Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Teunissen over Nederlandse leveranciers van gevechtshonden aan het Israëlische leger
Vragen van het lid Teunissen (PvdD) aan de Minister van Defensie over Nederlandse leveranciers van gevechtshonden aan het Israelische leger (ingezonden 11 september 2024).
Antwoord van Minister Klever (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp) (ontvangen
4 oktober 2024).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht dat in Gaza een man met het syndroom van Down is doodgebeten
door een gevechtshond van het Israëlische leger?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Bent u bekend met het bericht dat in Gaza een oudere vrouw in haar slaap is aangevallen
door een gevechtshond van het Israëlische leger?2
Antwoord 2
Ja.
Vraag 3
Is het mogelijk dat deze en andere gevechtshonden van het Israëlische leger door een
Nederlands bedrijf geleverd worden? Kunt u dit bevestigen of uitsluiten?
Antwoord 3
Bedrijven dienen een vergunning aan te vragen voor goederen/technologie die kwalificeren
als dual-use volgens de EU Dual-Use Verordening of onder nationale controlemaatregelen vallen.
Wanneer dit niet het geval is, zoals bij honden (zie ook het antwoord op vraag 7 en
8), heeft de overheid geen overzicht van de uitvoer van betreffende goederen.
Het kabinet doet daarnaast geen uitspraken over mogelijke leveranties van individuele
bedrijven. Informatie over de exportaangiftes van individuele bedrijven is bedrijfsgevoelig
en daarom vertrouwelijk.
Vraag 4
Bent u bekend met de reportage van Left Laser bij het Nederlandse bedrijf Four Winds?3
Antwoord 4
Ja.
Vraag 5
Deelt u de mening dat dit bedrijf transparant zou moeten zijn over het al dan niet
exporteren van gevechtshonden naar Israël? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Het kabinet juicht transparantie vanuit bedrijven toe, maar zolang een bedrijf zich
houdt aan de toepasselijke wet- en regelgeving is de mate van transparantie een keuze
van het bedrijf zelf.
Vraag 6
Is het u bekend of het Nederlandse bedrijf Four Winds K9 nog steeds gevechtshonden
exporteert naar Israël?
Antwoord 6
Zoals vermeld in het antwoord op vraag 3 heeft het kabinet geen overzicht van de uitvoer
van honden. Ook doet het kabinet geen uitspraken over individuele bedrijven of vergunningaanvragen.
Vraag 7 en 8
Aan welke regels moeten Nederlandse bedrijven voldoen bij de export van gevechtshonden
zoals gebruikt bij de genoemde incidenten in Gaza? Zijn de wetten, verdragen en afspraken
voor de export van strategische/militaire goederen van toepassing?
Is een vergunning nodig voor de export van dit soort gevechtshonden? Zo ja, wat voor
vergunning? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7 en 8
Voor de uitvoer van speciaal getrainde honden is geen vergunning nodig, omdat deze
honden niet worden gekwalificeerd als strategische goederen. De kwalificatie van een
goed als strategisch goed gebeurt op basis van consensus in de relevante internationale
exportcontroleregimes of omdat deze onder nationale controle zijn gebracht. Voor speciaal
getrainde honden geldt dat er internationaal geen consensus is om deze onder exportcontrole
te brengen en dat deze ook niet nationaal zijn gecontroleerd.
Vraag 9
Welke verantwoordelijkheden hebben Nederlandse bedrijven die gevechtshonden exporteren
voor het dierenwelzijn, ook na de export? Op welke manier wordt daar toezicht op gehouden?
Antwoord 9
De bedrijven die in Nederland honden trainen voor de export moeten zich houden aan
de Wet dieren, en specifiek het Besluit houders van dieren waarin voorschriften staan
over onder andere huisvesting en verzorging van de honden. Het toezicht hierop vindt
plaats door handhavende partijen, zoals de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit,
de politie en de Landelijke Inspectiedienst Dierenwelzijn. Na export is de wet- en
regelgeving van het land waar de honden naar geëxporteerd zijn van toepassing en is
het aan het betreffende land om toezicht te houden op het welzijn van de dieren aldaar.
Het kabinet verwacht evenwel van Nederlandse bedrijven die internationaal zaken doen
dat zij de OESO-richtlijnen inzake maatschappelijk verantwoord ondernemen toepassen.
Volgens dit kader dienen bedrijven risico’s voor mens en milieu in hun waardeketens
te identificeren, ook bij export, en waar nodig aan te pakken. Dierenwelzijn is hier
onderdeel van.
Vraag 10
Kunt u een overzicht geven van de export van dergelijke honden die door politie en
militaire diensten kunnen worden ingezet, van de afgelopen tien jaar, naar Israël
en andere landen?
Antwoord 10
Zie het antwoord op de vragen 3, 5 en 6.
Vraag 11 en 12
Hoe voorkomt u dat Nederlandse export, van bijvoorbeeld honden voor het Israëlische
leger, bijdraagt aan het in stand houden van de bezetting en schendingen van het oorlogsrecht
en voldoet aan de recente uitspraak van het Internationaal Gerechtshof?
Hoe bekijkt u de export van deze honden in zowel het licht van berichten over het
doden en verminken van Palestijnse burgers als het oordeel van het Internationaal
Gerechtshof dat staten de verplichting hebben om stappen te ondernemen om te voorkomen
dat Nederlandse handels- en investeringsbetrekkingen bijdragen aan de instandhouding
van de Israëlische bezetting, nederzettingen en annexatie van bezet Palestijns gebied?
Antwoord 11 en 12
Nederland staat onverkort voor naleving van het internationaal recht en het kabinet
blijft zich hierover onverminderd uitspreken. Het kabinet roept Israël zowel bilateraal
als in multilaterale fora op om zich te houden aan het internationaal recht, inclusief
het recht dat geldt tijdens bezetting. Dat betekent dat de honden, net als ieder geweldsmiddel,
uitsluitend mogen worden ingezet in overeenstemming met internationaal recht, in het
bijzonder de regels van het bezettingsrecht en de rechten van de mens.
Daarnaast hebben betrokken bedrijven ook een eigen maatschappelijke verantwoordelijkheid
en zijn zij zelf verantwoordelijk voor de opvolging daarvan. Het kabinet verwacht
dat zij in lijn met de OESO-richtlijnen en UN Guiding Principles on Business and Human Rightsrisico’s voor mens en milieu in hun waardeketens identificeren en waar nodig aanpakken.
In het geval van gewapende conflicten wordt daarbij van bedrijven extra zorgvuldigheid
verwacht.
Vraag 13
Deelt u de mening dat het verwerpelijk is om gevechtshonden af te sturen op onschuldige
burgers?
Antwoord 13
Laat ik duidelijk stellen dat het kabinet burgerslachtoffers altijd betreurt. In zijn
algemeenheid zijn geweldsmiddelen, zoals politiehonden, niet bestemd om te worden
ingezet tegen burgers die geen bedreiging vormen.
Vraag 14
Deelt u de mening dat er een verbod moet komen op de export van deze honden naar Israël?
Zo ja, wat gaat u eraan doen om dit verbod zo snel mogelijk te bewerkstelligen? Zo
nee, waarom niet?
Antwoord 14
Een voorstel voor een verbod of een vergunningplicht op export van speciaal getrainde
honden vereist internationale afspraken om effectief te zijn en een gelijk speelveld
te garanderen. In 2016 heeft het toenmalige kabinet de mogelijkheden hiervoor onderzocht.
Voor de uitkomst van dit onderzoek verwijs ik u naar de kamerbrief «Exportcontrole
op honden» van 9 februari 2016.4 In deze brief werd geconcludeerd op basis van juridisch advies van de Europese Commissie
dat de dual-use verordening geen rechtsbasis biedt voor export beperkende maatregelen
ten aanzien van diensthonden. Deze conclusie is niet veranderd sindsdien.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.J. Klever, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.