Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de Initiatiefnota van het lid Inge van Dijk over bescherming van de rechten van belastingbetalers en toeslagontvangers (Kamerstuk 36502-2)
36 502 Initiatiefnota van het lid Inge van Dijk over bescherming van de rechten van belastingbetalers en toeslagontvangers
Nr. 4
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 9 oktober 2024
De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd
aan de indiener over de Initiatiefnota van het lid Inge van Dijk over bescherming
van de rechten van belastingbetalers en toeslagontvangers (Kamerstuk 36 502, nr. 2).
De vragen en opmerkingen zijn op 14 maart 2024 aan de indiener voorgelegd. Bij brief
van 9 oktober 2024 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Nijhof-Leeuw
Adjunct-griffier van de commissie, Meijerink
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de indiener
1. Inleiding
Indiener wil alvorens in te gaan op de specifieke vragen, alle partijen die hebben
gereageerd hartelijk danken voor de tijd en moeite die zij hebben genomen de initiatiefnota
te lezen en hun opmerkingen op te schrijven.
Ook wil indiener het vorige kabinet danken voor de kabinetsreactie namens de Staatssecretaris
fiscaliteit en belastingdienst en de Staatssecretaris toeslagen en douane. Indiener
waardeert dat het kabinet het opstellen van een handvest heeft omarmd en ziet uit
naar de verdere uitwerking hiervan en samenwerking hierin.
Ten aanzien van de opzet van een handvest heeft indiener uitdrukkelijk vermeld dat
de juiste invulling van het initiatief moet worden uitgevoerd met zowel uitvoeringsorganisaties
als maatschappelijke partners, want indiener en kabinet zijn het met elkaar eens dat
een handvest moet worden opgesteld dat ook daadwerkelijk tegemoetkomt aan wat nuttig
is voor burgers en bedrijven. Wat indiener betreft wordt daarbij toegewerkt naar een
kader van uitgangspunten voor vakmanschap voor de diensten, niet naar het tot op de
puntkomma vastleggen van regels om de handelingsruimte in te vullen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie en reactie van de indiener
De leden van de PVV-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de initiatiefnota
en zij onderschrijven het belang van een goede rechtsbescherming. Wel hebben deze
leden enkele vragen.
Op pagina twee lezen de leden van de PVV-fractie dat de indiener beoogt twee initiatieven
voor te leggen aan de Kamer. Echter op pagina negen staan er zes aanbevelingen, waarvan
de eerste twee overlappend zijn met die op pagina twee. Hoe verhouden de zes aanbevelingen
zich tot de genoemde twee initiatieven?
De twee voorstellen op pagina twee zijn de kern van de initiatiefnota, namelijk: 1.
het zorgen dat rechten van belastingbetalers en toeslagontvangers begrijpelijk en
vindbaar in de wet worden opgenomen en 2. het opstellen van een handvest hoe in praktijk
met die rechten dient te worden omgegaan. De zes aanbevelingen op pagina negen zijn
een uitwerking van die twee kernvoorstellen. De eerste twee aanbevelingen betreffen
de kernvoorstellen zelf, aanbevelingen drie tot en met vijf zien op het vormgeven
van het handvest en vastleggen ervan en aanbeveling zes ziet op omgang met afwijking
van het handvest.
Onder paragraaf 2 op pagina twee schrijft de indiener: «wanneer je als belastingbetaler of toeslagontvanger wil weten wat je rechten zijn,
moet je die uit een oerwoud van fiscale regelgeving destilleren.» Is de indiener van mening dat dit alleen op het gebied van fiscaliteit speelt? Erkent
de indiener dat het intrinsiek aan juridische zaken is dat dit een oerwoud is, onderhevig
aan verandering en interpretatie?
Indiener is het met de leden van de PVV-fractie eens dat meerdere wetten, en dat gaat
inderdaad verder dan fiscale wetgeving, op dit moment vaak een oerwoud van bepalingen
zijn, die steeds een beetje worden aangepast wanneer nieuwe inzichten of politieke
wensen daartoe aanleiding geven. Indiener is echter niet van mening dat dit altijd
zo hoeft te zijn. Dat is overigens een van de redenen waarom volgens indiener (en
breed in de Kamer) het belasting- en toeslagenstelsel dient te worden herzien, dat
door de opzet en vele aanpassingen ondoorzichtig en complex is (geworden). Dat laat
onverlet dat iedere inwoner van Nederland wordt geacht de wet te kennen, hoe complex
die ook is. Wat indiener betreft moeten onze inwoners daartoe dus ook een eerlijke
mogelijkheid worden gegeven en gezien de complexiteit waarmee inwoners nu mee te maken
hebben onze inwoners moeten onze inwoners daarbij ook worden ondersteund.
Onder paragraaf 3 op pagina drie citeert de indiener uit het rapport «Burgers Beter Beschermd: «(...) dat er door sommige medewerkers te beperkt gebruik
wordt gemaakt van de vrije ruimte die er wel is om de menselijke maat te hanteren.
(...) De letterlijke interpretatie van wet- en regelgeving heeft de overhand gekregen
(...).»
Maar in artikel 4 van de initiatiefnota sluit indiener aan bij het uitgangspunt van
bezwaar en beroep. Kan de indiener aangeven op welke manier bezwaar en beroep nu tekortschiet
en hoe zij vindt dat de aanvullende normering als «menselijke maat» objectief getoetst
moet worden en daarbij ingaan op de algemene beginselen van behoorlijk bestuur (abbb)?
Wat indiener bedoelt met het citaat onder paragraaf 3 is dat de uitvoerder een bepaalde
beoordelingsruimte heeft omdat wetgeving doorgaans niet zwart-wit is en er dus enige
mate van interpretatie is bij toepassing op de relevante feiten en omstandigheden
van het geval. In het citaat staat dat de letterlijke interpretatie van wet- en regelgeving
de overhand heeft gekregen boven flexibel meedenken met de belanghebbende. Het recht
biedt echter veel meer ruimte en initiatiefnemer zou graag zien dat in het belang
van onze inwoners die ook waar wenselijk wordt toegepast.
Indiener begrijpt de tegenstelling in de vraag van de leden van de PVV-fractie zo,
dat in artikel 4 wordt verwezen naar de formele route van bezwaar, terwijl men daar
bij hantering van de menselijke maat zoals beschreven in paragraaf 3 misschien niet
terecht hoeft te komen als bij het nemen van een besluit het bestuursorgaan zijn discretionaire
ruimte benut. Daarin ziet indiener niet zozeer een tegenstelling, maar meer een volgordelijkheid.
Als eerst de ruimte wordt benut, dan volgt mogelijk minder vaak bezwaar en beroep.
Bezwaar- en beroepsprocedures op zich schieten volgens indiener niet per definitie
tekort. Het is goed dat deze mogelijkheden er zijn in gevallen waarin de belanghebbende
het niet eens is met een beslissing inzake belastingen of toeslagen. Waar indiener
wel ruimte voor verbetering ziet is in meer menselijk contact, ruimere mogelijkheden
bieden om een bezwaar mondeling toe te lichten of in gesprek te gaan.
Wat indiener betreft doet het de menselijke maat tekort om daar een objectieve normering
op te plakken. De essentie van menselijke maat is dat er gekeken wordt naar alle relevante
feiten en omstandigheden en rekening te houden met verschillen tussen gevallen bij
toepassing de wet. Wat in het ene geval passend is, is dat in het andere geval wellicht
niet. Daarbij past geen «gemiddelde». Dit betekent volgens indiener niet dat het de
uitvoering vrij moet staan om buiten wetten te handelen. Dan zou willekeur kunnen
ontstaan en dat gaat in tegen het evenredigheidbeginsel en het gelijkheidsbeginsel.
Dat neemt niet weg dat de ruimte die de wet wel biedt naar letter én geest, en het
recht in bredere zin door bepaalde rechtsbeginselen centraal te stellen bij het handelen
van de overheid, door de uitvoering benut kunnen worden. Dit dient vervolgens goed
te worden gemotiveerd en belanghebbenden moeten passend in staat worden gesteld hun
zienswijze naar voren te brengen.
Wanneer een wet onevenredig uitwerkt is het aan de wetgever de wet aan te passen.
Daarin kunnen de uitvoering, maar ook de inspectie belastingen, toeslagen en douane,
de nieuw op te richten belangenbehartiger en de Ombudsman een signalerende rol vervullen.
Door meer toepassing van de menselijke maat kunnen de algemene beginselen van behoorlijk
bestuur volgens indiener juist beter tot hun recht komen.
In artikel 5 beschrijft de indiener het recht om in beroep te gaan. Kan de indiener
aangeven in welke gevallen dit nu niet kan? En hoe ziet de indiener, alvorens er in
beroep wordt gegaan, de rol voor de Onafhankelijke Belangenbehartiger die juíst zoveel
mogelijk juridische procedures zou moeten voorkomen?
Indiener ziet geen gevallen waarin niet tegen een overheidsbeslissing in beroep kan
worden gegaan. Het artikel is bedoeld ter bevestiging van dit recht en benadrukt dat
burgers en bedrijven door de overheid in staat gesteld moeten worden dit recht uit
te oefenen. Dat kan ook zijn door het bieden van toegankelijke overheidsinformatie
en beschikbaarheid van rechtshulp.
Als de Belastingdienst en belanghebbende er in een geschilpunt samen niet uitkomen,
kan een zaak in een beroepsprocedure aan de rechter worden voorgelegd. Een Onafhankelijke
Belangenbehartiger zou dit in sommige gevallen kunnen voorkomen, door bij geschilpunten
als tweede paar ogen mee te kijken. Dat kan twee kanten op werken. De belangenbehartiger
kan tot een andere conclusie komen dan de Belastingdienst op basis van de feiten en
omstandigheden van een geval waarna de beslissing van de Belastingdienst wordt gewijzigd.
Het kan ook gebeuren dat de belangenbehartiger tot dezelfde conclusie komt als de
Belastingdienst en hierover met belanghebbende in gesprek gaat om dit uit te leggen.
Beide uitkomsten kunnen ertoe leiden dat een zaak niet aan de rechter wordt voorgelegd.
Hoewel het belanghebbende vrij staat alsnog in beroep te gaan wanneer de Onafhankelijke
Behartiger het standpunt van de Belastingdienst bevestigt, kan een second opinion
met een duidelijke uitleg soms tot meer begrip leiden en daarmee bezwaar en beroep
voorkomen.
Onder artikel 6 beschrijft indiener dat de wettelijke termijnen uiterste termijnen
zijn. Kan de indiener aan de leden van de PVV-fractie nader toelichten wat er wordt
verstaan onder uiterste termijn?
Hiermee bedoelt indiener dat een door de overheid gestelde termijn een maximale termijn
is, maar dat de overheid ernaar moet streven zo snel mogelijk duidelijkheid te bieden.
Daarnaast stelt indiener voor: «het is niet de bedoeling dat de Belastingdienst of Dienst Toeslagen elke juridische
mogelijkheid uitput, als dat niet in verhouding staat tot de zaak die voorligt. (...)
gekeken moet worden of maatwerk/het algemeen belang mogelijk is om ongewenste gevolgen
voor de maatschappij te voorkomen.» Wat bedoelt indiener hier concreet mee?
Het grote verschil tussen de overheid en een individuele belastingplichtige, is dat
de overheid in de regel diepe zakken en goede rechtsmogelijkheden heeft om procedures
te voeren. Toch moet er een bepaald evenwicht bewaard worden ten opzichte van het
individu. De Belastingdienst kan bijvoorbeeld vinden dat de Belastingdienst formeel
gezien een correct standpunt heeft ingenomen, ondanks een ander oordeel van de rechter
in een beroepsprocedure. Voor de Belastingdienst kan dit een principepunt zijn, terwijl
het voor een belanghebbende een groot materieel belang kan hebben. De Belastingdienst
kan ervoor kiezen in hoger beroep te gaan, met alle gevolgen en kosten van dien, maar
kan er ook voor kiezen in het betreffende geval haar «verlies» te nemen en de procedure
daar te eindigen, wanneer dit voor de Staat geen essentieel belang vertegenwoordigt.
Wat indiener betreft moet hier door de overheid altijd een afweging gemaakt worden
die het belang van het individu alsook het algemeen belang (waaronder het inzet van
gemeenschapsgeld voor het voeren van procedures) ook meeneemt, en niet alleen het
formele geschilpunt. Dat alles dient wel te gebeuren binnen de wettelijke kaders en
met inachtname van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, om willekeur te
voorkomen.
Is het de bedoeling dat er door de Belastingdienst of de Dienst Toeslagen standaard
gewerkt moet worden met een variant van mediation?
Op dit moment is de optie tot mediation bij een geschil met de Diensten al aanwezig.
De Onafhankelijke Belangenbehartiger kan eenzelfde uitkomst bereiken als een mediator
afhankelijk van het geval. Het gaat bijvoorbeeld niet altijd om sec de uitleg van
de wet, maar ook over de omgang door de Belastingdienst. Een belanghebbende kan zich
onvoldoende gehoord voelen of een besluit onvoldoende gemotiveerd vinden. Zowel het
meekijken door de Onafhankelijke Belangenbehartiger als door een mediator kan meer
duidelijkheid en vertrouwen geven.
Kan de indiener duiden wat de verhouding is tussen individueel maatwerk en ongewenste
maatschappelijke gevolgen en hoe dit zich verhoudt tot het rechtszekerheidsbeginsel?
Voor het antwoord op deze vraag verwijst indiener naar het antwoord op de vraag over
de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
In artikel 7 beschrijft indiener dat er de gronden op basis waarvan de Belastingdienst
en de Dienst Toeslagen hun doel kunnen bereiken. Kan de indiener de normen van de
Algemene Beginselen van Behoorlijk Bestuur meenemen in het uitgangspunt: «niet indringender ingrijpen dan nodig of proportioneel is.»
Proportionaliteit behoort tot de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, en wordt
in artikel 7 uitgelicht, omdat dit gaat over het passend handelen van de Belastingdienst
of Dienst Toeslagen, bijvoorbeeld bij het opvragen van informatie of het schatten
van een te betalen bedrag aan belasting. Het is bijvoorbeeld niet de bedoeling dat
de Belastingdienst om een kleine aftrekpost te toetsen 50 vragen gaat stellen of dat
de Belastingdienst een geschatte btw-aanslag van 10.000 euro oplegt met als doel een
belanghebbende tot het alsnog indienen van de aangifte te bewegen, terwijl dit in
het verleden nooit meer dan 5.000 euro is geweest.
De algemene beginselen van behoorlijk bestuur zijn per definitie van toepassing op
besluiten die worden genomen door de Belastingdienst of Dienst toeslagen.
Op pagina 9 beschrijft indiener bij aanbeveling 6 dat: «signalen over afwijking van de wet of het handvest te melden bij de IBTD of de Onafhankelijke
Belangenbehartiger. Welke rechtsgevolgen beoogt indiener hiermee te bewerkstelligen? Kan de indiener in
dit licht reageren op de reikwijdte van artikel 8:42 Algemene wet bestuursrecht (Awb)
in relatie tot artikel 8:29 Awb en het gebruik daarvan door de Belastingdienst en
de Dienst Toeslagen?
Bij signalen van handelen in afwijking van de wet of van het handvest dient dit handelen
wat indiener betreft zo snel mogelijk te worden aangepast als dit handelen onrechtmatig
is geweest. Dit kan dan tot gevolg hebben dat een beslissing wordt herzien en als
gevolg van die beslissing moet worden gecompenseerd.
Artikel 8.42 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bevat de verplichting voor het
bestuursorgaan om de op de zaak betrekking hebbende stukken toe te sturen aan de bestuursrechter.
Artikel 8.29 van de Awb maakt het voor partijen mogelijk om in geval van gewichtige
redenen stukken of inlichtingen achter te houden of alleen aan de rechtbank te verschaffen
en vormt daarmee dus een uitzondering op artikel 8:42 van de Awb in uitzonderlijke
gevallen, waarbij de rechter beoordeelt of dit gerechtvaardigd is. Wanneer dit gerechtvaardigd
is, dan is er geen onrechtmatige situatie die moet worden aangepast of waarvan gevolgen
moeten worden hersteld. Indien er wel signalen of uitspraken zijn dat de uitzondering
niet gerechtvaardigd wordt toegepast, dan moet dit volgens indiener worden aangepast.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie en reactie van de
indiener
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben de initiatiefnota met veel interesse
gelezen en bedanken de indiener hartelijk voor haar werk. Zij hebben enkele vragen.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen in de initiatiefnota dat belastingbetalers
en toeslagontvangers hun rechten «uit een oerwoud van fiscale regelgeving» moeten
«destilleren», en dat deze rechten «niet overzichtelijk op een herkenbare plek in
de wet te vinden» zijn. Deze leden vragen zich af wat volgens de indiener de oorzaak
van dit probleem is. Is de indiener het met de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
eens dat de fiscale regelgeving simpelweg te ingewikkeld is geworden? Ziet zij mogelijkheden
om het belasting- en toeslagenstelsel fors te vereenvoudigen? En zo ja, welke maatregelen
zou zij op dit gebied willen voorstellen? Voorts vragen deze leden hoe de indiener
aankijkt tegen de vele fiscale regelingen en uitzonderingen die het Nederlandse belastingstelsel
kent. Is zij het eens met deze leden dat het goed zou zijn om een (groot) deel van
deze regelingen te schrappen? Welke regelingen komen hiervoor volgens haar in aanmerking?
Indiener is het met de leden van de fractie van GroenLinks-PvdA eens dat een van de
oorzaken van de onoverzichtelijkheid van de wet is dat deze door de jaren heen te
complex is geworden. Er zijn hoofdregels, waarop dikwijls uitzonderingen worden gemaakt
in aparte artikelen. Zo is de reactietermijn voor een bestuursorgaan in de Awb zes
weken, maar gelden in fiscale en toeslagenwetgeving vaak andere termijnen. Sommige
afwijkingen dienen een doel, maar er zijn ook afwijkingen die ooit zo in de wet zijn
gekomen waar niet per definitie een bijzondere reden voor is. Indiener is van mening
dat het goed zou zijn om de wetgeving door te nemen en algemene regels op een vindbare
plek op te nemen en afwijkingen daarvan alleen in stand te houden op het moment dat
daar een goede reden voor is.
Daarnaast is indiener ook voorstander van aanpassing van het belasting- en toeslagenstelsel.
Algemene uitgangspunten die indiener daarbij heeft is meer zekerheid en eenvoud, ook
als dat betekent dat er soms iets minder individuele rechtvaardigheid is. Zo is indiener
voorstander van het stoppen met afbouwen van de algemene heffingskorting en arbeidskorting,
en verwerking daarvan in transparante belastingtarieven. Ook zou indiener bijvoorbeeld
liever een hogere kinderbijslag zien dan een steeds hoger kindgebonden budget. Alle
inkomensafhankelijke regelingen zorgen immers voor risico’s op terugvordering en daarmee
voor onzekerheid.
Ook lijkt het indiener goed een aantal regelingen te schrappen. Dat moet in de ogen
van indiener zorgvuldig en met gepaste overgangsregelingen plaatsvinden.
De indiener stelt dat het problematisch is dat de rechten van belastingbetalers in
«allerlei aparte wetsartikelen zijn opgenomen» en dat het beter zou zijn om deze rechten
op één plek op te nemen. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen de indiener
om deze stelling verder toe te lichten. Waarom ziet zij dit als het probleem waar
belastingbetalers en toeslagontvangers tegenaan lopen? Verwacht zij dat mensen, als
de genoemde rechten op één plek in de wet staan, wél volledig in staat zijn deze wet
te lezen? Wetteksten zijn immers vrijwel altijd lastig te lezen.
Indiener is het geheel met deze leden eens dat de wet te lastig te lezen is. Echter,
als iedere inwoner van Nederland wordt geacht de wet te kennen, dan is indiener van
mening dat inwoners daar in ieder geval een eerlijke kans voor moeten krijgen. Het
centraal en in begrijpelijke taal opnemen van de rechten van belastingbetalers en
toeslagontvangers in de wet kan daar volgens indiener bij helpen. Dat betekent niet
dat deze rechten alleen in de wet moeten staan. De rechten moeten ook overzichtelijk
en begrijpelijk in andere overheidscommunicatie te vinden zijn, ten eerste op de websites
van de Diensten, die toch voor veel mensen de belangrijkste bron van informatie over
belastingen en toeslagen is. Indiener ziet dat zo voor zich dat op de website een
overzicht van de rechten staat in begrijpelijk Nederlands, waarbij je kunt doorklikken
naar praktische informatie over welke stappen precies te nemen en waar je terecht
kunt met vragen.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie staan in beginsel positief tegenover het opstellen
van een handvest voor praktische rechtsbescherming van belastingbetalers en toeslagontvangers.
Zij vragen de indiener artikel 1 van het opgestelde handvest te specificeren: bedoelt
zij met «begrijpelijke wijze» dat bijvoorbeeld brieven van de Belastingdienst en de
Dienst Toeslagen in B1-niveau Nederlands opgesteld moeten zijn, opdat deze voor zoveel
mogelijk mensen leesbaar zijn?
Indiener bedoelt inderdaad dat brieven van de Diensten in B1-niveau Nederlands moeten
worden opgesteld. Echter, begrijpelijke wijze gaat volgens indiener niet alleen om
eenvoudige taal, maar ook om glasheldere informatie over welke stappen mensen moeten
ondernemen en waar zij terecht kunnen voor nadere informatie en vragen.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie steunen het streven naar begrijpelijke en
toegankelijke informatie. Zij vragen de indiener toe te lichten hoe dit streven in
de praktijk gebracht moet worden: wat zouden de Belastingdienst en de Dienst Toeslagen
concreet anders moeten doen dan ze nu doen?
Indiener verwijst naar het antwoord op de vorige vraag. Zowel de taal als de inhoud
van de brieven en te nemen acties moeten glashelder zijn. Wat indiener betreft worden
hierbij meer ervaringsdeskundigen en gedragspsychologen ingezet. Wat een professional
logisch vindt kan immers totaal anders zijn dan hoe een niet-deskundige kijkt naar
berichtgeving of het proces.
Voorts vragen deze leden of de indiener van mening is dat een cultuuromslag noodzakelijk
is bij de Belastingdienst en de Dienst Toeslagen om de gestelde doelen in het voorgestelde
handvest te bereiken. Hoe zou een dergelijke cultuuromslag bereikt kunnen worden?
Indiener is inderdaad eens dat veel is gelegen in de cultuur bij de diensten. Die
moeten meer mensgericht gaan werken. Daarvoor lopen al veel cultuurveranderingsprogramma’s
bij de Diensten, zoals ook het vorige kabinet aangaf in haar reactie op de initiatiefnota.
Indiener is van mening dat juist een eenduidig handvest waarvan iedere medewerker
doordrongen is kan bijdragen aan een positieve cultuurverandering. Daarbij ziet indiener
het handvest voor zich als kader voor vakmanschap, waarmee de uitvoering wordt geholpen
om meer invulling te geven aan de bedoeling van hun werk, doordat dit onderdeel wordt
van hun taakomschrijving. Dat kan al een cultuuromslag op zich teweegbrengen. Een
gezamenlijk werkkader kan in de organisatie ook een gezamenlijk doel en missie in
het handelen brengen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie en reactie van de indiener
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief «Initiatiefnota
van het lid Inge van Dijk over bescherming van de rechten van belastingbetalers en
toeslagontvangers». Deze leden onderschrijven het grote belang van praktische rechtsbescherming
aan alle belastingbetalers en toeslagontvangers volledig. De noodzaak om deze rechtsbescherming
op een toegankelijke manier ter beschikking te stellen wordt, zoals het lid Inge van
Dijk ook terecht omschrijft, verder onderstreept door de ervaringen uit het recente
verleden met de toeslagenaffaire. Voorgenoemde leden zijn het lid Inge van Dijk dan
ook zeer erkentelijk voor het verzette werk om deze initiatiefnota aan te leveren.
Zij hebben over de nota enkele vragen.
Centrale plek fiscale basisrechten
De leden van de VVD-fractie lezen dat de indiener van mening is dat het een meerwaarde
heeft om de fiscale basisrechten van belastingbetalers en toeslagenontvangers op een
centrale plek in de wet op te nemen. De indiener doet hiervoor enkele suggesties van
mogelijke wetten. Zij vragen of de indiener kan aangeven welke van deze suggesties
het meest gepast zou zijn voor een dergelijke, gecentraliseerde wettelijke opsomming
van basisrechten. Zij vragen eveneens of de indiener de materiele meerwaarde van een
dergelijke exercitie nader kan toelichten.
De meerwaarde van een dergelijke exercitie is volgens indiener gelegen in het feit
dat mensen zich kunnen beroepen op wetgeving, waar dat niet kan op een handvest. Een
handvest omschrijft een werkwijze, maar is soft law. Om inwoners de kans te geven zich te kunnen beroepen op hun rechten, is het volgens
indiener belangrijk dat zij die rechten ook daadwerkelijk op een laagdrempelige manier
kunnen vinden. Indiener heeft twee suggesties gedaan, namelijk de Algemene wet inzake
Rijksbelastingen, waar een opsomming van de rechten van belastingplichtigen gepast
is. Voor de rechten van toeslagontvangers acht indiener de Wet inkomensafhankelijke
regelingen een gepaste plaats voor een centraal overzicht.
Tot slot lezen zij dat de indiener van mening is dat de basisrechten, zoals zij in
wetgeving zijn opgenomen, voor iedereen uitlegbaar en begrijpelijk moeten zijn. Dit
voornemen onderschrijven voornoemde leden, maar zij vragen wel of de indiener kan
toelichten hoe dit zich verhoudt tot het principe van zorgvuldige wetgeving, wat soms
ook enige complexiteit kan vergen.
Indiener is van mening dat er een gerechtvaardigd doel kan zijn voor afwijkende en
in bepaalde gevallen complexe regelingen, maar dat dit niet per definitie voor alle
afwijkende regelingen geldt. Indiener verwijst voor deze vraag ook naar het antwoord
op de vraag van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie. Daarnaast vraagt juist dit
besef van complexiteit om een extra inspanningsverplichting van de wetgever om complexiteit
zo eenvoudig mogelijk toe te lichten en zo goed als mogelijk vindbaar te maken enerzijds
en om inwoners een laagdrempelige ingang te geven als ze vast lopen anderzijds.
Werkdruk en Personeelstekort Belastingdienst en Dienst Toeslagen
De leden van de VVD-fractie lezen dat een voorgesteld handvest opgenomen kan worden
in het functieprofiel van de Belastingdienst en de Dienst Toeslagen. De leden vragen
hoe eventuele extra werkzaamheden als gevolg van dit handvest door de Belastingdienst,
mede ook gezien de personeelstekorten, uitvoerbaar kan zijn. Hoe kijkt de indiener
naar de extra taak voor de medewerker van de Belastingdienst die de toevoeging in
het functieprofiel zou kunnen hebben? In welke mate heeft deze extra taak invloed
op de al bestaande hoge werkdruk voor medewerkers van de Belastingdienst? Op welke
manier gaat er gewaarborgd worden dat andere onderdelen van de Belastingdienst niet
gaan lijden onder deze extra taak? Is indiener het met de leden van de VVD-fractie
eens dat het opstellen en wijzigen van functieprofielen een taak en verantwoordelijkheid
van de diensten is en moet blijven?
Indiener beoogt niet met bijgaand handvest de werkdruk onevenredig te verhogen. Het
gaat om een eenduidig begrip van werkwijze en handvatten voor de diensten. Veel van
de opgenomen richtlijnen zijn ook niet nieuw. Indiener verzoekt ook nadrukkelijk het
handvest samen met de praktijk en uitvoering uit te werken zodat dit ook aansluit
op het werk van de diensten en de programma’s die er binnen de diensten al zijn, zodat
het handvest hen daadwerkelijk helpt.
Daarnaast is indiener ook van mening dat een handvest als werkkader de diensten ook
veel werk kan gaan besparen. Als diensten meer ruimte voelen om proactief te handelen
vanuit de rechten van burgers en bedrijven, kan dat er ook toe leiden dat minder mensen
zich genoodzaakt voelen in bezwaar te gaan, dat minder klachten worden ingediend en
dat minder mensen in de problemen komen, wat aan de andere kant werk voor medewerkers
kan gaan verlichten. Dat kan ook het vertrouwen in de diensten terugbrengen, wat deze
effecten nog verder kan versterken.
Ook lezen de leden van de VVD-fractie dat belastingbetalers en toeslagenontvangers
van de Belastingdienst en Dienst Toeslagen een proactieve houding mogen verwachten.
Ook zal er in alle overheidscommunicatie beschreven staan welke acties zij kunnen
nemen als zij het er niet mee eens zijn, inclusief contactgegevens met wie ze contact
op kunnen nemen bij vragen. Hierbij vragen de leden hoe de indiener de praktische
uitvoering van deze voornemens concreet voor zich ziet. Door wie worden deze extra
taken uitgevoerd binnen de Belastingdienst en Dienst Toeslagen? Worden voor deze taken
nieuwe functieprofielen gemaakt en extra medewerkers aangenomen? Realiseert indiener
zich dat het gaat om massale processen en hoe past volgens indiener de beoogde werkwijze
hierbij?
Indiener beoogt niet allerlei nieuwe ingangen en informatiepunten in de diensten te
organiseren. Het nummer van de dossierbehandelaar wordt dikwijls genoemd als waardevol.
Echter, indiener is niet van mening dat dat op dit moment haalbaar is. Indiener is
wel van mening dat overheidscommunicatie vaak nog te complex is en onvoldoende duidelijk
en eenduidig alle stappen weergeeft die inwoners kunnen nemen, soms juist ook door
de grote automatisering van die communicatie. Daar kan een verbeterslag worden gemaakt.
De diensten werken al aan een digitaal portaal waar brieven en overzichten gevonden
kunnen worden. Indiener ziet daarin ook een goede kans tot verbetering. De digitale
omgeving kan ook als laagdrempeliger worden ervaren, dan fysieke brieven die vaak
onrust oproepen. Zo kan de Belastingdienst geautomatiseerd een hele stapel blauwe
brieven sturen als zij één te veel betaalde post verrekenen over een aantal openstaande
posten. Dat kan de ontvanger die de hele stapel ziet onnodig veel stress opleveren.
Menselijke maat en Belangenbehartiger
De leden van de VVD-fractie zijn het volledig eens met indiener dat de menselijke
maat gehanteerd moet worden met vertrouwen als uitgangspunt. Ook vinden de leden dat
de Onafhankelijke Belangenbehartiger hier een grote rol in kan spelen bij zaken waar
conflict over ontstaat. Hoe ziet de indiener de rol van de Onafhankelijke Belangenbehartiger
voor zich? Welke bevoegdheden heeft en krijgt de Onafhankelijke Belangenbehartiger
bij zaken waar een conflict over ontstaat? In hoeverre kan de Onafhankelijke Belangenbehartiger
juridische procedures voorkomen bij zaken waar een conflict over ontstaat? Hoe wordt
de legitimiteit van een dergelijke behartiger verzekerd?
Op 12 juni heeft de Kamer een brief ontvangen met het advies van de Kwartiermaker
en een kabinetsreactie juist op deze punten. Wat indiener betreft moet de Onafhankelijk
Belangenbehartiger direct toegang hebben tot de dossiers die aan hem worden voorgelegd
en beoordeelt hij daarbij of de handelwijze van de Belastingdienst of de Dienst Toeslagen
alle mogelijkheden binnen de specifieke wet- en regelgeving, maar ook de ruimte binnen
het recht heeft benut om in het dossier een beslissing te maken die aansluit bij de
specifieke feiten en omstandigheden van het geval. De belangenbehartiger kan de gevolgen
van de beslissing pauzeren, de belanghebbende horen en heeft doorzettingsmacht om
een dossier waar hij tot een ander conclusie komt dan de behandelaar te escaleren
met als doel de beslissing te wijzigen. Als de onafhankelijke belangenbehartiger het
standpunt van de behandelaar bevestigt, kan de belangenbehartiger ook een belangrijke
rol spelen in het in gesprek gaan met de belanghebbende. Daarnaast heeft de belangenbehartiger
een belangrijke signalerende functie voor zowel de Belastingdienst, als ook voor ons
als wetgever om problemen waar inwoners veelvuldig tegenaan lopen aan te pakken. Dat
kunnen we doen door in te grijpen in het proces, of met wetgevingsvoorstellen te komen.
Informatie en gegevens bescherming
De leden van de VVD-fractie lezen dat belastingbetalers en toeslagenontvangers mogen
verwachten dat alle informatie die zij aan de Belastingdienst of Dienst Toeslagen
verstrekken niet openbaar wordt gemaakt of met derden wordt gedeeld. Hoe verhoudt
dit zich tot bijvoorbeeld het doel om teveel ontvangen steun zoveel mogelijk te voorkomen,
waarvan het denkbaar is dat bepaalde mate van gegevensuitwisseling soms noodzakelijk
kan zijn?
Indiener vindt het gerechtvaardigd om informatie uit te wisselen waarvoor een grondslag
in de wet is opgenomen, of waarvoor de toestemming van belanghebbende is gevraagd.
Indiener is het met de leden van de VVD-fractie eens dat er situaties zijn waarin
uitwisseling van gegevens meerwaarde heeft, als die tot doel hebben om inwoners zo
goed mogelijk te ondersteunen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie en reactie van de indiener
De leden van de NSC-fractie danken de indiener voor haar initiatiefnota en kijken
uit naar een constructief vervolg. Deze leden onderschrijven het belang van bescherming
van de rechten van belastingbetalers en toeslagontvangers. Zij hebben nog een paar
vragen en/of suggesties.
De leden van de NSC-fractie vragen hoe de indiener aankijkt tegen een goede, laagdrempelige
en toegankelijke sociale advocatuur, die ook toegankelijk moet zijn voor fiscale zaken.
En hoe kijkt de indiener aan tegen alternatieve en laagdrempelige vormen van geschilbeslechting,
zoals bijvoorbeeld fiscale mediation?
Indiener ondersteunt deze mogelijkheden van harte en zou hier eveneens graag nader
onderzoek naar willen. Daarbij onderzoekt indiener ook graag out-of-the-box mogelijkheden
zoals een toevoeging voor belastingadviseurs in fiscale zaken, omdat advocaten deze
expertise vaak niet hebben.
Is de indiener het met de leden van de NSC-fractie eens dat communicatie met de overheid
altijd in begrijpelijk Nederlands opgesteld dient te zijn? En is de indiener het in
dat verband met deze leden eens dat er een direct loket moet komen waar burgers onbegrijpelijke
brieven naartoe kunnen sturen en dat dit loket het bestuursorgaan aanspreekt en kan
verplichten om een nieuwe brief te sturen?
Indiener is het hier inderdaad mee eens. Het lijkt indiener het onderzoeken waard
»een dergelijk loket in te stellen.
Ook vragen de leden van de NSC-fractie of de indiener het met deze leden eens is dat
formele correspondentie contactgegevens dient te bevatten van de behandelend ambtenaar,
zodat burgers bij vragen en opmerkingen persoonlijk contact kunnen opnemen.
Indiener vindt dit een goed streven, maar ziet dat gezien de capaciteitsbeperkingen
bij de Belastingdienst op dit moment niet als haalbaar. Dit vergt immers een grote
structuurwijziging van de Belastingtelefoon naar de dossierbehandelaars. Dat vereist
ook andere kwaliteiten en opleiding. Dat neemt niet weg dat wel onderzocht zou kunnen
worden hoe dit op termijn wel mogelijk gemaakt kan worden en wat daarvoor nodig is.
Steunt de indiener de visie van de leden van de NSC-fractie dat indien burgers inzage
wensen in hun eigen fiscale dossier, de belastingdienst de meest verregaande vorm
van transparantie moet nastreven en dat «eigen dossier» ook in ieder geval «stukken
van intern beraad» omvat?
Indiener vindt dat iedere burger de informatie en stukken waarop hij of zij recht
heeft moet kunnen ontvangen. Als daaronder ook stukken van intern beraad vallen, dan
moeten ook deze stukken (rekening houdende met de AVG en privacyregelgeving) gedeeld
worden.
Steunt de indiener de wens van de leden van de NSC-fractie dat naast een vooringevulde
aangifte inkomstenbelasting, de dienst ook moet zorgen voor vooringevulde aanvraagformulieren
voor toeslagen? En dat dit mogelijk ook zou moeten gelden voor andere inkomensafhankelijke
regelingen?
Indiener ziet de meerwaarde van de vooringevulde aangifte inkomstenbelasting, omdat
die het voor burgers mogelijk maakt op eenvoudige wijze een correcte aangifte in te
dienen. Of dit eveneens mogelijk en uitvoerbaar is voor toeslagen of inkomensafhankelijke
regelingen die op dit moment niet op basis van vaststaande gegevens moeten worden
aangevraagd, vindt indiener moeilijk te beoordelen. Indiener vindt dit zeker het onderzoeken
waard, omdat het doenvermogen van burgers hiermee aanzienlijk zou worden vergroot
en het ook een meer proactieve houding betekent om mensen te brengen waar zij recht
op hebben. Ook zouden hiermee terugvorderingen op basis van onjuiste informatie kunnen
worden voorkomen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie en reactie van de indiener
De leden van de BBB-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de initiatiefnota
van het lid Inge van Dijk.
Op pagina zes schrijft de indiener het volgende over de communicatie van dienst Toeslagen:
«Dat betekent dat helder wordt gecommuniceerd over de hoogte van te ontvangen of betalen
bedragen, en hoe die zijn opgebouwd. Ook wordt in deze communicatie helder aangegeven
wat iemand kan doen wanneer een bedrag niet klopt, of wanneer een betalingsregeling
nodig is.» Is niet juist het probleem dat er veranderingen in het inkomen optreden bij burgers
en dat zij deze zelf moeten doorgeven? Om deze reden wordt er vaak teruggevorderd.
Wat kan de overheid daar in verbeteren volgens indiener, ook op het vlak van communicatie?
Indiener is het met de leden van de BBB-fractie eens dat doorgeven van elke wijziging
in inkomen bij het aanvragen van toeslagen (te) veel van mensen vraagt. Fouten hierin
brengen altijd het risico op terugvorderingen met zich mee. Dit zorgt voor onzekerheid
en maakt het soms spannend om een toeslag aan te vragen. Wat indiener betreft kan
de communicatie hierover veel beter. De uitleg op de website en in de app bijvoorbeeld
zijn volgens indiener op dit moment nog summier of technisch. Meer stap-voor-stap
toelichting zou daarbij kunnen helpen. Nog beter zou het zijn om deze systematiek
aan te passen, zodat de last bij de burger wordt weggenomen.
Volgens indiener is verbetering van de communicatie echter niet alleen op dit vlak
nodig. Het is altijd belangrijk dat in de communicatie van de Belastingdienst en Dienst
Toeslagen klantgerichte informatie en toelichting worden opgenomen, dat duidelijke
vervolgstappen zijn beschreven en dat de mogelijkheden voor contact en hulp zijn opgenomen.
En dat alles in zeer begrijpelijke taal.
Op pagina zeven schrijft indiener nog het volgende over bezwaarprocedures: «Hierbij wordt de menselijke maat gehanteerd met vertrouwen als uitgangspunt. Het
hanteren van de menselijke maat vereist ook menselijk contact, waar en wanneer dat
nodig is. Daarom wordt behalve de mogelijkheid om schriftelijk in bezwaar te gaan,
ook de mogelijkheid geboden deze mondeling toe te lichten en in gesprek te gaan, zodat
mensen zich gehoord en gezien voelen.» Zou het aangaan van fysieke gesprekken geen uitzonderlijke last leggen op de uitvoering
volgens de indiener? Hoe definieert indiener de menselijke maat? Betekent dit dat
er in bepaalde gevallen afgeweken mag worden van de wet door middel van uitzonderingen?
En in welke mate?
In het verleden had de Belastingdienst meer fysieke locaties en mogelijkheden voor
mensen om in contact te treden. Indiener vindt het belangrijk dat de beperkte mogelijkheden
die daar nu voor zijn worden uitgebreid. Op dit moment worden bijvoorbeeld al meer
steunpunten ingericht. Maar mondelinge toelichting kan bijvoorbeeld ook telefonisch
worden georganiseerd. Als dit ook tot gevolg heeft dat mensen meer vertrouwen krijgen,
zich gehoord voelen en dat minder vaak tot beroep wordt overgegaan, kan dat ook minder
druk op de uitvoering betekenen.
De menselijke maat houdt volgens indiener in dat alle relevante individuele feiten
en omstandigheden van de belanghebbende worden meegewogen bij het toepassen van de
wet en het recht door de Belastingdienst en Dienst Toeslagen. De wet is niet altijd
zwart-wit en laat, binnen de wettelijke kaders, interpretatieruimte, ook met inachtneming
van algemene rechtsbeginselen. Die ruimte moet worden gebruikt. Dat betekent volgens
indiener niet dat zomaar kan worden afgeweken van wetten, tenzij onder een hardheidsclausule,
omdat dit zorgt voor willekeur en het vertrouwen in de wet ondermijnt. Als de wet
echt onwenselijke uitkomsten heeft, moet dat volgens indiener direct worden gesignaleerd
richting de wetgever en is het aan de wetgever de wet aan te passen.
Tot slot hebben de leden van de BBB-fractie een vraag over de uitgangspunten voor
handhaving, uiteengezet door indiener op pagina acht. De indiener schrijft daar: «De Belastingdienst en Dienst Toeslagen kiezen om hun doel te bereiken steeds voor
het middel dat niet meer dan nodig ingrijpt in het leven van de belastingbetaler of
toeslagontvanger en dat in evenredige verhouding staat tot dat doel. Daarbij wegen
zij steeds af of een minder zwaar middel voor het doel dat zij wil bereiken kan worden
ingezet.» In hoeverre betekent dit dat er voor eenzelfde doel in vergelijkbare situaties afwijkende
middelen of handhaving worden ingezet? Is de indiener van mening dat er nooit mag
worden gehandeld in strijd met het gelijkheidsbeginsel en dat elke toeslaggerechtigde
in de basis dezelfde behandeling verdient?
Het gelijkheidsbeginsel houdt in dat gelijke gevallen gelijk behandeld dienen te worden.
Niet elk geval is gelijk. De Belastingdienst en Dienst Toeslagen moeten volgens indiener
in het voorliggende geval overwegen wat geschikt en proportioneel is, afhankelijk
van de individuele feiten en omstandigheden. Daarbij moet het uitgangspunt zijn dat
het middel niet meer ingrijpt dan nodig en evenredig is aan het doel.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie en reactie van de indiener
De leden van de SGP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de voorliggende
initiatiefnota. Zij danken de indiener voor het opstellen hiervan. Deze leden onderschrijven
het doel van de nota, namelijk het verbeteren van de praktische rechtsbescherming
van burgers en bedrijven. Zij hebben nog enkele vragen bij de volgende paragrafen
van de initiatiefnota.
2. Rechten van Belastingbetalers en Toeslaggerechtigden
De leden van de SGP-fractie lezen dat het de wens is van de indiener dat de rechten
van belastingbetalers en toeslagontvangers, die nu verspreid zijn over meerdere wetten,
op een centrale plek in de wet worden vastgelegd. Zij noemt daarbij als voorbeeld
de AWR of de Awir. Hoe stelt de indiener dit concreet voor? Worden de relevante artikelen
dan naar een andere wet overgeplaatst? Wordt het daardoor niet juist minder overzichtelijk?
Deze leden wijzen erop dat de AWR gericht is op alle belastingen, terwijl de Awir
juist meer toeziet op inkomensafhankelijke regelingen, zoals Toeslagen. Deze leden
zien meerwaarde in het verbeteren van de toegankelijkheid van rechten, maar vragen
zich af of de voorgestelde manier de juiste is.
Voor het antwoord op deze vraag verwijst indiener op het eerder gegeven antwoord op
de vraag van de leden van de VVD-fractie over een centrale plek voor basisrechten.
Indiener is voor belastingbetalers en toeslagontvanger die geacht worden de wet te
kennen, ook mogelijk moet zijn die wet dan te kunnen begrijpen. Deze initiatiefnota
gaat over rechtsbescherming en spitst zich toe op kenbaarheid van de rechten van belastingbetalers
en toeslagontvangers. Het gaat indiener erom dat basisrechten, zoals gebruikelijke
termijnen of wanneer je bezwaar of beroep kunt indienen in de wet staan. Natuurlijk
bestaan er afwijkingen op de basisrechten. Zoals ook in antwoord op de vragen van
de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie aangegeven, zijn sommige afwijkingen te rechtvaardigen,
maar kan er ook kritisch worden gekeken wanneer zulke afwijkingen geen doel dienen.
3. Praktische rechtsbescherming in belastingzaken
De indiener merkt terecht op dat rechtmatige uitvoering van wetgeving onrechtvaardig
kan zijn of voelen door de kwaliteit van wetgeving, zo constateren de leden van de
SGP-fractie. Het verbeteren van de wetgeving zelf kan daarom ook al stevig bijdragen
aan de rechtsbescherming van burgers en bedrijven. Deelt de indiener deze mening?
En kan het opstellen van het Handvest niet ook bijdragen aan het verbeteren van wetgeving
(door aanpassing)? Is het in den brede niet vaak het geval dat wetgeving te weinig
ruimte biedt voor maatwerk en voor het toepassen van de menselijke maat, waar de rechtsbescherming
onder lijdt?
Indiener is het zeer met de leden van de SGP-fractie eens dat het verbeteren van wetgeving
stevig kan bijdragen aan rechtsbescherming. Ook is indiener het met deze leden eens
dat toepassing van een handvest aanleiding kan geven voor verbetering van de wet,
als die niet uitwerkt zoals bedoeld. Het handvest kan ook een aanmoediging voor de
uitvoering zijn om alle ruimte die wet en recht bieden te benutten door steeds weer
kritisch te kijken hoe wetgeving is bedoeld en hoe deze moet worden toegepast op het
specifieke geval, en welke algemene rechtsbeginselen daarbij in acht moeten worden
genomen.
4. Voorstel voor een handvest voor praktische rechtsbescherming van belastingbetalers
en toeslagontvangers
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van het voorstel voor de inhoud van
een mogelijk Handvest. Deze leden kunnen in algemene zin deze inhoud onderschrijven.
Wel vragen deze leden aandacht voor de positie van de Belastingdienst en Dienst Toeslagen.
De positie van belasting- en toeslagontvangers wordt terecht verstevigd. Dit betekent
echter ook dat er meer verantwoordelijkheid komt te liggen bij de genoemde diensten.
Zijn de eisen waaraan deze diensten moeten voldoen volgens het voorgestelde Handvest
ook daadwerkelijk haalbaar? En zo nee, hoe kunnen de Belastingdienst en Dienst Toeslagen
hierbij ondersteund worden?
Voor het antwoord op deze vraag verwijst indiener naar het antwoord op de vraag van
de leden van de VVD-fractie bij werkdruk en personeelstekort bij de Belastingdienst
en de Dienst Toeslagen.
5. Aanbevelingen
De leden van de SGP-fractie vragen of de indiener, bij het verbeteren van de rechtsbescherming
van burgers en bedrijven, ook een rol ziet weggelegd voor de politiek.
Daarnaast zijn de leden van de SGP-fractie van mening dat de rechtsbescherming van
burgers en bedrijven in fiscale zaken ook vaak aangetast wordt door de kwaliteit van
wetgeving. Het Handvest, zoals voorgesteld door de indiener, kan zeker bijdragen aan
het verbeteren van de rechtsbescherming. Het verbeteren van wetgeving, zoals het bieden
van ruimte voor het toepassen van de menselijke maat, is een andere manier. De leden
hopen dat ook deze route opgepakt wordt, zodat de rechtsbescherming ook via die manier
verbeterd kan worden.
Indiener vindt dat er bij het verbeteren van rechtsbescherming van burgers en bedrijven
een zeer belangrijke rol ligt voor de politiek als medewetgever. De politiek moet
constant oog hebben voor de uitwerking van wet- en regelgeving in praktijk en hoe
de rechten van de burgers en bedrijven die zij als volksvertegenwoordigers vertegenwoordigen
worden toegepast en beschermd. Indiener beoogt daarmee ook juist de verbetering van
de wetgeving, zoals het bieden van ruimte voor het toepassen van de menselijke maat,
zodat de kwaliteit van de wet recht doet aan de leefwereld van burgers en bedrijven.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.M. Nijhof-Leeuw, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
J.J. Meijerink, adjunct-griffier