun recht op zelfbeschikking
en ernstige gevolgen kan hebben voor hun gezondheid?
Ook geeft de Staatssecretaris zelf aan dat een mammogram door een hogere borstdensiteit
moeilijker te lezen is en dit betekent dat tumoren moeilijker te zien zijn en dat
een beoordelend radioloog kan zien of er sprake is van hogere of lagere borstdensiteit.
Ook geeft hij aan dat voor het informeren van vrouwen over borstdensiteit een meting
noodzakelijk is waarmee kan worden vastgesteld welke categorie densiteit er precies
sprake van is (en dus van welk risicoprofiel). De Staatssecretaris sluit af met dat
deze meting op dit moment niet wordt uitgevoerd in het bevolkingsonderzoek, vanwege
het ontbreken van handelingsopties, zoals hierboven toegelicht.
Dat is nou precies het probleem in dit dossier vinden de leden van de BBB-fractie.
De Staatssecretaris geeft toe dat een mammogram door een hogere borstdensiteit moeilijker
te lezen is en dat dit betekent dat tumoren moeilijker te zien zijn maar verbindt
hier vervolgens geen acties aan vanwege het argument dat er geen behandelopties zijn.
De leden van de BBB-fractie vinden het volgende: voor effectieve zorg zijn effectieve
onderzoeken nodig zodat de patiënt en arts op de hoogte zijn van het risico op borstkanker.
Waarom blijft de Staatssecretaris het argument geen behandelopties gebruiken?
Tot slot, de leden van de BBB-fractie staan volledig achter de oproep om vrouwen altijd
te informeren over de dichtheid van hun borstweefsel zodat zij op de hoogte zijn van
een mogelijk hoger risico op borstkanker.
Kan de Staatssecretaris toezeggen dat hij ervoor gaat zorgen dat vrouwen tijdens het
bevolkingsonderzoek borstkanker geïnformeerd worden over de dichtheid van hun borstweefsel,
ondanks de huidige beslissing om dit de komende 7 à 8 jaar niet te doen? En kan de
Staatssecretaris toezeggen om bij het vaststellen van dicht borstweefsel voortaan
bij het borstkankeronderzoek een meting te doen waarmee kan worden vastgesteld welke
categorie densiteit er precies sprake van is en dus van welk risicoprofiel? Dit gaat
namelijk over levens!
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de reactie van de Staatssecretaris
over de verbetermogelijkheden voor het Bevolkingsonderzoek Borstkanker. Deze leden
hebben hierover enkele zorgen en vragen.
De leden van de CDA-fractie maken zich ten eerste zorgen over de vraag of klachten
van vrouwen ten aanzien van het bevolkingsonderzoek borstkanker voldoende serieus
genomen worden. Deze leden vragen of de Staatssecretaris hierop wil reflecteren, gezien
zijn uitspraak dat hij «vrouwen niet wil belasten» met informatie waar zij geen vervolg
aan kunnen geven en de reacties daarop in de media en bij de Borstkankervereniging
Nederland.
De leden van de CDA-fractie vragen waar de opvatting van de Staatssecretaris dat vrouwen
ongerust worden gemaakt als zij meer informatie krijgen over de dichtheid van hun
borstweefsel precies op is gebaseerd. Deelt de Staatssecretaris de mening dat onzekerheid
over de dichtheid van het borstweefsel net zo goed tot ongerustheid kan leiden, zeker
als bekend is dat de zorgverlener dit wel weet of kan weten? Hoe reageert hij op het
bericht dat bij de Borstkankervereniging inmiddels tientallen ongeruste vrouwen zich
hebben gemeld? Wat zorgt er wat hem betreft voor meer onrust, het wel of niet informeren
van vrouwen? Deze leden vragen ook in hoeverre vrouwen er (juridisch) recht op hebben
om deze informatie te krijgen, als bekend is dat bij dichter borstweefsel tumoren
minder snel opgespoord worden? Wat zou het in de praktijk betekenen als de precieze
weefseldichtheid wel wordt gemeten en de resultaten daarvan worden gedeeld met vrouwen?
De leden van de CDA-fractie zien ook het belang van het goede gesprek in tussen vrouwen
en zorgverleners. In hoeverre heeft de Staatssecretaris vertrouwen in de kundigheid
van zorgverleners en het goede gesprek tussen zorgverlener en zorgvrager zodat mogelijke
ongerustheid weg kan worden genomen?
De leden van de CDA-fractie lezen dat recent nieuw onderzoek is gestart. Deze leden
vragen of de Staatssecretaris kan aangeven wanneer de uitkomsten van dit onderzoek
bekend zijn. Deze leden vragen ook aan welke vervolgstappen de Staatssecretaris denkt
als de uitkomsten van dit onderzoek positief zijn.
De leden van de CDA-fractie ontvangen graag een uitgebreide reactie op alle mogelijke
verbeteringen in het borstkankeronderzoek. Deze leden vragen of de Staatssecretaris
specifiek wil ingaan op de mogelijkheden, voor- en nadelen en kosten van extra of
verkorte MRI-scans en verbeteringen in mammografieën, zodat de Kamer een gedegen afweging
kan maken over mogelijke maatregelen. Deze leden ontvangen ook signalen dat de mammografie
erg pijnlijk kan zijn, en vragen de Staatssecretaris of hij dit herkent en of op dit
punt verbeteringen in de maak zijn.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris.
Zij hebben hierover nog enkele kritische vragen en opmerkingen.
De leden van de SP-fractie constateren dat de Staatssecretaris in zijn brief vooral
beargumenteerd waarom hij er niet voor kiest om aanvullende screening voor vrouwen
met zeer dicht borstweefsel mogelijk te maken en waarom vrouwen niet worden geïnformeerd
over het feit dat zij dicht borstweefsel hebben. Daarmee biedt hij echter totaal geen
oplossing voor de vrouwen waarbij tumoren niet goed zichtbaar zijn bij een mammografie,
vanwege het feit dat zij dicht borstweefsel hebben. Wat is de Staatssecretaris bereid
om wél te doen om deze vrouwen te helpen? Is hij het ermee eens dat er voor hen wel
een oplossing moet komen?
II. Reactie van de Staatssecretaris
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. Mohandis, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
I.L.E. Dooms, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.