Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Bruyning over het artikel 'Onderzoek naar discriminatie bij Raad voor de Kinderbescherming hapert'
Vragen van het lid Bruyning (Nieuw Sociaal Contract) aan de Staatssecretarissen van Justitie en Veiligheid en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het artikel «Onderzoek naar discriminatie bij Raad voor de Kinderbescherming hapert» (ingezonden 6 september 2024).
Antwoord van Staatssecretaris Struycken (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 8 oktober
2024). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 106.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het artikel in de Volkskrant van 20 augustus 2024 met de
titel «Onderzoek naar discriminatie bij Raad voor de Kinderbescherming hapert»1, het artikel in het Algemeen Dagblad van 30 maart 2022 met de titel «Toeslagenouders
willen helpen met vinden «verdwenen» uithuisgeplaatste kinderen en ouders»2, het artikel in het Algemeen Dagblad van 31 augustus 2022 met de titel «Onafhankelijk
onderzoek naar uithuisplaatsing kinderen toeslagenouders tegengehouden»3, het artikel in het Algemeen Dagblad van 14 april 2023 met de titel «Toeslagenouders
starten eigen onderzoek: hoe kwamen ze in beeld»4 en het artikel in het Algemeen Dagblad van 27 januari 2023 met de titel «CBS trekt
omstreden conclusie over uithuisplaatsingen toeslagen kinderen in»?5
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de mening dat, zoals valt te lezen in eerder genoemde artikelen, het in het
kader van het herstelproces van kinderen en ouders noodzakelijk is om onafhankelijk
en wetenschappelijk onderzoek uit te kunnen voeren? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2
Onafhankelijk onderzoek naar de toeslagenaffaire en de gevolgen daarvan voor gedupeerden
is inderdaad van groot belang. Inzicht in wat er precies is gebeurd kan bijdragen
aan erkenning van het leed dat is aangericht en zo ook aan het herstelproces van gedupeerde
ouders en kinderen.
Vraag 3
Vindt u het belangrijk dat de centrale overheid daadwerkelijk onafhankelijk wetenschappelijk
onderzoek initieert en faciliteert in maatschappelijke kwesties, zoals de toeslagenfraude,
en daarmee een voorbeeldfunctie vervult voor andere onderdelen van de overheid? Zo
ja, hoe kan daaraan in uw visie vorm en inhoud worden gegeven? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
Het is belangrijk dat bij maatschappelijke kwesties er onafhankelijk onderzoek wordt
gedaan. Dat kan op verschillende manieren. Onderzoek kan op initiatief van het kabinet,
de wetenschap, de Inspecties of op verzoek van de Kamer worden gestart. Zo is er door
de Inspectie Justitie en Veiligheid onderzoek gedaan naar de vraag hoe het falen van
de overheid in de kinderopvangtoeslagaffaire doorwerkte in de jeugdbescherming.6 Daarnaast is op verzoek van uw Kamer per 1 februari 2023 de onafhankelijke onderzoekscommissie
«Commissie onderzoek uithuisplaatsingen in relatie tot de toeslagenaffaire» (verder:
commissie Hamer) ingesteld. Het onderzoek van de commissie Hamer zal naar verwachting
begin 2025 gereed zal zijn. Verder vind ik het belangrijk om onafhankelijke onderzoek
goed te faciliteren. Ik verwijs u hiervoor naar het antwoord op vraag 19.
Vraag 4
Deelt u de mening dat een onderzoek in de toeslagenaffaire alleen een relevante betekenis
kan krijgen als sprake is van een steekproefsgewijs onderzoek in een relevant aantal
willekeurig geselecteerde dossiers? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Onafhankelijke onderzoekers dienen vrij te zijn om te bepalen hoe zij hun onderzoek
uitvoeren. Tegelijkertijd zie ik ook dat de dossiers van door de toeslagenaffaire
gedupeerde ouders met kinderen die met een uithuisplaatsing te maken hebben gehad
waardevolle informatie kunnen bevatten voor onderzoek. Dat onderzoek gebeurt ook.
De Inspectie Justitie en Veiligheid onderzocht in haar tweede deelonderzoek «Het kind
van de rekening» hoe twintig gezinnen in aanraking kwamen met jeugdbescherming nádat
de Belastingdienst hen onterecht had aangemerkt als toeslagenfraudeur. Ook de commissie
Hamer betrekt dossiers in haar onderzoek.
Vraag 5
Deelt u de mening dat het bij de gedupeerden in de toeslagenaffaire met een kinderbeschermingsmaatregel
gaat om de vraag of de door de overheid toegebrachte schuldenproblematiek zo ontwrichtend
heeft gewerkt in een gezin, dat ingrijpen met kinderbeschermingsmaatregel noodzakelijk
werd gevonden? Zo ja, kunt u dat nader toelichten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Het is inderdaad belangrijk goed inzicht te krijgen wat er in deze gezinnen is gebeurd
en hoe het falen van de overheid in de kinderopvangtoeslagaffaire doorwerkte in de
jeugdbescherming. Wat heeft ertoe geleid dat kinderen en jongeren van gedupeerde gezinnen
uit huis zijn geplaatst? Wat is de relatie met de toeslagenaffaire? Die vragen worden
ook onderzocht.
De Inspectie Justitie en Veiligheid concludeerde daarover in het eerste deelrapport
op basis van onderzoek door het CBS dat vooral gezinnen die reeds in een kwetsbare
positie verkeerden, door de kinderopvangtoeslagaffaire gedupeerd zijn geraakt.7 Zij kregen veel vaker dan de meeste gezinnen in Nederland te maken met een kinderbeschermingsmaatregel,
maar verschilden daarin niet van een vergelijkbare groep gezinnen met dezelfde kenmerken
als de gezinnen die werden gedupeerd door de Belastingdienst. De Inspectie heeft geen
bewijs gevonden dat de kinderopvangtoeslagaffaire de kans op een kinderbeschermingsmaatregel
heeft vergroot. De analyses van het CBS zijn op groepsniveau uitgevoerd. Er kan dus
niet uitgesloten worden dat er gedupeerde gezinnen zijn die als gevolg van de kinderopvangtoeslagaffaire
dermate in de problemen zijn gekomen dat er een kinderbeschermingsmaatregel ingezet
moest worden, aldus het CBS.
De Inspectie heeft in het tweede deelonderzoek bij twintig casussen van gedupeerde
gezinnen gereconstrueerd langs welke weg er uiteindelijk tot een kinderbeschermingsmaatregel
is gekomen en welke factoren daarbij een rol speelden. De Inspectie concludeerde dat
niet is vastgesteld of de gevolgen van de toeslagenaffaire in de onderzochte gezinnen
de directe oorzaak waren voor het te maken krijgen met een kinderbeschermingsmaatregel.
De Inspectie constateerde ook dat in geen van de onderzochte gezinnen de financiële
problemen de enige reden zijn geweest voor het krijgen van een kinderbeschermingsmaatregel.
Wel speelden de (financiële) gevolgen van de toeslagenaffaire in 17 van de 20 gezinnen
een kleine tot grote rol in het proces dat leidde tot een kinderbeschermingsmaatregel.
De commissie Hamer doet op dit moment onderzoek naar de samenhang van factoren die
speelden bij gedupeerde gezinnen die te maken kregen met een uithuisplaatsing en naar
de effecten van de samenloop tussen de toeslagenaffaire en de uithuisplaatsing op
het leven van de gedupeerde gezinnen, en in het bijzonder de mate waarin het contact
tussen ouders en kinderen is beïnvloed.
Vraag 6
Deelt u de mening dat de vraag moet zijn voor het onderzoek naar de toeslagenouders
en het causale verband of de fraudeverdenking de eerste steen van een rij dominostenen
heeft laten omvallen? Zo ja, kunt u dat verder specificeren? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
De Inspectie Justitie en Veiligheid heeft in het eerder genoemde onderzoek «Het kind
van de rekening» geconcludeerd dat niet precies kan worden vastgesteld of de gevolgen
van de toeslagenaffaire de directe oorzaak waren voor het te maken krijgen met een
kinderbeschermingsmaatregel. Door de terugvordering van de kinderopvangtoeslag en
schuldeninning zonder menselijke maat die daarop volgde, kwamen bijna alle onderzochte
gezinnen in een situatie van armoede en bestaansonzekerheid terecht. De financiële
problemen hebben een langdurige ontwrichtende werking op het functioneren van ouders
en kinderen, en bij 17 van de 20 onderzochte gezinnen speelden de (financiële) gevolgen
van de toeslagenaffaire een kleine of grote rol in het proces dat uiteindelijk tot
een kinderbeschermingsmaatregel leidde. De Inspectie zag echter geen aanwijzingen
dat het fraudelabel heeft meegewogen in de beoordeling of een kinderbeschermingsmaatregel
nodig was bij de onderzochte gezinnen.
Vraag 7
Indien u het met de stelling in vraag 6 eens bent, deelt u de mening dat dit alleen
kan door gevalsvergelijking? Kunt u onderzoeken wat nu de situatie is en wat de situatie
geweest zou zijn als er geen fraudeverdenking is geweest? Kunt u uw visie verder toelichten
en uitleggen?
Antwoord 7
Er hééft ook gevalsvergelijking plaatsgevonden. In het eerste deelonderzoek van de
Inspectie Justitie en Veiligheid heeft het Centraal Bureau voor de Statistiek een
groep van 4885 gedupeerden vergeleken met twee groepen. Zowel met een groep met dezelfde
achtergrondkenmerken maar dan zónder fraudeverdenking (niet gedupeerd) als met een
groep «gemiddelde Nederlanders» die kinderopvangtoeslag aanvraagt. Een belangrijke
conclusie van dit onderzoek was dat gedupeerden niet vaker met een kinderbeschermingsmaatregel
te maken kregen dan de vergelijkingsgroep met dezelfde kenmerken maar dan zonder fraudeverdenking/dupering.
De dupering had gemiddeld genomen geen effect op het aantal kinderbeschermingsmaatregelen. Door de toeslagaffaire is
een groep mensen getroffen die sowieso al vaker met de jeugdbescherming te maken kreeg.
De analyses van het CBS zijn op groepsniveau uitgevoerd. Er kan dus niet uitgesloten
worden dat er gedupeerde gezinnen zijn die als gevolg van de kinderopvangtoeslagaffaire
dermate in de problemen zijn gekomen dat er een kinderbeschermingsmaatregel ingezet
moest worden, aldus het CBS.
In antwoord op de specifieke vraag of onderzocht kan worden wat nu de situatie is
en wat de situatie geweest zou zijn als er geen fraudeverdenking is geweest, merk
ik het volgende op. De inspectie ziet geen aanwijzingen dat het fraudelabel heeft
meegewogen in de beoordeling of een kinderbeschermingsmaatregel nodig was bij de onderzochte
gezinnen. De inspectie concludeert ook dat altijd een samenhang van factoren in deze
gezinnen tot een kinderbeschermingsmaatregel heeft geleid. Daarmee is een antwoord
op deze specifieke vraag – wat zou er zijn gebeurd als er geen fraudeverdenking zou
zijn geweest – niet mogelijk.
Vraag 8
Bent u bekend met het artikel in het Algemeen Dagblad van 26 januari 2023 met de titel
«Hoogleraar Gill hielp bij vrijpleiten van Lucia de B., en maakt nu gehakt van CBS-rapport
toeslagenaffaire»?8
Antwoord 8
Ja.
Vraag 9
Kunt u aangeven wat de precieze onderzoeksopdracht is die het Verwey-Jonker Instituut
heeft gekregen van de Raad voor de Kinderbescherming, waarvan de Volkskrant nu in
hun artikel vaststelt dat dit onderzoek hapert? En kunt u daar tevens bij aangeven
hoe het Verwey-Jonker Instituut voornemens is het onderzoek op te zetten en te gaan
uitvoeren?
Antwoord 9
De Raad voor de Kinderbescherming heeft de opdracht gegeven voor een onafhankelijk
onderzoek naar discriminatie binnen zijn organisatie. Dit staat los van het interne
UHP-KOT reflectietraject. De Raad voor de Kinderbescherming heeft het Verwey-Jonker
Instituut in de onderzoeksopdracht gevraagd om de aanwezigheid en impact van discriminatie
en vooroordelen binnen de RvdK te onderzoeken voor zowel zijn werkgeversrol als de
dienstverlening/taakuitvoering. In de onderzoeksopdracht is de volgende voorgestelde
onderzoeksopzet gedaan:9 Literatuuronderzoek,10 Kwalitatief onderzoek,11 Kwantitatief onderzoek,12 Analyse van beleidsdocumenten en procedures en13 Mystery shopping (een scenario/vignetstudie) en taakanalyse. Met dit onderzoek wil
de Raad voor de Kinderbescherming de culturele sensitiviteit bevorderen en tevens
de diversiteit en inclusie binnen zijn organisatie versterken voor zover de resultaten
daar aanleiding toe geven. In de onderzoeksopdracht wordt benadrukt dat het Verwey-Jonker
Instituut de regie heeft in de gekozen onderzoeksmethoden, waarbij zorgvuldigheid
en onafhankelijkheid voorop staan.
Vraag 10
Kunt u uitleggen waarom het volgende uit uw voortgangsbrief uithuisplaatsingen kinderopvangtoeslagaffaire
(UHP KOT) mei 2023 van 5 juni 2023 met het kenmerk 4590804, nog steeds niet van de
grond gekomen is? In deze voortgangsbrief staat het volgende vermeld: «De Raad voor de Kinderbescherming treft momenteel de voorbereidingen voor het interne
reflectietraject. De reflectie heeft vooral tot doel om lessen te trekken voor de
toekomst met oog op het verbeteren van het beleid en de uitvoeringspraktijk van de
raad voor de kinderbescherming. De intentie is om aan de hand van een dossieranalyse
te inventariseren wat de samenhang is van factoren die speelden bij gedupeerde gezinnen
waarvoor de raad voor de kinderbescherming een uithuisplaatsing heeft verzocht en
in hoeverre bekend was dat er sprake was van schuldenproblematiek. De raad voor de
kinderbescherming verwacht, na ontvangst van de UHP-Kot-kindlijst in het kader van
het wetsvoorstel uitwisseling persoonsgegevens UHP KOT, ongeveer 6 maanden nodig te
hebben voor het reflectietraject en zal de bevindingen openbaar maken».
Antwoord 10
Het reflectietraject van de Raad voor de Kinderbescherming, dat in het kader van UHP
KOT wordt uitgevoerd en geen verband houdt met het discriminatie-onderzoek dat door
het Verwey-Jonker Instituut wordt uitgevoerd, is later gestart dan beoogd. Dit laat
zich verklaren door het feit dat de UHP-KOT-kindlijst pas medio januari 2024 kon worden
verstrekt14 en aansluitend het reflectietraject kon starten. Het reflectietraject bevat een onderzoek
naar dossiers die steekproefsgewijs zijn geselecteerd. Ook hebben een focusgroepbijeenkomst
en individuele interviews plaatsgevonden. Tevens is een begeleidingscommissie ingesteld
bestaande uit twee hoogleraren, prof dr. Alink (Universiteit Leiden) en prof. dr.
Nieuwenhuizen (Tilburg University). De dataverzameling is inmiddels afgerond en heeft
meer tijd gekost dan beoogd. Dit heeft vooral te maken met de omvang van de dossiers
en de zorgvuldigheid waarmee deze zijn geanalyseerd. Ook is er capaciteit van de onderzoekers
gegaan naar het faciliteren van het dossieronderzoek van de commissie Hamer bij de
Raad voor de Kinderscherming. Het reflectietraject bevindt zich in de analyse- en
rapportagefase. De beoogde oplevering van het rapport is januari 2025.
Vraag 11
Uit het artikel van de Volkskrant blijkt dat het Verwey-Jonker Instituut de onderzoeksopzet
wilde aanpassen en waarschijnlijk pas in 2025 ouders worden geïnterviewd, kunt u hier
meer opheldering over geven: wat is precies aangepast en waarom?
Antwoord 11
Het onderzoek dat het Verwey-Jonker Instituut uitvoert naar discriminatie bevat een
deelonderzoek naar de werkgeversrol en een deelonderzoek naar het cliëntenperspectief.
Het in kaart brengen van het cliëntenperspectief is een integraal en cruciaal onderdeel
van het onderzoeksproject. Een onderzoek onder cliënten vraagt om een gedegen uitwerking,
mede gelet op rechtsbescherming, zorgvuldigheid en privacy. Hier is meer tijd voor
nodig dan bij de oorspronkelijke onderzoeksopzet is ingeschat.
De uitvoering van het deelonderzoek naar de werkgeversrol is wel reeds uitgevoerd
door het Verwey-Jonker Instituut en de resultaten hiervan worden eind 2024 opgeleverd.
Vraag 12
Kunt u ons een afschrift geven van de onderzoeksopdracht en de opzet voor het onderzoek?
Antwoord 12
Hiervoor verwijs ik u naar de beantwoording van vragen 9 en 11.
Vraag 13
Klopt de berichtgeving dat het Verwey-Jonker Instituut heeft aangegeven aan de heer
Groenen dat het onderzoek «on hold» is gezet en dat als «zijn» ouders al geïnterviewd
gaan worden dat niet eerder is dan in 2025? Kunt u toelichten waarom er twijfel bestaat
over het betrekken van ouders via de heer Groenen en waarom – als dit al gebeurt –
niet eerder dan in 2025 gebeurt?
Antwoord 13
Het onderzoek naar het cliëntenperspectief is nog niet gestart vanwege de in het antwoord
op vraag 11 genoemde redenen. Het Verwey-Jonker Instituut werkt aan een voorstel om
het cliëntenperspectief in kaart te brengen. De Raad voor de Kinderbescherming gaat
niet over de wijze waarop het Verwey-Jonker Instituut de deelnemers selecteert voor
het onderzoek.
Vraag 14
Kunt u aangeven of onafhankelijk onderzoek deel gaat uitmaken van het onderzoek van
de commissie Hamer en wat de stand van zaken is met betrekking tot de motie van het
lid Omtzigt omtrent twee onafhankelijke onderzoeken, gelet op wat in uw voortgangsbrief
uithuisplaatsingen kinderopvangtoeslagaffaire (UHP KOT) mei 2023 van 5 juni 2023 met
het kenmerk 4590804 staat vermeld: «In reactie op de motie van het Lid Omtzigt over het bevorderen van ten minste twee
onafhankelijke onderzoeken naar uithuisplaatsingen en de kinderopvangtoeslagenaffaire
kan ik het volgende vermelden. Op dit moment is de commissie Hamer zoals gezegd bezig
met het opstellen van een onderzoeksplan. Dan is duidelijk of onafhankelijk wetenschappelijk
onderzoek daar deel van uitmaakt.» en wat in uw voortgangsbrief uithuisplaatsingen kinderopvangtoeslagaffaire (UHP KOT)
december 2023 van d.d. 18 december 2023 staat vermeld: «De commissie is recentelijk gestart met haar dossieronderzoek en de verwachting is
dat zij in het laatste kwartaal van 2024 tot een definitieve analyse en aanbevelingen
zal komen»?
Antwoord 14
De commissie Hamer is onafhankelijk en het onderzoek dat de commissie uitvoert ook.
Ook de onafhankelijke Inspectie Justitie en Veiligheid heeft reeds onderzoek gedaan.
Aan de hand van de uitkomsten en aanbevelingen van het onderzoek van de commissie
Hamer en van de lopende reflectietrajecten van de Raad voor de Kinderbescherming,
de Raad voor de Rechtspraak en de Gecertificeerde Instellingen zal ik bepalen of en
zo ja, welk aanvullend onderzoek er nog nodig is.
Vraag 15
Kunt u aangeven waarom er gekozen is voor het Verwey-Jonker Instituut nu de bestuurder
van dit instituut ook onderdeel uitmaakt van de commissie Hamer die onderzoek verricht
naar de causaliteit tussen kinderbeschermingsmaatregelen en de toeslagenaffaire? Kan
hier sprake zijn van belangenverstrengeling?
Antwoord 15
De Raad voor de Kinderbescherming heeft het Verwey-Jonker Instituut gekozen vanwege
hun specifieke expertise op het thema diversiteit, hun ervaring in het doen van onderzoek
hiernaar en hun positie als onafhankelijke onderzoeksinstelling. Dat de wetenschappelijk
directeur van het Verwey-Jonker Instituut ook betrokken is bij ander onderzoek – onder
meer het onderzoek van de commissie Hamer maar bijvoorbeeld ook haar onderzoek als
bijzonder hoogleraar aan de Erasmus Universiteit Rotterdam – duid ik vooral positief.
Vraag 16
Kunt u aangeven wat de stand van zaken is van met betrekking tot het onderzoek van
de commissie Hamer? Kunt u aangegeven wat de reden is van de vertraging en welke verdere
vertraging voor u acceptabel is?
Antwoord 16
In september 2023 zijn de persoonsgegevens van erkend gedupeerden van de kinderopvangtoeslagaffaire
in een beveiligde dataroom gekoppeld aan de persoonsgegevens van kinderen waarvoor
een verzoek tot uithuisplaatsing is gedaan. Het aanvullend kindonderzoek door de rechtspraak
en daaropvolgende datakoppelingen in de dataroom zijn eind november 2023 afgerond.
Na een periode van zes weken waarin ouders konden verzoeken om te worden verwijderd
van deze lijsten is in januari 2024 de UHP-KOT-kindlijst en UHP-KOT-ouderlijst gedeeld
met de commissie Hamer. De commissie kon toen starten met het interviewen van gedupeerden.
In de periode daarvoor heeft de commissie een documentenanalyse verricht en veel gesprekken
kunnen voeren met ervaringsdeskundigen (ouders en kinderen/jongeren), hulpverleners,
wetenschappers en andere relevante betrokkenen. De dataverzameling kost meer tijd
dan vooraf beoogd. De verwachting is dat de commissie in januari 2025 haar eindrapport
zal opleveren.
Vraag 17
Zou het mogelijk kunnen zijn dat een vertraging van dit onderzoek van de Raad voor
de Kinderbescherming naar mogelijke discriminatie samen kan hangen met de vertraging
in het onderzoek van de commissie Hamer en waarvan de resultaten pas in dit najaar
verwacht worden?
Antwoord 17
Nee, deze onderzoeken staan los van elkaar.
Vraag 18
Zou het niet beter zijn, gezien het toch al lage vertrouwen in de overheidsinstanties,
en zeker in de jeugdbeschermingsinstellingen, waar de Raad voor de Kinderbescherming
ook toe gerekend kan worden, de Rechtspraak en de Gecertificeerde Instellingen, het
onderzoek uit te besteden aan een onafhankelijke partij die het gehele onderzoek zowel
statistisch als inhoudelijk in een hand kan uitvoeren, zoals de Rijksuniversiteit
Groningen die in augustus 2022 al heeft aangegeven direct te kunnen starten met hun
onderzoek naar de causaliteit?15
Antwoord 18
Er is en wordt reeds onafhankelijk onderzoek verricht. De Inspectie Justitie en Veiligheid
is onafhankelijk en heeft onderzoek verricht naar hoe het falen van de overheid in
de kinderopvangtoeslagaffaire doorwerkte in de jeugdbescherming. Daarnaast is er op
verzoek van uw Kamer een onafhankelijke onderzoekscommissie ingesteld die op dit moment
aan het werk is en naar verwachting in januari 2025 tot een afronding komt. Verder
doet ook de rechtspraak in het kader van reflectie onderzoek naar wat de overwegingen
waren van kinderrechters om verzoeken tot uithuisplaatsing bij deze groep ouders toe
te wijzen.
Vraag 19
Hoe kijkt u aan tegen het onderzoek wat gefaciliteerd kan worden vanuit de universiteit
Groningen?
Antwoord 19
Het staat de wetenschap vrij om met onderzoeksvoorstellen te komen. De Tijdelijke
wet uitwisseling persoonsgegevens UHP KOT biedt de mogelijkheid voor wetenschappelijk
onderzoek naar de samenhang tussen de kinderopvangtoeslagaffaire en de uithuisplaatsingen
van kinderen. In artikel 2 lid 2 van deze wet is een grondslag opgenomen voor het
kunnen verrichten van wetenschappelijk onderzoek naar de samenhang van de problemen
bij de uitvoering van de kinderopvangtoeslag en de uithuisplaatsing van UHP KOT-kinderen.
Verder verwijs ik naar de antwoorden van de toenmalig Minister voor Rechtsbescherming
op de vragen die door lid Omtzigt in 2022 zijn gesteld naar aanleiding van het ook
door u genoemde artikel in het Algemeen Dagblad van 31 augustus 2022 over ‘Onafhankelijk
onderzoek naar uithuisplaatsing kinderen toeslagenouders tegengehouden' en naar de
reactie van de Raad voor de rechtspraak op het artikel in het Algemeen Dagblad.16
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T.H.D. Struycken, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.