Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Joseph over de aanpassing van ingegane variabele uitkeringen bij verzekeraars en pensioenfondsen
Vragen van het lid Joseph (Nieuw Sociaal Contract) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de aanpassing van ingegane variabele uitkeringen bij verzekeraars en pensioenfondsen (ingezonden 11 juli 2024).
Antwoord van Minister Van Hijum (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 3 oktober
2024). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 2361.
Vraag 1
Bent u ermee bekend dat verzekeraars en pensioenfondsen sinds de inwerkingtreding
van de Wet verbeterde premieregeling in 2016 al variabele uitkeringen kunnen aanbieden?
Antwoord 1
Ja, daar ben ik mee bekend.
Vraag 2
Bent u bekend met de standaardmodellen voor de communicatie bij pensioenfondsen en
verzekeraars1 die bedoeld zijn om deelnemers te begeleiden bij het maken van een keuze tussen een
vast en een variabel pensioen?
Antwoord 2
Ja, daar ben ik mee bekend.
Vraag 3
Kunt u aangeven welke risico’s voor de hoogte van de variabele uitkeringen op die
standaardmodellen voor verzekeraars worden benoemd?
Antwoord 3
Het standaardmodel wordt door mij vastgesteld (art. 7d Besluit) en bevat:
– informatie over de relevante gevolgen en risico’s bij een variabele uitkering, waaronder
een «opgave van de hoogte van de variabele uitkeringen en een opgave van de hoogte
van de vastgestelde uitkeringen indien het kapitaal daarvoor zou worden aangewend.
Deze opgaven worden, voor zover het ouderdomspensioen betreft, tevens weergegeven
op basis van een pessimistisch scenario, een verwacht scenario en een optimistisch
scenario. De pensioenuitvoerder die een spreidingsperiode van langer dan vijf jaar
aanbiedt, informeert de deelnemer expliciet over de voor hem relevante gevolgen en
risico’s daarvan» (art. 44a Pw);
– informatie over de keuze tussen een variabele en vaste uitkering (63b Pw).
Op www.pensioenmodellen.nl is het model terug te vinden: Standaardmodel verbeterde premieregeling – Pensioen
Modellen
Vraag 4
Bent u bekend met de mogelijkheid om een vaste daling (danwel onder de Wet toekomst
pensioenen (Wtp) een projectierendement in solidaire regeling) in de uitkering aan
te bieden, waarmee de uitkering bij aanvang hoger begint?
Antwoord 4
Ja, ik ben bekend met de mogelijkheden om een vaste daling aan te bieden.
Vraag 5
Bent u bekend met de wettelijke maximering op deze vaste daling, danwel het projectierendement
(ten hoogste 35% van het verschil tussen de parameter voor aandelenrendement en de
risicovrije rente en niet hoger dan consistent met het beleggingsbeleid) en de factsheet
van De Nederlandsche Bank (DNB) hierover?2
Antwoord 5
Ja, ik ben bekend met artikel 63a van de Wet toekomst pensioenen en de factsheet van
DNB hierover.
Vraag 6
Bent u ermee bekend dat verschillende pensioenfondsen en verzekeraars aangekondigd
hebben reeds ingegane variabele pensioenen flink te verlagen, en sommigen dit mogelijk
inmiddels al gedaan hebben, omdat zij inmiddels een veel minder hoge vaste daling
mogen gebruiken door de gestegen rente?3
Antwoord 6
Terecht dat het lid Joseph aandacht vraagt voor dit vraagstuk. Na aanleiding van dit
signaal heb ik navraag gedaan bij het Verbond van Verzekeraars en de Pensioenfederatie.
Hieruit is gebleken dat een aantal pensioenuitvoerders verschillende interpretaties
geven aan de wettelijke regels van de vaste daling bij reeds ingegane uitkeringen.
Waar nodig zullen pensioenuitvoerders passende maatregelen nemen en de betreffende
pensioengerechtigden hierover actief informeren en heldere uitleg geven.
Ter verduidelijking schets ik hieronder het wettelijk kader.
Een verzekeraar (maar ook een pensioenfonds) heeft de mogelijkheid een variabele uitkering
aan te bieden. Hierbij wordt de uitkering na de ingangsdatum van het pensioen jaarlijks
mogelijk beïnvloed door de verwerking van financiële mee- of tegenvallers als gevolg
van het beleggingsrisico, de ontwikkeling van het sterfteresultaat of de ontwikkeling
van de levensverwachting. Daarnaast wordt de hoogte van een variabele uitkering in
een flexibele premieovereenkomst of een premie-uitkeringsovereenkomst beïnvloed door
een, uiterlijk op de ingangsdatum van het pensioen vastgestelde, periodieke vaste
daling of vaste stijging van de uitkering. Het samenspel van deze factoren bepaalt
of de variabele uitkering verlaagd of verhoogd wordt.
Bij de flexibele premieregeling en de premie-uitkeringsovereenkomst en de reeds lopende
regelingen vanuit de wet verbeterde premieregeling kan een al vastgestelde vaste daling
ná de ingangsdatum van de variabele uitkering niet worden gewijzigd als de risicovrije
rente wijzigt. Een al vastgestelde vaste daling kan na de ingangsdatum wel worden
aangepast wanneer deze hoger is dan de maximale vaste daling. De maximale vaste daling
kan namelijk wijzigen door een verandering van de parameter voor aandelenrendement.
Daarnaast kan de maximale vaste daling wijzigen door een verandering in de risicohouding
van de deelnemers en daaruit volgend het strategische beleggingsbeleid van verzekeraars
en pensioenfondsen. Immers, als de mate waarin wordt belegd in aandelen vanuit strategisch
oogpunt wijzigt, dan wordt het moeilijker de vaste daling in de uitkering te compenseren
met overrendementen. De vaste daling dient dan mogelijk te worden aangepast.
Als een al vastgestelde vaste daling met de nieuwe maximale vaste daling wordt vergeleken,
dan wordt daarbij altijd uitgegaan van de risicovrije rente zoals die gold op de ingangsdatum
van het pensioen.
Vraag 7
Kunt u een overzicht geven bij welke verzekeraars en pensioenfondsen met dalende variabele
uitkeringen in het aanbod dit vraagstuk nog meer speelt? Kunt u aangeven hoe zij met
dit vraagstuk omgaan? En, indien van toepassing, kunt u aangeven hoeveel de pensioenuitkeringen
zijn gedaald gegeven het maximaal aangeboden dalingspercentage bij de aanbieder en
de keuze voor een 100% variabele uitkering?
Antwoord 7
Er is geen totaaloverzicht beschikbaar. Er zijn meerdere verzekeraars en enkele pensioenfondsen
die een variabele uitkering met een (optie tot) vaste daling aanbieden. Op de website
van verzekeraars staat vermeld welk beleid ze hierop voeren. Daarbij geldt dat de
vaste daling nooit hoger is dan het wettelijk maximum, en dat bij verandering van
de hoogte van de vaste daling ook de hoogte van de uitkering verandert. Pensioenfondsen
die voor een significant deel van hun deelnemers premieovereenkomsten aanbieden, bieden
bijna nooit een vaste daling aan. Pensioenfondsen die dat wel doen gaan op een vergelijkbare
manier als verzekeraars met dit vraagstuk om.
Als de vaste daling wordt verlaagd heeft dat een negatief effect op de eerstvolgende
pensioenuitkering. Wanneer de vaste daling wordt verhoogd heeft dat juist een positief
effect op de eerstvolgende pensioenuitkering. Exacte niveaus van dalingen en stijgingen
hangen af van onder andere de dan geldende rentetermijnstructuur en regelingsspecifieke
kenmerken zoals de hoogte van de vaste daling/stijging. De hoogte van de vaste daling
heeft alleen impact op de verdeling van uitkeringen door de tijd heen, en een verandering
van de vaste daling leidt daarmee niet tot herverdeling.
Vraag 8
Realiseert u zich dat in de standaardpensioencommunicatie niet wordt gewezen op het
risico dat het dalingspercentage kan worden aangepast en wat de gevolgen daarvan kunnen
zijn voor deelnemers?
Antwoord 8
In de standaardpensioencommunicatie (het zogenaamde standaardmodel) wordt de vaste
daling niet genoemd omdat het een optie betreft die een verzekeraar of pensioenfonds
kan aanbieden aan deelnemers, waarbij deelnemers bepalen of zij hiervan gebruik willen
maken. Het standaardmodel is gericht op een principekeuze voor een vaste of variabele
uitkering. Als een deelnemer vervolgens kiest voor een variabel pensioen dan vindt
de verdere invulling van het variabel pensioen -waaronder de optie van de vaste daling-
plaats in het offertetraject/keuzetraject, waarbij de verzekeraar of pensioenfonds
vanuit zijn zorgplicht de deelnemer informeert over de risico’s van de vaste daling.
Vraag 9
Kunt u aangeven of het risico van aanpassingen van lopende variabele uitkeringen,
door een wijziging van het dalingspercentage als gevolg van mutaties in de parameters
waaronder de marktrente, is beoogd? Of is dit een onbedoeld effect?
Antwoord 9
Om het risico te beperken dat uitkeringen op hogere leeftijd te zeer kunnen dalen,
is ervoor gekozen om bij de vaste daling in flexibele premieregelingen het verschil
tussen de parameter voor aandelenrendement en de risicovrije rente op pensioendatum
te begrenzen op 35%. Het dalingspercentage van al ingegane variabele uitkeringen wijzigt
als de vaste parameter voor aandelenrendement wijzigt. Wijzigingen van deze parameter
door de Commissie parameters zorgt voor een actuele inschatting van het overrendement
op lange termijn. Wijzigingen in de risicovrije rente leiden na ingang van de variabele
uitkering niet tot een aanpassing van het met de deelnemer afgesproken dalingspercentage.
Bij een vaste daling wordt de uitkering aan het begin van de uitkeringsfase verhoogd
ten koste van de uitkeringen later in de uitkeringsfase.
Vraag 10
Indien dit risico niet is beoogd, kunt u daarover duidelijkheid geven en indien nodig
daarmee in lijn de wetgeving wijzigen?
Antwoord 10
Het aanpassen van de vaste daling bij reeds ingegane uitkeringen door wijzigingen
in de risicovrije rente is niet beoogd. Wijzigingen van de maximale vaste daling door
veranderingen in de parameter voor aandelenrendement is wel een beoogd effect, want
met de vaste daling wordt een voorschot genomen op toekomstige overrendementen. Deze
worden afgeleid uit de parameter voor aandelenrendement. Om het risico te beperken
dat uitkeringen op hogere leeftijd van de deelnemer te zeer zullen moeten dalen(stijgen),
moet bij een neerwaartse (opwaartse) aanpassing van deze parameter ook de vaste daling
neerwaarts(opwaarts) worden bijgesteld. Een aantal pensioenuitvoerders interpreteren
de wet- en regelgeving op een manier die niet beoogd is. Uit overleg met de sector
en de toezichthouders zijn de volgende punten gekomen die ik omwille daarvan verduidelijk:
1) In artikel 63a, lid 2 staat: «De periodieke vaste daling bedraagt ten hoogste 35%
van het verschil tussen de parameter voor aandelenrendement en de risicovrije rente
op de ingangsdatum van het pensioen en is niet hoger dan consistent met het beleggingsbeleid.»
Sommige pensioenuitvoerders lezen hierin dat ook voor de parameter voor aandelenrendement
de ingangsdatum geldt. De parameter voor verwacht aandelenrendement kan wijzigen door
aanpassingen van de Commissie Parameters. Bij herrekeningen van de (maximale) vaste
daling voor al ingegane variabele uitkeringen moet de risicovrije rente zoals gepubliceerd
door DNB op pensioendatum worden gebruikt.
2) In de toelichting bij de wet wordt gesproken over parameters. Sommige pensioenuitvoerders
lezen hierin dat het ook zou gaan over de risicovrije rente. Ter verduidelijking,
het gaat hierbij alleen over de parameter4 voor aandelenrendement.
Gezien de twee bovenstaande punten zal DNB nagaan hoe de toelichting op de DNB website5 het best verduidelijkt kan worden.
Vraag 11
Indien dit risico wel is beoogd, kunt u ervoor zorgen dat de standaard communicatie
over vaste en variabele uitkeringen wordt aangescherpt, zodat deelnemers die willen
kiezen voor of te maken krijgen met een variabele uitkering ook op de hoogte zijn
van dit risico?
Antwoord 11
Zoals aangegeven is het risico niet beoogd. Ik heb op dit moment niet het beeld dat
verzekeraars en/of pensioenfondsen de deelnemers en gepensioneerden onvoldoende informeren
over de mogelijke redenen waarom de variabele uitkering zou kunnen fluctueren, aangezien
er wettelijk voorgeschreven informatie bestaat en een vastgesteld model. Op het moment
dat ik concrete signalen zal ontvangen vanuit de sector waaruit blijkt dat verbetering
van de standaardcommunicatie nodig is, ben ik uiteraard bereid om hier met de sector
en toezichthouder over in gesprek te gaan. Uitvoerders kunnen daartoe voorstellen
doen.
Vraag 12
Kunt u de vragen één voor één binnen 3 weken beantwoorden?
Antwoord 12
Ik heb de vragen zo spoedig mogelijk beantwoord. Om de vragen te beantwoorden was
nader overleg met de sector en de toezichthouder nodig.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Y.J. van Hijum, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.