Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Welzijn over het bericht «Bijstand veel voorkomende bron van schulden»
Vragen van het lid Welzijn (Nieuw Sociaal Contract) aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht «Bijstand veel voorkomende bron van schulden» (ingezonden 3 september 2024).
Antwoord van Staatssecretaris Nobel (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen
16 oktober 2024).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het onderzoek «Bijstand veelvoorkomende bron van schulden»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Herkent u het aantal van 286.000 mensen dat een openstaande bijstandsschuld heeft
van in totaal 1,4 miljard euro?
Antwoord 2
In grote lijnen herken ik deze cijfers. Het aantal mensen met een openstaande bijstandsschuld,
baart mij zorgen. In veel gevallen gaat het hier om financieel kwetsbare inwoners
die niet eenvoudig zelfstandig een (bijstands)schuld kunnen aflossen. Wel geef ik
graag een verduidelijking bij de genoemde cijfers.
Zoals de auteurs zelf ook benoemen, is de noemer bijstandsschulden in het artikel
veelomvattend en divers van aard, waarbij er in het artikel niet altijd de ruimte
is om daarin nuance aan te brengen. Toegespitst op de algemene bijstand en de bijzondere
bijstand betrof het respectievelijk 126 duizend en 90 duizend mensen, met eind 2022
een totale saldoschuld van respectievelijk 492 en 127 miljoen euro.2
De diversiteit binnen de noemer bijstandsschulden vertaalt zich, doordat het bij Bbz
en Tozo vaak gaat om langlopende hoge leningen (in totaal is daar een openstaand saldobedrag
van bijna 404 miljoen euro mee gemoeid), in een vertekend beeld van het gemiddelde
en de omvang van de bijstandsschulden. Onderstaande figuur toont daarom de spreiding
in de omvang van openstaande vorderingen die mensen hebben. De grootste groep debiteuren
(20%) heeft een openstaande vordering tussen € 1.000 en € 2.500 en meer dan de helft
(54%) van de debiteuren heeft een openstaande vordering onder de € 2.500.
Figuur: Aantal debiteuren met één of meerdere vorderingen (excl. AIO) die ontstaan
zijn vanaf 1 januari 2013 naar saldoklassen, ultimo vierde kwartaal 2022
Bron: Bijstandsdebiteuren en -fraudestatistiek, kw4 2022 | CBS; bewerking SZW.
Vraag 3
Hoe beziet u het aantal mensen met schulden tegenover het aantal mensen dat een bijstandsuitkering
heeft?
Antwoord 3
Het artikel constateert dat er in januari 2020 ongeveer 230.000 mensen waren met een
bijstandsschuld. Daarvan waren er 110.000 op dat moment nog bijstandsgerechtigd. Dat
betekent dat op dat moment bijna een op de vijf bijstandsgerechtigden een openstaande
bijstandsschuld had.
Zowel het aantal bijstandsgerechtigden met schulden als het aantal bijstandsontvangers
dat schulden heeft baart mij zorgen. In veel gevallen gaat het hier om financieel
kwetsbare mensen die niet eenvoudig zelfstandig een (bijstands)schuld volledig kunnen
aflossen. Ik vind het daarom belangrijk dat we proberen dit aantal daarom ook zo veel
mogelijk te beperken.
Daarbij wil ik benoemen dat het van belang is om onderscheid te maken tussen mensen
die algemene bijstand ontvangen en mensen met leningen (zoals een Bbz-krediet). Het
Bbz-krediet is weliswaar een schuld, maar is van een andere aard dan een schuld die
ontstaat door een terugvordering en/of boete. Een bedrijfskrediet wordt wel bewust
aangevraagd én verstrekt, als manier om vanuit de bijstand weer zelfstandig in het
bestaan te kunnen gaan voorzien. Er vindt een levensvatbaarheidstoets van het bedrijf
plaats, waarbij het inkomen toereikend moet zijn voor zowel de privéuitgaven als voor
de voortzetting van het bedrijf. Ik zou deze schuld niet direct als problematische
schuld willen benoemen.
Vraag 4
Wat is uw reactie op de analyse van de onderzoekers?
Antwoord 4
In dit antwoord geef ik tevens invulling aan het verzoek van de vaste commissie van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid in de procedurevergadering van 10 september 20243 om een reactie te geven op het artikel op het platform Economisch Statistische Berichten
(ESB). Het antwoord op deze vraag is daarmee wat langer dan gebruikelijk.
Op hoofdlijnen concluderen de auteurs dat:
– Er aandacht moet zijn voor de (financiële) kwetsbaarheid van veel (voormalige) bijstandsgerechtigden
en voor onwenselijke effecten van bijstandsschulden;
– De inzet van preventie kan helpen bij het voorkomen van (het hoog oplopen van) bijstandsschulden;
– De overheid bij de vormgeving van wetten en regels meer aandacht kan hebben voor het
risico op het ontstaan van bijstandsschulden, concreet bij de «menselijke maat» binnen
het bijstandssysteem
– Gemeenten rekening dienen te houden met de verschillende rollen waarin inwoners met
(medewerkers van) de gemeente te maken krijgen.
De hier genoemde conclusies onderschrijf ik in grote lijnen. Ik deel de constatering
dat veel bijstandsgerechtigden zich in een financieel kwetsbare positie bevinden,
de bijstand is immers een laatste vangnet voor mensen die zelf (tijdelijk) niet in
staat zijn om in hun eigen levensonderhoud te voorzien. We moeten daarom zo veel mogelijk
inzetten om te voorkomen dat bijstandsschulden ontstaan of onnodig oplopen. Ook onderschrijf
ik dat preventie en nazorg eraan kunnen bijdragen dat zo min mogelijk bijstandsschuld
ontstaat en dat er bij de vormgeving van wetten en regels aandacht moet zijn voor
het risico op het ontstaan van (bijstands)schulden. Door bijvoorbeeld het aanvraagproces
eenvoudiger en sneller te maken, is er minder kans dat een eventuele bijstandsschuld
ontstaat en/of oploopt. Tot slot vind ik met de auteurs dat vakkundigheid van professionals
in de uitvoering van de Participatiewet van groot belang is, met daarin ook oog voor
de door de auteurs geschetste rollencomplexiteit.
Het vereenvoudigen van het systeem en het centraal zetten van de menselijke maat in
ons beleid, wet- en regelgeving zijn dan ook de inzet van mijn ministerie in de afgelopen
en komende periode.
Aandacht voor (financiële) kwetsbaarheid bij begin en beëindiging van bijstand
Graag licht ik de ontwikkelingen en plannen op dit terrein nader toe. Ik vind het
belangrijk om te voorkomen dat een eventueel te veel ontvangen voorschotten bij aanvang
van de bijstand en terugvorderingen bij beëindiging van de bijstand hoog oplopen,
wat kan leiden tot (problematische) schulden. Het overgrote deel van de (voormalige)
bijstandsgerechtigden is namelijk financieel kwetsbaar. Tegelijkertijd is het voor
het draagvlak in de samenleving van cruciaal belang dat alleen mensen bijstand ontvangen
die het echt nodig hebben en er recht op hebben. En dat een te veel verstrekte uitkering
wordt teruggevorderd. Het betreft hier immers gemeenschapsgeld.
Om bijstandsschulden te voorkomen zet ik in op het verbeteren van 1) wet- en regelgeving,
2) voorlichting en 3) de uitvoering door gemeenten.
1) Verbeteren wet- en regelgeving
In het wetsvoorstel Participatiewet in Balans zijn wijzigingen voorgesteld om de aanvraagprocedure
voor een bijstandsuitkering te versoepelen. Een aantal wijzigingen geldt voor eenieder:
het wordt mogelijk om een bijstandsuitkering toe te kennen op basis van DigiD en het
wordt mogelijk voor de aanvrager om zich te laten identificeren met een rijbewijs.
Een andere wijziging geldt specifiek voor de bijstandsgerechtigde die is uitgestroomd
naar werk maar die door omstandigheden binnen twaalf maanden weer de bijstand instroomt.
Hiervoor wordt een verkorte aanvraagprocedure mogelijk. Bij een verkorte aanvraagprocedure
kan de gemeente gebruikmaken van de gegevens die bekend zijn uit de eerdere bijstandsperiode
als hierin geen wijzigingen zijn opgetreden. Het achterliggende idee is dat mensen
makkelijker een stap naar werk zullen zetten wanneer zij weten dat ze eenvoudig terug
kunnen vallen op een bijstandsuitkering, en niet opnieuw een langdurig aanvraagproces
hoeven te doorlopen indien ze toch uitvallen na werk. Door het aanvraagproces eenvoudiger
en sneller te maken, is er minder kans dat een eventuele bijstandsschuld ontstaat
en/of oploopt. Daarnaast zullen maatregelen als het mogelijk maken om bijstand met
terugwerkende kracht aan te vragen, een ondergrens bij het vrijstellen van giften
en makkelijker verrekenen van inkomsten eraan bijdragen dat zo min mogelijk mensen
bijstandsschulden opbouwen.
Uit onderzoek blijkt daarnaast dat verreweg de meeste bijstandsgerechtigden zich houden
aan de regels. Aan de bijstand zitten de nodige verplichtingen vast, op de naleving
daarvan wordt toegezien. Daarbij is het van belang om te erkennen dat een ontstane
(bijstands)schuld een grote impact kan hebben op het leven van een betrokkene. Recente
jurisprudentie benadrukt dan ook dat een terugvordering evenredig moet zijn ten opzichte
van het te dienen doel.4 Met het wetsvoorstel Participatiewet in balans wordt aangesloten bij het Maatregelenbesluit
socialezekerheidswetten, waardoor gemeenten meer ruimte krijgen om bij het opleggen
van maatregelen rekening te houden met de individuele omstandigheden. Professionals
krijgen daarmee ruimte voor maatwerk en kunnen bijvoorbeeld bij terugvorderingen het
gevolg van een terugvordering voor de betreffende inwoner meewegen.
Daarnaast is het kabinet bezig met het wetsvoorstel Handhaving sociale zekerheid.
Hiermee wordt het handhavingsstelsel in de sociale zekerheid in brede zin herijkt.
Ook het terugvorderings- en sanctiebeleid worden bij deze herijking onder de loep
genomen. Handhaving is een breed begrip in het kader van de herijking. Het gaat niet
alleen om de reactie op een overtreding. Ook preventie is onderdeel van deze herijking.
Want liever dan reageren als het is misgegaan, wil ik vergissingen en misbruik voorkomen.
Door heldere regels, begrijpelijke communicatie en passende dienstverlening. En door
misbruikbestendige wetgeving. Hiermee worden de nadelige gevolgen voor uitkeringsgerechtigden
en de overheid beperkt.
2) Verbeteren voorlichting
Het programma Simpel Switchen heeft in de Participatieketen5 als één van de doelen ervoor te zorgen dat mensen beter begrijpen wat de financiële
gevolgen zijn van aan het werk gaan vanuit de bijstand. De onzekerheid over financiële
gevolgen weerhoudt mensen er vaak van om de stap naar werk te zetten. Er zijn verschillende
producten ontwikkeld om mensen meer inzicht in de financiële gevolgen van aan het
werk gaan te geven en onzekerheden zoveel mogelijk te verminderen.
Een aantal jaren geleden is door het Nibud de «Van uitkering naar werk berekenaar»
ontwikkeld. Deze tool helpt mensen en hun begeleiders om meer en beter financieel
inzicht te krijgen als zij (deeltijd) gaan werken.
Met het Nibud zijn wij bezig om deze tool te updaten, gebruiksvriendelijker te maken
en beter in te bedden in de dienstverlening richting mensen met een uitkering. In
aanvulling op deze tool is het «Goed geregeld»-gesprek ontwikkeld. Dit helpt inwoners
en professionals om inzicht te krijgen in de financiële situatie als een stap vanuit
de bijstand naar werk wordt gezet. Gezamenlijk zorgen deze maatregelen ervoor dat
er minder (onterechte) terugvorderingen komen en wanneer deze komen, de inwoner hier
beter op is voorbereid zodat deze terugvordering niet direct hoeft te leiden tot een
problematische schuld.
3) Verbeteren uitvoering
Uiteindelijk is het aan gemeenten om in de uitvoering van de bijstand de menselijke
maat en coulance te bieden. Ik wil gemeenten binnen deze kaders daarvoor de ruimte
bieden.
Het opleggen van een sanctie door de gemeente kan gerechtvaardigd zijn. Er zijn immers
regels en iemand heeft zich daar niet aan gehouden. Maar de overheid is het aan de
betrokkene verschuldigd om een bewuste keuze te maken in de sanctie die opgelegd wordt.
Het mag bijvoorbeeld niet zo zijn dat de overheid mensen die onbedoeld een fout maken
direct als fraudeur bestempelt. Zo heeft het kabinet in het Hoofdlijnenakkoord6 gesteld dat er een recht op vergissen komt en dat een enkele fout niet langer een
burger diep in de problemen kan duwen. In de derde voortgangsbrief herijking handhavingsinstrumentarium7 is dit vergisrecht nader uitgewerkt. Een sanctie moet passend en evenredig zijn.
Dat geldt zowel voor overtredingen van de inlichtingenplicht, waarvoor een boete kan
worden opgelegd, als voor het overtreden van andere verplichtingen, waarvoor een maatregel
kan worden opgelegd. In de uitvoering moet ruimte zijn om te voorkomen dat de gevolgen
van overheidsingrijpen voor mensen onevenredig groot zijn. Tegelijkertijd sta ik in
die situaties dat burgers willens en wetens de regels overtreden, voor een stevige
reactie. Misbruik ondermijnt het draagvlak voor ons sociale stelsel. Het gaat om gemeenschapsgeld
dat rechtmatig besteed moet worden.
Ik vind het kortom van belang dat we zacht zijn waar het kan, en streng zijn waar
nodig, met meer beslisruimte voor professionals in de uitvoering. De menselijke maat
moet centraal staan. Daarbij kunnen gemeenten inzetten op proactieve dienstverlening
en bijvoorbeeld uitbreiding van het sociaal incassobeleid. Specifiek bij bijstandsschulden
is essentieel daarbij dat de afdelingen die verantwoordelijk zijn voor bijstandsdebiteuren
en schulddienstverlening binnen gemeenten nauw met elkaar samenwerken.
Het voorkomen van vergissingen in de sociale zekerheid om ervoor te zorgen dat zo
min mogelijk bijstandsschuld wordt opgebouwd, is daarnaast een gezamenlijke uitdaging
van SZW, UWV, de SVB en gemeenten. In 2022 is daarom Team Preventie opgericht, een
multidisciplinair team dat zich gebogen heeft over de vraag hoe burgers beter geholpen
kunnen worden om de regels binnen de sociale zekerheid na te leven. De auteurs verwijzen
hier ook al naar in het artikel. Team Preventie heeft haar bevindingen en aanbevelingen
gebundeld in een eindadvies, dat op 29 februari 2024 is opgeleverd.8
Daarin geeft Team Preventie aan dat het niet schort aan kennis en ideeën over hoe
fouten voorkomen kunnen worden. Zij constateert dat het tijd is voor de volgende stap:
van denken naar doen.
Het team benoemt vier actielijnen, die gaan over het begrijpen en ontmoeten van de
uitkeringsontvanger, het leren van vergissingen en het centraal stellen van preventie
in het proces. SZW, UWV, de SVB en VNG werken sinds februari hard aan de opvolging
van deze aanbevelingen. Daarbij staat de inzet op begrijpelijke en menselijke dienstverlening,
doenbare processen en een lerende organisatie centraal. Zoals toegezegd in de derde
voortgangsbrief herijking handhavingsinstrumentarium9 zal ik uw Kamer op een later moment nader informeren over de opvolging van de aanbevelingen
van Team Preventie.
Tevens is er vanuit het programma Simpel Switchen aandacht voor het versnellen van
werkprocessen die bijdragen aan het zoveel mogelijk voorkomen van terugvorderingen
en het snel kunnen verkrijgen van de uitkering. Zo zijn de toolkit «Snelle aanvraag,
snel besluit» en het stappenplan «Stap voor stap Simpel Switchen tussen uitkering
en werk» ontwikkeld om professionals van gemeenten te ondersteunen.
In spoor 3 van het programma Participatiewet in Balans wordt gewerkt aan het versterken
van de vakkundigheid van professionals en een cultuurverandering binnen de uitvoering
van de Participatiewet van controle naar dienstverlening. Veel gemeenten hebben deze
professionaliseringsslag al ingezet, de professionals hebben afgelopen jaren hun beroepsidentiteit
verder ontwikkeld, bijvoorbeeld met de oprichting van het kwaliteitsregister sociaal
domein en de beroepsvereniging SAM richt zich op de professionele groei van deze beroepsgroep
en organiseert bijvoorbeeld intervisie, reflectie en onderlinge toetsing waarbinnen
die professionele groei plaatsvindt. Spoor 3 versterkt deze ontwikkeling verder, waarbij
het kabinet samen met de beroepsgroep een instrumentarium wil ontwikkelen voor de
professionals.
Door het verruimen van de wettelijke kaders, de introductie van het vergisrecht10 en het bieden van instrumenten om werkprocessen rondom de bijstand te versnellen,
verwacht ik (professionals binnen) gemeenten voldoende in staat te stellen om bijstandsschulden
zo veel mogelijk te voorkomen.
Vraag 5
Kunt u reageren op de stelling van de onderzoekers dat mensen in de problemen zijn
gekomen door streng handhavingsbeleid dat geen verschil maakte tussen fraudeurs enerzijds
en mensen die onbewust een fout hebben gemaakt anderzijds?
Antwoord 5
Het rapport «Hardvochtige effecten op burgers door knelpunten in (uitvoering) wet-
en regelgeving binnen de sociale zekerheid»11 heeft aanleiding gegeven om de Participatiewet beter te laten aansluiten op de omstandigheden
en mogelijkheden van de mensen voor wie deze bedoeld is.
Dit is nogmaals onderschreven door het Parlementair enquêterapport «Blind voor mens
en recht».12 Zoals toegelicht in het antwoord op vraag 4 wordt mede naar aanleiding van deze bevindingen
via het wetsvoorstel Participatiewet in balans en het wetsvoorstel Handhaving sociale
zekerheid gewerkt aan het wegnemen van hardheden in de huidige praktijk en wordt meer
ruimte gecreëerd voor maatwerk om te kunnen inspelen op de persoonlijke situatie van
mensen.
Vraag 6
Kunt u aangeven hoe de totale schuldenlast verdeeld is over schulden als gevolg van
bijstandsleningen, vorderingen zonder overtreding, vorderingen met overtreding inlichtingenplicht
en de categorie overige schulden?
Antwoord 6
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de stand van zaken eind 2022.
Tabel 1: aantal openstaande vorderingen inclusief ontstaansgrond, debiteuren en saldoschuld
ultimo 2022; totaal en gerelateerd aan algemene en bijzondere bijstand
Bron: Bijstandsdebiteuren en -fraudestatistiek, kw4 2022 | CBS; bewerking SZW.
Vraag 7
Welk deel van de mensen met bijstandsschulden heeft ook andere schulden?
Antwoord 7
Uit cijfers van het CBS13 weten we dat in 2023 rond de 8,8 procent (ca. 726.000) huishoudens met problematische
schulden leefden. Op 1-1-2023 had 15,5% van de huishoudens met problematische schulden
een bijstandsuitkering (112.300 huishoudens). Van de huishoudens zonder schulden had
4,2% (315.400 mensen) een bijstandsuitkering.
De onderzoekers hebben in het artikel becijferd welk deel van de mensen met bijstandsschulden
onderdeel is van een huishouden met geregistreerde problematische schulden. Hiervoor
hebben zij gebruikgemaakt van een smallere maar vergelijkbare definitie dan de definitie
die door het CBS wordt gehanteerd voor problematische schulden.14 Alleen spreken zij over individuen, terwijl de bovenstaande definitie van het CBS
uitgaat van huishoudens. Uit de analyse van de onderzoekers kan ik afleiden dat een
deel van de mensen met bijstandsschulden ook geregistreerde problematische schulden
heeft: 42 procent van alle mensen met een bijstandsschuld heeft ook andere (problematische)
schulden, en 37 procent van de mensen met een bijstandsschuld én een bijstandsuitkering
heeft andere (problematische) schulden.
Mogelijk betreft het hier een onderschatting, omdat in de gehanteerde indicator voor
problematische schulden niet alle andere schulden meegenomen zijn.
Vraag 8
Wat is de gemiddelde aflostermijn (in jaren) voor het aflossen van deze combinatie
van schulden?
Antwoord 8
De aflostermijn is van verschillende zaken afhankelijk. Ten eerste is de aflostermijn
afhankelijk van de ontstaansgrond. Leningen inzake uitkeringen voor levensonderhoud
en bedrijfskredieten op basis van het Bbz of een krediethypotheek (zie voor meer toelichting
het antwoord op vraag 2) kennen naar hun aard en omvang meestal een lange looptijd.
Ten tweede is de aflostermijn afhankelijk van de hoogte van de bijstandsschuld en
de andere schulden. Vervolgens is van belang welke afspraken er gelden voor aflossing.
Gemeenten hebben enige beleidsvrijheid bij het kwijtschelden (en afboeken) van bijstandsschulden.
Ervanuit gaande dat iemand de schuld niet (gedeeltelijk) direct kan aflossen, maakt
het uit of er een betalingsregeling is getroffen, sprake is van beslag of dat iemand
in een schuldregeling zit. Een schuldregeling duurt anderhalf jaar. Bij beslag of
een afbetalingsregeling waarbij wordt uitgegaan van de beslagvrije voet is de aflostermijn
afhankelijk van de hoogte van het inkomen. Bij een inkomen op bijstandsniveau is de
afloscapaciteit voor een alleenstaande € 47 per maand en voor iemand die is gehuwd
€ 93.
Vraag 9
Kunt u reflecteren op de achtergrondkenmerken van de groep mensen met een bijstandsschuld?
Antwoord 9
De analyse onderbouwt dat mensen met bijstandsschulden zich veelal bevinden in een
kwetsbare situatie.
De achtergrondkenmerken kunnen – naast de kennis over begin- en beëindiging van de
bijstand- voor gemeenten nuttig zijn om voorlichting en preventie goed in te richten.
Tegelijkertijd willen we terughoudend zijn om op enkele achtergrondkenmerken te snel
algemene conclusies te trekken.
Vraag 10
Welk perspectief hebben mensen die bijstandsschulden hebben op een leven zonder schulden?
Antwoord 10
Veel mensen met openstaande bijstandsschulden bevinden zich in een kwetsbare (financiële)
positie, waardoor een leven zonder schulden een uitdaging blijft. De figuren uit het
artikel laten zien dat een deel van de (oud) bijstandontvangers ook nog jaren na het
ontvangen van bijstand met schulden als gevolg van deze bijstand blijven zitten. Een
aanzienlijk deel van de mensen met bijstandsschulden heeft ook te maken met andere
schuldeisers. Mensen met bijstandsschulden kunnen, net zoals alle andere mensen met
schulden, een beroep doen op de gemeentelijke schuldhulpverlening om hen te ondersteunen
bij het oplossen van hun schuldenproblematiek. Dit draagt bij aan perspectief op een
uiteindelijk duurzaam schuldenvrije toekomst.
Vraag 11
Wat is het effect van de beslagvrije voet op het aflossen van de schuld en het daardoor
ontstaan van perspectief op een schuldenvrij leven voor de personen in kwestie?
Antwoord 11
Met de beslagvrije voet wordt geborgd dat mensen met schulden maandelijks een minimaal
bedrag overhouden om van rond te komen. De hoogte van de aflossingsruimte, bij toepassing
van de beslagvrije voet, is afhankelijk van de huishoudsamenstelling en de hoogte
van het inkomen. In het geval de beslagvrije voet wordt toegepast bij een inkomen
ter hoogte van de bijstandsuitkering, is 5% van het inkomen beschikbaar voor de aflossing
van schulden. Voor een alleenstaande komt dit neer op € 47 per maand en voor iemand
die is gehuwd € 93. Dit betekent in de praktijk dus dat mensen op 95% van het bijstandsniveau
moeten leven.
Door de beperkte aflossingsruimte is ook een kleine schuld voor mensen die op of rondom
bijstandsniveau leven al snel een problematische schuld. Dat is een situatie waarin
te voorzien is dat een natuurlijke persoon schulden niet zal kunnen blijven afbetalen
of is gestopt met afbetalen. In ieder geval een situatie waarin niet binnen 36 maanden
alle openstaande vorderingen betaald kunnen worden met een betalingsregeling.
Wanneer er sprake is van een problematische schuldensituatie is het noodzakelijk dat
inwoners ondersteuning ontvangen vanuit de gemeentelijke schuldhulpverlening. De schuldhulpverlener
kan de inwoner ondersteunen bij het afsluiten van een schuldregeling en kan tevens
financiële begeleiding bieden. Deze begeleiding kan bestaan uit budgetbeheer, budget
coaching of een andere begeleiding gericht op inkomensondersteuning. Op deze manier
kan de inwoner werken aan een schuldenvrije toekomst.
Vraag 12
Wat is het effect van deze schulden op de gezondheid van de mensen die deze schulden
hebben?
Antwoord 12
Meerdere onderzoeken15 beschrijven dat met name de (chronische) stress die geldzorgen teweegbrengen, doorwerken
op zowel de mentale als fysieke gezondheid van mensen. De leefstijl die samenhangt
met schuldenproblematiek heeft gemiddeld genomen negatieve gevolgen voor het welzijn
van mensen.16 Hierbij valt te denken aan leefstijlkeuzes als roken, alcoholgebruik, weinig beweging
en overgewicht. Het effect op de gezondheid staat niet op zich, omdat het verband
zich vaak uit in de clustering van problemen. Ook brengen gezondheidsproblemen nieuwe
kosten met zich mee, wat weer effect heeft op de financiële situatie.
Vraag 13
Wat is de reden dat vooral bij aanvang en beëindiging van de bijstand schulden ontstaan?
Antwoord 13
Aan het begin van de bijstand valt het ontstaan van een schuld grotendeels te verklaren
door de voorschotsystematiek. Deze is inherent aan het vangnetkarakter van de bijstand:
er wordt gestart met een voorschot omdat mensen op dat moment geld nodig hebben. Bij
de definitieve toekenning van de bijstand wordt dit voorschot indien nodig verrekend.
Wanneer blijkt dat de inwoner na het ontvangen van het voorschot toch geen of minder
recht had op bijstand, vordert de gemeente het betaalde voorschot terug. Door het
aanvraagproces eenvoudiger en sneller te maken, is er minder kans dat een eventuele
bijstandsschuld ontstaat en/of oploopt. In het wetsvoorstel Participatiewet in balans
wordt dan ook voorgesteld om de aanvraagprocedure te versoepelen indien men tot maximaal
een jaar daarvoor bijstand heeft ontvangen.
Rondom de beëindiging van de bijstand kunnen bijstandsschulden toenemen als gevolg
van een aantal oorzaken. Ook hier speelt de voorschotsystematiek een rol:
• wanneer een inwoner vanuit de bijstand (geheel of gedeeltelijk) aan het werk gaat,
komt bij de gemeente het signaal dat iemand in een maand (hogere) inkomsten heeft
gehad pas achteraf, dat wil zeggen nadat de bijstand voor die maand al is verstrekt.
Het bedrag dat de inwoner teveel ontving, vordert de gemeente dan terug.
• De inwoner kan er ook later pas achter komen dat het inkomen hoger is geweest en dat
dit inkomen daarom met de bijstand verrekend moet worden. Het gaat hier dus lang niet
altijd om een schending van de inlichtingenplicht, maar om een logisch gevolg van
de voorschotsystematiek, met waar nodig verrekening achteraf.
• Daarnaast ontstaat een bijstandsschuld aan het einde van de bijstand indien de gemeente
constateert dat een inwoner deze geheel of gedeeltelijk onterecht ontvangt (deze constatering
kan ook de reden zijn voor beëindiging). In deze situaties vordert de gemeente de
onterecht ontvangen bijstand uiteraard terug.
Vraag 14
Hoe taxeert u de aanbeveling uit het rapport dat de beste oplossing preventie is?
Antwoord 14
De auteurs geven aan de inzet van preventie te zien als «laaghangend fruit» voor het
verminderen van bijstandsschulden. Aandacht voor preventie is essentieel om ervoor
te zorgen dat zo min mogelijk bijstandsschuld ontstaat of wordt opgebouwd.
Er zijn dan ook meerdere trajecten gestart op het gebied van preventie. Zoals nader
toegelicht in het antwoord op vraag 4 zet ik daarbij in op:
1. het verbeteren van wet- en regelgeving door de wetsvoorstellen Participatiewet in
balans en Handhaving sociale zekerheid;
2. het verbeteren van voorlichting door programma Simpel Switchen in de participatieketen
en de inzet van Team Preventie, en;
3. het verbeteren van de uitvoering met meer aandacht voor menselijke maat en meer ruimte
om rekening te houden met individuele omstandigheden, de invoering vergisrecht conform
het Hoofdlijnenakkoord en het versterken van de vakkundigheid van professionals in
spoor 3 van het programma Participatiewet in balans.
Het voorkomen van vergissingen in de sociale zekerheid om ervoor te zorgen dat zo
min mogelijk bijstandsschuld wordt opgebouwd, is daarnaast een gezamenlijke uitdaging
van SZW, UWV, de SVB en gemeenten. De aanbevelingen van Team Preventie bieden daar
mooie handvatten toe.
Vraag 15
Bent u bereid om een preventieprogramma op te zetten en de Kamer hierover te informeren?
Antwoord 15
Vanuit het kabinet vinden we het in brede zin belangrijk om geldzorgen, armoede en
schulden in een zo vroeg mogelijk stadium op te lossen. Dat geldt ook voor bijstandsschulden.
Aandacht voor preventie is belangrijk om ervoor te zorgen dat zo min mogelijk bijstandsschuld
wordt opgebouwd. Zoals toegelicht in het antwoord op vraag 4 en 14 zijn er meerdere
trajecten gestart op het gebied van preventie.
1. het verbeteren van wet- en regelgeving door de wetsvoorstellen Participatiewet in
balans en Handhaving sociale zekerheid;
2. het verbeteren van voorlichting door programma Simpel Switchen in de participatieketen
en de inzet van Team Preventie, en;
3. het verbeteren van de uitvoering met meer aandacht voor menselijke maat en meer ruimte
om rekening te houden met individuele omstandigheden, de invoering vergisrecht conform
het Hoofdlijnenakkoord en het versterken van de vakkundigheid van professionals in
spoor 3 van het programma Participatiewet in balans.
Vraag 16
Kunt u reflecteren op alle overige aanbevelingen uit het rapport?
Antwoord 16
In het antwoord op vraag 4 heb ik aangegeven dat ik mij kan vinden in de conclusies
op hoofdlijnen van de auteurs. Ik deel de constatering dat veel bijstandsgerechtigden
zich in een financieel kwetsbare positie bevinden, de bijstand is immers een laatste
vangnet voor mensen die zelf (tijdelijk) niet in staat zijn om in hun eigen levensonderhoud
te voorzien. Ook onderschrijf ik dat preventie eraan kan bijdragen dat zo min mogelijk
bijstandsschuld ontstaat en dat er bij de vormgeving van wetten en regels aandacht
moet zijn voor het risico op het ontstaan van (bijstands)schulden en de gevolgen daarvan.
Ik heb in het antwoord op vraag 4 tevens de ontwikkelingen en plannen op dit terrein
nader toegelicht, zoals de opvolging van het advies van Team Preventie, de actielijnen
in het programma Simpel Switchen in de participatieketen en de wijzigingen die met
het wetsvoorstel Participatiewet worden doorgevoerd. In spoor 3 van het programma
Participatiewet in Balans wordt gewerkt aan het versterken van de vakkundigheid van
professionals en een cultuurverandering binnen de uitvoering van de Participatiewet
van controle naar dienstverlening, met daarin ook oog voor de door de auteurs geschetste
rollencomplexiteit.
Vraag 17
Welke maatregelen (in wetgeving en/of werkproces) gaat u nemen naar aanleiding van
de constateringen en aanbevelingen uit dit rapport?
Antwoord 17
Zie het antwoord op vraag 4, 15 en 16.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.N.J. Nobel, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.