Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda Milieuraad van 14 oktober 2024 te Luxemburg (Kamerstuk 21501-08-961)
21 501-08 Milieuraad
Nr. 964
                   VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
            
Vastgesteld 9 oktober 2024
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
                  voorgelegd aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over de brief
                  van 25 september 2024 over de geannoteerde agenda Milieuraad van 14 oktober 2024 te
                  Luxemburg (Kamerstuk 21 501-08, nr. 961).
               
De vragen en opmerkingen zijn op 30 september 2024 aan de Staatssecretaris van Infrastructuur
                  en Waterstaat voorgelegd. Bij brief van 9 oktober 2024 zijn de vragen beantwoord.
               
De voorzitter van de commissie, P. de Groot
Adjunct-griffier van de commissie, Wiendels
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reacties van de bewindspersoon
               
Realisme, haalbaarheid en betaalbaarheid
1. De leden van de PVV-fractie nemen kennis van de agenda, maar vragen zich ook tegelijkertijd
                     af of de Staatssecretaris rekening houdt met de principes realisme, haalbaarheid en
                     betaalbaarheid.
Antwoord
Ja. Dat zijn aspecten die worden meegewogen.
Reizen voor milieu- en klimaatdiplomatie
2. De leden van de PVV-fractie lezen dat er wat afgereisd wordt in naam van de Milieuraad
                     of onder het mom van klimaat en milieu. Zo zijn er onder andere bezoeken afgelegd
                     aan, of staan nog in de planning naar, Zuid-Korea, Colombia, Verenigde Staten, Ethiopië,
                     Azerbeidzjan, Peru etc. Is het niet beter, ook gezien de ecologische voetafdruk, om
                     dit soort bijeenkomsten voortaan centraal al dan niet digitaal te houden?
Antwoord
De Rijksoverheid is eind 2019 toegetreden tot de coalitie «Anders Reizen». Deze coalitie
                     heeft als doelstelling de uitstoot van zakelijke mobiliteit in 2030 te halveren ten
                     opzichte van 2016. Bij elke bijeenkomst wordt zorgvuldig afgewogen of deelname digitaal
                     kan plaatsvinden, dan wel of een vertegenwoordiger van de lokale Nederlandse missie
                     kan worden ingezet. De aangehaalde bijeenkomsten betreffen echter door de Verenigde
                     Naties georganiseerde vergaderingen met alle 193 lidstaten, waarbij een digitale samenkomst
                     vanwege de verschillende tijdszones praktisch niet haalbaar is. Het kabinet acht fysieke
                     aanwezigheid vanuit de hoofdstad in deze gevallen wenselijk en noodzakelijk.
                  
Gifvrij milieu
3. De leden van de PVV-fractie vragen zich af hoe de Staatssecretaris denkt een gifvrij
                     milieu te realiseren en zien graag zijn reactie tegemoet.
Antwoord
Vervuiling schaadt de gezondheid en het milieu. Het is een belangrijke oorzaak van
                     diverse ziekten en vroegtijdig overlijden, vooral onder kinderen, mensen met bepaalde
                     medische aandoeningen en ouderen. Het Zero Pollution Action Plan1 van de Europese Commissie (uitgebracht op 12 mei 2021) heeft tot doel het terugbrengen
                     van de vervuiling van lucht, water en bodem tot een niveau dat niet langer als schadelijk
                     voor mens en milieu wordt beschouwd, waardoor een gifvrije omgeving ontstaat. Nederland
                     heeft zich gecommitteerd aan dit plan. Door deze Europese aanpak wordt zowel een gelijk
                     speelveld gecreëerd voor onze bedrijven én wordt het beleid effectiever. Veel milieuvervuiling
                     is immers grensoverschrijdend. Dit voornemen wordt bijvoorbeeld nader uitgewerkt in
                     het Impulsprogramma Chemische Stoffen en het Nationaal Milieuprogramma.
                  
PFAS
4. De leden van de PVV-fractie constateren dat het streven is om «alle PFAS uit faseren».
                     Toch willen deze leden met klem wijzen op dat bijvoorbeeld fluorelastomeren (de variant
                     van PFAS die níet aangetast wordt door de tijd en bewezen permanent onschadelijk is
                     voor de omgeving) niet worden uitgefaseerd.
Antwoord
In januari 2023 is het voorstel om te komen tot een zo breed mogelijke Europese restrictie
                     van PFAS ingediend door Nederland, Duitsland, Denemarken, Zweden en Noorwegen bij
                     het Europees Agentschap voor Chemische Stoffen (ECHA). Na indiening van het voorstel
                     is een openbare raadpleging gehouden. Momenteel stellen twee wetenschappelijke comités
                     van ECHA opinies op over het risico en de sociaaleconomische aspecten van de restrictie
                     van PFAS. Zij nemen de informatie uit de openbare raadpleging mee. In de opinies wordt
                     ook ingegaan op de omvang van de restrictie en eventuele alternatieve beheersmaatregelen
                     die zijn voorgesteld tijdens de openbare raadpleging. Dit geldt ook voor de fluorelastomeren.
                     De opinie over de sociaaleconomische aspecten van de restrictie zal vervolgens open
                     staan voor een openbare raadpleging, waarna de opinies worden afgerond en aan de Europese
                     Commissie verzonden. De Europese Commissie zal vervolgens een voorstel maken en aan
                     de lidstaten voorleggen ter discussie en stemming, waarna er een Nederlands standpunt
                     wordt vastgesteld.
                  
5. De leden van de NSC-fractie vragen hoe de Staatssecretaris de recent aangekondigde
                     nieuwe restricties onder de chemischestoffenverordening ten aanzien van het gebruik
                     van enkele PFAS-subgroepen2 beoordeelt. Hiernaast vragen deze leden of de Staatssecretaris de door Von der Leyen
                     in haar mission letter gegeven opdracht aan de beoogd Eurocommissaris voor Milieu,
                     circulaire economie en waterweerbaarheid om met een herziening van de chemischestoffenverordening
                     REACH te komen, die de verordening zal vereenvoudigen en een aanpak van PFAS zal bevatten,
                     onderschrijft.
Antwoord
Op het moment dat het kabinet initiatief nam voor een brede restrictie op PFAS, liepen
                     er al andere procedures om bepaalde PFAS of toepassingen te beperken. Deze zijn doorgelopen.
                     De restrictie van de PFAS-verbinding PFHxA3 verbiedt de verkoop en het gebruik van PFHxA in consumententextiel zoals regenjassen; voedselverpakkingen zoals pizzadozen; consumentenmengsels
                     zoals waterafstotende sprays; cosmetica zoals huidverzorgingsproducten en in sommige
                     blusschuimtoepassingen zoals voor training en testen, zonder de veiligheid in gevaar
                     te brengen. Het kabinet steunt deze restrictie.
                  
Aangaande de vraag over de mission letter aan de Eurocommissaris voor Milieu, circulaire
                  economie en waterweerbaarheid, wacht ik de invulling af van de Europese Commissie
                  voordat het kabinet tot een oordeel zal komen. Indien de Europese Commissie komt met
                  voorstellen voor het wijzigen van de REACH-verordening, zal het kabinetstandpunt ook
                  aan de Tweede Kamer worden voorgelegd via het gebruikelijke BNC-fiche.
               
6. De leden van de D66-fractie zijn de Staatssecretaris erkentelijk voor zijn inzet
                     op «Chemicals Strategy for Sustainability». Deze leden lezen dat de Europese Commissie
                     op dit moment het restrictievoorstel om PFAS uit te faseren aan het beoordelen is.
                     Kan de Staatssecretaris toelichten op welke termijn de Commissie met een oordeel zal
                     komen? Zo nee, kan de Staatssecretaris urgentiegevoel uiten richting de Europese Commissie
                     en de Europese Commissie verzoeken om een tijdlijn?
Antwoord
Op dit moment ligt het PFAS-voorstel bij het Europese Agentschap voor Chemische Stoffen
                     (ECHA). Na indiening van het voorstel in januari 2023 is er een openbare raadpleging
                     gehouden die sloot in september 2023. Veel belanghebbenden hebben hiervan gebruik
                     gemaakt, meer dan 5.600 inzendingen met zienswijzen en informatie zijn aangeleverd.
                     De beoordelende lidstaten en ECHA zetten zich in om deze omvangrijke informatie zo
                     spoedig mogelijk te verwerken. Hiervoor zijn door het vorige kabinet ook extra financiële
                     middelen beschikbaar gesteld.4 De urgentie wordt erkend door de Europese Commissie en ECHA om deze opinies zo snel
                     mogelijk gereed te hebben. Hierna zal de Europese Commissie een voorstel ter besluitvorming
                     voorleggen aan de lidstaten, maar het is nog niet bekend wanneer dat zal zijn.
                  
EU-Chemicaliënstrategie
7. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat ten aanzien van de EU chemicaliënstrategie
                     niet alle landen «evenveel haast hebben» om de Chemical Strategy for Sustainability
                     (CSS) te implementeren. Wat gaat de Staatssecretaris doen om deze landen aan te sporen
                     de raadconclusies te implementeren? Gaat de Staatssecretaris hierbij ook pleiten voor
                     minder vrijblijvende Europese maatregelen, zoals aanvullende wetgeving?
Antwoord
Het kabinet zal de nieuwe Commissie opnieuw oproepen vaart te maken bij het implementeren
                     van de EU-Chemicaliënstrategie. Zo kan de gezondheid beter worden beschermd en is
                     er duidelijkheid voor bedrijven. Bedrijven hebben baat bij een voorspelbare ontwikkeling
                     van deze wetgeving en hebben duidelijkheid nodig om te beslissen welke investeringen
                     nodig zijn. De maatregelen die voortkomen uit de EU-Chemicaliënstrategie zijn allerminst vrijblijvend. De belangrijkste maatregelen zijn wetgevingsvoorstellen,
                     zoals de aanpassing van de REACH-verordening en de aanpassing van de classificatie,
                     verpakking en etikettering van chemische stoffen (die al is afgerond).
                  
8. De leden van de BBB-fractie vragen of de Staatssecretaris erop zou kunnen toezien
                     dat Nederland geen extra stappen neemt die vooruitlopen op EU-beleid, en dat Nederland
                     gelijkloopt met de mediane implementatietijd van de CSS in vergelijking met andere
                     EU-landen. Kan de Staatssecretaris eveneens aankaarten dat een gelijk speelveld tussen
                     EU-landen, en tussen EU-landen en niet-EU landen, gelijk moet zijn, en daarbij ook
                     specifiek aandacht te vragen voor een gelijk speelveld tussen grote handelslanden
                     zoals Amerika en China?
Antwoord
De CSS richt zich op Europees beleid, vooral vastgelegd in verordeningen. Nederland
                     loopt daarmee op het gebied van implementatie van de CSS gelijk op met alle andere
                     lidstaten. De Europese maatregelen op het gebied van de veiligheid van chemische stoffen
                     gelden zowel voor productie en gebruik binnen de Europese Unie als voor import naar
                     de Europese lidstaten.
                  
VN-Biodiversiteitsverdrag
9. Voor de leden van de VVD-fractie is het belangrijk dat er een duidelijke aanpak
                     is voor een sterke natuur en dat er ruimte is voor vergunningverlening. Zo blijft
                     Nederland een fijn land om in te wonen, te werken, voedsel te produceren en houden
                     we een sterke natuur en biodiversiteit. Het hoofdlijnenakkoord beschrijft, als het
                     gaat over het landbouw- en natuurbeleid, een afspraak om geen nieuwe nationale koppen
                     op Europees beleid te zetten en bestaande koppen zoveel mogelijk te schrappen. Hoe
                     verhoudt de inbreng van Nederland voor het Biodiversiteitsverdrag en in het bijzonder
                     haar inbreng ten aanzien van het Global Biodiversity Framework (GBF) zich met het
                     hoofdlijnenakkoord? En kan de Staatssecretaris ervoor waken dat door dit framework
                     er geen nieuwe nationale koppen komen?
Antwoord
Het Global Biodiversity Framework (GBF) met doelen en targets voor 2030 en 2050 is in december 2022 tijdens de vorige
                     Biodiversiteitstop, de COP15, aangenomen. Er zal niet worden heronderhandeld over
                     dit Framework. In lijn met het hoofdlijnenakkoord en het regeerprogramma committeert
                     het kabinet zich aan internationale afspraken ten aanzien van natuur, biodiversiteit
                     en klimaat, zoals de gemaakte GBF-afspraken onder het VN-Biodiversiteitverdrag. Deze
                     zien op twee elementen: het opstellen en indienen van een nationaal plan om het GBF
                     te implementeren, het zogenaamde National Biodiversity Strategy and Action Plan (NBSAP), en het rapporteren op voortgang van de implementatie van dit plan. Het kabinet
                     bepaalt zelf hoe Nederland in het nationale plan invulling wil geven aan de mondiale
                     doelen. Die invulling zal gebeuren langs de lijnen van het hoofdlijnenakkoord en het
                     regeerprogramma.
                  
10. De leden van de D66-fractie lezen dat de Staatssecretaris van mening is dat financiële
                     middelen uit alle bronnen en kanalen moet komen en niet alleen uit publieke gelden
                     met betrekking tot het Global Biodiversity Framework. Kan de Staatssecretaris toelichten
                     welke instrumenten en plannen overwogen worden om te zorgen dat er inderdaad financiële
                     middelen uit alle bronnen en kanalen komen? De Staatssecretaris beschrijft dat er
                     geen nieuwe ambitieuze doelen besproken zullen worden, maar dat de agendaonderwerpen
                     met name toezien op uitwerking en ondersteuning van de implementatie van het Global
                     Biodiversity Framework. Deze leden willen graag opmerken dat de uitwerking minstens
                     zo belangrijk is als het zetten van doelen. Zij vragen de Staatssecretaris om in te
                     zetten op ambitieuze en doelmatige uitwerking. Zij vragen de Staatssecretaris tevens
                     om uitgebreider toe te lichten wat de Nederlandse bijdrage zal zijn hieraan.
Antwoord
Het kabinet beaamt dat implementatie van doelen minstens zo belangrijk is al het stellen
                     van doelen. Om invulling te geven aan de doelen van het Global Biodiversity Framework (GBF) stelt het kabinet een National Biodiversity Strategy and Action Plan (NBSAP) op waarin staat uitgewerkt wat de Nederlandse bijdrage is aan het GBF. De
                     bindende EU-Natuurherstelverordening schrijft daarnaast voor dat elke EU-lidstaat een Natuurherstelplan
                     opstelt, wat zorgt voor gelijk speelveld. Dit Natuurherstelplan zal tevens nadere
                     invulling geven aan targets 1 tot en met 12 van het GBF.
                  
Om te zorgen dat financiering uit alle bronnen en kanalen komt, en niet alleen uit
                  publieke financiering, zet het kabinet in op verschillende middelen. Middels de Agenda
                  Natuurinclusief wordt tezamen met de private sector gewerkt aan natuurinclusieve initiatieven
                  en een investeringsagenda in 10 domeinen, waaronder de financiële sector5.
               
Daarnaast werkt het kabinet aan het mobiliseren en vergroenen van private financiering,
                  bijvoorbeeld middels het ondersteunen van organisaties zoals het Partnership for Biodiversity Accounting Financials, de Taskforce on Nature-related Financial Disclosures, en het publiek-private Platform voor Duurzame Financiering van De Nederlandsche
                  Bank, waar financiële instellingen kennis uitwisselen. Ook werkt het kabinet aan agrarisch
                  natuurbeheer en betaling voor ecosysteemdiensten, wat een alternatief verdienmodel
                  kan bieden voor de landbouw. Ook zal Nederland in het kader van de GBF-afspraken de
                  komende twee jaar werken aan de contouren van een nationaal financieringsplan voor
                  biodiversiteit, wat een overzicht zal geven van huidige publieke en private biodiversiteitsuitgaven,
                  de financieringsbehoefte en instrumenten om meer publieke en private financiële middelen
                  te mobiliseren. Tot slot is de afgelopen jaren in EU-verband wetgeving aangenomen
                  zoals de Corporate Sustainability Reporting Directive6
                  , Corporate Sustainability Due Dilligence Directive
                  7 en EU-taxonomie8, die bepaalde bedrijven en financiële instellingen verplichten hun impacts, afhankelijkheden
                  en risico’s rondom onder andere biodiversiteit in kaart te brengen en aan te pakken.
                  Ook dit draagt bij aan het vergroenen en mobiliseren van private financiële stromen.
               
Plasticvervuiling (INC-5)
11. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie staan achter de inzet van het Staatssecretaris
                     op bindende gemeenschappelijke regels en de focus op het voorkomen van de productie
                     van plastic bij de Verenigde Naties top (VN-top) over plastics in Zuid-Korea. Deze
                     leden vinden het van groot belang dat dit probleem wereldwijd wordt aangepakt. Wat
                     doet Nederland als kennisland en koploper in de plastic recycling eraan om lage- en
                     middeninkomenslanden te helpen? Kunnen er ook aanvullende afspraken gemaakt worden
                     om importheffingen op te leggen voor producten met virgin plastic uit landen buiten
                     de Europese Unie (EU)?
Antwoord
Het helpen van lage- en middeninkomenslanden en kleine eilandstaten (small island developing states, SIDS) is een belangrijk onderdeel van de onderhandelingen over de wijze van uitvoering
                     (Means of Implementation). De EU-lidstaten, waaronder Nederland, zijn doordrongen van dit belang en zullen
                     kennisoverdracht langs de gehele waardeketen van plastics naar deze landen dan ook
                     stimuleren. Dit gebeurt onder andere via publiek-private partnerschappen, zoals de
                     Global Alliance on Resource Efficiency and Circular Economy, maar ook via contacten tussen bedrijven. Het is van belang om te weten wat deze
                     landen hiervoor nodig hebben.
                  
Eventuele Europese afspraken die als doel hebben de Europese markt te beschermen,
                  vallen buiten de Nederlandse inzet voor de VN-onderhandelingen. Wel is het van belang dat het verdrag handelsbepalingen (trade provisions) voor niet-verdragspartijen bevat, wat inhoudt dat ook de landen die het verdrag
                  niet ondertekenen zich moeten houden aan internationale handelsafspraken die in het
                  verdrag zijn opgenomen.
               
Het kabinet hecht veel waarde aan een mondiaal gelijk speelveld waarop eerlijke concurrentie
                  kan plaatsvinden. De EU heeft reeds verschillende instrumenten om praktijken van derde
                  landen te adresseren die de markt verstoren. Als er sprake is van dumping of marktverstorende
                  subsidiëring van geïmporteerde goederen kan de EU anti-dumping- of anti-subsidiemaatregelen nemen. Dit zijn maatregelen om ernstige schade aan de EU-industrie te
                  voorkomen en een gelijk speelveld te herstellen. Zo heeft de Commissie eerder dit
                  jaar reeds antidumpingheffingen ingevoerd voor PET uit China. Sinds 2000 gelden al
                  antisubsidiemaatregelen op PET uit India. Indien de producenten van recyclaat concrete
                  aanwijzingen hebben dat er sprake is van dumping of marktverstorende subsidiering,
                  kunnen zij hierover een klacht indienen bij de Europese Commissie. Op basis van de
                  uitkomsten van het onderzoek kunnen maatregelen volgen. Bij het nemen van antidumping-
                  of antisubsidiemaatregelen dient telkens een zorgvuldige afweging gemaakt te worden
                  tussen de belangen van onder andere de EU-producenten, industriële gebruikers en de
                  consument. De extra kosten die bijvoorbeeld voortvloeien uit antidumping- of antisubsidieheffingen
                  worden immers verrekend in de prijzen van importgoederen en kunnen leiden tot prijsstijgingen
                  voor verwerkers, gebruikers en consumenten.
               
12. De leden van de VVD-fractie willen circulariteit stimuleren. Deze leden zijn voorstander
                     van een bijmengverplichting voor bio- en gerecyclede plastics. In het hoofdlijnenakkoord
                     is afgesproken dat er een «nationale circulaire plastics heffing» zal worden ingevoerd.
                     Hierover is nog veel onduidelijkheid en dit baart deze leden zorgen. Deze leden vinden
                     het belangrijk dat er wordt nagedacht over hoe circulair plastic op de markt kan concurreren
                     met goedkoop virgin plastic uit China. Hoe kijkt de Staatssecretaris hiernaar en hoe
                     wordt dit meegenomen richting de Milieuraad?
Antwoord
Door op mondiaal niveau afspraken te maken over het recyclaat in plastic, productiebeperkingen
                     voor primair plastic, en over de kwaliteit en design van plastic producten, wordt
                     recycling bevorderd. Dit draagt bij aan een betere concurrentiepositie voor circulair
                     plastic. Daarbij blijft het van belang dat er nagedacht wordt over de marktprikkels
                     die nodig zijn om de vraag naar circulair plastic te vergroten, en welke marktprikkels
                     er nodig zijn om de vraag naar virgin plastic te laten afnemen.
                  
Om plastics circulair te maken, werkt dit kabinet aan een combinatie van normeren,
                  stimuleren en beprijzen. Als onderdeel van het bredere pakket is het kabinet van plan
                  om per 2028 een nationale heffing op plastic in te voeren. Effecten van de maatregel
                  en alternatieve beprijzingsmaatregelen worden in kaart gebracht door het Ministerie
                  van Financiën, in nauwe samenwerking met het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat
                  en het Ministerie van Klimaat en Groene Groei. Dit moet leiden tot besluitvorming
                  bij de voorjaarsnota 2025. De heffing of alternatieve beprijzingsmaatregelen hebben
                  een beoogde netto-opbrengst van € 547 miljoen structureel. Er is samenhang met de
                  circulaire plastic norm. Bij de verdere vormgeving van de heffing moet worden bezien
                  op welke wijze deze instrumenten zich logisch tot elkaar verhouden. Daarbij hecht
                  het kabinet veel waarde aan een mondiaal gelijk speelveld waarop eerlijke concurrentie
                  kan plaatsvinden. Zie voor verdere toelichting ook het antwoord op vraag 11. De Staatssecretaris
                  van Openbaar Vervoer en Milieu zal daarom ook tijdens de Milieuraad het belang van
                  het Europees concurrentievermogen op het gebied van circulair plastic benadrukken.
               
13. De leden van de NSC-fractie hebben met belangstelling gelezen over Nederlandse
                     inzet om plasticvervuiling op internationaal niveau tegen te gaan. Deze leden onderschrijven
                     de Nederlandse inzet op «een ambitieus en effectief verdrag met bindende gemeenschappelijke
                     regels, niet alleen voor het einde van de levenscyclus (afvalfase en aanpak bestaande
                     vervuiling), maar juist ook voor het begin van de levenscyclus van plastic». Deze
                     leden vragen of het klopt dat de Verenigde Staten hun houding ten aanzien van het
                     internationaal plasticverdrag veranderd hebben. En wat zijn verdere obstakels op weg
                     naar Busan?
Antwoord
De positie van de Verenigde Staten is recentelijk inderdaad veranderd en opgeschoven
                     richting de EU-inzet. Nederland ziet dit als een positieve ontwikkeling, gelet op
                     het belang van de Verenigde Staten als producent en consument van plastic.
                  
Waar de EU, en ook Nederland, inzet op geharmoniseerde bindende maatregelen op mondiaal
                  niveau, blijven de Verenigde Staten echter vasthouden aan het stellen van nationale
                  doelen en implementatie. Ondanks de verschillen over de wijze van uitvoering (Means of Implementation) is Nederland positief over de constructievere houding van de Verenigde Staten.
               
14. De leden van de BBB-fractie hebben het kopje «Inzet Nederland» [onder het onderwerp
                     «INC-5»] gelezen en zouden de Staatssecretaris willen vragen om niet alleen transparantie
                     van financieringsstromen aan te kaarten, maar ook dat financiële investeringen van
                     plasticverwerking in ontwikkelingslanden ook zichzelf in stand moeten kunnen houden
                     wanneer de financiële middelen,na een eerste initiële financiering, verminderen. Als
                     ontwikkelingslanden geen instandhoudingsbeleid maken, zonder concrete punten waarop
                     ze verantwoordelijk voor gehouden kunnen worden, dreigt het draagvlak voor een dergelijk
                     instrument te verminderen. Kan de Staatssecretaris aankaarten dat het maken van wederzijdse
                     verantwoordelijkheidsafspraken, en het creëren van zelf-instandhoudingsbeleid centraal
                     moet staan in dit instrument?
Antwoord
In het kader van de afspraken over de middelen die nodig zijn om het plasticverdrag
                     uit te voeren, onderstreept het kabinet het belang dat deze zowel over publieke als
                     private investeringen moeten gaan en dat landen zelf (in samenwerking met het bedrijfsleven)
                     moeten inzetten op afvalmaatregelen (downstream measures), waarmee ook fondsen kunnen worden gegenereerd voor de uitvoering van het te sluiten
                     verdrag. Het kabinet verwijst in deze discussie naar de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid
                     (UPV), wat inhoudt dat producenten verantwoordelijk worden gesteld voor het inzamelen
                     en hergebruiken van het afval van hun producten. Hierover zijn al op EU-niveau afspraken
                     gemaakt. In deze context benadrukt het kabinet het belang van een brede financieringsbasis
                     in lijn met het principe «de vervuiler betaalt», waarbij de meest kwetsbare landen
                     met de minste implementatiecapaciteit worden ondersteund om het te sluiten verdrag
                     uit te voeren, net zoals het kabinet die lijn ook voor andere mondiale verdragen uitdraagt,
                     bijvoorbeeld onder de overeenkomst van Parijs.
                  
15. In het laatste kopje «Indicatie krachtenveld» [onder het onderwerp «INC-5»] lezen
                     [de leden van de BBB-fractie] dat er drie groepen worden beschreven, maar worden er
                     geen concrete lijsten gemaakt. Zou de Staatssecretaris kunnen nagaan welke landen
                     in welke groep vallen, en wat van elk land ongeveer de plasticproductie is?
Antwoord
Ten aanzien van het krachtenveld werd in de geannoteerde agenda van de Milieuraad
                     d.d. 14 oktober 2024verwezen naar de High Ambition Coalition (HAC), met landen vanuit de verschillende regio’s in de wereld. Daarnaast werd verwezen
                     naar een groep olie- en plasticproducerende landen die alleen maatregelen accepteert
                     vanaf de afvalfase van plasticproducten en dan alleen vrijwillig en nationaal gericht.
                     Binnen deze groep vallen onder andere de olieproducerende landen in de golfregio en
                     landen in Zuidoost-Azië met een grote plasticproductiecapaciteit. Data ten aanzien
                     van plasticproductievolumes zijn niet overvloedig voorhanden en daarom zet het kabinet
                     ook in op transparantie van plasticproductie. Een indicatie van de plasticproductie
                     kan bijvoorbeeld gevonden worden in een studie van de Universiteit van Lund.9
National Biodiversity Strategies and Action Plans (NBSAP)
16. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat Nederland nog geen National
                     Biodiversity Strategies and Action Plans (NBSAP) heeft ingediend. In de ontwerpbegroting
                     staat dat Nederland dat zou doen voorafgaand aan de volgende COP. Het vorige kabinet
                     beloofde dat deze in de eerste helft van 2024 al naar de Kamer zou komen. Wanneer
                     verwacht de Staatssecretaris dit plan naar de Kamer te sturen? Op 1 augustus was bovendien
                     de deadline voor het indienen van nationale doelen, op basis waarvan de stukken voor
                     de biodiversiteitstop in oktober worden voorbereid. Heeft Nederland nationale doelen
                     ingediend? Zo ja, welke zijn dit? Zo nee, waarom heeft Nederland zich niet aan deze
                     internationale afspraak gehouden?
Antwoord
Het kabinet zal niet in de gelegenheid zijn om het National Biodiversity Strategies and Action Plan (NBSAP) voor aanvang van de COP in oktober in te dienen bij het secretariaat van
                     het VN-Biodiversiteitverdrag. Het kost namelijk meer tijd om het concept in lijn te
                     brengen met het huidige regeerprogramma, het hoofdlijnenakkoord en de prioriteiten
                     van het kabinet. Ook een aantal andere landen heeft, voor zover nu bekend, nog geen
                     NBSAP bij het secretariaat van het VN-Biodiversiteitsverdrag aangeleverd. Het kabinet
                     is voornemens om het NBSAP in het tweede kwartaal van 2025 in te sturen. Voorafgaand
                     zal het NBSAP met de Kamer worden gedeeld.
                  
Greening Corporate Fleets
17. De leden van VVD-fractie lezen dat er in het hoofdlijnenakkoord staat geschreven
                     dat de verduurzaming van het wagenpark gestimuleerd blijft worden. Deze leden vinden
                     het goed dat er onderzoek plaatsvindt en dat scenario’s verder worden onderzocht.
                     De vraag van deze leden is welke vervolgstappen de Staatssecretaris in beeld heeft
                     voor de fase erna en wat zijn inzet hierbij is. Deze leden hebben met name interesse
                     in de uitvoerbaarheid en de impact voor de doelen die behaald moeten worden.
Antwoord
De Staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu vindt het belangrijk dat er onderzoek
                     plaatsvindt naar welke maatregelen het beste werken om de ingroei van emissievrije
                     zakelijke voertuigen te versnellen. Meer dan 50% van de nieuwverkoop van personenauto’s
                     en bijna alle bestelauto’s, vrachtauto’s en touringcars worden aangeschaft door bedrijven.
                     Verduurzaming van zakelijke voertuigen kan daarom een belangrijke bijdrage leveren
                     aan het behalen van de CO2-reductiedoelen van de mobiliteitssector. Ook zorgt een groei van het aandeel emissievrije
                     zakelijke voertuigen op de langere termijn voor een groter aanbod van tweedehands
                     emissievrije voertuigen, waardoor deze betaalbaarder en toegankelijker worden voor
                     particulieren. Daarom roept Nederland de Europese Commissie op om onderzoek te doen
                     naar welke maatregelen het beste werken en om met een voorstel te komen. Het kabinet
                     zal dit voorstel beoordelen op de inhoud en onder andere uitvoerbaarheid. Europese
                     maatregelen voor het stimuleren van emissievrije zakelijke voertuigen hebben de voorkeur
                     boven nationale maatregelen omdat dit zorgt voor een gelijk speelveld. Ook geeft dit
                     meer zekerheid aan voertuigfabrikanten en toeleveranciers dat hun emissievrije voertuigen
                     aangeschaft zullen worden.
                  
Natuurinclusief beleid
18. De leden van de BBB-fractie vragen of de Staatssecretaris aandacht kan vragen
                     voor de huidige problemen die zich voordoen bij zeer strenge interpretatie van natuurinclusief
                     beleid en regelgeving, zoals het vertragen van bouwprojecten en infrastructuurprojecten.
                     Kan de Staatssecretaris pleiten voor een degelijk afwegingskader wanneer natuurinclusief
                     beleid en regelgeving in de weg staat van het creëren van huisvesting, ook met oog
                     op het recht op adequate huisvesting?
Antwoord
In het kader van het VN-Biodiversiteitverdrag wordt niet expliciet gesproken over
                     natuurinclusief beleid en wordt geen regelgeving vastgesteld hiertoe. De kaders voor
                     bouw- en infrastructuurprojecten worden geboden door de Vogel- en Habitatrichtijn,10 zoals verankerd in het stelsel van de Omgevingswet.11 Er is geen sprake van koppen in regelgeving m.b.t. natuurinclusiviteit.
                  
Natuurinclusief beleid heeft als doel natuurherstel door natuur aan de voorkant in
                  bedrijfs- en besluitvormingsprocessen mee te nemen, waardoor nieuwe mogelijkheden
                  voor mens, natuur en economie ontstaan. Natuurinclusief beleid draagt bovendien bij
                  aan een gezonde en klimaatadaptieve leefomgeving. De instrumenten die daarvoor worden
                  ingezet zijn gericht op stimulering en ondersteuning van marktsectoren en medeoverheden,
                  kennisontwikkeling en kennisdeling. Via het Collectief Natuurinclusief werken bedrijven,
                  maatschappelijke organisaties, instellingen en overheden samen aan ambities en acties
                  voor een natuurinclusieve samenleving. Een voorbeeld hiervan is de Handreiking Groen
                  in en om de stad.12 Deze handreiking is niet verplichtend en biedt gemeenten en provincies zowel inhoudelijke
                  als procesmatige handvatten om groen gelijkwaardig aan andere thema’s mee te nemen
                  in ruimtelijke planvorming. Een integrale natuurinclusieve aanpak werkt over de lange
                  termijn kostenbesparend, bezien over totale maatschappelijke kosten.
               
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 P.C. (Peter) de Groot, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 
              
                  Mede ondertekenaar
 N. Wiendels, adjunct-griffier
