Nota n.a.v. het (nader/tweede nader/enz.) verslag : Nota naar aanleiding van het verslag
36 566 Wijziging van de Tijdelijke wet Groningen in verband met het herstel van omissies en het aanbrengen van verduidelijkingen
Nr. 6
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG
Ontvangen 15 oktober 2024
Met belangstelling heb ik kennisgenomen van de vragen en opmerkingen van de leden
van de fracties van GroenLinks-PvdA, VVD en NSC bij de wijziging van de Tijdelijke
Wet Groningen in verband met het herstel van omissies en het aanbrengen van verduidelijkingen.
Graag beantwoord ik de vragen die door de verschillende fracties zijn gesteld. In
deze nota zijn de vragen en opmerkingen uit het verslag integraal opgenomen in cursieve
tekst en de beantwoording daarvan in niet-cursieve tekst.
I. ALGEMEEN
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het
voorliggende wetsvoorstel tot wijziging van de Tijdelijke wet Groningen in verband
met het herstel van omissies en het aanbrengen van verduidelijkingen en hebben hier
nog enkele vragen en opmerkingen over.
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de stukken die horen bij de Wijziging
van de Tijdelijke wet Groningen in verband met het herstel van omissies en het aanbrengen
van verduidelijkingen en hebben hierover nog enkele vragen en/of opmerkingen.
De leden van de NSC-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel.
Voor deze leden is het van belang dat de uitvoering van het schadeherstel en het werk
aan de versterkingsopgave in Groningen onbelemmerd doorgang kunnen vinden. Zij hebben
nog enkele vragen bij het wetsvoorstel.
1. Inhoud
1.1 Voorrang voor (acuut) onveilige situaties bij opname op verzoek
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie begrijpen de behoefte om een grondslag te
creëren om een woning, die is opgenomen in het loket-opname-op-verzoek traject, versneld
te kunnen beoordelen als er sprake is van een situatie waarbij het gegronde vermoeden
bestaat dat er sprake is van onveiligheid.
1.
Deze leden vragen voor hoeveel woningen deze nieuwe mogelijkheid een verschil gaat
maken.
Op basis van ervaring uit het verleden wordt ingeschat dat het om 5 tot 10 woningen
per jaar zal gaan.
De leden van de VVD-fractie vinden het positief te lezen dat woningen waarbij het
gegronde vermoeden bestaat dat er sprake is van onveiligheid, versneld kunnen worden
beoordeeld. Deze leden achten het belangrijk dat er snel en gericht kan worden gehandeld
in dit soort situaties.
2.
De leden van de NSC-fractie vragen wat de gevolgen van dit onderdeel van het wetsvoorstel
zijn voor andere mensen die wachten op versterkingsmaatregelen. Kan de regering een
nadere duiding geven of dit ertoe leidt dat andere mensen langer moeten wachten tot
zij aan de beurt zijn voor versterkingsmaatregelen? Kan de regering daarbij aangeven
of zij dit wenselijk acht?
Nee, door deze regeling ontstaat geen vertraging voor mensen die in de versterking
zijn opgenomen. Zoals ook in het antwoord op vraag 1 is aangegeven gaat het bij deze
aanvulling van de regels met betrekking tot het omgaan met onveilige situaties in
de praktijk om een zeer beperkt aantal woningen. Daarbij zal deze regel pas na inwerkingtreding
van de wetswijziging van kracht zijn, naar verwachting in 2025. Hiermee heeft de regel
een zeer beperkt effect op de gebouwen die nog beoordeeld moeten worden.
1.2 Besluit tot niet versterken
3.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen welk afwegingskader wordt gehanteerd
bij het besluit over wat te doen als een eigenaar niet wil versterken. Hoe wordt bepaald
of de belangen van derden wel of niet worden geschaad? Hoe wordt veiligheid afgewogen
ten opzichte van de wens van de eigenaar? Deze leden vragen hoeveel van dit soort
gevallen zijn voorgekomen.
Het versterkingsprogramma in Groningen is gericht op veiligheid. Daarmee is het niet
wenselijk als eigenaren medewerking aan de versterking van hun gebouw uitstellen of
weigeren. Dit neemt niet weg dat een eigenaar zelf mag beschikken over zijn eigendom.
Dit betekent dat een eigenaar in beginsel zelf bepaalt wat er met zijn woning gebeurt.
Daarom kan een eigenaar op ieder moment afzien van versterken door een schriftelijk
verzoek in te dienen bij de Nationaal Coördinator Groningen (hierna: NCG). Het kan
ook voorkomen dat de eigenaar besluit niet langer mee te werken aan de versterking.
In beide situaties wordt de eigenaar geïnformeerd over de consequenties hiervan. NCG
neemt binnen acht weken na ontvangst van het schriftelijke verzoek om niet te versterken
het besluit dat het gebouw niet wordt versterkt. Als de eigenaar van het gebouw niet
meewerkt aan de versterking van zijn gebouw neemt de NCG ambtshalve een besluit tot
niet versterken. Het besluit tot niet versterken wordt in beide gevallen ingeschreven
in de openbare registers (kadaster) zodat derden kunnen zien dat zo’n besluit is genomen.
Ongeveer 110 adressen hebben tot heden een besluit tot niet versterken ontvangen.
Deze besluiten tot niet versterken kunnen alleen worden genomen indien hierdoor de
belangen van derden niet geschaad worden. Dit volgt uit de Tijdelijke wet Groningen.
Wie die derden zijn en wanneer hun belangen al dan niet zouden kunnen worden geschaad
is afhankelijk van de feitelijke situatie en vereist dus een afweging per geval. Waar
nodig zal daarbij het belanghebbende-begrip in de Algemene wet bestuursrecht worden
gebruikt. Een gebouw kan bijvoorbeeld gehuurd worden door een bewoner of uit meerdere
constructief verbonden gebouwen (woningen) bestaan, zoals bij een rijtjeswoning. Als
de eigenaar beoordeling of versterking van zijn gebouw weigert, kan dat ook gevolgen
hebben voor de huurder of de eigenaar van het verbonden gebouw. Indien versterking
wenselijk of zelfs noodzakelijk is, gelet op het belang van derden, spant NCG zich
in om de eigenaar te overtuigen toch mee te doen. Met de wettelijke mogelijkheid om
beoordeling of versterking af te dwingen wordt, gezien de impact op de eigenaar en
de omgeving, voorzichtig omgegaan. Het is een ultimum remedium. Daarom wordt in deze
situatie eerst ingezet op het voeren van gesprekken met de eigenaar. Indien dit niet
afdoende blijkt wordt eventueel het interventieteam ingezet of externe mediation ingeschakeld.
Ook kan het opkopen van een gebouw binnen of buiten het gebied van de versterkingsopgave
een oplossing bieden. Dit soort situaties vraagt in de meeste gevallen om een maatwerkaanpak
van NCG.
1.3 Coördinatiebepaling
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat de gemeenten en provincie vraagtekens
hadden rondom de coördinatiebepaling.
4.
Zij vroegen welk probleem wordt opgelost en wezen erop dat een extra juridisch proces
zaken alleen maar ingewikkelder maakt. Is de regio hierover geconsulteerd?
In de Tijdelijke wet Groningen is een coördinatiebepaling opgenomen voor de noodzakelijke
coördinatie van het versterkingsbesluit door de NCG en de vergunningverlening bij
de gemeente en de aanvraag van een ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming
bij de provincie. Deze coördinatie is met name van belang voor de afstemming over
welke besluiten voor de versterking van een gebouw moeten worden genomen en wanneer
de procedures moeten worden gestart om deze besluiten tijdig te kunnen nemen. Dit
heeft als doel dat de versterking volgens planning start en later geen onnodige vertraging
oploopt, doordat bijvoorbeeld de juiste vergunningen ontbreken en procedures alsnog
moeten worden gevolgd. Met een zorgvuldig voorbereide versterking wordt ook onnodige
stress bij de bewoners van een woning die moet worden versterkt voorkomen.
Op verzoek van zowel de NCG, als de vijf aardbevingsgemeenten en de provincie Groningen
is deze coördinatiebepaling nog niet in werking getreden.
Met dit wetsvoorstel wordt de coördinatiebepaling vervangen door de verplichting tot
een samenwerkingsovereenkomst tussen de betrokken partijen. De voorgestelde aanpassing
van de wet is tot stand gekomen door middel van intensieve afstemming tussen alle
betrokken partijen in het bestaande samenwerkingsverband rond vergunningen, toezicht
en handhaving VTH Drieslag (gemeenten, provincie, NCG en Instituut Mijnbouwschade
Groningen, hierna: IMG). De inhoud van deze samenwerkingsovereenkomst zal worden geactualiseerd
wanneer de omstandigheden hierom vragen. De tekst in de memorie van toelichting over
dit onderwerp is afgestemd met de vertegenwoordigers van de overheden uit de regio,
het IMG en NCG.
5.
Kan de regering praktijkvoorbeelden van deze samenwerking geven?
Er vindt tussen de NCG, de provincie Groningen en de gemeenten overleg plaats over
de uitvoering van versterkingsprojecten. In deze overleggen vindt afstemming plaats
over onder andere de benodigde vergunningen. Daarbij kan het dan gaan om het tijdig
verstrekken van een vergunning voor het slopen, bouwen of constructief versterken
van gebouwen door de gemeente of een ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming
door de provincie. Binnen het samenwerkingsverband zijn voor veel van deze vergunningenprocedures
vaste afspraken over de wijze van aanvragen en afhandelen gemaakt. Indien zich toch
problemen voordoen ten aanzien van vergunningverlening in een specifiek dossier, kan
via de korte lijnen snel een oplossing gerealiseerd worden. Deze samenwerking wordt
in haar geheel aangestuurd door de Stuurgroep VTH Drieslag, waarin bestuurders van
gemeenten en provincie en directeuren van NCG en IMG vertegenwoordigd zijn.
De leden van de VVD-fractie vinden het bijzonder om de gang van zaken rondom de coördinatiebepaling
te lezen.
6.
Deze leden vragen hoe het kan dat niet eerder is gesignaleerd dat de coördinatiebepaling
die in de bestaande wet is opgenomen, onuitvoerbaar is voor de Nationaal Coördinator
Groningen (NCG) vanwege de publicatieplicht van besluiten? Welke lessen kunnen hieruit
worden getrokken voor de toekomst?
Voor de coördinatiebepaling in de wet voor de bestuurlijke samenwerking tussen de
uitvoeringsdiensten, de aardbevingsgemeenten en de provincie Groningen is gekozen
voor een samenwerking overeenkomstig paragraaf 3.5.3 van de Algemene wet bestuursrecht.
Dit is opgenomen in artikel 13l van de Tijdelijke wet Groningen.
Toen deze bepaling werd opgenomen is niet voorzien dat de publicatieplicht van besluiten
onuitvoerbaar zou zijn voor de NCG. In de praktijk bleek dat de coördinatie van de
publicatie van besluiten op technische barrières stuit, aangezien de informatiesystemen
van de gemeenten en de NCG niet op elkaar zijn aangesloten.
Met het verplicht publiceren van de besluiten door de NCG wordt door mogelijke miscommunicatie
tussen de betrokken partijen over genomen besluiten en de publicatie daarvan het risico
gelopen dat noodzakelijke procedures niet tijdig worden doorlopen, wat kan leiden
tot onnodige juridische procedures. Mede om deze reden is artikel 13l tot op heden
ook niet in werking getreden.
Bij nader inzien moet ik daarom constateren dat het geen goede keuze was om voor de
coördinatie van besluiten aan te sluiten bij de samenwerking zoals bedoeld onder Algemene
wet bestuursrecht. Het was beter geweest dit eerder te onderkennen en tot een andere
oplossing te komen voor de noodzakelijk geachte coördinatie.
Voor een goede aansluiting op de uitvoering in de praktijk heeft daarom aanvullend
overleg plaatsgevonden met de gemeenten, de provincie, de NCG en het IMG. Met de betrokken
partijen is een passende oplossing bedacht, voor wijziging van artikel 13l van de
wet, die ook samen kan gaan met het regime van de Omgevingswet. De les die hieruit
kan worden getrokken is om bij het aanpassen van de regelgeving te zoeken naar meer
praktische oplossingen die de uitvoeringsdiensten helpen bij hun taakuitvoering. Daarbij
zal ik de uitvoerbaarheid van de regels nadrukkelijker toetsen aan het begin van wet-
en regelgevingstrajecten voor gewenste aanpassingen van de regelgeving.
De leden van de NSC-fractie lezen dat de coördinatiebepaling als overbodig gezien
wordt, aangezien de betrokken gemeenten, provincie en de Nationaal Coördinator Groningen
al goed samenwerken op basis van onderlinge afspraken.
7.
Deze leden vragen om een toelichting waarom er dan alsnog gekozen wordt om een wettelijke
verplichting op te nemen dat de betrokken overheden handelen volgens de afspraken
van de samenwerkingsovereenkomst van het samenwerkingsverband VTH Drieslag.
Het wettelijk borgen van de samenwerking is in het belang van inwoners van Groningen,
omdat zeker wordt gesteld dat partijen ook in de toekomst de samenwerking blijven
aangaan over de onderlinge afstemming van besluiten die nodig zijn bij de voorbereiding
van een versterkingsbesluit. Dit geeft duidelijkheid aan zowel eigenaren van woningen
als aan de partijen in het samenwerkingsverband zelf over wat er van de NCG, het IMG,
de aardbevingsgemeenten en de provincie Groningen verwacht mag worden en voorkomt
onnodige vertragingen.
1.4 Mogelijkheid tot herbeoordeling bij constructief verbonden gebouwen
1.4.1 Herbeoordeling bij constructief verbonden gebouwen
De leden van de NSC-fractie lezen dat de Minister van Economische Zaken en Klimaat
alle bij de constructief verbonden gebouwen betrokken eigenaren bij de te maken keuze
zal ondersteunen en een zorgvuldig proces van bemiddeling daarvoor zal opzetten, waarbij
eigenaren onderling overeenstemming kunnen bereiken.
8.
Deze leden vragen hoe dit vormgegeven zal worden.
Uiteindelijk moeten alle eigenaren van constructief verbonden gebouwen tot eenzelfde
keuze komen. Om hier toe te komen treedt de NCG in overleg met alle eigenaren van
de woningen of gebouwen waarbij sprake is van constructief verbonden gebouwen en gaat
daarbij na welke verschillende belangen er zijn bij de betrokken eigenaren en hoe
zij tegenover herbeoordeling van hun gebouw staan. Waar nodig zal de NCG tussen eigenaren
bemiddelen. Eigenaren kunnen daarin ook gebruik maken van de mogelijkheid tot onafhankelijke
mediation. Indien, ondanks de geboden bemiddeling, geen uitkomst wordt gevonden of
de bedenktermijn van zes maanden om een herbeoordeling aan te vragen voor de betrokken
eigenaren is verstreken, gaat de NCG over tot een ambtshalve besluit. De eigenaar
die geen aanvraag voor een herbeoordeling heeft ingediend, krijgt dan een brief waarin
staat dat de NCG voornemens is een herbeoordeling toe te wijzen (voorgenomen ambtshalve
besluit), om tot een gezamenlijke oplossing te komen.
De eigenaar krijgt dan twee weken de tijd om (eventueel) een zienswijze in te dienen.
Deze zienswijze wordt meegenomen bij het nemen van het definitieve besluit. Is er
na twee weken geen zienswijze ingediend, dan wordt het definitieve ambtshalve besluit
genomen. In de praktijk betekent dit veelal een toekenning herbeoordeling voor het
gehele cluster.
1.4.2 Belangenafweging t.b.v. de keuze al dan niet herbeoordeling
9.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen hoe bij deze belangenafweging willekeur
wordt voorkomen. Is er een bepaald afwegingskader dat wordt gehanteerd?
Ik verwijs hier naar het antwoord op vraag 8.
1.5 Heffing Nederlandse Aardolie maatschappij (NAM)
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hechten er grote waarde aan om te benoemen
dat alle kosten gemaakt in verband met de afhandeling van schade en de uitvoering
van de versterkingsoperatie betaald- en daardoor verhaald moeten worden op de NAM.
Hierbij past een ruime interpretatie van het begrip kosten. In die zin steunen deze
leden dan ook de aanpassingen die hiermee in lijn zijn.
10.
Wel vragen zij of met de bestaande bepalingen en voorliggende aanpassingen naar het
oordeel van de regering nu ook daadwerkelijk álle kosten worden verhaald op de NAM.
Alle kosten ter bestrijding van de nadelige gevolgen van de gaswinning uit het Groningenveld,
die vallen onder de aansprakelijkheid van de NAM, worden op de NAM verhaald. De bestaande
bepalingen en voorliggende aanpassingen maken het mogelijk deze kosten op de NAM te
verhalen.
11.
Tevens vragen zij de regering of de huidige heffingsmogelijkheden ook voorzien in
nog onvoorziene kosten in de toekomst.
Met dit wetsvoorstel wordt het mogelijk gemaakt om ook kosten te verhalen in verband
met de uitvoering van maatregelen ter bestrijding van de nadelige gevolgen van de
gaswinning uit het Groningenveld die nu nog niet worden voorzien, maar in de toekomst
toch nodig blijken te zijn. Dit wetsvoorstel bevat echter geen besluit over welke
kosten uiteindelijk worden geheven. Het verhalen van gemaakte kosten gebeurt door
middel van het nemen van afzonderlijke heffingsbesluiten. Dat is het moment waarop
weging plaatsvindt van welke kosten al dan niet binnen deze aansprakelijkheid van
de NAM vallen en dus worden geheven op NAM.
Bovendien stellen zij vast dat Shell en ExxonMobile (onderdeel van de NAM) niet beschikken
over een moreel kompas waar het gaat om Groningen, blijkens ook de aangespannen arbitragezaken
om niet alle kosten te willen vergoeden en compensatie te krijgen voor het stoppen
van de gaswinning; het feit dat Groningers eindelijk boven gas worden gesteld.
12.
In dit licht vragen deze leden of Shell en ExxonMobile ook te kennen hebben gegeven
een ruime definitie van het begrip veiligheid en daarmee kosten te steunen?
Zoals op pagina 8 en 9 van de memorie van toelichting op het wetsvoorstel is gemeld,
heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in een uitspraak van 3 juli
20191 de reikwijdte van het begrip veiligheid bepaald. In die uitspraak heeft de Afdeling
bepaald «dat in dit geval het belang van veiligheid ruim moet worden uitgelegd en
dat ook de stress, gezondheidsklachten en vermindering van woongenot als gevolg van
het grote gevoel van onveiligheid dat in Groningen na jaren van aardbevingen leeft
bij de afweging van het veiligheidsbelang moeten worden betrokken.»2 Deze uitspraak van de hoogste bestuursrechter staat niet ter discussie. Wel zijn
er meningsverschillen tussen de Staat en de NAM en diens aandeelhouders Shell en ExxonMobil,
over de hoogte en reikwijdte van de aan NAM doorbelaste kosten voor schadeafhandeling
en de versterkingsoperatie. Hierover lopen diverse procedures, waaronder drie arbitragezaken.
13.
Hoe kijkt de regering, mede gelet op de arbitragezaken en het ontbrekende moreel kompas
van de oliemaatschappijen, naar een extra heffing op Shell en ExxonMobile waarmee
ze gedwongen worden om recht te doen aan Groningen en wel hun eerlijke deel te betalen?
De mogelijkheid van een extra heffing op Shell en ExxonMobil is onderzocht door de
Staat, zoals besproken in de brief van mijn ambtsvoorganger aan uw Kamer van 21 mei
2024.3 In die brief wordt uiteengezet dat de huidige en toekomstige regelgeving voldoende
instrumenten biedt om deze oliemaatschappijen te houden aan hun wettelijke verantwoordelijkheden
voor compensatie voor de gevolgen van de gaswinning in Groningen. Hierbij zijn de
juridische en praktische grenzen van een extra heffing verkend, waarbij is geconcludeerd
dat de bestaande maatregelen, met de door het onderhavige wetsvoorstel aan te brengen
wijzigingen in het heffingsartikel, volstaan om de volledige aansprakelijkheid van
de oliemaatschappijen te waarborgen.
De leden van de NSC-fractie vinden het een goede zaak dat de regering er streng op
toe zal gaan zien dat alle kosten die bij de NAM in rekening gebracht kunnen worden,
dat ook echt worden.
14.
Deze leden vragen de regering om een nadere toelichting over de mate waarin emotionele
schade ook bij de NAM in rekening gebracht kan worden.
Het IMG is verantwoordelijk voor het afhandelen van claims voor immateriële schade.
Deze vergoeding is bedoeld voor inwoners die persoonlijk leed en verdriet hebben ervaren
door de gevolgen van de gaswinning. De regeling voor immateriële schade voorziet in
compensatie voor deze emotionele schade, waarvan de kosten worden doorbelast aan NAM.
Alle kosten voor het vergoeden van immateriële schade tot en met het kalenderjaar
2022 zijn doorbelast aan NAM en volledig voldaan. Daarnaast vergoedt de NCG in het
kader van «schade door versterken» ook diverse kosten, bijvoorbeeld een vergoeding
voor de overlast die mensen hebben ervaren tijdens de versterking. Ook deze kosten
worden bij de heffing op de NAM betrokken.
1.6 Vergoeding van overlast voor een eigenaar van een gebouw op norm
De leden van de NSC-fractie lezen dat er alsnog wordt voorzien in een grondslag om
in het besluit dat een gebouw aan de veiligheidsnorm voldoet ook de vergoeding voor
overlast en schade als direct gevolg van de opname van het gebouw op te nemen.
15.
Deze leden vragen of het klopt het dat deze grondslag – gezien Artikel III, lid 2
– met terugwerkende kracht van toepassing is tot en met 1 juli 2023.
Deze veronderstelling is correct. Eigenaren van een gebouw dat na een beoordeling
aan de veiligheidsnorm blijkt te voldoen die deze vergoeding nog niet hebben ontvangen
van de NCG kunnen deze vergoeding alsnog ontvangen met terugwerkende kracht tot en
met 1 juli 2023.
16.
Zij vragen ook of er gevallen van voor 1 juli 2023 zijn waar deze besluiten al genomen
zijn zonder dat er vergoedingen uitgekeerd zijn.
Voor 1 juli 2023, de datum van inwerkingtreding van hoofdstuk 5 (Versterken) in de
Tijdelijke wet Groningen, bestond dit probleem niet. Deze vergoeding kon destijds
ook via een separaat besluit verstrekt worden. Met de inwerkingtreding van hoofdstuk
5 is de grondslag voor separate schadebesluiten komen te vervallen. Dat betekent dat
schade door versterken (en dus ook de vergoeding voor overlast door de opname) in
het «besluit op norm» meegenomen zou moeten worden. Voor het besluit op norm bleek
dit echter niet goed ingeregeld in de Tijdelijke wet Groningen, waardoor deze vergoeding
niet meer via een separaat besluit, noch via het besluit op norm, verstrekt kon worden.
Die omissie wordt nu hersteld.
1.7 Uitbreiding takenpakket ACVG
1.7.1
17.
De leden van de NSC-fractie vragen om een nadere toelichting waarom er voor gekozen
is om het Adviescollege Veiligheid Groningen (ACVG) te laten adviseren over schade
wanneer die van invloed is op de constructieve veiligheid van gebouwen.
Het Adviescollege Veiligheid Groningen adviseert de Minister van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties, in de praktijk de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties – Herstel Groningen, over de constructieve veiligheid van gebouwen
in Groningen. Wanneer schade dermate van aard is dat zij de constructieve veiligheid
van een gebouw raakt ligt het in de rede om dit aspect ook te betrekken in de advisering
door het Adviescollege Veiligheid Groningen over veiligheid in Groningen.
1.8 Juridische, bouwkundige en financiële bijstand bij schadeafhandeling en versterken
18.
De leden van de NSC-fractie vragen welke andere buurten naast de Zandplatenbuurt Zuid
worden versterkt onder de verantwoordelijkheid van een gemeente in het aardbevingsgebied.
Naast Zandplatenbuurt Zuid in de gemeente Eemsdelta worden binnen «batch 1588» ook
andere woningen versterkt onder verantwoordelijkheid van de gemeenten. De adressen
die binnen «batch 1588» vallen bevinden zich in de gemeenten Eemsdelta, Groningen
en Midden-Groningen.
2. Adviezen en internetconsultatie
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Raad van State aangeeft zorgen te hebben
over een mogelijke samenloop van de bevoegdheid van het Instituut Mijnbouwschade Groningen
en de Commissie Mijnbouwschade. De regering geeft aan dat het Instituut en de Commissie
Mijnbouwschade reeds samenwerkingsafspraken hebben gemaakt over de werkwijze in situaties
waarin er sprake is van schade, die mogelijk ontstaan is als gevolg van gecombineerde
effecten van mijnbouwactiviteiten in de nabijheid van het Groningenveld, Norg of Grijpskerk.
19. Deze leden vragen in hoeverre de samenwerkingsafspraken zoals deze nu zijn gemaakt
verstrekkend genoeg zijn, zodat bij een samenloop van bevoegdheid het duidelijk is
welk orgaan bevoegd is? Wat gebeurt er als er blijkt dat er toch onduidelijkheden
zijn hierover? Hoe wordt voorkomen dat Groningers hier de dupe van worden?
Vanwege de nieuwe werkwijze in de schadeafhandeling komen bewoners zelden nog in de
situatie waarin hun schade zowel door het IMG als door de Commissie Mijnbouwschade
(CM) moet worden beoordeeld. Dit komt doordat bewoners binnen het IMG-effectgebied
nu kunnen kiezen voor daadwerkelijk herstel en de vaste vergoeding, waarbij er niet
meer naar de oorzaak van schade wordt gekeken. Alleen als de bewoner kiest voor een
maatwerkbeoordeling kan het zo zijn dat het IMG op basis van een onderzoek naar de
schadeoorzaak bewoners moet doorverwijzen naar de CM. Dit gebeurt wanneer schade mogelijk
is veroorzaakt door andere mijnbouw dan de gaswinning uit het Groningenveld of de
gasopslagen Norg en Grijpskerk.
Om ook in die situaties de schadeafhandeling milder, menselijker en makkelijker te
maken willen het IMG en de CM bewoners niet meer naar elkaar doorverwijzen. Zij hebben
daarom na een gezamenlijke verkenning besloten de samenwerking verder te intensiveren
en te gaan werken met een één-loket-werkwijze4. Het uitgangspunt hierbij is dat bewoners niet meer te maken krijgen met verschillende
procedures bij twee instanties, maar na één procedure uitsluitsel krijgen over alle
schade. Beide organisaties behouden hierbij hun bestaande bevoegdheden. De organisaties
werken deze één-loket-werkwijze momenteel uit en bereiden de implementatie voor. Naar
verwachting is deze werkwijze in het eerste kwartaal van 2025 geïmplementeerd.
2.1 Uitvoeringstoets IMG en NCG
20.
De leden van de VVD-fractie vinden het positief om te lezen dat de voorgestelde aanpassingen
in de wet leiden tot minder administratieve lasten en verbetering van de uitvoerbaarheid
van de regelgeving. Deze leden willen graag weten in hoeverre hier lessen uit kunnen
worden getrokken om ook bij andere vraagstukken in het dossier schadeherstel en versterking
Groningen knelpunten in de uitvoerbaarheid weg te nemen en administratieve lasten
te verminderen.
Bij beleidsontwikkeling en de uitwerking daarvan in regelgeving wordt nadrukkelijk
gekeken naar de uitvoerbaarheid en naar de administratieve lasten die zij veroorzaken,
in overleg met de uitvoerders. Dat is ook bij de totstandkoming van de Tijdelijke
wet Groningen en de onderliggende regelgeving, en de wijzigingen daarvan, gebeurd.
Desondanks kunnen daarbij zaken over het hoofd worden gezien of aannames en inschattingen
verkeerd blijken als de regelgeving in werking is getreden. Mede naar aanleiding van
de parlementaire enquête is de samenwerking met de uitvoerende instanties op het dossier
Groningen geïntensiveerd. Van belang is de samenwerking die nu bestaat met de uitvoeringsorganisaties
voort te zetten en deze samenwerking ook op andere terreinen te blijven zoeken.
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
Artikel III
21. De leden van de NSC-fractie vragen waarom er gekozen is voor 1 juli 2023 als datum.
Het wetsvoorstel voorziet inderdaad voor sommige onderdelen in terugwerkende kracht
tot en met 1 juli 2023. Dit heeft ermee te maken dat er voor die onderdelen sprake
is van het herstel van omissies en van het aanbrengen van verduidelijkingen, soms
op basis van nadere inzichten, met betrekking tot onderwerpen die met ingang van 1 juli
2023 zijn geregeld. Door deze onderdelen nu met terugwerkende kracht in werking te
laten treden per 1 juli 2023 wordt dit hersteld.
Concreet bekent dit dat inwoners die tussen 1 juli 2023 en het moment van inwerkingtreding
van de nu voorgestelde wetswijziging aanspraak hadden moeten kunnen maken op een vergoeding
voor overlast bij een op-normverklaring, of die geen akte van cessie hadden hoeven
tekenen om over te gaan tot versterking van een gebouw, door de terugwerkende kracht
ook vallen onder onderdeel D, subonderdelen 2 en 3, en onderdeel E, subonderdeel 1,
subonderdeel a. Voor deze doelgroep geldt dus een aanspraak op een vergoeding voor
overlast bij een op-normverklaring en geldt de verplichting tot het tekenen van een
akte van cessie niet.
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
E. van Marum
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E. van Marum, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties