Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Podt over het bericht ‘Bollenteelt levert mooie plaatjes op, maar overheid komt met verbod: ‘Risico voor drinkwater’’
Vragen van het lid Podt (D66) aan de Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, over het bericht «Bollenteelt levert mooie plaatjes op, maar overheid komt met verbod: «Risico voor drinkwater»» (ingezonden 9 juli 2024).
Antwoord van Minister Wiersma (Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur), mede
namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat (ontvangen 10 oktober 2024). Zie
ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 2205.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van de wens van de Provincie Gelderland om niet- biologische
bollenteelt nabij waterwingebieden te verbieden?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Zijn er meer provincies, gemeenten of waterschappen die deze wens hebben? Bent u bereid
het gesprek aan te gaan met regionale en lokale overheden om dit in kaart te brengen,
indien u daar niet van op de hoogte bent?
Antwoord 2
De provincies zijn het bevoegde gezag voor de bescherming van grondwater en ik vind
het belangrijk dat bevoegdheden worden gerespecteerd.
Ik ben niet op de hoogte van het feit of meer provincies de wens hebben om de bollenteelt
met uitzondering van de biologische bollenteelt te verbieden. Ik zal het onderwerp
in een bestuurlijk overleg ter sprake brengen.
Vraag 3 en 4
Welke mogelijke barrières zijn er voor het instellen van zo’n verbod?
Welke mogelijkheden hebt u om medeoverheden te ondersteunen bij het instellen van
beperkingen op activiteiten in waterwingebieden/grondwaterbeschermingsgebieden (GWB)
die de kwaliteit van het grondwater aantasten, zoals de niet-biologische bollenteelt?
Antwoord 3 en 4
Provincies hebben vergaande bevoegdheden om grondwater te beschermen. Dit is vastgelegd
in de Omgevingswet. Waar nodig werken Rijk, andere overheden en (sector)organisaties
samen om de kwaliteit van grondwater te behouden en te beschermen. Beperkende maatregelen
dienen uiteraard wel altijd goed en objectief onderbouwd te zijn.
Er loopt een onderzoek naar een mogelijk verbod op het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen
in grondwaterbeschermingsgebieden naar aanleiding van een motie van het lid Tjeerd
de Groot (Kamerstuk 27 858, nr. 587). Uw Kamer is door mijn ambtsvoorganger geïnformeerd over het eerste deel van het
onderzoek (een quickscan) en het starten van het tweede deel (Kamerstuk 27 858, nr. 653).
Vraag 5
Kunt u een indicatie geven van de kosten van waterzuivering door de jaren heen in
de afgelopen twintig jaar en kunt u daarbij aangeven waardoor deze toename in kosten
volgens waterzuiveringsbedrijven zoal te wijten is?
Antwoord 5
Gedurende de afgelopen 20 jaar hebben de drinkwaterbedrijven, waterschappen, lozers
van industrieel afvalwater en industriële drinkwaterontrekkers onder andere te maken
gehad met een toename in benodigde capaciteit voor waterzuivering, een grote digitaliseringsslag,
innovaties van zuiveringstechnieken en aangescherpte zuiveringseisen. Daarnaast zijn
er afspraken gemaakt in het kader van de Bestuursovereenkomst Water om het waterbeheer
doelmatiger te maken.
De rapportage «Monitor Lastenontwikkeling en Doelmatigheidswinst Bestuursakkoord Water
over de periode 2010–2019» biedt inzicht in het totaal aan kosten voor waterbeheer
vanuit de publieke partijen voor onder andere waterzuivering2. Deze kosten zijn echter niet opgesplitst op zodanig detailniveau dat het voor specifieke
bronnen bekend is welke kosten gemaakt zijn voor zuivering. Er komen immers veel verschillende
ongewenste stoffen voor in het watersysteem, die op een eigen wijze uit het water
moeten worden gezuiverd.
Vraag 6
Hoe groot is het aandeel «andere teelten» in GWB-gebieden in Gelderland waarbij dezelfde
bestrijdingsmiddelen worden gebruikt als bij bollenteelt?
Antwoord 6
Mijn ambtsvoorganger heeft uw Kamer geïnformeerd over de uitkomst van het rapport
«Impactanalyse stoppen van gebruik van bestrijdingsmiddelen in grondwaterbeschermingsgebieden.
Quickscan» van WUR. Dit rapport bevat informatie over het landgebruik in alle grondwaterbeschermingsgebieden
in Nederland en is niet uitgesplitst per provincie (Kamerstuk 27 858, nr. 653 en blg-1142431).
Het areaal landbouwkundig gebruik in deze gebieden betreft 33.693 ha (dit is ongeveer
35% van het totale areaal) onderverdeeld in:
– Grasland (18.748 hectare): Grasland en graszoden;
– Akkerbouw (7.289 hectare): granen, bieten, aardappelen, uien, overig;
– Mais (5.438 hectare): Snij-, korrel-, suiker- en corncobmais, kolvensilage;
– Vollegrondsgroenten (898 hectare): Erwten, peen, koolsla, prei, cichorei, bonen, aardbeien,
courgette, witlofwortel, schorseneer, overig;
– Fruitteelt (618 hectare): Appels, hoogstam, peren, pruimen, kersen, bessen, overig;
– Boomteelt & vaste plantenteelt (499 hectare): Laan-, vrucht-, kerstbomen, rozen, siergewassen,
bos & haagplantsoen en vaste plantenteelt;
– Bloembollenteelt (145 hectare): Lelie, gladiool, narcis, dahlia, overig;
– Zomerbloementeelt (48 hectare): Echinacea, pioenroos, zonnebloemen, Zantedeschia,
overig;
– Wijnbouw (10 hectare): Wijndruiven.
Er zijn in de teelt van bloembol- en bloemknolgewassen verschillende gewasbeschermingsmiddelen
toegelaten. Deze middelen kunnen volgens het wettelijk gebruiksvoorschrift vaak in
meerdere gewassen worden gebruikt, waarbij de dosering en de frequentie kan verschillen
per gewas.
Vraag 7
Wat is het risico van het gebruik van biologische bestrijdingsmiddelen in GWB- en
waterwingebieden? Welke kosten brengt het zuiveren van deze middelen met zich mee,
mede in verhouding tot chemische middelen?
Antwoord 7
In de biologische landbouw mogen alleen gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt,
die op de SKAL-inputlijst staan én een toelating hebben van het College voor de toelating
van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (hierna: Ctgb). Dit betreft veelal middelen
met een werkzame stof (chemisch of biologisch) van natuurlijke herkomst (bijvoorbeeld
mineralen, micro-organismen, plantextracten). Deze middelen mogen overigens ook gebruikt
worden in de gangbare landbouw, mits deze zijn toegelaten door het Ctgb.
Voor de drinkwaterbereiding is de primaire vraag of de werkzame stof en de metabolieten
die in de bodem gevormd worden uit deze stof afbreken gedurende de bodempassage of
het zuiveringsproces. Op het moment dat een stof niet (voldoende) afbreekt en door
het drinkwaterbedrijf verwijderd moet worden, is het voor de benodigde zuiveringsinspanning
niet relevant of het gewasbeschermingsmiddelen zijn die in de biologische landbouw
of in de gangbare landbouw gebruikt worden. Het is voor de inspanningen en de kosten
die nodig zijn om zo’n stof en/of de metabolieten te verwijderen niet relevant wat
de bron van een stof is.
Daar waar het gewasbeschermingsmiddelen betreft met een werkzame stof van alleen biologische
en niet-chemische herkomst (zoals micro-organismen) is het onwaarschijnlijk dat die
micro-organismen het diepe grondwater bereiken (10 tot 30 meter diep). Eventuele aanwezige
micro-organismen worden met standaard filters (UV filters/koolstoffilters) inactief
gemaakt en/of verwijderd.
Het Ctgb neemt de afbreekbaarheid of persistentie van werkzame stoffen in gewasbeschermingsmiddelen
en hun metabolieten mee in de beoordeling van de blootstelling naar bodem en grondwater.
Als deze beoordeling leidt tot onaanvaardbare effecten op mens, dier en milieu, dan
wordt een (toepassing van een) middel niet toegelaten.
Vraag 8
Wat is de stand van zaken omtrent het harmoniseren van de doelen in de Kaderrichtlijn
Water met het toelatingsbeleid van het «College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen
en biociden» (Ctgb)?
Antwoord 8
Mijn ambtsvoorganger heeft uw Kamer recent geïnformeerd over de uitkomst van de analyse
die is uitgevoerd naar de mogelijkheden hoe de toelating van gewasbeschermingsmiddelen
in overeenstemming kan worden gebracht met de normen van de KRW (Kamerstuk 27 858, nr. 671). Hoe ik de analyse verder wil gebruiken, zal ik uw Kamer in dit najaar laten weten.
Vraag 9
Welke stappen zijn er door het Ctgb tot op heden gezet om hun toelatingsbeleid aan
te scherpen, in navolging van het arrest van het Europese Hof van Justitie?3
Antwoord 9
Het Ctgb heeft recent een bericht op zijn website gezet, dat het zijn werkwijze op
onderdelen aanpast naar aanleiding van de twee uitspraken van het Europese Hof van
Justitie op 25 april jl.4 Deze nieuwe werkwijze richt zich op het gebruik van recente nieuwe betrouwbare wetenschappelijke
en technische kennis is ontwikkeld over hormoonontregeling bij de mens en van nieuwe
richtsnoeren en methodieken zodra deze worden gepubliceerd door EFSA of een vergelijkbare
instantie, ook als ze nog niet definitief zijn vastgesteld en de bijbehorende data
beschikbaar zijn.
Vraag 10
Ziet het Ctgb, op basis van het arrest in vraag 9, reden om hun advies over gebruiksvoorschriften
en milieubescherming in relatie tot GWB-gebieden aan te passen?
Antwoord 10
Vooralsnog leidt de aangepaste werkwijze niet tot een wijziging van de werkwijze die
het Ctgb op dit moment hanteert voor grondwaterbeschermingsgebieden.
De huidige werkwijze staat in het Besluit gewasbeschermingsmiddelen en biociden en
leidt tot het hanteren van een strengere norm in grondwaterbeschermingsgebieden voor
het aspect uitspoeling naar het grondwater dan in andere gebieden in Nederland.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.M. Wiersma, minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur -
Mede namens
B. Madlener, minister van Infrastructuur en Waterstaat
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.