Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Bamenga over de faillissementen in de plastic recyclingindustrie
Vragen van het lid Bamenga (D66) aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat en de Minister van Klimaat en Groene Groei over de faillissementsgolf in de plastic recyclingindustrie (ingezonden 29 augustus 2024).
Antwoord van Staatssecretaris Jansen (Infrastructuur en Waterstaat), mede namens de
Minister van Klimaat en Groene Groei. (ontvangen 1 oktober 2024).
Vraag 1
Overwegende dat in de afgelopen maanden meerdere bedrijven in de plastic recycling
failliet zijn verklaard, welke gevolgen heeft dit voor de recyclecapaciteit in Nederland?
Klopt het dat door het failliet gaan van de recyclebedrijven meer afval/plastic verbrand
zal worden?
Antwoord 1
De lage prijzen voor virgin fossiele plastic hebben veel afnemers doen besluiten om
minder plasticrecyclaat in te zetten en meer virgin fossiel plastic. Hierdoor is de
omzet van veel recyclers gedaald en zijn enkele van hen failliet gegaan. Het is onduidelijk
of de verloren recyclingcapaciteit door andere bedrijven wordt overgenomen en dus
beschikbaar blijft voor de korte termijn.
Het kabinet maakt de inschatting dat de afname van de vraag naar recyclaat tijdelijk
is en dat deze weer zal gaan stijgen door toedoen van aankomend Europees en nationaal
beleid.
Vraag 2
Hoe kijkt u naar de toename die zichtbaar is in het percentage verbrand plastic (39%
in 2021 en 52% in 2022)?1 Welke verwachting heeft u voor 2023? Bent u het ermee eens dat (gezien de recente
faillissementen in de plasticrecyclingindustrie) het percentage verbrand plasticafval
in 2023 waarschijnlijk nog verder op zal lopen?
Antwoord 2
De cijfers van het percentage plastic dat wordt verbrand, waaraan in de vraag wordt
gerefereerd (39 procent in 2021 en 52 procent in 2022), zijn afkomstig uit de monitor
van het Plastic Pact NL. Het cijfer wordt berekend op basis van de informatie die
aangesloten partijen aandragen. Het cijfer uit 2022 is berekend op basis van twee
partijen. Daarnaast is enkel in 2022 naar de reden gevraagd waarom plastic verbrand
wordt en niet in 2021. Het is daarom lastig om met een zekere betrouwbaarheid iets
te zeggen over een trend en de redenen daarachter. Daarbij komt dat het Plastic Pact
per 1 januari 2024 is opgeheven. Er zal dus geen rapportage over 2023 worden opgesteld.
Het kabinet is van mening dat het verbranden van recyclebaar plastic moet worden voorkomen.
Daartoe neemt het kabinet verschillende maatregelen, waaronder het opzetten van een
uitgebreide producentenverantwoordelijkheid voor vistuig, luiers en incontinentiemateriaal.
Via het programma «Van afval naar grondstof» (VANG) worden gemeenten geholpen met
het maken van doelmatig afvalbeheerbeleid en het verbeteren van de kwaliteit van gescheiden
huishoudelijk afval. Ook wordt verkend of het standaardiseren van huishoudelijk afvalinzameling
bijdraagt aan het voorkomen van verbranden van plasticafval. Op Europees niveau komt
een verpakkingenverordening, die minder plastic verpakkingen en beter recyclebare
plastic verpakkingen afdwingt. Dat zal aanzienlijk bijdragen aan het minder verbranden
van plastic verpakkingen.
Daarnaast wordt op dit moment bezien op welke manier de regelgeving rondom AVI’s het
beste ingericht kan worden om uiteindelijk het doel van minder afvalverbranding en
dus minder CO2-uitstoot te bereiken. Het stimuleren van beter uitsorteren van plastic uit het te
verbranden afval maakt hier nadrukkelijk onderdeel van uit.
Vraag 3
Wat is het CO2-effect van deze stijging van het percentage verbrand plasticafval? Hoeveel uitstoot
van CO2 had voorkomen kunnen worden als dit plastic was gerecycled?
Antwoord 3
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 zijn de getallen van de stijging van het
percentage verbrand plasticafval gebaseerd op de gegevens van twee bij het voormalige
Plastic Pact NL aangesloten partijen. Het is dus lastig om met voldoende betrouwbaarheid
iets te zeggen over deze stijging. Wel blijkt uit eerder onderzoek van CE-Delft wat
de vermeden emissies zijn bij het recyclen van plastics in plaats van verbranding.
Deze zijn afhankelijk van de gebruikte recyclingtechniek, maar gemiddeld 2,5 kg CO2 per kilogram plastic.
Vraag 4
Hoeveel banen zijn er tot op heden verloren gegaan als gevolg van de faillissementen
in de recycling industrie (TRH Recycling in Emmen, Ecocircle in Schiedam en Umincorp
in Rotterdam)?
Antwoord 4
Het kabinet beschikt niet over deze informatie.
Vraag 5
Wat zijn de gevolgen voor milieu en klimaat, nu plasticrecyclecapaciteit in Nederland
komt te vervallen? Hoeveel extra CO2-uitstoot levert de productie van de hoeveelheid virgin plastic op die tot voor kort
geproduceerd kon worden door de reeds failliet verklaarde plastic recyclebedrijven?
Antwoord 5
Het is aannemelijk dat meer plastic wordt verbrand doordat de markt voor gerecycled
plastic sinds 2023 is verslechterd. Het kabinet beschikt echter niet over getallen
om de extra CO2-uitstoot te kunnen duiden. Zoals ook aangegeven in het antwoord op vraag 1, verwacht
het kabinet dat de markt voor recyclaat weer zal aantrekken en dat nu sprake is van
een tijdelijke dip.
Vraag 6, 7 en 12
Overwegende dat uw voorganger zes maanden geleden in antwoord op eerdere Kamervragen
heeft aangegeven dat zij samen met haar collega’s van Economische Zaken en Klimaat
in gesprek was over welke mogelijke maatregelen er getroffen kunnen worden voor de
plasticrecyclingindustrie voor zowel de korte als de middellange termijn, waarom heeft
dit tot op heden niet geleid tot resultaten?2 Wanneer kan de recycling industrie nu eindelijk actie verwachten vanuit het kabinet?
Bent u het ermee eens dat het optreden van het kabinet tot op heden ontoereikend is
met als gevolg dat het voor meerdere recyclebedrijven reeds te laat is? Zo niet, Waarom
niet? Zo ja, Welke opvolging gaat u hieraan geven?
Hoe kijkt u naar de ontstane situatie dat er diverse opslagplaatsen bij producenten
van gerecycled plastic vol liggen met plastic afval, terwijl zij (ver) onder hun productiecapaciteit
produceren?
Antwoord 6, 7 en 12
In de Kamerbrief van 24 juni jongstleden heeft het voormalige kabinet het huidige
beleid ten aanzien van de slechte financiële situatie plastic recyclers uiteengezet.3 In deze brief wordt toegelicht dat IenW en EZK hebben gesproken met bedrijven uit
de sector, brancheorganisatie NRK, InvestNL en producentenorganisatie Verpact. Hieruit
kwam het volgende beeld naar voren: recyclers raken hun recyclaat slecht kwijt in
de markt vanwege goedkoop recyclaat dat van buiten de EU wordt geïmporteerd en de
lage prijs van nieuw (virgin) plastic. De hoeveelheid onverkochte voorraad recyclaat
neemt toe. Vooral nieuwe innovatieve bedrijven en kleinere familiebedrijven die zogenaamd
«hard plastic» recyclen hebben het zwaar. De inschatting is dat dit gaat om 10 tot
20 bedrijven. Wanneer bedrijven extra financiering nodig hebben kan een financier
een beroep doen op de GO-regeling4 en de Groeifaciliteit5. Met deze regelingen staat de overheid voor een deel garant voor de lening en loopt
de financier minder risico.
Zoals ook toegelicht in het antwoord op vraag 1, verwacht het kabinet dat het om een
tijdelijke dip gaat en zal aankomende nationale en Europese regelgeving ervoor zorgen
dat de vraag naar recyclaat weer zal stijgen. Verder hecht het kabinet eraan om te
vermelden dat ook de andere spelers in de plasticketen, zoals producentenorganisaties
en grote afnemers een verantwoordelijkheid hebben.
Vraag 8
Bent u bekend met het artikel «Faillissement recyclingbedrijven is politieke keuze»?6
Antwoord 8
Ja.
Vraag 9, 10 en 11
Klopt het dat de Nederlandse afval scheidende belastingbetaler jaarlijks 240 miljoen
euro kwijt is aan een Europese heffing voor niet gerecycled plastic, terwijl andere
landen deze doorbelasten aan de verantwoordelijke bedrijven? Zo ja, vindt u dit eerlijk,
aangezien consumenten geen/weinig effect hebben op de recycling?
Bent u het ermee eens dat het eerlijker zou zijn om deze Europese heffing (net als
veel andere landen) door te belasten aan bedrijven die daadwerkelijk verantwoordelijkheid
dragen voor de hoeveelheid niet gerecycled plastic (lees verkopers van nieuw plastic,
Verpact en afvalverbranders)? Zo nee, waarom bent u van mening dat het eerlijker is
om de belastingbetaler (en daarmee alle consumenten die netjes hun afval scheiden)
op te laten draaien voor deze heffing?
Hoe kijkt u naar het voorbeeld van landen als Spanje en het Verenigd Koninkrijk, waar
niet-herbruikbare verpakkingen en plastic zonder recyclaat wél belast worden?
Antwoord 9, 10 en 11
Er is geen sprake van een Europese heffing voor burgers en bedrijven. Sinds 1 januari
2021 betalen de lidstaten een deel van de afdracht aan de Europese Unie op basis van
de hoeveelheid niet-gerecycled plastic verpakkingsafval. Deze bijdrage is onderdeel
van de afdrachten aan de Europese Unie op de begroting van het Ministerie van Buitenlandse
Zaken.7 Dit betreft een zogeheten generaal dossier. Het is aan lidstaten zelf om maatregelen
te nemen, waardoor de hoeveelheid niet-gerecycleerd plastic verpakkingsafval afneemt.
Om plastic circulair te maken, zet het kabinet in op een combinatie van normeren,
stimuleren en beprijzen. Als onderdeel van het bredere pakket is dit kabinet van plan
om per 2028 een heffing op plastic in te voeren. In najaar 2024 wordt in kaart gebracht
hoe de heffing kan worden vormgegeven, wat mogelijke alternatieven zijn en wat de
beleidseffecten zijn. Op basis hiervan vindt bij de Voorjaarsnota van 2025 besluitvorming
plaats.
Vraag 13
Bent u vastberaden om de circulaire doestellingen, zoals opgenomen in het Nationaal
Programma Circulaire Economie (NPCE) (50% minder grondstoffen in 2030 en volledig
circulair in 2050), te halen?
Antwoord 13
Eerder heeft mijn voorganger al aangegeven dat we met de maatregelen in het NPCE de
doelen niet gaan halen. Ook het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) geeft in de
Integrale Circulaire Economie Rapportage (ICER) van 2023 aan dat meer maatregelen
nodig zijn. We moeten er daarom samen de schouders onder zetten; burgers, bedrijven
én de overheid. Begin 2025 komt een nieuwe ICER uit, mede op basis hiervan zal ik
in september van dat jaar een geactualiseerd NPCE aan de Kamer aanbieden.
Vraag 14
Wanneer kan de Kamer de opvolging verwachten van motie-Hagen (Kamerstuk 36 200 XII, nr. 56) die de regering verzoekt om te komen met een circulaire-economiewet?
Antwoord 14
Uw Kamer is op 29 april 2024 geïnformeerd over de Circulaire Economie-wet (CE-wet)
via de hoofdlijnennotitie voor de beoogde Circulaire Economie-wet.8 In de hoofdlijnennotitie is aangegeven dat de ideeën en plannen voor de CE-wet dit
jaar verder worden uitgewerkt in een wetsvoorstel, waarna het kabinet kan besluiten
het wetsvoorstel in openbare consultatie te brengen.
Vraag 15
Overwegende dat u in antwoord op eerdere Kamervragen heeft aangeven dat er op ambtelijk
niveau contact was tussen het Ministerie van I&W en de relevante brancheorganisaties
om een inventarisatie te maken van de wetgeving die belemmerend werkt en dat er gesprekken
zouden lopen met VWS over de signalen dat de nieuwe regelgeving rond voedselveiligheid
grote problemen veroorzaakt voor plasticrecyclingbedrijven, welke resultaten heeft
dit tot op heden opgeleverd?9 Erkent u dat deze aangescherpte regelgeving (mede) oorzaak is van faillissementen
in de sector zoals het faillissement van Umincorp?
Antwoord 15
Zoals gevraagd in de motie Haverkort c.s. (kst-32 852, nr. 200) onderzoekt het Ministerie van IenW welke regelgeving in het kader van voedselveiligheid
belemmerend werkt voor het hergebruik van grondstoffen. Het kabinet zal uw Kamer hierover
voor het eind van het jaar schriftelijk informeren.
Vraag 16
Bent u het ermee eens dat u richting de invoering van de nationale bijmengverplichting
van gerecycled plastic in 2027 juist in zou moeten zetten op het uitbreiden van de
recyclecapaciteit? Welke actie gaat u ondernemen om de plasticrecyclebedrijven de
periode tot 2027 te helpen overbruggen?
Antwoord 16
Ja. Vanuit het Klimaatfonds is een subsidiepakket van 267 miljoen euro geoormerkt
ter ondersteunen van bedrijven bij de versnelde transitie naar circulaire plastic.
Vraag 17
Overwegende dat de vereniging van afvalbedrijven een brandbrief heeft gestuurd aan
uw voorganger met daarin een drietal suggesties ter ondersteuning van de plasticrecyclingindustrie,
kunt u per suggestie aangeven hoe u daarnaar kijkt?10
Antwoord 17
Het kabinet is van mening dat het reeds nationaal en Europees aangekondigde beleid
voldoende basis biedt om een gezonde en stabiele markt voor plasticrecyclaat te realiseren.
Het kabinet ziet op dit moment geen reden voor aanvullende maatregelen.
Vraag 18
Overwegende dat een groot deel van de problemen waar de plasticrecyclingbedrijven
in terecht zijn gekomen, zijn veroorzaakt door goedkoop virgin plastic dat wordt geëxporteerd
vanuit Azië en de Verenigde Staten, welke maatregelen worden er genomen om het dumpen
van virgin plastic op de Europese markt te voorkomen?
Antwoord 18
Nederland hecht veel waarde aan een mondiaal gelijk speelveld waarop eerlijke concurrentie
kan plaatsvinden. De EU heeft verschillende instrumenten om praktijken van derde landen
die de markt verstoren te adresseren. Als er sprake is van dumping of marktverstorende
subsidiëring van geïmporteerde goederen kan de EU anti-dumping- of anti-subsidiemaatregelen
nemen. Dit zijn maatregelen om ernstige schade aan de EU-industrie te voorkomen en
een gelijk speelveld te herstellen. Op het gebied van plastic heeft de Commissie eerder
dit jaar reeds anti-dumpingheffingen ingevoerd voor PET uit China. Sinds 2000 gelden
al antisubsidiemaatregelen op PET uit India. Indien de producenten van recyclaat concrete
aanwijzingen hebben dat er sprake is van dumping of marktverstorende subsidiering,
kunnen zij hierover een klacht indienen bij de Europese Commissie. Op basis van de
uitkomsten van het onderzoek kunnen maatregelen volgen. Bij het nemen van anti-dumping
of anti-subsidie maatregelen dient telkens een zorgvuldige afweging gemaakt te worden
tussen de belangen van onder andere de EU-producenten, industriële gebruikers en de
consument. De extra kosten die bijvoorbeeld voortvloeien uit anti-dumping- of anti-subsidieheffingen
worden immers verdisconteerd in de prijzen van importgoederen en kunnen leiden tot
prijsstijgingen voor verwerkers, gebruikers en consumenten.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.A. Jansen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat -
Mede namens
S.T.M. Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.