Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden : Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden
36 600 III Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Algemene Zaken (IIIA), de begrotingsstaat van het Kabinet van de Koning (IIIB) en de begrotingsstaat van de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (IIIC) voor het jaar 2025
Nr. 4
VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 4 oktober 2024
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken, belast met het voorbereidend onderzoek
van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst
van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 24 september 2024 voorgelegd aan de Minister-President, Minister
van Algemene Zaken. Bij brief van 2 oktober 2024 zijn ze door de Minister-President,
Minister van Algemene Zaken beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van
het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, De Vree
Adjunct-griffier van de commissie, Morrin
Vraag 1
Wat is de reden dat de leden van het nieuwe kabinet hun openbare agenda's niet volgens
de richtlijnen publiceren?
Antwoord op vraag 1
Recent onderzoek van de Open State Foundation stelt dat de openbare agenda’s sinds
de start van het nieuwe kabinet beter kunnen worden bijgehouden.
Ik erken dat het proces van aanlevering en publicatie van de agenda-activiteiten in
zijn algemeenheid voor verbetering vatbaar is. Het belang van het nauwkeurig bijhouden
van de afspraken is daarom wederom onder de aandacht gebracht, zowel binnen het kabinet
als binnen de Voorlichtingsraad (het overleg van de directeuren Communicatie). Departementen
zijn zelf verantwoordelijk voor het aanleveren van de informatie in de openbare agenda.
Voor specifieke informatie omtrent het bijhouden van de departementale openbare agenda’s,
moet ik u dan ook doorverwijzen naar de individuele departementen.
Vraag 2
Op welke wijze heeft de Minister-President tot nu toe het belang van het nauwkeurig
opvolgen van de richtlijnen voor het publiceren van de openbare agenda's onder de
aandacht gebracht van de leden van het kabinet?
Antwoord op vraag 2
Het belang van het goed bijhouden van de openbare agenda is tijdens het startberaad
(1 juli 2024) van het nieuwe kabinet onder de aandacht van alle bewindslieden gebracht.
In de ministerraad van 27 september is het belang van het ordentelijk bijhouden van
de agenda wederom aangekaart.
Vraag 3
Was het vaststellen van het regeerprogramma een besluit van de ministerraad? Zo ja,
kunnen alle onderliggende juridische adviezen die ten grondslag liggen aan het regeerprogramma
met de Kamer worden gedeeld – conform de Beleidslijn actieve openbaarmaking nota's?
Zo nee, waarom kan dit niet?
Antwoord op vraag 3
De onderliggende beslisnota is inmiddels gedeeld met de Tweede Kamer. Bij het Ministerie
van Algemene Zaken zijn verder geen onderliggende juridische adviezen opgesteld. De
lijn is dat het kabinet achterliggende stukken in de regel actief verstrekt direct
nadat het een definitief besluit heeft genomen over de onderhavige aangelegenheid.
Eerdere verstrekking gaat ten koste van zorgvuldige besluitvorming en de grondwettelijke
taak en opdracht van de ministerraad inzake de eenheid van beleid (art 45 Grondwet).
Dergelijke stukken geven immers onvermijdelijk een gefragmenteerd en onvolledig beeld,
omdat de besluitvorming nog niet is afgerond. Zodra besluitvorming is afgerond op
de zelfstandige onderdelen van het regeerprogramma, zullen uiteraard wel de onderliggende
beslisnota en desgevraagd andere relevante adviezen worden gedeeld.
Vraag 4
Zijn er zaken waar de premier uit hoofde van vorige functies of op een andere manier
kennis van heeft met betrekking tot huidige leden van Tweede/Eerste Kamerleden, die
niet algemeen bekend zijn en waardoor deze potentieel zouden kunnen zijn chantabel
zijn?
Antwoord op vraag 4
De Tweede Kamer gaat zelf over de vraag of er sprake is van belemmeringen voor het
lidmaatschap van de Tweede Kamer. Het kabinet doet nooit uitspraken over informatie
van de veiligheidsdiensten.
Vraag 5
Kunt u toelichten hoeveel medewerkers van het Ministerie van Algemene Zaken met staatsgeheimen
werken?
Vraag 6
Kunt u toelichten hoeveel medewerkers van respectievelijk de kerndepartementen van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Defensie met staatsgeheimen werken?
Antwoord op vragen 5 en 6
De mate waarin medewerkers met staatsgeheimen werken kan sterk verschillen, waardoor
niet eenduidig te zeggen is hoeveel medewerkers met staatsgeheimen werken. Zo zijn
er medewerkers die dagelijks met staatsgeheime informatie afkomstig van de inlichtingendiensten
werken. Daarnaast zijn er medewerkers die incidenteel staatsgeheime stukken lezen,
zoals inlichtingenberichten. En er zijn medewerkers die bijvoorbeeld ten behoeve van
hun functie op verzoek en incidenteel kennis kunnen nemen van ministerraadsnotulen.
Vraag 7
Kunt u de Kamer juridische adviezen/memo’s opgesteld door ambtenaren van Algemene
Zaken met betrekking tot 110/111 Vreemdelingenwet alsnog met de Kamer delen?
Antwoord op vraag 7
Er zijn geen zelfstandige juridische adviezen of memo’s opgesteld met betrekking tot
110/111 van de Vreemdelingenwet bij Algemene Zaken.
Vraag 8
Kunt u toelichten of uw tweede politiek assistent onder «externe inhuur» (in de zin
van het hoofdlijnenakkoord) valt en zo ja waarom hiervoor gekozen is?
Antwoord op vraag 8
Ja. De reden is dat er sprake is van tijdelijke dienstverlening.
Vraag 9
Wat zijn de regels over het verlenen van ambtelijke bijstand aan kandidaat-bewindspersonen,
voordat zij door de Koning beëdigd zijn?
Antwoord op vraag 9
Er is geen sprake van ambtelijke bijstand aan kandidaat-bewindspersonen als zodanig.
Vraag 10
Wat is de verklaring voor de forse stijging (meer dan verdubbeling) van het budget
van de Rijksvoorlichtingsdienst in 2026?
Antwoord op vraag 10
De stijging van het cijfer vanaf 2026 heeft te maken met de systematiek rond inkoop
van nieuwsbronnen en vakliteratuur ten behoeve van het Rijk en is geen weergave van
de daadwerkelijke situatie vanaf 2026. Ten behoeve van de inkoop van diensten rond
nieuwsbronnen en vakliteratuur zijn voor de periode 2021–2025 gelden overgeboekt naar
het Ministerie van Financiën, dat gezamenlijk voor het Rijk inkoopt en raamovereenkomsten
afsluit met marktpartijen (uit hoofde van categoriemanagement). De gelden voor de
periode 2026–2030 moeten nog worden overgeboekt van het Ministerie van Algemene Zaken/de
Rijksvoorlichtingsdienst naar het Ministerie van Financiën. Vanaf 2026 staan deze
gelden daarom nog gereserveerd op de begroting van de Rijksvoorlichtingsdienst. Dit
verklaart waarom het cijfer voor 2026 nu meer dan dubbel zo hoog is als in 2025. Op
dit moment vinden de gesprekken plaats over de komende periode 2026–2030, die naar
verwachting tot een overboeking van gelden zullen leiden in de loop van 2025. Naar
verwachting zal na deze overboeking het cijfer van 2026 niet of nauwelijks stijgen
ten opzichte van 2025.
Vraag 11
Hoe denkt het Ministerie van Algemene Zaken het ziekteverzuim van 7 procent in slotwet
2023 naar beneden te brengen vaan 2,6 procent in de jaren 2024 en 2025?
Antwoord op vraag 11
Het ziekteverzuim van 7% is niet het percentage van Algemene Zaken over 2023, maar
betreft het ziekteverzuim van een onderdeel van Algemene Zaken.
In de jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk 2023 is het voortschrijdend jaargemiddelde
voor het Ministerie van Algemene Zaken 5,1% en hierin is daling te zien t.o.v. 2022
toen het jaargemiddelde 5,8% was. Deze dalende trend lijkt zich in 2024 voort te zetten.
Het Ministerie van Algemene Zaken monitort de ontwikkeling van het ziekteverzuim meerdere
keren per jaar. Alle leidinggevenden hebben een e-learning «Van verzuim naar inzetbaarheid»
ontvangen met daaraan gekoppeld een gesprek met Bedrijfszorg.
Binnen de onderdelen van Algemene Zaken worden SMT’s (Sociaal Medisch Team) gehouden
en er zijn verzuim- en preventiespreekuren. Deze aanpak draagt bij aan het naar beneden
brengen van ziekteverzuim, dat beïnvloedbaar is.
Vraag 12
Waarom is een daling van het budget van de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen-
en Veiligheidsdiensten (CTIVD) voorzien de komende jaren, terwijl juist een intensivering
van het toezicht op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten is beloofd en gelet op
de discussie over de huisvesting en randvoorwaarden die nu niet op orde zijn? Waarom
heeft de taakstelling geen betrekking op de inlichtingendiensten maar wél op haar
toezichthouder?
Antwoord op vraag 12
Uit hoofde van het Hoofdlijnenakkoord deelt de CTIVD mee in de apparaatstaakstelling
die is opgelegd aan de ministeries. Dit verklaart de daling van het budget in de tijd.
Daar waar andere organisaties in het Hoofdlijnenakkoord zijn uitgezonderd van de taakstellingen
als de Hoge Colleges, uitvoeringsorganisaties en de onderdelen van de rijksdienst
die werken aan de Navo-doelstellingen, de NCTV, AIVD, MIVD en de TIB, geldt dit niet
voor de CTIVD. Er vindt een intensivering van de inspanningen plaats van de inlichtingendiensten
AIVD en MIVD waarvoor ook extra gelden beschikbaar komen uit de enveloppe Nationale
Veiligheid.
Vraag 13
Zijn de huisvesting en personele bezetting van de CTIVD en Toetsingscommissie Inzet
Bevoegdheden (TIB) voldoende geregeld zodanig dat zij 100 procent kunnen voldoen aan
hun wettelijke taken?
Vraag 14
Ondervinden de CTIVD en TIB belemmeringen in hun huisvesting?
Antwoord op de vragen 13 en 14
De TIB is per 18 september jl. verhuisd naar een tijdelijke huisvesting totdat zij,
samen met het personeel van het Ministerie van Algemene Zaken, naar de huisvesting
bij het Ministerie van Economische Zaken/Landbouw,Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
verhuizen, volgens huidige planning april/mei 2025. Deze tijdelijke oplossing voldoet
aan de eisen die worden gesteld aan de huisvesting en de TIB kan hiermee voldoen aan
haar wettelijke taken. Ook de personele bezetting van de TIB is op orde.
U bent over de huisvesting van de CTIVD geinformeerd per brief van 4 september j.l.
(Kamerstukken 36 263, nr. 44). Voor de CTIVD geldt dat zij met de inwerkingtreding van de Tijdelijke wet onderzoeken
AIVD en MIVD naar landen met een offensief cyberprogramma, bulkdatasets en overige
specifieke voorzieningen (hierna: Tijdelijke wet) per 1 juli jl. extra toezichtstaken
heeft gekregen. Voor de uitvoering van deze taken wordt de CTIVD uitgebreid met 10 fte.
Het is gebleken dat de huidige huisvesting van de CTIVD aan de Oranjestraat niet voldoende ruimte biedt om deze extra mensen volledig te kunnen huisvesten.
Het kabinet is daarom op zoek naar een oplossing. De oplossing die is voorzien bestaat
uit een tijdelijke en een permanente oplossing. De CTIVD zal per januari 2025 tot
1 juli 2026 tijdelijk worden gehuisvest totdat zij per 1 juli 2026 op de permanente
huisvesting op de Turfmarkt terecht kan. Op enkele zaken van facilitaire aard na is
deze oplossing rond.
De CTIVD heeft in reactie op deze brief van de Minister-President aangegeven de werving
van personeel stop te hebben gezet vanwege het huisvestingsvraagstuk en derhalve slechts
zeer beperkt uitvoering te kunnen geven aan de Tijdelijke wet. Hierover zijn de betrokken
partijen in gesprek gegaan en dat heeft geresulteerd in maatwerkafspraken.
Voor wat betreft de personele bezetting van de CTIVD geldt dat de CTIVD heeft aangegeven
weer te gaan werven als het huisvestingsvraagstuk definitief akkoord is bevonden.
De AIVD heeft toegezegd de veiligheidsonderzoeken van dit nieuw te werven personeel
met voorrang op te pakken.
Alle betrokken partijen blijven zich gezamenlijk inspannen om deze afspraken omtrent
de tijdelijke en definitieve huisvesting, uit te voeren.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.H. de Vree, voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
C.E. Morrin, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.