Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Paternotte over het artikel “UT grijpt rigoureus in, mogelijk ruim 500 banen op de tocht”
Vragen van het lid Paternotte (D66) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het artikel UT grijpt rigoureus in, mogelijk ruim 500 banen op de tocht (ingezonden 12 september 2024).
Antwoord van Minister Bruins (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 2 oktober
2024).
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel UT grijpt rigoureus in, mogelijk ruim 500 banen op de
tocht?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat vindt u van de reorganisatievoorstellen van de Universiteit Twente? Vindt u deze
ontwikkelingen wenselijk?
Antwoord 2
De door dit kabinet genomen keuzes in de overheidsfinanciën maken dat ook op onderwijs
en onderzoek moet worden bezuinigd. Daarnaast daalt het budget ook door de autonome
daling van studentenaantallen, met name in het hbo. Dat zal zijn weerslag hebben op
en binnen de instellingen. Dit doet uiteraard pijn en als instellingen daar bezorgd
om zijn, dan begrijp ik dat goed.
Instellingen hebben bestedingsvrijheid. Zij zijn tevens verantwoordelijk voor het
zorgvuldig doorvoeren van bezuinigingen. Hierover verantwoorden zij zich niet richting
mij, maar richting de medezeggenschap en het intern toezicht. De Raad van Toezicht
heeft bijvoorbeeld een goedkeuringsrecht op de begroting en het instellingsplan. De
centrale medezeggenschap (universiteitsraad of medezeggenschapsraad van een hogeschool)
heeft een instemmingsrecht op de hoofdlijnen van de begroting en het instellingsplan.
De centrale medezeggenschap heeft hiernaast een adviesrecht op aangelegenheden die
het voortbestaan en de goede gang van zaken binnen de universiteit betreffen, op de
begroting en op het algemeen personeelsbeleid. Ik heb er op basis van deze interne
waarborgen vertrouwen in dat binnen de instellingen reorganisaties op zorgvuldige
wijze worden vormgeven.
Vraag 3
Specifiek: hoe kijkt u naar het voornemen van de Universiteit Twente om een minimumaantal
studenten per vak te hanteren en het voornemen om te stoppen met het ontwikkelen van
nieuwe opleidingen? Hoe gaat u ervoor zorgen dat ook kleine opleidingen behouden zullen
worden?
Antwoord 3
Universiteiten en hogescholen ontvangen een lumpsumbedrag vanuit het Ministerie van
OCW, waarmee zij hun onderwijs en onderzoek financieren. Hoe de onderwijsinstellingen
het onderwijs en onderzoek op hun instelling precies vormgeven, valt onder de autonomie
van de instellingen. Het is in ieder geval belangrijk dat het onderwijs en onderzoek
zo goed mogelijk aansluit op de behoeften van de arbeidsmarkt, maatschappij en wetenschap
en dat de publieke middelen hiertoe zo efficiënt mogelijk worden ingezet. De onderwijsinstellingen
dragen hiervoor dus in gezamenlijkheid ook een landelijke verantwoordelijkheid. Reguliere
reflectie en afstemming tussen de onderwijsinstellingen, in dialoog met maatschappelijke
partners, is daarvoor belangrijk. Gezien de bezuinigingen en de verwachte verdere
daling van de studenten, zal dit belang nog verder toenemen.
Indien vernieuwing van het onderwijsaanbod nodig is, bijvoorbeeld omdat een vakgebied
verandert, hoeft dit niet per se via nieuwe opleidingen vorm te krijgen. Sterker nog,
ik vind dat instellingen altijd eerst dienen te kijken of vernieuwing via het bestaande
aanbod kan plaatsvinden. Als de studentenaantallen in de ogen van een instelling per
opleiding te klein worden, dan is het ook aan de instelling zelf om te bezien hoe
de opleidingen doelmatiger kunnen worden georganiseerd, bijvoorbeeld door opleidingen
samen te voegen of door samen te werken met andere onderwijsinstellingen. Niet in
alle gevallen is het een probleem als een kleine opleiding ophoudt te bestaan, bijvoorbeeld
als de maatschappelijke relevantie dermate klein is geworden dat de kosten daar niet
meer tegenop wegen. Indien het echter gaat om een kleine opleiding met een grote maatschappelijke
relevantie, dan is behoud ervan belangrijk. Ik zie het dan als de landelijke verantwoordelijkheid
van de onderwijsinstellingen gezamenlijk om te bezien hoe zij ervoor kunnen zorgen
dat het onderwijs in het betreffende vakgebied behouden blijft.
Ik vertrouw erop dat universiteiten, met bovenstaande in acht genomen, goede keuzes
maken ten aanzien van hun onderwijsaanbod en dat zij dit in overleg met de andere
universiteiten doen. De continuering van de sectorplannen voor het wetenschappelijk
onderzoek en onderwijs waarvoor ik heb gekozen, zal hieraan bijdragen. Tot slot is
het relevant om te noemen dat ik wil toewerken naar een stabiele bekostiging, zodat
ook bij een daling van de studentaantallen een goed opleidingsaanbod op peil blijft.
Vraag 4
Kunt u aangeven wat het effect zal zijn van de bezuiniging van de Universiteit Twente
voor hun verschillende onderzoeksgebieden, concreet het onderzoek dat de UT doet naar
veilig drinkwater en medische technologie?2
Antwoord 4
De Universiteit Twente beslist zelf welke inhoudelijke keuzes zij neemt om invulling
te geven aan de bezuiniging op hun rijksbijdrage. Wel kan ik melden dat er niet bezuinigd
wordt op de sectorplannen voor wetenschappelijk onderzoek en onderwijs. De bijdrage
daaruit voor onderzoek naar de watercyclus en biomedische technologie aan de Universiteit
Twente blijft in stand.
Vraag 5
Welke mogelijkheden ziet u om de positie van Universiteit Twente en andere instellingen
in de regio te bestendigen, onder andere bij de vormgeving van de wetgeving op het
gebied van internationale studenten?
Antwoord 5
Er zijn meerdere ontwikkelingen die de positie van de onderwijsinstellingen in de
regio bestendigen. De WHW schrijft voor dat het hoger beroepsonderwijs en wetenschappelijk
onderwijs in beginsel in het Nederlands wordt aangeboden. Dit is de norm waar de wet
op aanstuurt.
Tegelijk voorziet het wetsvoorstel Internationalisering in Balans in een doelmatigheidstoets
voor anderstalig onderwijs. Hiermee kunnen instellingen toestemming krijgen om af
te wijken van de norm, mits zij voldoen aan specifieke criteria. Specifieke criteria
kunnen bijvoorbeeld regionale omstandigheden of de stand van de arbeidsmarkt zijn.
Voor instellingen in grensregio's, zoals de Universiteit Twente, of regio's die economisch
achterblijven kan deze toets ruimte bieden. Indien een instelling kan aantonen dat
anderstalig onderwijs bijdraagt aan de regionale ontwikkeling, bijvoorbeeld door het
bevorderen van grensoverschrijdende samenwerking in grensregio’s of het opvangen van
(eu)regionale arbeidsmarktbehoeften, kan zij zich beroepen op het regio-criterium
binnen de toets. Het is voor een instelling eveneens een mogelijkheid om zich voor
verschillende opleidingen te beroepen op het arbeidsmarktcriterium. Dit criterium
is gericht op opleidingen die inspelen op beroepsgroepen met grote arbeidsmarkttekorten,
zoals opleidingen in techniek en ICT die ook Universiteit Twente aanbiedt. Dit betekent
niet dat alle techniekopleidingen automatisch in een andere taal aangeboden mogen
worden.
Verder nemen, mits de ingediende plannen worden goedgekeurd, de Universiteit Twente,
Saxion en het ROC van Twente deel aan het nationaal versterkingsplan Microchiptalent
(Beethoven). Zij zetten gezamenlijk en als individuele instellingen in op de versterking
van de supply chain en de technologische ontwikkeling in deze sector. Deze activiteiten,
die in samenwerking met het regionale bedrijfsleven worden ondernomen, bestendigen
de positie in de regio en worden door de middelen die aan het nationaal versterkingsplan
van Microchiptalent verbonden zijn, ondersteund.
Vraag 6
Welk effect verwacht u dat de langstudeerboete zal hebben op de Twentse Student Union?
Wat zal het effect zijn op aanbod van sport en cultuur voor studenten op de UT als
er geen studenten zijn die zich hiervoor inzetten?
Antwoord 6
Zoals het kabinet heeft aangegeven in het Regeerprogramma werken we de langstudeermaatregel
uit in overleg met universiteiten, hogescholen en studenten. We kijken daarbij in
brede zin naar de uitvoerbaarheid en naar manieren voor instellingen en studenten
om langstuderen tegen te gaan. Ik kan op dit moment nog niet aangeven wat de concrete
effecten van de langstudeermaatregel zijn.
Vraag 7
Bent u bereid om gesprekken op te starten met TwenteBoard en uw collega van Economische
zaken om te inventariseren wat de gevolgen zullen zijn van deze reorganisatie voor
de economie, banen en bedrijvigheid in de regio?
Antwoord 7
Op dit moment vinden er gesprekken met de regio Twente plaats in het kader van het
traject Elke Regio Telt!. Tijdens deze gesprekken, waar ook TwenteBoard en EZ bij
zijn betrokken, worden de krachten en uitdagingen van de regio besproken. Daarnaast
vinden er gesprekken plaats in het kader van het nationaal versterkingsplan Microchiptalent,
waar TwenteBoard en EZ eveneens deel van uitmaken.
Vraag 8 en 9
Kunt u aangeven op welke andere onderwijsinstellingen een dergelijke crisisorganisatie
is ingericht om bezuinigingen door te voeren?
Kunt u aangeven op welke andere onderwijsinstellingen in het vervolgonderwijs op dit
moment sprake is van een formele organisatiewijzigingen of waar dat ophanden is?
Antwoord 8 en 9
Instellingen hebben bestedingsvrijheid. Zij zijn tevens verantwoordelijk voor het
zorgvuldig doorvoeren van bezuinigingen. Hierover verantwoorden zij zich niet richting
mij, maar richting de medezeggenschap en het intern toezicht. Ik monitor dit niet
en heb geen zicht op eventuele crisisorganisaties of formele organisatiewijzigingen
binnen instellingen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.E.W. Bruins, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.