Lijst van vragen en antwoorden : Lijst van vragen en antwoorden over de beleidsreactie op het rapport ‘Kinderen en ouders met recht goed beschermd’ van de Adviescommissie Rechtsbescherming en Rechtsstatelijkheid in het Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming (Kamerstuk 31839-1018)
31 839 Jeugdzorg
Nr. 1027 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 14 oktober 2024
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft een aantal vragen voorgelegd
aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over de brief van 24 april 2024
inzake de beleidsreactie op het rapport «Kinderen en ouders met recht goed beschermd»
van de Adviescommissie Rechtsbescherming en Rechtsstatelijkheid in het Toekomstscenario
kind- en gezinsbescherming (Kamerstuk 31 839, nr. 1018).
De Staatssecretaris heeft deze vragen beantwoord bij brief van 14 oktober 2024. Vragen
en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Pool
Adjunct-griffier van de commissie, Vroege
Vragen en antwoorden
Vraag 1
Bent u bekend met het onderzoek van de Staatscommissie Herijking ouderschap «Kind
en ouders in de 21e eeuw» van 7 december 2016, welk een aanleiding heeft gegeven tot
een brede bezinning op de procespositie van minderjarigen in het Nederlands procesrecht?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Bent u bekend met het rapport «Kind in proces: van communicatie naar effectieve participatie»
van 2 maart 2020, waar onderzoekers van het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Datacentrum
(WODC) een groot aantal aanbevelingen hebben gedaan ten aanzien van de procespositie
van kinderen?
Antwoord 2
Ja.
Vraag 3
Kunt u een reflectie geven op dat op basis van bovenstaande rapporten kinderen jonger
dan acht jaar moeten worden gehoord door de rechter en op de aanbevelingen dat minderjarigen
vanaf acht jaar standaard moeten worden uitgenodigd voor een kindgesprek met de rechter?
Vraag 4
Kunt u een reflectie geven op dat het hanteren van een leeftijdsgrens, zoals de Rechtspraak
die nu hanteert, op gespannen voet staat met artikel 12 van het Kinderrechtenverdrag
dat geen leeftijdsgrens kent?
Vraag 35
Waarom moet er gewacht worden op het wetsontwerp voor aanpassing rechtsgronden en
de wettelijke verankering van het perspectiefbesluit om de mening van een minderjarige
te horen? Kan dit niet gewoon nu al gedaan worden, aangezien dit uit het Verdrag inzake
de rechten van het kind (IVRK) volgt?
Antwoord 3, 4 en 35
Zoals uiteengezet in het rapport Kind in proces, bieden artikel 12 van het Kinderrechtenverdrag
en de interpretatie daarvan van het VN-Kinderrechtencomité, ruimte aan lidstaten om
«op basis van leeftijd en rijpheid onderscheid te maken tussen het verplicht uitnodigen
om gehoord te worden van (slechts) een bepaalde categorie minderjarigen die met procedures
te maken krijgen, bijvoorbeeld die van twaalf jaar en ouder, zo lang maar geen absolute
grenzen worden gebruikt en elk kind individueel wordt beoordeeld.» Het hanteren van
een leeftijdsgrens in het algemeen staat niet op gespannen voet met artikel 12 van
het Kinderrechtenverdrag. Wel wordt in het rapport terecht benadrukt dat het gebruiken
van leeftijdsgrenzen in de wet nooit mag betekenen «dat kinderen onder deze leeftijdsgrens
stelselmatig worden uitgesloten om gehoord te worden.» Daar sluiten wij ons geheel
bij aan.
Met de in de Nederlandse wet opgenomen leeftijdsgrens van twaalf jaar, waarop een
kind standaard door de rechter wordt uitgenodigd voor een kindgesprek, kunnen rechters
flexibel omgaan. Ook kinderen jonger dan twaalf jaar kunnen worden gehoord en dit
gebeurt ook als blijkt dat kinderen daar behoefte aan hebben.
Binnen het familie- en jeugdrecht is afgesproken dat alle rechtbanken en hoven de
komende periode hun werkwijze zodanig aanpassen dat minderjarigen vanaf acht jaar
standaard worden uitgenodigd voor een kindgesprek. Bij sommige gerechten gebeurt dit
nu al en andere gerechten zijn druk bezig om dit te implementeren. Voor de hoven is
het streven om deze werkwijze per 1 januari 2025 te hebben ingevoerd. De rechtbanken
hebben daaraan geen datum gekoppeld, maar beginnen zo spoedig mogelijk met het horen
van minderjarigen vanaf acht jaar in de procedures omgang, hoofdverblijfplaats, verhuizing
en uithuisplaatsing.
In dat verband hoeft, om de mening van een minderjarige te horen, niet gewacht te
worden op het wetsontwerp voor aanpassing van de rechtsgronden en de wettelijke verankering
van het perspectiefbesluit, zoals bij vraag 35 wordt gesteld.
Vraag 5
Kunt u een reflectie geven op de aanname dat de aanbevelingen uit bovengenoemde rapporten
aanbevelen dat het hoorrecht van kinderen had moeten leiden tot het creëren van kindvriendelijke
wachtruimten en gespreksruimten?
Vraag 8
Worden er op dit moment in Nederland nog kinderen door rechters gehoord in reguliere
zittingszalen?
Vraag 9
Kan worden aangegeven in welke gerechten kinderen worden gehoord in reguliere zittingszalen
en kan worden verklaard namens deze gerechten waarom dit het geval is?
Antwoord 5, 8 en 9
Binnen de rechtspraak is al langere tijd aandacht voor de aanwezigheid van kindvriendelijke
wachtruimten en gespreksruimtes. De aanbevelingen uit bovengenoemde rapporten hebben
daar naar onze mening ook aan bijgedragen. Vanuit de Rechtspraak is aangegeven dat
in de meeste gerechten er inmiddels ook al wel aparte kindgesprekruimtes aanwezig
zijn, zodat het kindgesprek niet in een zittingszaal plaats hoeft te vinden. Rechter
en minderjarige zitten op gelijke hoogte (de rechter zit dus niet op een podium) en
niet tegenover elkaar. Volgens de Rechtspraak komt het weleens voor dat kinderen onverhoopt
gehoord worden in reguliere zittingszalen. Dit is het geval als een kindvriendelijke
ruimte om gebouw-technische of logistieke redenen niet beschikbaar is. In dat geval
wordt er bijzondere aandacht geschonken aan de grootte van de zittingszaal (bij voorkeur
kleinere zittingszaal) en de opstelling voor het gesprek.1
Een aantal gerechten hebben ook kindvriendelijke wachtruimtes waar kinderen kunnen
wachten op het gesprek met de rechter. De mogelijkheden hangen samen met de mogelijkheden
van de gerechtsgebouwen. De aanwezigheid van kindvriendelijke ruimtes bij alle gerechten
en rechtbanken, en uniformiteit daarin, is binnen de Raad voor de Rechtspraak en de
gerechtsbesturen een aandachtspunt voor verbetering. Dat ondersteunen wij, zoals wij
ook hebben aangegeven bij de beantwoording van de kamervragen van het lid Bruyning
(NSC) over het kindgesprek.
Vraag 6
Bent u bekend met de in februari 2011 verschenen Nota van aanbevelingen Wachtruimte
Civiele Jeugd in het Gerechtsgebouw, waaruit blijkt dat sommige rechtbanken een aparte,
kindvriendelijke wachtruimte voor minderjarigen hebben, maar velen ook niet en dat
de praktijk doorgaans verre van ideaal is voor wat betreft de tijdelijke opvang van
minderjarigen?
Vraag 7
Kunt u aangeven welke rechtbanken op dit moment voldoen aan de aanbevelingen en vereisten
uit het op 8 juli 2013 uitgebrachte rapport van de toenmalige kinderombudsman, over
deze kindvriendelijke wachtruimte, welke tot de conclusie kwam dat een dergelijke
kindvriendelijke ruimte in elke rechtbank aanwezig moet zijn?
Vraag 6 en 7
Ja. De Nota van aanbevelingen «Wachtruimte Civiele Jeugd in het Gerechtsgebouw» kwam
voort uit het (interne) rechtspraakproject «Kindvriendelijkheid in Gerechtsgebouwen»
dat in 2009 is gestart. Deze nota van aanbevelingen en het rapport van de Kinderombudsman
«In de wacht» uit 2013, zagen in beginsel op een specifieke groep jeugdigen, namelijk
jeugdigen die te maken krijgen met gesloten jeugdzorg/ jeugdhulp in het civiele kader.
Het kwam destijds geregeld voor dat deze jeugdigen rondom hun zitting in het cellencomplex
voor volwassenen gedetineerden werden opgehouden. Vanuit de rechtspraak is aangegeven
dat van deze situatie niet of nauwelijks meer sprake is. De betreffende jeugdigen
hebben nu in veel gevallen een begeleider die naast hen op de gang blijft zitten zodat
ze binnen het gerecht niet naar een afgesloten ruimte hoeven. Als dat wel nodig blijkt
(in de beginfase van het gesloten traject is daarvan nog wel eens sprake) dan hebben
de meeste gerechten daarvoor een kindvriendelijke gesloten ruimte beschikbaar. Bovendien
worden bij een aantal rechtbanken gesloten jeugdhulpzaken op locatie behandeld zodat
de jeugdigen de instelling niet hoeven te verlaten voor hun zitting.
Verder is, zoals bij de beantwoording van vraag 5, 8 en 9 uiteengezet, binnen de rechtspraak
aandacht voor het creëren van een meer kindvriendelijke setting voor alle groepen
jeugdigen die te maken krijgen met de rechtspraak.
Vraag 10
Bent u bereid om maatregelen te nemen als blijkt dat kinderen vanaf acht jaar nog
steeds in zittingszalen worden gehoord die niet voldoen aan de vereisten, aanbevelingen
en conclusies van diverse rapporten en wat voor vorm zouden deze maatregelen moeten
krijgen?
Antwoord 10
Wij vinden het belangrijk dat een kind op een kindvriendelijke en veilige manier kan
participeren in juridische procedures. Het is ook een aandachtspunt van de juridische
projectgroep «kindvriendelijke procedures» die wij in het leven hebben geroepen. De
projectgroep werkt met betrokken partners waaronder de rechtspraak, de advocatuur,
de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) en Villa Pinedo, toe naar een advies over
op welke manieren procedures nog kindvriendelijker ingericht kunnen worden. Hierbij
kijken wij onder meer ook naar de locatie waar het kindgesprek plaatsvindt, evenals
de raakvlakken met de aanbevelingen van de adviescommissie Rechtsbescherming en Rechtsstatelijkheid
om het recht op informatie en participatie voor kinderen (en ouders) in juridische
procedures beter te waarborgen. Villa Pinedo heeft op 13 september 2024 haar advies
gepubliceerd. In mijn brief over de verbetering van de rechtsbescherming voor ouders
en kinderen die met jeugdbescherming te maken krijgen ga ik dieper in op wat deze
aanbevelingen voor de procedures in de jeugdbescherming betekenen.
Vraag 11
Kunt u aangeven of de RvdK doet aan onaangekondigde werk- en controle bezoeken? Zo
nee, waarom worden deze onaangekondigde werk- en controle bezoeken niet uitgevoerd?
Antwoord 11
Indien de RvdK op grond van artikel 3.1 lid 1 Jeugdwet verzocht is om te onderzoeken
of een kinderbeschermingsmaatregel nodig is, gaat de RvdK in de regel op huisbezoek
bij de (pleeg)ouders om met hen te spreken en een oordeel te kunnen vormen over de
veiligheid en ontwikkeling van een kind. Aangekondigde bezoeken zijn daarbij de standaard,
zodat betrokkenen zich kunnen voorbereiden op het gesprek, Dit kan leiden tot een
meer open en constructieve dialoog, waarin alle relevante informatie op tafel kan
komen. Deze transparantie versterkt het vertrouwen tussen betrokkenen en de RvdK,
hetgeen bijdraagt aan een betere samenwerking en effectievere hulpverlening.
Er zijn echter situaties waarin de RvdK ervoor kiest om onaangekondigd op bezoek te
gaan. Dit gebeurt alleen als daar aanleiding voor is, bijvoorbeeld wanneer er sterke
aanwijzingen zijn dat de veiligheid van het kind in gevaar is of dat een situatie
dringend handelen vereist om zo een reële en actuele situatie te kunnen beoordelen.
Ook indien betrokkenen niet reageren op een schriftelijke of telefonische oproep om
in gesprek te komen, kan de RvdK overwegen om onaangekondigd langs de woning te gaan
om een extra stap te zetten om een samenwerking tot stand te brengen.
Vraag 12
Hoe verkrijgt een kinderrechter op dit moment informatie voor een proces en hoe transparant
en volledig is deze informatie?
Antwoord 12
Wanneer (jeugd)hulpverleners merken dat vrijwillige (jeugd)hulp niet genoeg is voor
kinderen en ouders, kunnen zij de RvdK op grond van artikel 3.1 lid 1 Jeugdwet vragen
om te onderzoeken of een kinderbeschermingsmaatregel en eventueel een uithuisplaatsing
nodig is. De RvdK verricht dan onderzoek en verzoekt de kinderrechter zo nodig om
een kinderbeschermingsmaatregel. Tijdens dit onderzoek maakt de RvdK waar mogelijk
gebruik van de informatie die reeds in het vrijwillig kader is verzameld. Doorgaans
zijn de (pleeg)ouders op de hoogte van die informatie en hebben zij in het vrijwillig
kader de mogelijkheid gehad daarop te reageren. De RvdK gebruikt deze informatie indien
deze feitelijk, recent en geaccordeerd is.
De RvdK spreekt in zijn onderzoek het kind, de (pleeg)ouders en andere relevante betrokken
personen en professionals. Dit dient als hoor en wederhoor, als toetsing van de reeds
verzamelde informatie en ter aanvulling op de informatie die reeds in het vrijwillig
kader is ingezameld. De RvdK en betrokkenen maken daarbij afspraken over welke informanten
er voor het raadsonderzoek benaderd zullen worden. De informatie die de RvdK inwint
bij informanten wordt geaccordeerd door de informanten, alvorens deze informatie wordt
gebruikt in de rapportage. Zodra de raadsrapportage gereed is wordt dit met (pleeg)ouders
besproken en krijgen zij de mogelijkheid hierop te reageren. Hun reactie op de rapportage
wordt verwerkt in het rapport voor zover het feitelijke onjuistheden betreft. Als
hun reactie over overige punten gaat, dan wordt deze als bijlage aan het rapport toegevoegd.
Het totale rapport met de reactie van ouders wordt aan de kinderrechter toegezonden.
Ouders zijn hiervan op de hoogte. Kinderen worden tijdens het onderzoek ook standaard
gezien en (afhankelijk van de leeftijd) gesproken. Boven de 16 jaar krijgen jeugdigen
de rapportage zelf ook ter inzage.
Indien er vermoedens zijn van acute onveiligheid van een kind, wordt dit bij de RvdK
gemeld met een verzoek tot onderzoek naar een spoedmaatregel. Na een beoordeling van
de informatie uit de melding door de RvdK, en in principe in contact met ouders en
kinderen, wordt het verzoek tot voorlopige ondertoezichtstelling en spoeduithuisplaatsing
gedaan bij de kinderrechter. Als de kinderrechter het spoedverzoek inwilligt, wordt
deze beslissing door de RvdK aangezegd bij de ouders en vindt de uithuisplaatsing
plaats. Vanwege de spoedeisendheid van deze procedure heeft de informatie die naar
de kinderrechter gaat over het algemeen betrekking op ernstige zaken en is beperkter
van omvang. De zitting over het spoedbesluit vindt plaats binnen twee weken na de
beslissing van de kinderrechter. Dit onderzoek komt overeen met de standaardwerkwijze
zoals hierboven beschreven.
Bij gezag- en omgangszaken kan alleen de kinderrechter zelf de RvdK verzoeken een
onderzoek te doen. Dit doet hij wanneer hij onvoldoende informatie heeft verkregen
om een besluit te kunnen nemen over de geschillen van ouders binnen hun scheidingsproces.
In het geval van een lopende ondertoezichtstelling kan een gecertificeerde instelling
(GI) de kinderrechter verzoeken de ondertoezichtstelling te verlengen. Ook kan de
GI bij een lopende ondertoezichtstelling (OTS) onder andere verzoeken om een uithuisplaatsing.
Om te beoordelen of er een verlenging van de kinderbeschermingsmaatregel nodig is
of om een uithuisplaatsing te onderbouwen wordt er informatie verzameld door de jeugdbeschermer
zodat een zorgvuldige en professionele weging en besluitvorming kan plaatsvinden.
De jeugdbeschermer maakt samen met ouders en jeugdige een analyse van wat er aan de
hand is en maakt op basis daarvan een plan van aanpak. Hierbij is oog voor de krachten
van ieder gezinslid en voor wat ieder gezinslid nodig heeft. Ook informele steunfiguren
en professionals worden betrokken. Alle rapportages behorend bij een verlenging OTS
of verzoek tot een machtiging uithuisplaatsing worden gedeeld met de ouders en de
jeugdigen (afhankelijk van de leeftijd) en er is recht op inzage in het gehele dossier.
Boven de 16 jaar krijgen jeugdigen de rapportage zelf ook ter inzage.
Artikel 21 wetboek van Burgerlijke rechtsvordering bepaalt dat partijen verplicht
zijn de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan
te voeren. In artikel 3.3 van de Jeugdwet is voor de RvdK en GI’s herhaald dat zij
verplicht zijn in rapportages de van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid
aan te voeren. De kinderrechter wijst het verzoek van de RvdK of een GI niet zonder
meer toe, maar toetst eigenstandig of aan de wettelijke gronden is voldaan en of daarmee
een ondertoezichtstelling en/of een machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is.
Dit doet hij op basis van alle aanwezige informatie, maar ook op basis van het kindgesprek
en het onderzoek ter zitting waar de kinderrechter spreekt met onder meer de ouders
(en eventuele advoca(a)t(en)) en de RvdK. Soms twijfelt een kinderrechter over de
kwaliteit van de onderbouwing van het verzoek en is hij onvoldoende in staat te toetsen
of aan de rechtsgronden van een kinderbeschermingsmaatregel is voldaan. Ook kan er
behoeft zijn aan onderbouwing van door verzoekers opgeworpen relevante – en door ouders
ontkende – feiten en ook of ze nog actueel/urgent zijn. In die gevallen kan de kinderrechter
de zaak aanhouden, om een belanghebbende of verzoeker in de gelegenheid te stellen
nadere informatie over te leggen, dan wel om een contra-expertise of aanvullend onderzoek
door de RvdK te gelasten. Ook kan de kinderrechter de RvdK of GI vragen het dossier
aan te vullen of ter zitting eventuele onduidelijkheden op te helderen. De kinderrechter
kan ook afwijzen, of alleen de ondertoezichtstelling toewijzen en bijvoorbeeld de
uithuisplaatsing (nog) niet.
Vraag 13
Kunt u een reflectie geven op of de informatiepositie van kinderrechters door de RvdK
en het ministerie wordt beschouwd als voldoende?
Antwoord 13
Wij verwijzen u hiervoor naar het antwoord op vraag 12 waarin is aangegeven hoe de
kinderrechters aan informatie komen en welke mogelijkheden er zijn voor de kinderrechter
om aanvullende informatie te verkrijgen. Hiermee heeft de kinderrechter voldoende
mogelijkheden om een goede informatiepositie te verkrijgen en daarmee tot een afweging
te komen.
Vraag 14
Wat is uw reactie op het advies van de Adviescommissie Rechtsbescherming en Rechtsstatelijkheid
om de wettelijke termijn om ouders en kinderen te horen bij een spoeduithuisplaatsing
te verkorten tot 5 werkdagen? Gaat u dit advies opvolgen?
Antwoord 14
Binnen het Ministerie JenV wordt, in overleg met ketenpartners, onder meer gewerkt
aan een wetsvoorstel ter verbetering van de rechtsbescherming. In dat kader zijn we
ook in overleg over mogelijkheden de rechtsbescherming bij de spoedprocedure uithuisplaatsing
te verbeteren, zoals het verkorten van de wettelijke termijn van 14 dagen. Over de
contouren van het wetsvoorstel wordt uw Kamer dit jaar geïnformeerd. Overigens is
de termijn van 14 dagen een maximale termijn. Deze termijn vormt geen belemmering
om zaken eerder op zitting te plaatsen. In de praktijk gebeurt dit ook.
Vraag 15
Wat is uw reactie op het advies van de Adviescommissie Rechtsbescherming en Rechtsstatelijkheid
om bij voogdij door een gecertificeerde instelling een geschillenregeling in te voeren?
Gaat u dit advies opvolgen?
Antwoord 15
De aanbevelingen van de Adviescommissie Rechtsbescherming en Rechtsstatelijkheid over
voogdij (waaronder het invoeren van een geschillenregeling bij voogdij) betrekken
wij bij het brede pakket aan maatregelen ter versterking van de rechtsbescherming
en rechtspositie van kinderen en ouders. Dit jaar wordt de TK geïnformeerd over de
contouren van het wetsvoorstel.
Vraag 16
Waarom heeft u niet op alle individuele adviezen van de Adviescommissie Rechtsbescherming
en Rechtsstatelijkheid gereageerd? Bent u bereid om dit alsnog te doen en daarbij
ook per advies en aanbeveling aan te geven of u deze gaat opvolgen? Zo ja, op welke
manier?
Vraag 26
Bent u bereid om bij de halfjaarlijkse rapportage over de invulling van het Toekomstscenario
ook expliciet ingaan op de stand van zaken met betrekking tot de opvolging van de
aanbevelingen van de Adviescommissie Rechtsbescherming en Rechtsstatelijkheid?
Antwoord 16 en 26
De Adviescommissie heeft een grote hoeveelheid aanbevelingen gedaan. Omwille van de
onderlinge samenhang tussen de verschillende aanbevelingen en de leesbaarheid van
de beleidsreactie, zijn diverse aanbevelingen gegroepeerd behandeld.
Inzicht in de voortgang in de opvolging zal onderdeel worden van de reguliere rapportages
over het programma Toekomstscenario en het traject ter verbetering van de rechtsbescherming
van ouders en kinderen in de jeugdbescherming.
Vraag 17
Kunt u reflecteren op de ogenschijnlijke inconsistenties in de mate van ingrijpen
bij misstanden in de gezinssituatie enerzijds en bij misstanden in de residentiële
jeugdzorg en pleegzorg anderzijds? Hoe kan het dat kinderen regelmatig in onveilige
situaties blijven na uithuisplaatsing, terwijl diezelfde omstandigheden in de gezinssituatie
waarschijnlijk wel een reden zouden zijn om een kind uit die situatie te verwijderen?
Antwoord 17
Jeugdigen moeten in veiligheid kunnen opgroeien, zeker als zij (tijdelijk) niet thuis
kunnen wonen. Onveiligheid of misstanden binnen gezinssituaties én residentiële jeugdhulp
of pleegzorg willen we te allen tijde voorkomen en oplossen. Als er sprake is van
de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel is de jeugdbeschermer ook verantwoordelijk
voor het veilig opgroeien van een kind. Signalen van onveiligheid of misstanden zijn
altijd aanleiding om de situatie nader te onderzoeken. Bijvoorbeeld door een melding
bij Veilig Thuis. Dit kan ongeacht de woonsituatie van jeugdige. Vertrouwenspersonen
van Jeugdstem bezoeken residentiële instellingen regelmatig, zodat jeugdigen ook met
hen eventuele signalen van onveiligheid kunnen delen. Daarnaast houdt de IGJ toezicht
op de kwaliteit van zorg, waaronder ook de veiligheid van jeugdigen.
Vraag 18
Is het mogelijk om een schematisch overzicht te leveren van welke maatregelen, wet-
en regelgeving en interventies er wanneer worden ingezet vanuit het Toekomstscenario
de komende jaren? Kan hier ook bij gezet worden waar al wel budget voor is geregeld
en voor wat niet?
Antwoord 18
Nee, dit is nu nog niet mogelijk. De komende maanden zal de koers voor de uitvoering
van het Toekomstscenario worden bepaald, met een eerste beeld in de Voortgangsbrief
Jeugd begin november. In 2025 zullen de juridische en financiële implicaties ook duidelijker
worden die bepalend zullen zijn voor het vaststellen van die koers
Vraag 19
Welke voorkeursvarianten voor de inrichting van het Regionaal Veiligheidsteam (RVT)
zijn er?
Antwoord 19
Er is op dit ogenblik nog geen keuze gemaakt tussen de onderzochte varianten. Wel
zijn vijf varianten beschreven voor een RVT die verschillen in verantwoordelijkheidsniveau
(centraal of decentraal), de organisatievorm en de schaal van de regio's. Een van
de varianten betreft een netwerkvariant. In deze RVT-varianten is een aanzienlijk
deel van de huidige taken en functies van Veilig Thuis (VT), de RvdK, en de GI’s opgenomen.
Alle varianten gaan uit van een nieuwe werkwijze die gericht is op meer eenvoud, goede
rechtsbescherming, en een gezinsgerichte, lerende aanpak van veiligheidsproblematiek,
in nauwe samenwerking met lokale teams. Op grond van een bestuurlijke afweging van
de varianten zal in de komende maanden worden bepaald welke organisatorische invulling
verder zal worden uitgewerkt. Bij die verdere uitwerking wordt rekening gehouden met
de beschikbare financiële middelen.
Vraag 20
Welke functionaliteiten en expertise zullen ondergebracht worden in het RVT? Wat voor
soort professionals zullen daar werken?
Antwoord 20
Voor zover we nu kunnen inschatten, zal een RVT specialistische kennis en advies op
het gebied van veiligheidsvraagstukken binnen gezinnen en huishoudens bieden. De professionals
van het RVT ondersteunen lokale teams bij de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling
en kunnen noodzakelijke bevoegdheden inzetten om onveiligheid te doorbreken, zoals
onderzoeken en interveniëren. Ook zou het RVT maatregelen zoals tijdelijk huisverbod,
ondertoezichtstelling, uithuisplaatsing en voogdij kunnen initiëren, en deze uitvoeren.
Zij zullen daarmee het soort professionals zijn die nu dergelijke taken uitvoeren
bij de huidige organisaties belast met deze taken.
Vraag 21
Kan nader worden uitgelegd waarom de functionaliteit van de onafhankelijke toets en
het onafhankelijk advies aan de kinderrechter bij kinderbeschermingsmaatregelen onder
Rijksverantwoordelijkheid blijft en buiten het Regionale Veiligheidsteam?
Antwoord 21
Doorslaggevend argument voor deze keuze is de waarborg richting ouders en kinderen
dat het verzoek aan de rechter gebaseerd is op onafhankelijk, zorgvuldig en uniform
onderzoek en advies. Zoals de Adviescommissie aangeeft, zijn kinderbeschermingsmaatregelen
zo ingrijpend dat deze procedure met afdoende waarborgen omkleed moet zijn. Door de
positionering onder Rijksverantwoordelijkheid te houden wordt uniformiteit en rechtsgelijkheid
bevorderd, zodat een kind overal in Nederland kan rekenen op dezelfde bescherming.
Om onnodige herhalingen van processtappen en vertraging te voorkomen willen we het
door het lokale team en RVT uit te voeren onderzoek voor wat betreft eenduidigheid,
onderbouwing en uitvoering op een kwalitatief hoog niveau brengen. Op die manier kan
de omvang van aanvullend onderzoek voor het onafhankelijk advies en het rekest aan
de kinderrechter zo veel mogelijk worden beperkt.
Vraag 22
Is het zo dat de RvdK niet onder het RVT gaat vallen, gezien de functionaliteiten
onafhankelijke toets en onafhankelijk advies ter voorbereiding op de uitspraak van
de kinderrechter over kinderbeschermingsmaatregelen niet in het RVT komen en onder
rijksverantwoordelijkheid blijven? Blijft de positie en het takenpakket van de RvdK
geheel hetzelfde als nu?
Antwoord 22
Het onafhankelijk advies en het verzoek aan de kinderrechter over kinderbeschermingsmaatregelen
blijven buiten het RVT, evenals jeugdstraftaken, schoolverzuim, taken rond gezag en
omgang en taken met betrekking tot screening, adoptie en afstamming vanwege hun specifieke
aard.
De RvdK zal niet als organisatie integraal opgaan in het RVT, maar nog te bepalen
is of bepaalde taken die nu door de RvdK worden uitgevoerd beter in het RVT passen.
Er zullen mogelijk taken overgaan, en in dat het geval zal bezien worden wat dit betekent
voor de uitvoering van de resterende taken van de RvdK.
Vraag 23
Welke samenhang zal er zijn tussen de RVT's en de Bovenregionale Expertisecentra Jeugd
voor complexe jeugdhulp? En de RVT's en de Hervormingsagenda Jeugd?
Antwoord 23
De Bovenregionale Expertisenetwerken Jeugd ondersteunen jeugdhulpregio’s en regionale
expertteams om samen met alle betrokkenen een oplossing te vinden voor jeugdigen met
complexe hulpvragen, waar nog geen oplossing voorhanden is. De samenhang tussen de
Bovenregionale Expertisenetwerken Jeugd en RVT’s zal nog nader worden uitgewerkt.
De samenhang tussen RVT’s en de beleidsinitiatieven onder de Hervormingsagenda jeugd
is vooral van belang op twee terreinen:
• Een van de doelstellingen van de Hervormingsagenda Jeugd is de versterking van lokale
teams. Deze versterkte lokale teams vormen ook binnen het Toekomstscenario een belangrijke
schakel, dat is gebaseerd op een nauwe samenwerking tussen RVT’s en lokale teams.
Hiermee wordt in de proeftuinen belangrijke ervaring opgedaan.
• Bij de uitvoering van taken door een lokaal team en RVT is de beschikbaarheid van
jeugdhulp een belangrijk aandachtspunt. De inzet van de Hervormingsagenda is om deze
beschikbaarheid aanmerkelijk te verbeteren.
Vraag 24
Welke samenhang zal er zijn tussen de RVT's en het Ondersteuningsteam voor toeslagenouders?
Antwoord 24
Naar verwachting zal het Ondersteuningsteam niet meer operationeel zijn wanneer de
RVT’s formeel van start zullen gaan. Het is niettemin voorzien dat instrumenten zoals
de verklarende analyse die het OT succesvol heeft toegepast een plaats krijgen in
het handelingskader voor de professionals in lokale teams en het RVT.
Vraag 25
Zal de onafhankelijke toets en advies geen deel uitmaken van het vrijwillig kader?
Antwoord 25
De wijzigingen die met het RVT zijn voorzien zijn niet van invloed op de scheidslijn
tussen vrijwillig en gedwongen kader. Het gedwongen kader start formeel pas na uitspraak
van de kinderrechter. De onafhankelijke toets, het advies en het rekest aan de kinderrechter
gaan hieraan vooraf. Een uitzondering geldt voor verlenging van kinderbeschermingsmaatregelen:
hier bevinden de gezinnen zich al in het gedwongen kader.
Vraag 27
Kan het eenduidige voorlichtingsmateriaal over de rechten en verantwoordelijkheden
van ouders op het snijvlak van vrijwillige en gedwongen hulp, en dan met name de rechtspositie
op het terrein van gedwongen hulp, nader worden toegelicht?
Antwoord 27
Een goede informatiepositie is essentieel voor ouders en jeugdigen om volwaardig te
kunnen participeren in het hulpverleningsproces en om zich gezien, gehoord en betrokken
te voelen. Zoals het rapport «Kinderen en ouders met recht goed beschermd» aangeeft
is informatie cruciaal voor de rechtspositie van ouders en kinderen in alle fases
van de hulpverlening, ook in het eerste contact in het vrijwillig kader. Wanneer ouders
en jeugdigen op de hoogte zijn van hun rechten en verantwoordelijkheden kunnen zij
deze kennis effectief inzetten in concrete hulpverleningssituaties. Onafhankelijk
voorlichtingsmateriaal in voor hen duidelijke taal is hierbij een belangrijk middel.
Om de informatiepositie van ouders en jeugdigen te verbeteren heeft de toenmalige
Staatssecretaris van VWS opdracht gegeven tot het ontwikkelen van dit voorlichtingsmateriaal,
in samenwerking met ervaringsdeskundige ouders, jongeren en professionals. Het adviesrapport
– dat als basis dient voor dit te ontwikkelen voorlichtingsmateriaal – is aan uw Kamer
aangeboden als bijlage van de Voortgangsbrief Jeugd van 21 juni 2024 (Kamerstuk 31 839, nr. 1024). Medio 2024 zal gestart worden met het opstellen van het voorlichtingsmateriaal
en een bijbehorende implementatiestrategie. Naar verwachting zal het informatiemateriaal
begin 2025 gereed zijn.
Vraag 28
In hoeverre kunnen professionals hun vakmanschap op dit moment uitoefenen gezien de
werkdruk en caseload, gezien het feit dat een belangrijk deel van de aanbevelingen
in het vrijwillig kader zien op het vakmanschap van professionals?
Antwoord 28
Vakmanschap is een belangrijk onderdeel om de juiste ondersteuning te kunnen bieden
aan kinderen en ouders en hen te voorzien van informatie. Professionals moeten hierin
voldoende worden gefaciliteerd, ook in tijd. Daarom is het belangrijk dat vanuit het
Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming zowel de kennis- en leerinfrastructuur
wordt verbeterd om een lerende omgeving te stimuleren, als het stelsel voor kind-
en gezinsbescherming eenvoudiger wordt. Zo ontstaat meer tijd en ruimte om binnen
het vrijwillige kader in een vroeg stadium vakmanschap te kunnen inzetten om tot de
meest passende ondersteuning te komen.
Vraag 29
Hoe staat het met de werkdrukverlaging voor jeugdbeschermers? Wat is op dit moment
de gemiddelde caseload?
Antwoord 29
In de voortgangsbrief Jeugd van 21 juni jl. heeft de Minister voor Rechtsbescherming
aangegeven dat we in oktober 2023 een bestuurlijk akkoord hebben gesloten met gemeenten
over de verhoging van de tarieven van de jeugdbescherming en jeugdreclassering. Dit
moet de werkdruk bij de gecertificeerde instellingen verlagen. Gemeenten bekostigen
de GI’s in 2024 gemiddeld op bijna 99% van de nieuwe landelijke tarieven. Op 1 april
2024 hebben we, conform de motie Hijink, een monitor uitgevoerd bij de GI’s naar de
ontwikkeling van het aantal cliënten en medewerkers, de werklast/workload en de wachtlijsten.
Uit deze monitor komt een verdere verlaging van de caseload naar voren. De landelijke
gemiddelde organisatieworkload is in de periode 1 oktober 2023 tot 1 april 2024 gedaald
van 15,3 naar 14,2 cliënten per jeugdbeschermer. Deze was 17,1 op 1 december 2022,
bij de start van deze monitor. Daarmee zet de daling van de gemiddelde workload van
de jeugdbeschermer verder door. De verwachting is dat deze workload door de invoering
van de nieuwe landelijke tarieven in 2024 verder zal dalen.
Vraag 30
Kunnen de concrete stappen beter worden toegelicht hoe de toegankelijkheid en informatievoorziening
rondom klachtenprocedures voor ouders wordt verbeterd?
Antwoord 30
Om de toegankelijkheid en informatievoorziening rondom klachtprocedures voor ouders
te verbeteren heeft Jeugdstem, in opdracht van het Ministerie van Justitie en Veiligheid
(JenV), in september 2022 materiaal opgeleverd voor professionals van de RvdK, de
GI’s en VT’s om samen met ouders en kinderen vroegtijdig – voordat sprake is van onvrede
– het gesprek aan te gaan over welke stap het beste kan worden genomen als ze ontevreden
zijn. Het materiaal bestaat uit een plaat met de verschillende mogelijkheden visueel
uitgebeeld, aan de hand waarvan het gesprek kan worden gevoerd, en een handleiding/toelichting
voor de professionals2. Het materiaal is via (sociale) mediaplatformen gedeeld en kan door de organisaties
worden gebruikt op hun website, zodat cliënten ook via die route beter worden geïnformeerd.
Daarnaast heeft Jeugdstem in opdracht van JenV in 2024 opleidingsmateriaal ontwikkeld
voor de professionals werkzaam bij bovengenoemde organisaties. Hiermee zijn zij beter
toegerust om om te gaan met onvrede en klachten van cliënten en zo bij te dragen aan
de verbetering van de rechtspositie van ouders en jeugdigen. Het opleidingsmateriaal
bestaat uit vijf video’s over klachtrecht, klachtbehandeling, vertrouwenswerk, samenwerken
met cliënten en een instructie bij bovengenoemde «praatplaat». Dit alles is opgenomen
in een door Jeugdstem ontwikkeld informatiepakket voor professionals in het jeugddomein3.
Verder is, specifiek om het vakmanschap van de jeugdprofessionals bij de GI’s te vergroten,
recent het boekje «Juridische tools in de jeugdbescherming» opgeleverd, met daarin
ook aandacht voor het klachtrecht.
Daarnaast is in opdracht van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
(VWS) in mei 2024 een adviesrapport opgeleverd, dat als basis dient voor (nog te ontwikkelen)
voorlichtingsmateriaal voor ouders en jongeren over hun rechten en plichten waar het
gaat om jeugdzorg op het snijvlak van het vrijwillig en gedwongen kader. Ook het klachtrecht
komt hierin kort aan bod. In de loop van 2025 wordt het voorlichtingsmateriaal opgeleverd.
Vraag 31
In hoeverre is de uitvoering van het Toekomstscenario en de uitvoering van de aanbevelingen
van de adviescommissie op dit moment realistisch, gezien de problemen in de jeugdbescherming?
Zijn er genoeg medewerkers om alle plannen en aanbevelingen uit te voeren? Welke punten
zijn eigenlijk niet uitvoerbaar nu gezien de huidige status van de jeugdbescherming?
Antwoord 31
De opvolging van de aanbevelingen is, zoals aangegeven in de beleidsreactie, deels
voorzien in het traject van verbetering rechtsbescherming in het gedwongen kader,
en deels in de ontwikkeling van het Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming. De
voortgangsrapportages van het Toekomstscenario hebben als belangrijke randvoorwaarden
voor de uitvoering benoemd de versterking van lokale teams en de verbetering van de
beschikbaarheid van jeugdhulp. Het resultaat van de inspanningen vanuit de Hervormingsagenda
Jeugd zal hierin bepalend zijn. Het is onzeker of de capaciteit aan jeugdbeschermers
beperkingen zal opleggen aan ambitie en tempo van de uitvoering. Dit hangt af van
onder meer de mate waarin het lukt door betere hulp in vrijwillig kader de inzet in
gedwongen kader terug te brengen.
Vraag 32
Op welke manier wordt verkend hoe op relatief korte termijn verbeteringen kunnen worden
doorgevoerd om het klachtrecht in de Jeugdwet te verbeteren? Wordt er een aanpassing
van de Jeugdwet naar de Kamer gestuurd?
Antwoord 32
De Ministeries van VWS en JenV zijn in gesprek met relevante partijen in het veld
om een overkoepelend en actueel beeld te krijgen van de uitvoeringspraktijk van klachtprocedures
bij organisaties in het jeugd(zorg)domein4. Op basis van deze gesprekken wordt gekeken wat nog meer nodig is om de uitvoering
dan wel de wetgeving rondom het klachtrecht in het jeugd(zorg)domein verder te verbeteren.
Over de uitkomsten zullen wij uw Kamer informeren.
Vraag 33
In hoeverre hebben ouders en jongeren nu al toegang tot een vertrouwenspersoon via
Jeugdstem? Op welke manier wordt een klacht nu afgehandeld?
Antwoord 33
Jeugdstem is er voor iedereen die te maken heeft met jeugdzorg en daar vragen over
heeft en/of ondersteuning nodig heeft. Zo kunnen kinderen, jongeren, ouders en pleegouders
terecht bij Jeugdstem voor informatie, advies of ondersteuning. Jeugdstem heeft vertrouwenspersonen
in dienst die beschikbaar zijn voor kinderen en jongeren in jeugdzorginstellingen
(open en gesloten), pleeggezinnen en gezinshuizen en voor kinderen en jongeren die
ambulante jeugdhulp ontvangen. Vertrouwenspersonen bezoeken instellingen waar kinderen
en jongeren verblijven met een vaste frequentie en praten met deze jongeren en kinderen.
De vertrouwenspersonen van Jeugdstem kunnen jeugdigen helpen indien zij klachten hebben
of misstanden ervaren en hoe en waar zij die eventueel kunnen melden. Jeugdstem geeft
voorlichting over het vertrouwenswerk aan groepen jongeren, cliëntenraden, jongerenraden
en jeugdzorgprofessionals. Daarnaast geven zij informatie over het klachtrecht en
de rechtspositie van jongeren en (pleeg)ouders die te maken hebben met jeugdzorg en
proberen zij kinderen, jongeren en ouders te bereiken door middel van informatiemateriaal
en diverse campagnes. Klagers kunnen zich zowel in klachtprocedures als in tuchtklachtprocedures
laten bijstaan door Jeugdstem.
Als ouders of een kind niet tevreden zijn over het handelen van (medewerkers van)
een jeugdhulpaanbieder, een GI, de RvdK of VT, dan kunnen zij daarover een klacht
indienen. Als de klacht niet in een informeel gesprek wordt opgelost of als de klager
niet voor een informele weg kiest, dan wordt de klacht formeel in behandeling genomen
door een klacht(advies)commissie. Nadat de klacht(advies)commissie uitspraak heeft
gedaan, deelt de jeugdhulpaanbieder, de GI, de RvdK of VT aan de cliënt mee of naar
aanleiding van dat oordeel maatregelen worden genomen en zo ja welke. Indien de klager
niet tevreden is over de wijze waarop de klacht is afgehandeld, kan in sommige gevallen
de nationale (kinder)ombudsman worden verzocht een onderzoek in te stellen naar de
wijze waarop de instelling zich in een bepaalde aangelegenheid heeft gedragen5.
Tegen individuele professionals die geregistreerd staan in het Kwaliteitsregister
Jeugd, kan een tuchtklacht worden ingediend bij de Stichting Kwaliteitsregister Jeugd
(SKJ) over het handelen van een professional, zoals het naleven van de beroepscode
en andere professionele richtlijnen. Afhankelijk van de inhoud van de tuchtklacht
wordt deze behandeld door een mediator, de Commissie van Consultatie of door het College
van Toezicht. Na behandeling door het College van Toezicht kan een klager desgewenst
in hoger beroep bij het College van Beroep.
Vraag 34
Waarom wordt er gewacht met het ratificeren van het IVRK tot na de ratificatie van
het Verenigde Naties-verdrag Handicap? Waarom kan dit niet tegelijk?
Antwoord 34
Het vorige kabinet heeft in mei 2023 het principebesluit genomen om de facultatieve
protocollen bij zowel het VN-Verdrag handicap als het IVRK te ratificeren. Het kabinet
heeft ervoor gekozen om te beginnen met de ratificatie van het facultatieve protocol
bij het VN-handicap verdrag, en voor de start van het ratificatieproces van het derde
facultatieve protocol bij het IVRK nog een expliciet weegmoment in te bouwen. Bij
dit besluit heeft het kabinet meegewogen dat de Raad van State heeft vastgesteld dat
een betrouwbare voorspelling van de (financiële) gevolgen voor de staat van ratificatie
van de protocollen niet eenvoudig te geven is. Bij het expliciete weegmoment zal het
principebesluit ten aanzien van het IVRK niet ter discussie worden gesteld. Wel kan
informatie die naar boven komt tijdens het ratificatieproces van het facultatief protocol
bij het VN-Verdrag handicap, inclusief uitvoeringstechnische, juridische en financiële
aspecten in de afweging ten aanzien van het derde protocol bij het IVRK worden betrokken.
Vraag 36
Welk budget zou nodig zijn om kosteloze rechtsbijstand en bijstand van het kind structureel
te borgen, bijvoorbeeld in de vorm van een bijzondere curator, zoals de Adviescommissie
Rechtsbescherming en Rechtsstatelijkheid adviseert?
Antwoord 36
Een recht op kosteloze rechtsbijstand voor ouders in procedures gezagsbeëindiging
en uithuisplaatsing (inclusief de verlengingen), zoals de adviescommissie heeft aanbevolen,
kost naar verwachting circa 10 miljoen euro per jaar. Dit bedrag is een globale indicatie.
Het benodigd budget is onder meer afhankelijk van reikwijdte (type procedures) en
wie aanspraak kan maken op de regeling (bijv. een ouder of beide ouders afzonderlijk).
Daarnaast zijn wij nog in afwachting van de uitkomsten van de evaluatie van de pilot
kosteloze rechtsbijstand, waarin ook in kaart is gebracht wat de kosten en uitvoeringslasten
zijn van de pilot. Op basis van de eindresultaten van deze evaluatie zullen wij uw
Kamer in het najaar informeren over hoe wij verder ga investeren in de inzet van rechtsbijstand.
In kinderbeschermingsprocedures is het uitgangspunt dat kinderen worden vertegenwoordigd
door degene die met het gezag is belast (de ouder). In kinderbeschermingsprocedures
hoeft het belang van het kind niet overeen te komen met het belang van de ouder. In
die gevallen kan de kinderrechter een bijzonder curator aanwijzen. In de praktijk
gebeurt dit ook, op dit moment grofweg 1.000 keer per jaar. Een recht van een kind
op bijstand van een bijzonder curator, zoals de adviescommissie heeft aanbevolen,
kost naar verwachting circa 15 miljoen euro per jaar. Dit bedrag is een globale inschatting
en is eveneens afhankelijk van reikwijdte (type procedures) en wie aanspraak kan maken
op de regeling (bijv. 1 bijzonder curator per procedure, ongeacht leeftijd en aantal
kinderen).
Vraag 37
Wat wordt er op de korte termijn gedaan om het recht op contra-expertise te waarborgen?
Een voorstel voor een plan van aanpak begin 2025 zorgt niet voor een oplossing op
de korte termijn, wat wordt er nu gedaan om dit recht te borgen?
Antwoord 37
Het beter waarborgen van het recht op contra-expertise op grond van artikel 810a lid 2
Rechtsvordering is geen gemakkelijke opgave, omdat eenvoudige oplossingen niet voorhanden
zijn. Op de korte termijn worden dan ook nog geen verbeteringen verwacht. In de beleidsreactie
van het kabinet op het advies van de adviescommissie Rechtsbescherming en Rechtsstatelijkheid
(24 april 2024) is aangegeven dat op dit moment wordt gezocht naar mogelijkheden om
de beslisdiagnostiek in de jeugdbescherming in Nederland beter te organiseren en het
recht op contra-expertise te verbeteren. In dat kader hebben wij een projectleider
aangesteld die dit in samenspraak met de betrokken partners onderzoekt.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J. Pool, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
C.J. Vroege, adjunct-griffier