Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen de leden Rooderkerk, Podt en Bamenga over het schrappen van het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG)
Vragen van de leden Rooderkerk, Podt en Bamenga (allen D66) aan de Ministers van Klimaat en Groene Groei, van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur en van Infrastructuur en Waterstaat over het schrappen van het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG) (ingezonden 10 september 2024).
Antwoord van Minister Wiersma (Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur), mede
namens de Ministers van Klimaat en Groene Groei en van Infrastructuur en Waterstaat
(ontvangen 15 oktober 2024). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025,
nr. 114.
Vraag 1
Is het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG) nog kabinetsbeleid?
Antwoord 1
Als kabinet slaan we een andere koers in en stoppen met het NPLG, zoals dat als ontwerp
nog door het vorige demissionaire kabinet was vastgesteld. Wel worden de internationale
doelen door het kabinet onderschreven, waarbij we nog steeds voor het behalen van
deze doelen staan. We zien het belang van een robuuste natuur, gezond en voldoende
water en het reduceren van broeikasgassen en anticiperen op verdere klimaatverandering.
Ook zullen samenhangende generieke en gebiedsgerichte maatregelen noodzakelijk blijven
om aan internationale afspraken te kunnen voldoen. Ik kies daarbij voor een aanpak
waarbinnen er een grotere rol is voor de innovatiekracht van boeren. De middelen voor
agrarisch natuurbeheer en innovatie spelen een belangrijke rol bij het gebiedsspecifieke
en uitvoeringsgerichte beleid dat dit kabinet gaat ontwikkelen. Eind van dit jaar
zal ik aan de Kamer de contouren van een nieuw programma kenbaar maken.
Vraag 2
Staat u nog altijd achter de opvatting dat «Toekomstbestendige verduurzaming vergt
een integrale benadering zodat meerdere opgaven (zoals klimaat, natuur, stikstof en
waterkwaliteit) in samenhang worden aangepakt»? (Kamerstuk 32 813, nr. 1307)? Zo ja, kunt u toelichten waarom het NPLG dan wordt geschrapt?
Antwoord 2
Ik ben er voorstander van dat opgaven waar mogelijk in samenhang worden opgepakt.
Het NPLG is daar echter geen randvoorwaarde voor. Ook op een andere manier kan nog
steeds in samenhang worden gewerkt aan het oplossen van de uitdagingen in en de doorontwikkeling
van het landelijk gebied.
Ik kijk daarvoor naar het zo effectief mogelijk inzetten van verschillende middelen.
Anders dan met een Transitiefonds komt het kabinet met een nieuwe koers die integraal
aan de doelen werkt, bijvoorbeeld via innovatie, doelsturing op bedrijfsniveau en
agrarisch natuurbeheer.
Vraag 3, 4 en 5
Wat zijn de kwantitatieve effecten van het schrappen van het NPLG op het halen van
de klimaatdoelen?
Wat zijn de kwantitatieve effecten van het schrappen van het NPLG op het halen van
de doelen voor natuurherstel en -uitbreiding?
Wat zijn de kwantitatieve effecten van het schrappen van het NPLG op het halen van
de doelen uit de Kaderrichtlijn Water?
Antwoord 3, 4 en 5
Begin dit jaar concludeerde het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) in de ex ante
analyse Nationaal Programma Landelijk Gebied dat met de uitwerking van de Provinciale
plannen landelijk gebied (PPLG’s) zoals die erop 1 juli 2023 lagen, goede stappen
zijn gezet om bij te dragen aan het halen van de NPLG-doelen, maar dat het volledig
doelbereik van de natuur, water en klimaatdoelen binnen grofweg een decennium niet
plausibel is. De PPLG’s waren voornamelijk op hoofdlijnen geformuleerd en er moest
nog veel worden uitgewerkt. Hierdoor is het kwantificeren van de effecten van het
schrappen van het NPLG op het behalen van de doelen voor klimaat, natuurherstel en
-uitbreiding en de KRW lastig.
Ik heb toegezegd om eind dit jaar de contouren van een nieuwe aanpak naar de Kamer
te sturen.
In algemene zin geldt dat de voortgang van klimaatbeleid in de verschillende sectoren
wordt gemonitord via de Klimaat- en Energieverkenning van het PBL. Deze verschijnt
eind oktober en zal zicht geven op de voortgang van de sectoren landbouw en landgebruik.
De tussenevaluatie KRW die in december gereedkomt, zal meer inzicht geven in waar
we in 2027 uitkomen en welk handelingsperspectief er is om tot doelbereik te komen.
Vraag 6
Zet het kabinet, in plaats van het NPLG, in op een alternatieve, vergelijkbare integrale
benadering voor het realiseren van de doelen in de landbouwsector op het gebied van
klimaat, natuur, stikstof en waterkwaliteit?
Antwoord 6
Ik werk op dit moment aan een nieuwe aanpak. Uiterlijk eind dit jaar worden de contouren
van deze aanpak naar de Kamer verzonden. Het blijft belangrijk om de doelen in het
landelijk gebied in samenhang te bezien. Bij de ontwikkeling van de nieuwe aanpak
houd ik hier aandacht voor.
Vraag 7
Verandert er iets in de te halen doelen in de tijdspanne waarin deze worden gerealiseerd?
Antwoord 7
De (inter)nationale doelen voor het herstellen van de natuur, het verbeteren van de
biodiversiteit, het verbeteren van de waterkwaliteit en beschikbaarheid, en het mitigeren
van broeikasgassen en anticiperen op verdere klimaatverandering staan. Dat geldt ook
voor de termijnen die ons daarvoor zijn aangereikt. Ik voer daarbij, conform het regeerprogramma,
wel een check uit op nationale koppen.
Dit kabinet heeft de ambitie om aan die doelen en termijnen te voldoen. Niet alleen
bij het uitwerken van de nieuwe aanpak, maar ook bij het verder ontwikkelen van LVVN-beleid
is dit dan ook een van de belangrijke uitgangspunten. Ook vanuit IenW en KGG wordt
daar een belangrijke bijdrage aan geleverd. We staan uiteindelijk als één overheid
voor het behalen van deze opgave.
Vraag 8
Aangezien het resterende budget van het NPLG bestemd is voor onder andere innovatie
en mest, deelt u de mening dat normerende en beprijzende maatregelen noodzakelijk
zijn om te voldoen aan de verschillende wettelijke doelen voor de landbouwsector?
Zo ja, aan welke maatregelen denkt u?
Antwoord 8
Het kabinet heeft in haar regeerprogramma aangekondigd om in te zetten op haalbare
bedrijfsspecifieke normen voor broeikasgassen- en stikstofemissies. Hiermee wordt
voor individuele bedrijven duidelijkheid gegeven welke bijdrage er van hen verwacht
wordt in het realiseren van de doelen. Een systematiek daarvoor wordt op dit moment
nader uitwerkt en de Kamer zal hierover aan het einde van het jaar worden geïnformeerd.
Deze inzet past bij de gewenste omslag die dit kabinet wil maken naar een aanpak gebaseerd
op doelsturing. Het kabinet heeft een integrale aanpak om te werken aan doelbereik.
Naast middelen voor bedrijfsspecifieke emissienormen zijn voor activiteiten die de
landbouwer onderneemt op landbouwgrond, bijvoorbeeld ook middelen vanuit het agrarisch
natuurbeheer onderdeel van de aanpak.
Vraag 9
Hoeveel budget acht u noodzakelijk om de landbouwsector adequaat te laten bijdragen
aan het behalen van de wettelijke doelen voor 2030 uit de Klimaatwet? Waar zullen
die middelen uit voortkomen?
Antwoord 9
Conform de Klimaatcyclus wordt het doelbereik van de verschillende sectoren geëvalueerd
in de Klimaat- en Energieverkenning. In de voorjaarsbesluitvorming besluit het kabinet,
indien bestaande doelen niet gehaald lijken te worden, over alternatief beleid. Welke
middelen nodig zijn hangt sterk af van de aard van de maatregelen die getroffen worden.
Door beschikbare middelen efficiënt in te zetten, kan een zo groot mogelijke bijdrage
geleverd worden aan meerdere doelen. Bij de ontwikkeling van, bijvoorbeeld, doelsturing
en inzet van middelen voor agrarisch natuurbeheer en innovatie heb ik hier aandacht
voor.
Vraag 10
Wat is de uiterlijke datum dat alternatieve maatregelen voor het NPLG gereed moeten
zijn om de landbouwsector adequaat te laten bijdragen aan de wettelijke doelen voor
2030 uit de Klimaatwet?
Antwoord 10
Voor het realiseren van de doelen uit de Klimaatwet is een combinatie aan maatregelen
nodig die betrekking hebben op allerlei sectoren, waaronder de landbouwsector. Voor
het eind van dit kalenderjaar zal ik de contouren van de nieuwe uitvoeringsgerichte
en gebiedsspecifieke aanpak met uw Kamer delen. In elk geval ben ik mij bewust van
de termijn van 2030 voor de reductie van broeikasgassen.
Vraag 11
Verwacht u dat de sector landbouw op tijd kan voldoen aan de inspanningen die nodig
zijn om de doelen van de Kaderrichtlijn Water te halen? Hoeveel budget acht u hiervoor
noodzakelijk?
Antwoord 11
De KRW-doelen bieden een uitdaging voor meerdere sectoren. Met het NPLG werd specifiek
voor de landbouwopgave een bijdrage geleverd aan doelbereik conform de verplichtingen
die volgen uit de Nitraatrichtlijn, de verordening voor gewasbeschermingsmiddelen
en de KRW. Het betreft doelen voor nutriënten en gewasbeschermingsmiddelen, die van
invloed zijn op de doelen voor planten, vissen en waterinsecten.
Er was 811 miljoen euro in het Transitiefonds specifiek bedoeld voor grootschalig
herstel van beekdalen op zandgronden ten behoeve van het verbeteren van de waterkwaliteit.
Daarnaast was de insteek dat ook andere maatregelen (bijv. gericht op natuur of klimaat)
in veel gevallen een bijdrage zouden kunnen leveren aan de KRW. Deze inzet stond naast
de maatregelen die reeds zijn opgenomen in de stroomgebiedbeheerplannen 2022–2027
voor de agrarische sector en voor andere bronnen. Uit de ex ante analyse Nationaal
Programma Landelijk Gebied bleek dat goede stappen zijn gezet om bij te dragen aan
het halen van de KRW-doelen, maar dat de effecten voor het doelbereik in 2027 niet
overal gerealiseerd zouden worden (op basis van de gebiedsprogramma’s van 1 juli 2023).
Ook de RLI gaf in haar rapport van mei 2023 aan dat de normen voor de KRW, ook die
voor landbouw, met de toen voorgenomen maatregelen nog niet gehaald zouden worden
voor 2027. Met onder meer het mestbeleid en de nieuwe uitvoeringsgerichte en gebiedsspecifieke
aanpak besteed ik aandacht aan de bijdrage van de landbouw aan het halen van de KRW-doelen.
Welk budget hiervoor nodig is hangt sterk af van de maatregelen die onderdeel worden
van het beleid dat nu ontwikkeld wordt.
Vraag 12 en 13
Is de Minister van Klimaat en Groene Groei geconsulteerd over het schrappen van het
NPLG? Zo ja, wat is hierbij besproken? Zo nee, waarom niet? Kunt u eventuele memo's
of beslisnota's ten aanzien van de genomen besluiten en de overleggen tussen bewindspersonen
met de Kamer delen?
Is de Minister van Infrastructuur en Waterstaat geconsulteerd over het schrappen van
het NPLG? Zo ja, wat is hierbij besproken? Zo nee, waarom niet? Kunt u eventuele memo's
of beslisnota's ten aanzien van de genomen besluiten en de overleggen tussen bewindspersonen
met de Kamer delen?
Antwoord 12 en 13
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat en Minister van Klimaat en Groene Groei
zijn door mij geconsulteerd over het voornemen te stoppen met de systematiek van het
NPLG. Er hebben voorbereidende gesprekken plaatsgevonden en er is een Bewindspersonenoverleg
geweest op 23 augustus 2024 tussen de drie opdrachtgevers van het NPLG (MLVVN, MI&W
en MVRO), waarbij de MI&W en de MVRO hebben ingestemd met dit voornemen. De Minister
van Klimaat en Groene Groei is geen medeopdrachtgever van het NPLG en zodoende niet
aanwezig geweest bij een specifiek Bewindspersonenoverleg hierover. Bijgevoegd vindt
u de agenda van dit overleg en een informerende nota over de consequenties van het
stopzetten van het NPLG. Uiteindelijk is het besluit genomen door het gehele kabinet
in de ministerraad als onderdeel van de ontwikkeling van het Regeerprogramma.
Vraag 14
Kunt u een gedetailleerde uiteenzetting geven van het besluitvormingsproces rond het
schrappen van het NPLG?
Antwoord 14
In het Hoofdlijnenakkoord van 16 mei 2024 is besloten dat het Transitiefonds komt
te vervallen en zijn reserveringen getroffen voor middelen voor agrarisch natuurbeheer
en voor innovatie, opkoopregeling en mest. Daarmee zette het Hoofdlijnenakkoord een
andere koers in ten opzichte van het ontwerp-NPLG en het Transitiefonds.
Een logisch gevolg daarvan was wat mij betreft het besluit om te stoppen met het NPLG.
Dit heb ik op 18 juli intern aangegeven. Bij het Bewindspersonenoverleg van 23 augustus
2024 heb ik dit voornemen besproken met de medeopdrachtgevers van het NPLG, MVRO en
MI&W, waarbij zij hebben ingestemd met dit voornemen. Tijdens dit overleg is ook de
nota over de consequenties van het stoppen met de systematiek van het NPLG besproken.
Deze nota en de agenda van het Bewindspersonenoverleg zijn bijgevoegd.
Daarnaast vindt u ook de ambtelijke nota met een advies over sturen op ruimte in het
landelijk gebied bijgevoegd. Deze nota was onderdeel van het interne adviseringsproces
binnen LVVN.
Het besluit om te stoppen met het NPLG en te werken aan een uitvoeringsgerichte en
gebiedsspecifieke aanpak is opgenomen in het Regeerprogramma. Het concept-Regeerprogramma
is behandeld in verschillende onderraden. Met het vaststellen van het Regeerprogramma
in de ministerraad van 13 september 2024 is ook het besluit om te stoppen met het
NPLG en verder te werken aan een uitvoeringsgerichte en gebiedsspecifieke aanpak geformaliseerd.
Vraag 15
Op welke moment zijn provincies en waterschappen geïnformeerd over het schrappen van
het NPLG en op welk moment en welke wijze zijn zij betrokken bij alternatieve maatregelen
voor het NPLG?
Antwoord 15
Op 19 augustus 2024 heb ik met de medeoverheden een informeel Bestuurlijk Overleg
Landelijk Gebied en Stikstof gehad. Tijdens dit overleg heb ik mijn voornemen kenbaar
gemaakt om een andere koers in te slaan in het landelijk gebied. Ook in de toekomst
wil ik voor de doorontwikkeling van het landelijk gebied graag samen optrekken met
medeoverheden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.M. Wiersma, minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur -
Mede namens
S.T.M. Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei -
Mede namens
B. Madlener, minister van Infrastructuur en Waterstaat
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.