Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
36 590 Wijziging van de Wet strategische diensten en de Wet op de economische delicten in verband met het aanbrengen van verbeteringen en het herstellen van enige wetstechnische omissies voor een doeltreffender uitvoering en handhaving van de regels over exportcontrole
Nr. 5
                   VERSLAG
            
Vastgesteld 2 oktober 2024
De vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp, belast met het voorbereidend
                  onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van
                  haar bevindingen. Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen en de
                  gemaakte opmerkingen afdoende zal hebben geantwoord, acht de commissie de openbare
                  behandeling van dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.
               
De voorzitter van de commissie, A. de Vries
De griffier van de commissie, Meijers
Inhoudsopgave
I. Algemeen
2
Hoofdlijnen van het voorstel
2
Verhouding tot hoger recht
3
Gevolgen
4
II. Artikelsgewijs deel
4
I. Algemeen
               
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Wijziging
                     van de Wet strategische diensten en de Wet op de economische delicten in verband met
                     het aanbrengen van verbeteringen en het herstellen van enige wetstechnische omissies
                     voor een doeltreffender uitvoering en handhaving van de regels over exportcontrole,
                     d.d. 29 augustus 2024, en zij bedanken de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp
                     voor de toezending hiervan.
                  
De leden van de VVD-fractie zijn daarnaast blij dat de adviezen van de Raad van State
                     zijn opgevolgd en het voorstel nader is aangevuld. De leden van de VVD-fractie delen
                     het standpunt van de regering dat het van belang is om snel en voortvarend te kunnen
                     handelen om zo de technologische ontwikkelingen bij te kunnen houden. In het licht
                     van het bovenstaande kunnen de leden van de VVD-fractie zich vinden in het voorstel
                     en hebben zij geen nadere vragen over de wijziging.
                  
De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en hebben geen
                  verdere vragen.
               
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het voorliggende
                  wetsvoorstel en hebben hierover nog enkele vragen.
               
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van deze wet ter
                  verbetering van de handhaving van de exportcontrole en het herstel van enkele wetstechnische
                  omissies. De voorgenoemde leden zijn van mening dat het wetsvoorstel vrij helder en
                  overzichtelijk is en hebben enkele opmerkingen en verduidelijkende vragen over het
                  wetsvoorstel.
               
De leden van de Tweede Kamerfractie van de ChristenUnie hebben kennis genomen van
                  het voorstel tot wijziging van de Wet strategische diensten. Zij hebben daar nog enkele
                  vragen over.
               
Hoofdlijnen van het voorstel
De leden van de fractie van GroenLinks-Partij van de Arbeid (GL-PvdA) vragen de regering
                     of zij concretere voorbeelden kan geven, naast software en assistentie, van wat wordt
                     verstaan onder strategische diensten en nieuwe technologieën zoals bedoeld in dit
                     wetsvoorstel. Verder vragen de fractieleden zich af of er voorbeelden zijn van ongewenste
                     inzet van dergelijke technologieën en diensten die dit wetsvoorstel moet voorkomen.
                  
De leden van de fractie van GL-PvdA vragen de regering hoe de omissie in de implementatie
                     van de verordening is vastgesteld en of hierover een signaal vanuit de Europese Commissie
                     is gekomen.
                  
De leden van de fractie van GL-PvdA vragen de regering hoe op dit moment wordt omgegaan
                     met het verlenen van vergunningen of het afkondigen van een verbod omtrent strategische
                     goederen, en of dat voor strategische goederen ook per ministeriële bevoegdheid gebeurt,
                     zoals dit wetsvoorstel ook beoogt voor strategische diensten.
                  
De leden van de fractie van GL-PvdA vragen de regering hoe er vóór deze wetswijziging
                     omgegaan werd met het introduceren van een verbod of vergunningsplicht voor de uitvoer
                     van strategische diensten.
                  
De leden van de fractie van GL-PvdA vragen de regering wie er vóór deze wetswijziging
                     de bevoegde autoriteit was voor het introduceren van een verbod of vergunningsplicht
                     voor de uitvoer van strategische diensten.
                  
De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA vragen de regering of de EU-verordening,
                     en de Nederlandse implementatie daarvan, inderdaad alleen toeziet op strategische
                     diensten die verband houden met de uitvoer van strategische goederen («assistance
                     relating to dual-use items»). De leden vragen zich af of er ook strategische diensten
                     denkbaar zijn die niet per se samenhangen met de uitvoer van een goed en, zo ja, hoe
                     in de Europese wetgeving en Nederlandse implementatie daarvan wordt omgegaan met die
                     diensten.
                  
De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA zouden graag meer uitleg willen over de
                     bevoegdheid van de Minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp tot het instellen
                     van een verbod of vergunningplicht. De fractieleden vragen of kan worden aangegeven
                     hoe dit wettelijk ingekaderd is en hoe in de wet is vastgelegd in welke situaties
                     en op wat voor gronden de Minister overgaat tot een verbod of vergunningplicht.
                  
De leden van de SGP-fractie zijn positief over het exportcontroleregime en aanpassen
                     naar gelang van de uitdagingen op dit terrein, de wisselende geopolitieke uitdagingen
                     en technologische ontwikkelingen. Ook is het voor goed wetgeven en wetgevingskwaliteit
                     volgens de voorgenoemde leden van belang dat wetgeving na signalen over uitvoerbaarheid
                     kan worden aangepast om verbeteringen en herstel aan te brengen.
                  
De leden van de SGP-fractie zien echter wel graag een nadere specificering van de
                     programmatuur die hieronder zou kunnen vallen. Kan de regering dit verder toelichten?
                  
De leden van de SGP-fractie lezen dat de technische wijzigingen gedeeltelijk zijn
                     ingegeven door de wensen vanuit de uitvoeringspraktijk. De voorgenoemde leden vragen
                     wat de andere overwegingen dan deze gedeeltelijke ingevingen zijn. Zijn deze wensen
                     uit de uitvoeringspraktijk ingegeven door een grotere evaluatie of enkele tot herhaalde
                     opmerkingen, zo vragen de voorgenoemde leden.
                  
Welke vergunningverlenende autoriteit zal dit in Nederland zijn, vragen de leden van
                     de SGP-fractie. Zal dit de Douane zijn of een andere instantie?
                  
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering of zij enkele voorbeelden
                  kan noemen van veranderingen in het technologisch landschap waar het huidige wettelijke
                  instrumentarium onvoldoende voor is toegerust om dit te kunnen reguleren. Welke uitvoer
                  van niet-fysieke technologie kan nu niet verboden of vergunning-plichtig worden gesteld?
                  Zou de regering ter beantwoording van deze vragen kunnen schetsen wat er met het huidige
                  kader van regelgeving wel en niet mogelijk is en hoe dit verandert wanneer deze wetswijziging
                  doorgevoerd zou worden?
               
Verhouding tot hoger recht
De leden van de D66-fractie vragen de regering toe te lichten in hoeverre zij op termijn
                  een potentiële noodzaak voorziet om beperkingen op te leggen aan de export van dual-use
                  goederen of daaraan gerelateerde diensten die momenteel niet in Bijlage 1 van de EU-verordening
                  inzake producten voor tweeërlei gebruik staan en bij welke producten of diensten zij
                  dit voorziet.
               
De leden van de SGP-fractie vragen naar de oorsprong van de hiërarchie die de EU verordening
                     producten voor tweeërlei gebruik boven EU douaneregelgeving plaatst. Waar is deze
                     vastgelegd? Welke vorm van wet- of regelgeving is de EU Douaneregelgeving voor de
                     export van andere niet-strategische goederen zoal?
                  
Welke vier internationale exportcontroleregimes zijn er en in hoeverre versterken
                     deze elkaar, of verschillen zij wel eens, zo vragen de leden van de SGP-fractie.
                  
Gevolgen
De leden van de D66-fractie vragen de regering op welke manier samenwerking en eenheid
                  met andere EU-lidstaten zal worden gezocht bij de uitvoering van exportcontrole op
                  dienstverlening van dual-use goederen.
               
De leden van de BBB-fractie lezen dat daar waar de herziening mogelijkheid biedt tot
                  het instellen van een verbod of vergunningplicht voor de uitvoer van niet-fysieke
                  technologie, een lastenverzwaring kan brengen voor het Nederlandse bedrijfsleven.
                  Welke sectoren worden hier voornamelijk door geraakt, hoe hoog is de lastenverzwaring
                  ongeveer en is dit een lastenverzwaring die alleen het Nederlandse bedrijfsleven gaat
                  ervaren, of ook het bedrijfsleven in de EU-landen?
               
De leden van de SGP-fractie lezen dat het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR) dit
                     dossier niet heeft geselecteerd voor een advies omdat het geen gevolgen heeft voor
                     regeldruk. Verwacht de regering dat het de potentiële vergunningen uit artikel 1 geen
                     regeldrukgevolgen hebben voor de bedrijven die dual-use goederen zouden exporteren?
                     Dit schrijven voorgenoemde leden ook gelet op het feit dat er geen extra administratieve
                     lasten verwacht worden als gevolg van deze regelgeving.
                  
Is het niet zo dat als een bestaand vergunningstelsel op meer zaken toegepast gaat
                     worden, dat er voor de exporterende bedrijven iets meer administratieve last zal zijn,
                     ook al is het geen nieuw stelsel erbij, zo vragen de leden van de SGP-fractie.
                  
II. Artikelsgewijs deel
               
Artikel I (wijziging Wet strategische diensten)
Onderdeel A (artikel 2 Wet strategische diensten)
De leden van de D66-fractie vragen de regering toe te lichten hoe de door de Raad
                  van State gewenste concretisering, begrenzing en voorwaardelijkheid van ministeriële
                  bevoegdheden met betrekking tot de voorgestelde wetswijziging verschillen van de afbakening
                  van deze bevoegdheden in vergelijkbare wetten, zoals de Wet strategische goederen.
               
Hoe weegt de regering de terughoudendheid bij het toepassen van dit artikel met de
                  eerder genoemde voortvarendheid om te kunnen reageren, zo vragen de leden van de SGP-fractie.
               
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering of zij nader kan toelichten
                  wat de omissie precies inhoudt die met dit wijzigingsvoorstel hersteld wordt. Zij
                  stellen deze vraag mede in het licht van de opmerking van de Afdeling dat bij een
                  eerdere wijziging van de Wet strategische diensten ter implementatie van de Verordening
                  (EU 2021/821) nog geen noodzaak werd gezien voor de bevoegdheid bij ministeriële regeling
                  een verbod in te stellen of een vergunning te verplichten voor strategische diensten.
                  Wat is er sindsdien precies veranderd waardoor die bevoegdheid nu wel nodig is?
               
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 A. (Aukje) de Vries, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp
- 
              
                  Mede ondertekenaar
 E.A.M. Meijers, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.
