Verslag van een commissiedebat : Verslag van een commissiedebat, gehouden op 25 september 2024, over Politie
29 628 Politie
Nr. 1226 VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT
Vastgesteld 4 november 2024
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft op 25 september 2024 overleg
gevoerd met de heer Van Weel, Minister van Justitie en Veiligheid, over:
– de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 20 oktober 2023 inzake actuele
ontwikkelingen ten aanzien van de politie en missiekritische communicatie (Kamerstuk
29 628, nr. 1190);
– de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 2 november 2023 inzake beleidsreactie
op inspectierapport Politieoptreden bij de demonstratie van Kick Out Zwarte Piet in
Staphorst (Kamerstuk 29 628, nr. 1191);
– de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 5 januari 2024 inzake landelijk
beeld jaarwisseling 2023–2024 (Kamerstuk 28 684, nr. 735);
– de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 17 juni 2024 inzake verslag
toezicht hackbevoegdheid politie 2023 (Kamerstuk 29 628, nr. 1216);
– de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 19 juni 2024 inzake eerste
halfjaarbericht politie 2024 (Kamerstuk 29 628, nr. 1217);
– de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 28 juni 2024 inzake administratief
beroep inzake regionaal beleidsplan Limburg (Kamerstuk 29 628, nr. 1218);
– de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 5 september 2024 inzake verzamelbrief
politie (Kamerstuk 29 628, nr. 1220).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Pool
De griffier van de commissie, Brood
Voorzitter: Pool
Griffier: Van Tilburg
Aanwezig zijn twaalf leden der Kamer, te weten: Aardema, Boswijk, Diederik van Dijk,
Eerdmans, Ergin, Helder, Michon-Derkzen, Mutluer, Van Nispen, Pool, Six Dijkstra en
Van der Werf,
en de heer Van Weel, Minister van Justitie en Veiligheid.
Aanvang 10.00 uur.
De voorzitter:
Aan de orde is het commissiedebat Politie. Allereerst een warm woord van welkom aan
de Minister; fijn dat u bij ons bent. Ook een warm woord van welkom aan de leden.
Er is een groot aantal leden aanwezig. De spreektijden bedragen vier minuten en we
doen drie interrupties. Eén vraag is ook één interruptie. Daar houd ik u streng aan.
Dan moet ik u eerst nog vragen om goedkeuring voor de deelname van de heer Ergin aan
het debat, aangezien hij geen lid is van de vaste commissie. Als daar geen bezwaar
tegen bestaat, dan heten wij u voor vandaag bij dezen hartelijk welkom.
Dan gaan we snel beginnen met de eerste spreker aan de zijde van de Kamer en dat is
mevrouw Helder.
Mevrouw Helder (BBB):
Dank u wel, voorzitter. Ik begin positief. BBB is blij met de 100 miljoen structureel
die alsnog voor de politie aan de begroting is toegevoegd. Wij hebben er nooit een
geheim van gemaakt dat er meer geld voor de politie nodig is en zijn dan ook blij
dat hier uiteindelijk toch gehoor aan is gegeven. We gaan er dan ook van uit dat de
Minister hier meteen mee aan de slag gaat en daar goede dingen mee zal doen. Als ik
vandaag het interview in De Telegraaf lees, dan denk ik wel dat dat gaat lukken. Maar
we zullen het scherp in de gaten houden.
Voorzitter. BBB is ook blij dat in het regeerprogramma staat dat er een wettelijk
taakstrafverbod komt bij fysiek geweld tegen hulpverleners. Er is zelfs een publiekscampagne
in 2025. Ik heb toch een vraag. Wat wordt bedoeld met de passage in het regeerprogramma
dat er wordt gekeken «hoe dit het beste kan worden vormgegeven»?
Dan een nog steeds niet opgelost, maar enorm urgent probleem: de missiekritische communicatie,
oftewel C2000. De Minister, meer specifiek de voorganger van deze Minister, antwoordde
in het laatste debat hierover op mijn vraag of de problemen in kaart gebracht zijn
en of dat hetzelfde is als aan de slag zijn: jazeker. Dan is mijn vraag: wat is de
stand van zaken? Is de dekking nu wel overal voldoende voor alle communicatie?
In het eerste halfjaarbericht politie 2024 over de transitie van de Landelijke Eenheid
is onder meer dit te lezen: «De monitoringscommissie-Schneiders zal zich tot 1 juli
2024 blijven inzetten om de voortgang van de transitie te monitoren, waarna zij zal
komen tot een eindrapport dat ik met uw Kamer zal delen. Er wordt in nauwe samenwerking
met de politie en de commissie gewerkt aan overdracht naar regulier toezicht, dat
zal worden vormgegeven door de Inspectie Justitie en Veiligheid.» Die datum ligt inmiddels
best enige tijd achter ons en de commissie is opgeheven. Mijn fractie vindt dat veel
te vroeg. Daar heb ik ook samen met collega's schriftelijke vragen over gesteld. De
antwoorden vond ik, eerlijk gezegd, ronduit teleurstellend.
Van alle kanten – de Minister weet dat ook – heb ik signalen gekregen met als algemene
deler dat de commissie in ieder geval tot 1 januari 2025 en liefst wat langer moet
blijven. Dat is namelijk de datum waarop de splitsing van de oorspronkelijke Landelijke
Eenheid in de eenheden LO en LX een feit is. De Minister geeft zelf ook toe dat de
Inspectie JenV toezicht houdt op de kwaliteit van de taakuitvoering. Maar dat is nog
helemaal niet aan de orde, want de inspectie controleert op uitvoering van beleid
en niet op de aanbevelingen die de commissie-Schneiders heeft gedaan. Al die aanbevelingen
moeten natuurlijk wel worden opgevolgd en dan met betrokkenheid van de werkvloer.
Mijn voorstel is om de commissie-Schneiders nog, ik zou zeggen, minimaal een jaar
in stand te laten en tot dat moment geen overdracht van welke werkzaamheden dan ook
te laten plaatsvinden aan de Inspectie Justitie en Veiligheid. Ik zal er geen geheim
van maken dat ik daar, denk ik, wel een motie voor heb klaarliggen als de antwoorden
hetzelfde blijven als de schriftelijke antwoorden.
Tot slot, voorzitter. De afhandeling van de langlopende PTSS-dossiers, ook een eeuwig
terugkerend onderwerp, helaas. Het loopt nog steeds niet zoals beloofd en al helemaal
niet zoals de Kamerbreed aangenomen motie vereist: zonder verrekening van de immateriële
schadevergoeding. De adviezen van de Commissie van Advies Restschade Afwikkeling Politie,
kortgezegd CARAP, worden genegeerd en de agenten met PTSS helaas ook. Ik krijg er
nog steeds hartverscheurende berichten over en ik ben het zat. Ik zal dan ook een
amendement indienen bij de begrotingsbehandeling, meer specifiek artikel 31, om een
deel van de lumpsum dat voor personeel bedoeld is specifiek te reserveren voor de
financiële afhandeling van juist deze dossiers. Dan moet de Kamer op die manier maar
de vinger aan de pols houden. Deze agenten verdienen rust en de aan hen toegezegde
schadevergoeding. Ze verdienen het niet om jarenlang speelbal te zijn van een onwillige
korpsleiding.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, dan is nu het woord aan heer Ergin. O, we hebben eerst nog een interruptie
van mevrouw Mutluer.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Ik zou graag met mijn collega Helder mee willen doen als het gaat om PTSS bij politieagenten
en de afhandeling daarvan. Ik heb nog een suggestie die ik wil doen, naast het amendement
waar ze mij zó onder kan noteren. Ik wil namelijk pleiten voor een soort generaal
pardon voor met name de langlopende PTSS-dossiers. Ontzettend veel politieagenten
hebben daarmee te maken en men komt er nog steeds niet uit, terwijl de agenten behoefte
hebben aan rust. Hoe kijkt mevrouw Helder daartegen aan?
Mevrouw Helder (BBB):
Altijd positief, sowieso. Ik moet het dan wel even goed bekijken. De dossiers die
ik hier noemde, waren er 21, zeg ik uit mijn hoofd. Dat was een afgekaderd geheel.
We moeten wel even kijken wat er onder het generaal pardon komt te vallen. Als een
situatie vergelijkbaar is, denk ik dat mevrouw Mutluer mij aan haar kant vindt.
De voorzitter:
Dan heeft u nog een interruptie van de heer Boswijk.
De heer Boswijk (CDA):
Ik sluit me aan bij de woorden van collega Mutluer over het amendement. Ik ben heel
benieuwd en ik heb er ook wel oren naar. Zoals collega Helder weet, maken wij ons
ook al een tijdje hard voor het onderwerp PTSS. Dat doen we niet alleen bij de politie,
maar eigenlijk bij alle geüniformeerde beroepen, dus ook de boa's, ambulance- en brandweermedewerkers.
Over de brandweer hebben we het onlangs uitgebreid gehad. Afgelopen zomer heb ik een
inventarisatie gemaakt van alle geüniformeerde beroepen om te kijken hoe het werkt.
Om überhaupt in aanmerking te komen voor behandeling van PTSS, blijkt dat het uitmaakt
om welke veiligheidsregio het gaat, welke gemeente je werkgever is, welk uniform je
draagt; noem alles maar op. Dat heeft erin geresulteerd dat we nu met een initiatiefnota
bezig zijn om de norm gelijk te trekken voor alle geüniformeerden in Nederland. We
willen één meldpunt en gelijke behandeling. Staat collega Helder ervoor open hier
mogelijk aan mee te doen? Ik snap dat ze niet meteen ja gaat zeggen voor ze weet wat
erin staat, maar staat ze er wel voor open?
Mevrouw Helder (BBB):
Ik zeg niet meteen ja, maar ik zeg wel dat ik ervoor opensta. Dat is me bekend, inderdaad,
van de heer Boswijk. Ik heb zelf ooit iets geprobeerd dat vergelijkbaar is met wat
ze bij defensie hebben: een veteranenmeldpunt voor de politie. Dat is toen niet gelukt.
Ik kijk er zeker welwillend naar. Het zou geen verschil mogen maken welk uniform je
draagt. Ik moet wel een slag om de arm houden, omdat de politie ook met een nieuw
stelsel bezig is. Als het elkaar niet bijt of als dit beter is, dan ga ik er zeker
positief naar kijken.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Dan heeft u nog een interruptie van de heer Aardema.
De heer Aardema (PVV):
Nou, ik heb eigenlijk meer een vraag, als het mag, voor mevrouw Mutluer over dat generaal
pardon.
De voorzitter:
Dat mag u zo meteen in de andere termijn doen.
De heer Aardema (PVV):
Dan doen we dat.
De voorzitter:
Goed, dan gaan we door met de volgende spreker: de heer Ergin.
De heer Ergin (DENK):
Voorzitter, dank u wel, en ook bedankt voor uw permissie. In de aanloop naar dit debat
gebeurde afgelopen donderdag iets vreselijks in Rotterdam. We werden allemaal opgeschrikt
door het tragische nieuws dat bij een wrede steekpartij een dode en een gewonde zijn
gevallen. Ik denk dat het goed is dat onze gedachten uitgaan naar het slachtoffer,
de gewonde en de nabestaanden. Ik hoop dat de gewonde snel herstelt. Ik wil ook een
speciaal woord van dank richten tot de omstanders die de dader direct hebben overmeesterd
en onschadelijk hebben gemaakt. In het bijzonder wil ik mijn dankwoord richten aan
Reniël, de kickbokser, die geen moment stilstond en direct is gaan ingrijpen. Hij
heeft een heldendaad verricht. Volgens mij mogen wij op dat soort momenten ook wel
onze waardering uitspreken.
Voorzitter. De wrede actie in Rotterdam roept veel vragen op. Vragen als: hoe kan
iemand die eerder volledig ontoerekeningsvatbaar is verklaard een gevaar vormen voor
de samenleving? Vragen als: hoe kan iemand die zijn eigen moeder neerstak en van wie
de rechter heel duidelijk heeft aangegeven dat de kans op herhaling aanwezig is, zo
snel in de samenleving terechtkomen? En vooral ook de vraag of overheidsdiensten fouten
hebben gemaakt en welke overheidsdiensten dat zijn. Ik hoop dat de Inspectie Justitie
en Veiligheid al deze vragen meeneemt in het onderzoek en dat het onderzoek snel wordt
afgerond, zodat we er antwoorden op krijgen.
Voorzitter. Tegelijkertijd wil ik me ook richten tot de collega van de PVV die naast
mij zit. De PVV deed direct na de aanslag, direct na het nieuws, zonder ook maar één
seconde stil te staan bij de getroffenen, hijgerig aan zondebokpolitiek. De PVV wees
direct met de vinger. Zonder enige vorm van schaamte wist de PVV hoe het allemaal
zat en in welke hoek het allemaal zat. Een miljoen moslims werden op het beklaagdenbankje
geplaatst. Als een aasgier gebruikte de PVV deze walgelijke actie voor hun eigen agenda
van moslimhaat. De actie van een verwarde psychische persoon gebruiken om de collectieve
schuldvraag op een groep in de samenleving te plakken vinden wij als DENK walgelijk.
Ik wil hier graag een punt van maken en hier een streep onder zetten.
Dan ga ik over tot het debat en de stukken. In de brief van de Minister gaat het over
de recente berichtgeving over het basisteam Rotterdam Centrum. DENK heeft veel waardering
voor onze politiemensen, maar we moeten het helaas wéér hebben over rotte appels in
het politieapparaat. We weten uit het verleden dat het gif van racisme bij de politie
aanwezig is, maar uit nieuw onderzoek blijkt dat het veel verder gaat: het gaat niet
alleen om racisme; seksueel grensoverschrijdend gedrag, pestgedrag, problematisch
drankgebruik en buitensporig geweld tegen burgers zijn eigenlijk dagelijkse kost bij
in ieder geval het basisteam Rotterdam Centrum. Ik wil de Minister vragen hoe de Nederlanders
voldoende vertrouwen in de politie moeten hebben als agenten zelf uitspraken doen
als «Je hebt zeker weer alle bananen opgegeten» als de fruitschaal in de kantine leeg
is; en dat zeggen ze dan tegen hun eigen collega-agenten.
Ik ben benieuwd hoe de Minister wil strijden tegen bangalijsten van studentenverenigingen
als agenten zelf bangalijsten van hun eigen collega's maken.
De voorzitter:
Dat was uw inbreng? O, u had al gezien dat er een vraag is.
De heer Eerdmans (JA21):
Ja, ik heb een vraag aan de heer Ergin. Hij spreekt over het gebruik van geweld tegen
burgers door basisteam Rotterdam Centrum. Sinds 2023 heeft het OM negen onderzoeken
naar geweldgebruik door politiemensen in basisteam Rotterdam Centrum afgerond, waarbij
het OM achtmaal heeft geoordeeld dat sprake was van rechtmatig gebruik van geweld.
In één zaak stonden de beelden van de verbalisant en de burger tegenover elkaar en
kon geen oordeel worden gegeven. Deze zaken gaan in meerderheid over optredens bij
horeca-avonden in dat gebied. Verder loopt er nog een aantal onderzoeken. Kortom,
waarop baseert de heer Ergin zijn bewering dat er onrechtmatig geweld tegen burgers
wordt gebruikt door de politie in Rotterdam Centrum?
De heer Ergin (DENK):
Volgens mij is er laatst een onderzoek gepubliceerd waarin heel duidelijk en uitvoerig
is gekeken naar de werkcultuur bij het basisteam. Op basis daarvan en op basis van
de signalen die agenten zelf geven, doe ik die uitspraak. Ik heb het niet van horen
zeggen. Agenten geven zelf aan dat sprake is van overmatig drankgebruik. Ik verzin
het allemaal niet zelf. Ik heb het allemaal in dat onderzoek gelezen, waarin heel
duidelijk wordt aangegeven dat er sprake is van buitensporig geweld tegen burgers.
Volgens mij is het dus goed om die vraag aan de Minister te stellen: hoe staat hij
hierin en hoe wil hij hier werk van maken? Dat lijkt me een hele logische en terechte
vraag.
De heer Eerdmans (JA21):
Deze aantijgingen zijn dus nergens op gebaseerd. Het lijkt nergens op wat DENK hier
doet: de politie weer in de verdachtenhoek zetten. Het onderzoek is afgerond en nergens
blijkt uit dat wat de politie heeft gedaan, onterecht was. Er lopen overigens nog
vier strafrechtelijke onderzoeken. Dat kun je wel zeggen. Maar dit volhouden en dat
vermengen met een rapport dat gaat over de werkcultuur, over foute opmerkingen en
verkeerde grappen, is helemaal oneigenlijk. De suggestie werd net gewekt dat de politie
van Rotterdam Centrum ten onrechte geweld gebruikt tegen burgers in Rotterdam. Ik
vind dat heel kwalijk. Ik vind eigenlijk dat de heer Ergin die woorden over de politie
gewoon moet terugnemen.
De heer Ergin (DENK):
Ik neem geen enkel woord van de uitspraken die ik heb gedaan terug, want de opsomming
van onacceptabele gedragingen die ik gaf, staat duidelijk in het onderzoek. Het zijn
ook signalen die we van agenten zelf ontvangen en die door hen naar buiten worden
gebracht. Volgens mij is het dan gewoon terecht om te zeggen: deze signalen zijn er
en die zijn niet nieuw. Die signalen breng ik over aan de Minister en daarover stel
ik hem een vraag. De heer Eerdmans voegt daar nu allerlei andere classificaties aan
toe, zoals «onrechtmatig» en «onderzoeken die nog lopen». Er zullen heus wel onderzoeken
lopen, maar volgens mij is het belangrijk dat we de signalen oppakken, dat we signalen
over een onveilige werksfeer bij de Minister neerleggen en hem vragen wat hij daarmee
gaat doen.
De voorzitter:
De heer Eerdmans, voor zijn derde interruptie.
De heer Eerdmans (JA21):
De heer Ergin duikt weg voor mijn vraag. Hij suggereert dat er oneigenlijk geweld
wordt gebruikt tegen burgers in Rotterdam. Hij vermengt dat met een rapport over de
werkcultuur in Rotterdam. Dat is iets heel anders. Hij duikt hiervoor weg door die
vraag neer te leggen bij de Minister. Dit is een kwalijke zaak. Het gaat hier over
een zeer zware aantijging van DENK over de politie van Rotterdam Centrum. Die is onjuist.
Ik heb net aangegeven dat die nergens op gebaseerd is. Hij moet die woorden dus gewoon
terugnemen of hij moet hierover zijn mond houden, want het is geen feitelijke informatie.
Dan moet je het hebben over de werkcultuur, maar geen aantijgingen doen tegen de politie
over geweld dat onterecht zou zijn toegepast. Dat is gewoon onjuist. Dan moet u niet
met de vinger naar de Minister wijzen, meneer Ergin. Dan moet u tegen mij zeggen dat
u ernaast zit. Dat mag. Of u moet het staven. Kom dan met feiten en cijfers en overtuig
deze commissie of de Minister. Maar dit is gewoon een heel kwalijke suggestie.
De heer Ergin (DENK):
Ik ga helemaal mijn mond niet houden en ik ga al helemaal geen woorden terugnemen,
omdat de heer Eerdmans van JA21 denkt dat zomaar aan mij te kunnen vragen. Dat accepteer
ik gewoon niet. Dus ik neem helemaal niks terug. Ik baseer de uitspraken die ik doe
op onderzoeken. Die baseer ik op signalen. Ik herhaal: er zijn signalen van buitensporig
geweld tegen burgers. Voorbeelden zoals onnodig taseren en telefoons kapotslaan verzin
ik niet. Dat zich dat voordoet, is inmiddels een publiek geheim. Volgens mij is het
dan meer dan terecht dat je de Minister vraagt hoe hij hiernaar kijkt en wat hij van
plan is daaraan te doen als dit waar blijkt te zijn. Volgens mij is dat wat we hier
dag in, dag uit doen. De heer Eerdmans vraagt mij om woorden terug te nemen. Als ik
van mening zou zijn dat dat nodig is, dan had ik dat gedaan, maar nu hij dat op deze
toon, op deze manier, doet, zal ik helemaal niks terugnemen.
De voorzitter:
Goed, meneer Ergin, uw punt is gemaakt. En de heer Eerdmans heeft ook zijn punt duidelijk
gemaakt. Geen behoefte meer aan een interruptie? Nee. Dan kan de heer Ergin verdergaan
met zijn betoog. Daarvoor heeft hij nog zo'n 30 seconden.
De heer Ergin (DENK):
Voorzitter. Dit is het zoveelste debat over etnisch profileren en racisme binnen de
politie. En het houdt maar niet op. Daarom vraag ik de Minister wat hij gaat doen
om het gif van racisme en discriminatie uit het politieapparaat te krijgen. Is de
Minister bereid erop aan te dringen dat onderzoeken zoals die bij het basisteam Rotterdam
Centrum hebben plaatsgevonden, ook worden uitgevoerd bij andere basisteams, basisteams
waarover ook al langere tijd bepaalde signalen binnenkomen?
Voorzitter. Dit kabinet heeft 280 miljoen euro vrijgemaakt voor de politie.
De voorzitter:
Rondt u zo af?
De heer Ergin (DENK):
Betekent dit dat de aanpak «Politie voor iedereen» verstevigd gaat worden?
De voorzitter:
Hartelijk dank. Dan is het woord aan de spreker van de PVV.
De heer Ergin (DENK):
Voorzitter, ik dacht dat het een interruptie was. Ik heb volgens mij nog tijd.
De voorzitter:
Nou, u was over uw tijd heen: vier minuut tien.
De heer Ergin (DENK):
Als u dat zegt, dan zal dat zeker kloppen. Maar volgens mijn klok is er iets anders
aan de hand. Ik werd geïnterrumpeerd en heb geantwoord.
De voorzitter:
Oké, dank voor uw antwoord. U zit ook volgens de ondersteuning aan de vier minuten.
Als iemand u nog wil interrumperen, dan gebeurt dat zeker.
De heer Ergin (DENK):
Nou, dan wacht ik die interruptie gewoon af, voorzitter.
De voorzitter:
Oké. Wil degene die een interruptie wil plegen, de hand opsteken? Helemaal niemand?
Ja, meneer Eerdmans. Maar u heeft al drie interrupties gepleegd. U mag dus niet meer.
Meneer Ergin, volgens mij heeft u geen spreektijd meer en geen interrupties meer.
Dan is het woord nu toch echt aan de woordvoerder van de PVV.
De heer Ergin (DENK):
Voorzitter.
De voorzitter:
Ik heb u het woord niet gegeven. Het woord is aan de PVV.
De heer Ergin (DENK):
Ik wilde alleen maar aangeven ...
De voorzitter:
Wilt u een punt van orde maken?
De heer Ergin (DENK):
Ik wil een punt van orde maken. Ik wilde alleen maar aangeven dat de tijd doorliep
toen ik werd geïnterrumpeerd. Ik hoor uw «nee». Als u zegt dat dat niet zo is, dan
geloof ik dat graag. Dat was het enige wat ik wilde zeggen.
De voorzitter:
Nou, dank voor uw woorden. Dan is nu het woord aan de PVV.
De heer Aardema (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Het regeerprogramma dat er nu ligt, is hoopgevend voor de
politie. Het is mooi dat nu geïnvesteerd wordt in de politie, en wel meer dan in andere
jaren. Nu is het alleen nog zaak in de juiste doelen te investeren, opdat de politieorganisatie
nog beter wordt. De politiemensen verdienen het.
De capaciteit van de politie is nog steeds een groot probleem. Ondanks dat de opleidingen
bomvol zitten, krijgen veel basisteams hun noodhulpdiensten niet rond. Dat is niet
alleen gevaarlijk voor de burgers die zij bedienen, maar ook voor de politiemensen
zelf, op straat en omdat de onregelmatigheid hen afbreekt. Helaas is het zijn van
politieman of -vrouw geen baan meer voor het leven. Velen haken na enkele jaren af,
door slechte carrièremogelijkheden of omdat zij de onregelmatigheid niet meer aankunnen.
Dat komt niet door het werk an sich, want politiewerk is boeiend en veelzijdig.
Dan de inzet bij demonstraties. Uit antwoorden van de Minister blijkt dat de inzet
van politie bij bijvoorbeeld demonstraties van XR per demonstratie honderden fte's
kost naast de bijbehorende kosten in euro's. Ik weet dat de betrokken dienders grote
frustraties hebben over het zijn van «wegsleeppolitie». Ze verwijderen de demonstranten,
maar op de ophoudlocatie worden ze gewoon weer heengezonden. Geen Mulderbon, geen
vervolging: ze worden gewoon heengezonden.
Het demonstratierecht is ook voor de PVV een groot goed. Demonstreren moet kunnen.
Maar als demonstreren overgaat in verstoring van de openbare orde of geweldplegingen,
wordt een grens overschreden. Dan moet er hard worden opgetreden en worden vervolgd.
In het regeerprogramma staat dat het kabinet het onderscheid tussen demonstreren en
het verstoren van de openbare orde verder wil verscherpen. Ik wil aan de Minister
vragen dit punt met de nodige spoed op te pakken.
De RVU-regeling. De PVV vindt dat politiemensen die langdurig met hun voeten in de
klei hebben gestaan, op een fatsoenlijke leeftijd de mogelijkheid moeten hebben om
uit te stromen.
De voorzitter:
U heeft een interruptie van mevrouw Helder.
De heer Aardema (PVV):
Mooi.
Mevrouw Helder (BBB):
Nou, dat weet u nog niet. Het gaat over het vorige punt. Ik ben het helemaal met de
heer Aardema eens, hoor. Maar kijk, we kunnen dat onderscheid wel gaan maken – ik
vind het goed dat dat onderzocht wordt en dat we daarmee aan de slag zijn – maar het
moet niet zo zijn dat het Openbaar Ministerie het dan alsnog naast zich neer kan leggen.
Zou de Minister niet wat steviger met het Openbaar Ministerie moeten praten om ervoor
te zorgen dat het dan ook wordt opgepakt?
De heer Aardema (PVV):
Ja, dat ben ik zeker met mevrouw Helder eens. De strafbare feiten zijn al vastgelegd
in het wetboek, dus je kunt dat gewoon oppakken als je zou willen. Het is dus een
goede zaak dat de Minister daar nog eens aandacht voor gaat vragen.
De voorzitter:
Gaat u verder.
De heer Aardema (PVV):
Ik had het over de RVU. Er schijnt inmiddels een kleine opening te zijn. Ik hoorde
de Minister van SZW gisteren tijdens het debat over zwaar werk letterlijk zeggen dat
hij goede hoop heeft dat het probleem bij de politie wordt opgelost. De PVV wil in
ieder geval dat redelijke eisen en redelijke wensen bij elkaar komen en leiden tot
een oplossing. Ik vraag daarom aan dit kabinet: regel het, en het liefst op korte
termijn, zodat ook de 800 politiemensen op wie het volgend jaar van toepassing is,
er gebruik van kunnen maken.
Door de roosterdruk en de beperkte doorstroommogelijkheden is er een forse uitstroom.
De voorzitter:
U heeft nog een interruptie, van de heer Van Nispen van de SP.
De heer Van Nispen (SP):
Ja, over de zware beroepen. De heer Aardema had het misschien kunnen verwachten. Volgens
mij is er geen discussie dat agenten en heel veel politiemedewerkers ongelofelijk
zwaar werk hebben, waar wij veel respect voor hebben. De heer Aardema vraagt daar
aandacht voor. Wij hebben dat eerder ook gedaan. Eerdere voorstellen van de SP konden
ook op steun van de PVV rekenen, maar vlak voor de zomer kon dat opeens niet meer.
Toen hadden de SP en GroenLinks-Partij van de Arbeid ook een motie voor zware beroepen,
met de opdracht aan de Minister om het te fiksen. Toen was de PVV helaas afwezig.
Maar nu hoor ik weer steun van de PVV voor de mensen met de zware beroepen. Ik heb
niet helemaal goed begrepen wat nou precies zijn opdracht aan de Minister is of dat
hij toch naar de Minister van Sociale Zaken kijkt. Dat zou zonde zijn, want volgens
mij moeten we deze Minister vandaag de opdracht geven om het te fiksen, en wel zo
snel mogelijk. Is de heer Aardema dat met de SP eens?
De heer Aardema (PVV):
Ik kan kort zijn: ik ben het met de SP eens dat we dat zo snel mogelijk moeten fiksen.
Ik vroeg ook aandacht voor de politiemensen die volgend jaar buiten de boot dreigen
te vallen, dus vandaar mijn opmerking.
De heer Van Nispen (SP):
Kort nog. Voor de medewerkers die buiten de boot vallen, kunnen we geen dag langer
wachten. Volgens mij weet de heer Aardema dat ook. Op welke termijn verwacht hij nou
van wie welke oplossing? Dat is mij toch nog niet duidelijk. Hij verwees namelijk
ook naar het debat van gisteren, maar dat is een veel bredere discussie tussen de
Minister van Sociale Zaken en de vakbonden in den brede. Daar vindt de SP ook van
alles van, maar nu zitten we in het commissiedebat Politie, dus nu gaan we ons richten
op deze Minister. Nu gaan we kijken wat hij in ieder geval op heel korte termijn kan
doen voor de 800 agenten die anders volgend jaar buiten de boot dreigen te vallen.
De heer Aardema (PVV):
De vraag stellen, is ’m ook beantwoorden. Ik schuif ’m meteen door naar de Minister,
dus ik hoop dat hij daar een goed antwoord op heeft.
De voorzitter:
Goed. Dan gaat u verder.
De heer Aardema (PVV):
Voorzitter. Door de roosterdruk en de beperkte doorstroommogelijkheden is er een forse
uitstroom. Een politiebaan is niet meer een baan voor het leven. Dat is jammer. Hoe
houd je politiemensen vast? Dit probleem speelt ook in hoge mate bij de forensische
opsporing, een specialistische tak binnen de politie. Het is toch doodzonde dat iemand
met een langdurige specialistische opleiding binnen enkele jaren alweer verdwijnt?
Datzelfde geldt voor duur opgeleide recherchekundigen en digitale experts. Hoe houd
je ze vast voor de politieorganisatie, vraag ik de Minister.
De voorzitter:
U heeft een interruptie van mevrouw Van der Werf.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Sommige politici houden de verwachtingen graag laag, want dan valt het altijd mee.
Complimenten voor deze coalitie dat ze dat niet hebben gedaan. Ik zat nog eens naar
de verkiezingsprogramma's te kijken. In die van de PVV stond onder andere de belofte
voor 10.000 extra agenten. Nu legt u net zelf ook al de vinger op de zere plek. Dat
is namelijk de forse uitstroom. Hoe ziet u dan de instroom voor zich?
De heer Aardema (PVV):
Ik heb het al gezegd: de politieopleidingen zitten momenteel bomvol. Er is genoeg
animo. Dan kun je dus niet meer produceren. De andere kant is dat je ze dan moet proberen
vast te houden. Ik zie dat er een enorme uitstroom is. Je hebt niet binnen een paar
maanden 10.000 politieagenten erbij, dus je moet iets gaan doen om ze vast te houden.
De voorzitter:
Nog een vraag.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Dat begrijp ik natuurlijk. Het is heel belangrijk dat mensen het werk leuk vinden
en het blijven doen, maar we kunnen niet voorkomen dat mensen met pensioen gaan. Ik
begrijp uit het antwoord van collega Aardema dat die 10.000 agenten er volgend jaar
niet gaan zijn. Kunnen we u dan op een andere manier enigszins aan die belofte houden?
Wanneer gaat die instroom er dan komen en wat is uw inzet om dat voor elkaar te krijgen?
De heer Aardema (PVV):
Dat gaat een inzet van dit kabinet en de politietop worden. Als we zorgen dat die
politieopleidingen vol blijven zitten, dan zal er zeker een goede instroom van onderaf
zijn.
De voorzitter:
Helder? Goed, dan gaat u verder. U heeft nog één minuut.
De heer Aardema (PVV):
Voorzitter, dan ben ik toch genoodzaakt om kleine dingen over te slaan.
Volgend jaar is er een driedaagse NATO-top in Den Haag. Alle Nederlandse politiecapaciteit
gaat die week daarnaartoe. Dit betekent dat er elders in het land geen politiecapaciteit
vrij is voor andere evenementen. De PVV vraagt daarom om minder politie-inzet rond
de NATO-top, maar mogelijk meer inzet van Defensie, zodat de rest van het land niet
on hold staat. Hoe denkt de Minister daarover?
Ondanks dat het regeerprogramma zegt dat de politie weer de wijk in moet en dichter
bij de mensen moet zijn, is men voornemens om politiebureaus te sluiten, bijvoorbeeld
in Wolvega en Maarheeze. Er zijn de afgelopen jaren al vele politiebureaus gesloten.
De PVV wil dat er voldoende en tijdige dekking van de politie is. Dat kan niet met
langere aanrijtijden van soms een uur in uitgestrekte gebieden. Kan de Minister uitleggen
waarom die bureaus, die enkele jaren geleden met een hoop bombarie werden geopend,
nu weer moeten sluiten?
Voorzitter, ik laat het hierbij.
De voorzitter:
U heeft nog een vraag van de heer Van Nispen.
De heer Van Nispen (SP):
Ik ben altijd bereid om de heer Aardema, die in tijdnood is, te helpen.
Even over dit laatste punt. Als je als coalitie een betere bereikbaarheid van de politiebureaus
belooft, dan is het inderdaad opmerkelijk dat er vandaag de dag nog steeds politiebureaus
sluiten. Het kan goed zijn dat dat komt door oude bezuinigingen van vorige kabinetten.
Volgens mij is dat zo. Nog even los van welke partijen daar precies voor verantwoordelijk
waren, zijn dat volgens mij onverstandige bezuinigingen geweest. Maar als we nu in
deze nieuwe politieke situatie zitten en de bereikbaarheid van de politie zo belangrijk
vinden – dat vond de SP altijd al – zullen we dan vandaag zeggen dat er gewoon geen
politiebureaus meer sluiten? Dan vragen we niet waarom die politiebureaus moeten sluiten,
maar maken we de afspraak dat we ze niet meer gaan sluiten.
De heer Aardema (PVV):
Dat zou misschien een goede afspraak zijn, maar ik wil toch het antwoord van de Minister
even afwachten. Ik ben het met u eens dat we die sluiting van de politiebureaus niet
moeten willen, maar laten we even het antwoord van de Minister afwachten.
De voorzitter:
Helder. Er is ook nog een vervolgvraag, een eerste interruptie van de heer Van Dijk.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
De heer Aardema maakt zich veel zorgen over de politiecapaciteit. Terecht, denk ik.
Is de PVV ook bereid om kritisch te kijken naar welke taken wel of niet belegd zouden
moeten worden bij de politie? In dit verband denk ik bijvoorbeeld aan het faciliteren
van sportwedstrijden, waarmee ontzettend veel capaciteit gemoeid is. Staat de PVV
ook open voor dat soort denkexercities?
De heer Aardema (PVV):
De PVV is er echt voor dat de politie terug moet naar haar kerntaken. Je ziet bij
sportevenementen nu al de beweging dat de organiserende organisaties zelf dingen moeten
gaan regelen. Daarbij is er een terugtrekkende beweging van de politie. Die beperkt
zich zogezegd tot de omgeving. Dat vinden wij een goede zaak.
De voorzitter:
Duidelijk. Mevrouw Mutl ... O, nog een vervolgvraag.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Dank voor dit heldere antwoord. Ik leid daaruit af dat het in die zin ook voor de
PVV heel goed bespreekbaar is om die organisatoren stevig te laten meebetalen aan
de beveiliging van deze wedstrijden.
De heer Aardema (PVV):
Dat is juist.
De voorzitter:
Dat is voldoende. Dan een vraag van mevrouw Mutluer.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Nog even terug naar de verdwenen politiebureaus. Gisteren verscheen volgens mij bij
EenVandaag het bericht dat een kwart van de politiebureaus er niet meer is, met name
in wijken en dorpen, en dat dat ten koste gaat van de verbinding met de samenleving
en het vertrouwen in de politie. Mijn vraag aan mijn collega is de volgende. We zien
dit nu. Meneer Aardema heeft volgens mij ook de antwoorden op onze vragen naar aanleiding
van de sluiting van de politiepost in Wolvega gezien. Ik was daar allesbehalve tevreden
over. Dus als je roept, ook in je regeerprogramma, dat we meer blauw op straat moeten
hebben en het vertrouwen in de politie moet stijgen, hoe moet ik dat dan rijmen met
het verdwijnen van al die politiebureaus? En wat wil de PVV daar concreet aan doen,
behalve alleen maar afwachten waar de Minister mee komt? Ik bedoel: ik ga ervan uit
dat deze ex-politieagent daar wel ideeën dan wel voorstellen over heeft.
De heer Aardema (PVV):
Ik ken het bureau Wolvega zelfs persoonlijk goed. Dat is gelegen in een vrij uitgestrekt
gebied. Als je dat gaat sluiten, krijg je dus echt een probleem met de aanrijtijden.
Dat gaat dus ten koste van de veiligheid. Het is een beetje een na-ijleffect van de
vorige kabinetten. Daarbij werd er besloten om te gaan bezuinigen op de vierkante
meters. Het steekt de mensen in dat gebied ook enorm dat de communicatie tussen de
politie en de gemeente Weststellingwerf – laat ik het even fatsoenlijk zeggen – nogal
gebrekkig is geweest. Daar mankeert dus ook het nodige aan. Vandaar dat ik hier nu
aandacht voor vraag. Maar ik ben het met mevrouw Mutluer en met de heer Van Nispen
eens dat we de sluiting moeten voorkomen van deze buitenbureaus die jaren geleden
met heel veel bombarie zijn geopend, juist omdat men die verbinding met de mensen
wilde hebben.
De voorzitter:
Goed. De heer Boswijk heeft ook nog een interruptie. Ik heb graag dat u tot de kern
komt, want we hebben nog veel sprekers voor de boeg.
De heer Boswijk (CDA):
Ik had het zelf in mijn eigen spreektijd willen zeggen, maar die werd een beetje krap,
dus ik ga het in een interruptie doen. Het pleidooi van de heer Aardema is mij uit
het hart gegrepen. Eerlijk gezegd zijn we het, geloof ik, allemaal met elkaar eens
dat we meer politiebureaus willen behouden, zeker in de dunbevolkte gebieden waar
de afstanden groot zijn. Maar dan moeten we eigenlijk, denk ik, naar de kern gaan.
Daarom is mijn vraag: is de heer Aardema het met mij eens dat we aan de Minister zouden
moeten vragen om een inventarisatie te maken van die kerntaken? Ga terug naar de basis:
wat zou de politie eigenlijk moeten doen en welke capaciteit is daarvoor nodig? Breng
gewoon eens in kaart wat dat per regio inhoudt, zodat we heel duidelijk zien waar
het dan gaat knellen. Zou de Minister dat niet in kaart moeten brengen? Dan zal waarschijnlijk
een consequentie zijn dat je misschien heel landelijk of in bepaalde delen van het
land geen politieondersteuning meer kan sturen naar sportevenementen. Ik heb heel
erg behoefte aan een overzicht, aan tabelletjes, om in kaart te brengen waar we het
over hebben. We willen namelijk allemaal meer politie, maar het is toch delen in schaarste.
Kunnen we niet aan de Minister dat overzicht vragen?
De heer Aardema (PVV):
Volgens mij zijn die overzichten er wel, maar enige verfijning daarin kan geen kwaad;
dat ben ik wel met u eens.
De heer Ergin (DENK):
Ik heb een interruptie over een ander onderwerp, over de vreselijke gebeurtenis in
Rotterdam. Zonder dat er maar iets bekend was over de omvang, over wat er specifiek
was gebeurd en wat de aanleiding et cetera was, was het de PVV die heel duidelijk
met de vinger wees naar een bepaalde groep. Nu blijkt achteraf dat het gaat om een
verward persoon met psychische klachten, die eerder volledig ontoerekeningsvatbaar
is verklaard door de rechter. Ik vraag aan de PVV waarom de PVV als een aasgier zo
snel op dit onderwerp duikt en deze stelling inneemt?
De heer Aardema (PVV):
We hebben dat zeker niet gedaan als een aasgier. We horen en zien de berichtgeving.
Er worden daar bepaalde kreten geuit. Dan is er natuurlijk een reactie.
De heer Ergin (DENK):
Ik hoop dat de woordvoerder van de PVV zich schaamt voor het feit dat de eerste uitspraak
van de PVV vingerwijzen was. Het was niet eens zo dat de PVV zoiets had van: we gaan
eerst medeleven tonen met in ieder geval één dode, die toen was gevallen, en de gewonden ...
De voorzitter:
Uw vraag, meneer Ergin.
De heer Ergin (DENK):
Voorzitter, volgens mij heeft iedereen hier inleidingen, waarom mag ik dat niet?
De voorzitter:
Ik vraag aan iedereen om even tot de kern te komen, omdat het een lang debat is. We
hebben veel sprekers. U interrumpeert, dan stelt u uw vraag. Ik wil graag dat u tot
uw vraag komt.
De heer Ergin (DENK):
Volgens mij neemt iedereen eerst een korte aanloop. Dat wil ik ook graag doen, als
dat van u mag.
De voorzitter:
Niet mee akkoord. Ik heb graag dat u richting uw vraag gaat.
De heer Ergin (DENK):
De vraag aan de PVV is of de PVV zich niet schaamt voor het feit dat ze als een aasgier
erop dook om met een vinger naar een bepaalde groep te wijzen. Achteraf blijkt nu
dat het uitgerekend de persoon met een migratieachtergrond was die de dader onschadelijk
heeft gemaakt en dat er op dit moment sprake is van een persoon die volledig ontoerekeningsvatbaar
is verklaard en psychotische klachten heeft. De vraag aan de PVV is: schaamt de PVV
zich daar niet voor?
De heer Aardema (PVV):
Ik blijf bij mijn vorige antwoord. Ik blijf ook zeggen dat wij zeker medeleven hebben
met de nabestaanden. Dat hebben wij ook wel duidelijk gemaakt, denk ik.
De voorzitter:
Goed, helder. U heeft nog zes seconden spreektijd. Heeft u daar behoefte aan?
De heer Aardema (PVV):
Ik heb nooit genoeg van het onderwerp politie. Ik zou graag door willen gaan, maar
helaas ben ik door mijn spreektijd heen.
De voorzitter:
Goed. Dank u wel voor de afsluitende woorden. Dan gaan we door naar de woordvoerder
van D66.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Dank, voorzitter. Mijn dochter van 4 weet het al goed: de politie is je vriend; zij
komen je helpen bij gevaar. Als ze de sirenes hoort en de zwaailichten ziet, roept
ze: ze gaan de boefjes pakken. De agenten die ons land veilig houden, moeten zelf
ook zeker zijn van een veilige werkplek, waar ze gerespecteerd en gesteund worden
door hun leiding. Ik begin daarom met de monitoringscommissie-Schneiders.
De voorzitter:
U heeft een interruptie van mevrouw Michon-Derkzen.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Een mooie inleiding van mevrouw Van der Werf. Hulde aan haar opvoeding; de politie
is je vriend. Ik wil iets zeggen over die veilige werkplek van de politie. We hebben
in het regeerprogramma eindelijk dat taakstrafverbod opgenomen, omdat het zo belangrijk
om een antwoord te hebben als agenten te maken krijgen met geweld. Hoe kijkt de partij
van mevrouw Van der Werf daarnaar? Is dat niet een belangrijk onderdeel bij het gunnen
van een veilige werkplek aan de politie?
Mevrouw Van der Werf (D66):
Goede vraag. Uit verschillende onderzoeken weten we dat een taakstrafverbod niet tot
minder recidive leidt en dus ook niet tot meer veiligheid voor de politie. Ik denk
dat dit aspect in de afweging heel belangrijk is om de veiligheid voor agenten en
andere medewerkers in het openbaar domein zo groot mogelijk te houden.
De voorzitter:
Nog een vraag.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Ja, een vervolgvraag, voorzitter. Wat mevrouw Van der Werf zegt over de recidive wil
ik best geloven; ik ken die cijfers niet. Maar los daarvan is het voor de agent toch
een heel hard gelag, want hij kan zelf langdurig uitvallen doordat hij tijdens zijn
dienstverband te maken krijgt met geweld, terwijl de dader – als we geluk hebben –
met 40 uur schoffelen ervan afkomt. Moet je niet juist in het belang van die agent
en van het werkplezier van die agent, man of vrouw, ervoor zorgen dat die dader daar
gewoon een stevig antwoord op krijgt? Want dan zegt de politiek immers: je blijft
met je handen van de politiek af. Is mevrouw Van der Werf dat met mij eens? Sorry:
je blijft met je handen van de politie af. Trouwens, liefst ook van de politiek, maar
goed.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Van allebei, voorzitter. Wat ik ingewikkeld vind in dit debat, is dat de VVD de indruk
wekt dat een taakstrafverbod de enige manier is om af te dwingen dat een passende
straf wordt gegeven. Dat doet de VVD vaker. De rechter heeft die mogelijkheid nu natuurlijk
ook. Als op een gruwelijke manier met politieagenten, met boa's, met ambulancemedewerkers
of brandweerlieden is omgegaan, dan kan gewoon een heel grove straf worden gegeven.
Dat hoeft helemaal geen taakstraf te zijn. Maar ik ben er wel voor dat per keer wordt
bekeken wat er nodig is. Daarom vind ik het ook een onzinnige maatregel.
De voorzitter:
Goed. Nog een vraag. De derde.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Mijn laatste. Ik zal de interruptie hiervoor gebruiken, want dit gaat me aan het hart.
Het is helder: mevrouw Van der Werf bevestigt het standpunt van D66. Zij is er dus
niet voor dat er een steviger antwoord komt op het geweld dat agenten tijdens hun
dienst meemaken. Voorzitter, ik zou haar willen vragen om juist met die agenten in
gesprek te gaan om van hen te horen hoeveel en hoelang zij last kunnen hebben van
fysiek geweld tijdens een dienst. Ik ben er zeer voor dat daarop een passend antwoord
komt. Ik zal mij daar ook hard voor blijven maken. Er loopt nog een onderzoek van
het WODC.
De voorzitter:
Uw vraag?
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Ik kijk daar zeer naar uit, maar je ziet aan de huidige uitspraken van de rechter
dat die straffen laag zijn en dat een gevangenisstraf daarin echt niet voorkomt. Is
mevrouw Van der Werf bereid om, als wij die cijfers van het WODC hebben, opnieuw met
mij te bekijken welke passende reactie wij als politiek kunnen hebben op het geweld
tegen de politie?
Mevrouw Van der Werf (D66):
Ik ben altijd voor een passende reactie. Ik vind dat die er altijd moet kunnen komen.
Ik deel geheel met mevrouw Michon dat je het niet kunt maken dat daders die mensen
vreselijk mishandelen of wat dan ook, er met een lage straf van afkomen. Alleen, het
taakstrafverbod is daar niet het beste antwoord op. Dat is mijn punt. Daarover verschillen
mevrouw Michon-Derkzen en ik van mening.
De voorzitter:
Goed. Mevrouw Helder wil u nog interrumperen.
Mevrouw Helder (BBB):
Het verschil tussen een taakstraf en een korte gevangenisstraf is dat een taakstraf
aan first offenders wordt opgelegd en dat een gevangenisstraf vaker aan recidivisten
wordt opgelegd. Dat weet ik wel, want jaren geleden kreeg ik ze wat dat betreft om
mijn oren, maar later bleek ik toch gelijk te hebben. Recidivisten gaan sneller in
de fout. Dat zegt dus niks over het succes van de straf zelf, maar wel over de persoon.
Mijn vraag aan de collega van D66 is de volgende. Als op fysiek geweld tegen hulpverleners
gewoon een gevangenisstraf wordt gezet, dan gaat daar toch ook het signaal van uit
dat je dat niet pikt?
Mevrouw Van der Werf (D66):
Daar gaat zeker een signaal van uit, maar in uw vraag ontkent u eigenlijk dat die
mogelijkheid er nu ook al is. En dat vind ik ingewikkeld, want die mogelijkheid is
er gewoon.
Mevrouw Helder (BBB):
Mijn laatste vraag, voorzitter. Deze interruptie wil ik daar ook voor gebruiken. Jaren
geleden heb ik deze exercitie gestart. Ik ben heel blij dat de VVD daarbij eigenlijk
vanaf het begin met mij is opgetrokken. Ik ben daarmee gestart omdat wij een foto
zagen van een ME'er die tijdens rellen tegen de grond was gewerkt en tegen zijn helm
werd geschopt. Dat zie ik als een poging tot doodslag. Kijkt u de jurisprudentie na:
dat is het ook. De dader kwam weg met een taakstraf. Die mogelijkheid moet wat de
BBB betreft dus gewoon niet meer in het wetboek staan. Het is eigenlijk geen vraag,
maar een afronding.
De voorzitter:
Oké. Er is ook nog een interruptie van de heer Aardema.
De heer Aardema (PVV):
Het opleggen van een straf is in dit land toch nog altijd voorbehouden aan de rechter,
en dat is ook maar goed. Is D66 het met mij eens dat, als je het taakstrafverbod in
gaat voeren, de rechter die taakstraf niet langer kan opleggen en dat je daarmee de
straffen dus naar een hoger level tilt?
Mevrouw Van der Werf (D66):
Daar ben ik het niet mee eens. Als een ME'er tegen zijn hoofd wordt geschopt, dan
mag daar een pittige straf op volgen. Dat deel ik met u. En ik treed hier niet in
het domein van de rechter. Die mogelijkheden zijn er nu gewoon. Dus ik vind het ook
een beetje gek om dan wel van hieruit te zeggen «wij gaan op die stoel zitten» en
«wij kunnen heel goed bepalen in welke zaak dat wel of niet zo zou moeten» – nog even
los van wat onze persoonlijke smaak is van hoe je om zou moeten gaan met mensen die
zich zo gedragen in het publieke domein.
De voorzitter:
Goed, is dat voldoende? Ja? Dan mag mevrouw Van der Werf verder. Zij heeft nog ongeveer
drieënhalve minuut.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Mijn welgemeende complimenten voor het uitstekende werk dat de commissie-Schneiders
heeft verricht. Ook de politieorganisatie heeft de kans aangegrepen om stappen te
zetten voor medewerkersparticipatie en een betere werkcultuur. Niet overal loopt het
vlekkeloos, en daarom vind ik het ook een risico om die commissie nu los te laten.
Dus graag een reactie van de Minister.
Over de werkvloer gesproken ... Hoewel het qua interne veiligheid bij de politie stukken
beter gaat dan pakweg 25 jaar geleden, is het met name voor vrouwen en mensen van
kleur op sommige bureaus, zeker in de rauwe realiteit van de grote steden, niet vanzelfsprekend
dat zij erbij horen. Kan de Minister aangeven hoe hij dat gaat aanpakken?
Voorzitter. In een van mijn eerste debatten met de voorganger van deze Minister ging
het uitgebreid over het capaciteitstekort bij de zedenrecherche. Kamerbreed werd toen
een motie van mij gesteund, onder andere door mevrouw Michon-Derkzen en mevrouw Helder,
om voor het einde van de kabinetsperiode de capaciteitsproblemen daar op te lossen.
Dat is nu zo'n vier jaar geleden, maar die tekorten zijn er nog. Juist bij zeden is
dat zó belangrijk; dat toont ook het rapport van de inspectie aan. Een goede bejegening
van slachtoffers is niet alleen een kwestie van vakmanschap, het is ook een kwestie
van voldoende tijd en collega's. Wat gaat de Minister doen om dit doel nu wel te halen?
Ik begrijp natuurlijk dat de tekorten ons dwingen om keuzes te maken, maar ...
De voorzitter:
U hebt een interruptie van mevrouw Mutluer. O, u mag van haar uw punt afmaken.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Ik begrijp natuurlijk dat tekorten ons dwingen om keuzes te maken, maar maken we die
keuzes dan ook echt, bijvoorbeeld voor snelle opsporing, waar het toch al zo knelt
in de capaciteit van de politie voor zedenmisdrijven of huiselijk geweld? Is de Minister
bereid om samen met de politie te kijken naar prioriteit voor de opsporing van zedenzaken?
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Ik wilde even kijken wat er nog meer kwam, want collega Van der Werf heeft mij aan
haar zijde als het gaat om slachtoffers van zedenmisdrijven. We zijn samen rapporteur
geweest bij de Wet seksuele misdrijven. Ook die zal leiden tot meer zedenaangiftes.
Dat moet gewoon opgepakt worden. Mijn vraag is dit. Er is meer capaciteit nodig om
die aangiftes op te nemen, en nog meer specialistische kennis bij de politie, maar
de Politieacademie kan die mensen niet opleiden. Is zij het met mij eens dat het een
goed idee zou zijn om buiten de Politieacademie te kijken voor hoe wij zedenrechercheurs
kunnen opleiden om dit soort aangiftes met de juiste kennis zo snel en adequaat mogelijk
op te pakken, zodat zaken niet op de plank blijven, dan wel mensen ontmoedigd worden
om aangifte te doen?
Mevrouw Van der Werf (D66):
Bij mijn weten gebeurt dat al; er wordt al breder gekeken naar hoe dit op de beste
manier zou kunnen, ook naar aanleiding van meerderde inspectierapporten. Maar ja,
dat deel ik met mevrouw Mutluer, en ik heb in feite net die vraag ook aan de Minister
gesteld.
De voorzitter:
Goed. Dan hebt u nog een interruptie van de heer Aardema, zijn laatste.
De heer Aardema (PVV):
Ja, dat is toch wel weer jammer. Het is zo dat bij diverse eenheden van de politie,
eigenlijk alle, recherchepsychologen werken. Die zouden volgens mij heel goed werk
kunnen doen bij zedenzaken, maar ook bij stalkingzaken, die toch een verwantschap
hebben met elkaar. Bent u het met me eens dat we de Minister zouden moeten vragen
om eens goed te kijken naar wat die recherchepsychologen in het land zouden kunnen
betekenen qua analyse en qua vorming van nieuwe collega's?
Mevrouw Van der Werf (D66):
Volgens mij heb ik de heer Aardema nu stiekem ook een beetje geholpen met een stukje
inbreng. Ik vind dat een goede suggestie.
De voorzitter:
Goed, dan gaat u verder.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Dank. Met de versterking van de politieorganisatie denk ik ook aan eerdere beloften
om zij- en doorstroom te verbeteren, want niet alle problemen los je op met geld.
Wat gaat de Minister doen om de toch wat logge politieorganisaties meters te laten
maken op dit punt? Er ligt bijvoorbeeld ook een aangenomen Kamermotie om doorstromen
naar hbo-functies mogelijk te maken voor mensen die de kwaliteiten hebben maar niet
het diploma. Hoe staat het met de opvolging daarvan?
Ook hebben we ons in een vorige periode hardgemaakt voor een eerlijkere verdeling
van politieagenten over Nederland, met meer aandacht voor de regio. Als het goed is,
komt daar volgend jaar een voorstel voor – waarvoor dank – maar ik maak me wel zorgen
over de praktische invulling daarvan. De politie gaf eerder aan 400 miljoen nodig
te hebben voor de uitvoering van het regeerakkoord en er is maar 280 miljoen. Als
je in de begroting kijkt, zie je ook nog een opdracht voor ruim 200 miljoen in te
vullen bezuinigingen bij het Ministerie van JenV. Kan de Minister garanderen dat al
deze taakstellingen hoe dan ook niet bij de politie terechtkomen, ook niet als de
Minister van Financiën met de begrotingsregels gaat zwaaien?
Voorzitter, dank u wel.
De voorzitter:
Keurig binnen de tijd. Dan is het woord aan de woordvoerder van het CDA.
De heer Boswijk (CDA):
Dank u wel, voorzitter. We hebben het heel vaak over een weerbare samenleving. Wat
wij vorige week zagen bij de verschrikkelijke aanslag in Rotterdam, is wat het CDA
betreft een goed voorbeeld van die weerbare samenleving. Ik sluit me aan bij collega
Ergin: dank aan de burgers die daar ingrepen, maar ook aan de hulpverleners eromheen.
Onze politiemannen en -vrouwen hebben helaas dagdagelijks te maken met het geweld
waar deze burgers vorige week mee werden geconfronteerd. Daarvoor verdienen ze onze
waardering en ons respect. De politie heeft – het werd al gezegd door collega Aardema –
alleen wel vaak het gevoel dat ze een beetje de wegsleepdienst zijn. Dat zorgt voor
enorm veel frustratie.
Voor de zomer heb ik Kamervragen gesteld over de afhandeling van schade van rellen
bij universiteiten. Relschoppers hebben miljoenen aan schade aangericht en geweld
gebruikt tegen de politie. We hebben hier met verbazing naar gekeken. Alleen al de
Universiteit van Amsterdam had 1,5 miljoen euro schade. En dan hebben we het nog niet
eens over de kosten van de inzet van bussen om demonstranten te verwijderen. Ziet
de Minister er iets in om deze relschoppers het bonnetje van dit gebeuren te laten
zien? Het frustreert ons dat de relschoppers te weinig worden geconfronteerd met de
schade die ze hebben aangericht.
De Minister gaf aan dat niet van alle demonstranten de gegevens worden genoteerd,
omdat het tijd en capaciteit van de politie kost. Het is daarom ook lang niet altijd
bekend welke relschopper welke vernieling heeft aangebracht. Dat maakt het voor het
OM moeilijk dan wel onmogelijk om de relschoppers te vervolgen, waardoor de benadeelden
hun schade niet kunnen verhalen. Dit leidt uiteindelijk tot straffeloosheid en ondernemers
die met de schade blijven zitten. Daarom heeft het CDA eerder samen met collega Michon-Derkzen
een motie ingediend om de pakkans bij grootschalige rellen te vergroten. Vindt de
Minister dat er nu voldoende wordt gedaan om deze pakkans te vergroten?
Voorzitter. Het CDA ziet meerwaarde in een civielrechtelijke afhandeling van de schade.
Hierbij moet worden bewezen dat de schade het gevolg is van het handelen van de dader,
maar als de dader al door een strafrechter voor het feit is veroordeeld, levert dat
automatisch bewijs op in een civiele zaak. Hoe kijkt de Minister hiernaar? Is hij
het met het CDA eens dat er eindelijk eens een begin moet worden gemaakt met de juiste
registratie van deze relschoppers?
Wanneer je de benadeelden schade wil laten vergoeden, is het maar de vraag of verzekeraars
de schade willen dekken. Gegevensdeling van politiegegevens is daarom cruciaal, maar
het blijft op dit moment een doorn in het oog omdat het al jaren niet goed is geregeld,
wat ook heeft geleid tot een lagere aangiftebereidheid. Is de Minister van plan om
de Wet politiegegevens op dit punt te verbeteren en te moderniseren, iets wat overigens
ook de ambitie was van zijn voorgangers? Is de Minister van plan om dit wél aan te
pakken?
Voorzitter. We willen manieren vinden om de pakkans van relschoppers te vergroten
en om benadeelden hun schade op een effectieve manier te laten verhalen. We zien daarom
echt een kans voor civielrechtelijke aansprakelijkheid. Dat kan alleen niet zonder
goede registratie en gegevensdeling. Ik hoor graag hoe de Minister hiernaar kijkt.
Ten slotte, voorzitter, het Veteranen Search Team. We hebben het met uw voorganger
vaak gehad over het belang van enerzijds de hulp bij vermissingszaken vanuit veteranen,
maar anderzijds de revalidatie en ondersteuning bij PTSS-klachten. We waren het er
Kamerbreed over eens dat het Ministerie van Justitie net als het Ministerie van Defensie
structurele financiële ondersteuning moet gaan geven aan het VST. Hier is vorig jaar
een motie over ingediend. Die is bijna unaniem ondertekend, maar sowieso unaniem aangenomen.
Het is voor ons wel een hard gelag dat deze motie in de slipstream van de vorige Minister
niet wordt uitgevoerd en er geen structurele financiering voor het VST is, terwijl
er wel heel veel warme woorden voor waren van de voorganger van deze Minister. Daarom
ben ik heel benieuwd naar de reactie van deze Minister. Is hij bereid om de motie
wel uit te voeren?
De voorzitter:
Goed. Nee, sorry, meneer Aardema, u heeft al drie interrupties gehad. Verder zijn
er geen vragen? Dan is nu het woord aan de heer Six Dijkstra.
De heer Six Dijkstra (NSC):
Dank u wel, voorzitter. Nieuw Sociaal Contract is blij dat een overduidelijke meerderheid
van de Kamer zich vorige week heeft uitgesproken voor verbeterde zichtbaarheid en
beschikbaarheid van wijkagenten. We moeten de waarde daarvan niet onderschatten. Het
feit dat Nederlandse politieagenten feeling hebben met de mensen in de wijk waarin
ze werken, dat ze deze mensen kennen en dat ze weten waar de kwetsbaarheden in wijken
zitten, is cruciaal voor de preventie van criminaliteit. Dat betaalt zich terug aan
de samenleving. Het is niet voor niets dat de Nederlandse politie zo'n hoog vertrouwen
geniet onder de bevolking. Dat moeten we koesteren en dat verdient blijvende investering.
Wijkagenten kunnen zich momenteel niet voldoende bezighouden met hun eigen werkzaamheden,
omdat de bezetting bij de politie niet op orde is. De streefnorm van 80% voor werkzaamheden
in de wijk wordt vaak niet gehaald. Deze situatie is onwenselijk voor de agenten zelf,
maar ook voor de veiligheid van wijken. Mijn vraag aan de Minister is: hoe staat het
nu met de uitbreiding van 700 agenten? Hoe haalbaar acht de Minister het dat deze
formatie duurzaam ingevuld wordt? Op welke termijn verwacht de Minister dat wijkagenten
weer in 80% van hun tijd hun eigenlijke werkzaamheden in of voor de wijk kunnen uitvoeren?
Heeft het kabinet momenteel inzichtelijk in hoeveel wijken in Nederland het moeilijk
is om geschikte wijkagenten te vinden? Hoe groot is dat probleem? Is ook bekend in
welke gebieden of wijken in Nederland dit probleem momenteel het meeste knelt? Ten
slotte op dit onderdeel: is er in algemene zin zicht op in welke mate de werkdruk
voor wijkagenten nog behapbaar is, op hoe hoog de uitval en het verloop zijn, en of
het ambt, ondanks alle extra taken, nog wordt beschouwd als een aantrekkelijk beroep?
Hoe schat de Minister het risico in dat door onderbezetting te veel taken bij één
persoon belegd zijn, waardoor wijkagenten uitvallen?
Voorzitter. In het eerste halfjaarbericht politie zijn we als Kamer geïnformeerd over
de uitvoering van de motie-Omtzigt/Mutluer inzake het onderzoek naar de activiteiten
van het Team Openbare Orde Inlichtingen in de afgelopen vier jaar. De voorganger van
de Minister gaf aan hier geen taak te zien voor de CTIVD, maar dat de Autoriteit Persoonsgegevens
het onderzoek wel kon opstarten. Heeft de Minister reeds contact gehad met de AP hierover?
Kan hij ons een update geven over de voortgang?
Voorzitter. Naar aanleiding van zorgen van de Autoriteit Persoonsgegevens onderzoekt
de regering een grondslag voor de toepassing van realtime gezichtsherkenningstechnologie
in de publieke ruimte door de politie, binnen de kaders van de AI Act. Dit is een
ingrijpend middel. De Minister zal het uiteraard met mij eens zijn dat dit instrument
niet lichtzinnig ingezet moet worden. Kan de Minister een schot voor de boeg geven
over wat wij qua scope kunnen verwachten bij deze grondslag? De AI Act biedt een uitzondering
op het verbod hiervan aan lidstaten voor toepassingen exclusief binnen het domein
van nationale veiligheid, maar dat is een moeilijk af te bakenen begrip. Waar begint
en eindigt volgens het kabinet dit domein als het gaat om politiewerk? Zou de Minister
voorbeelden kunnen geven van toepassingen die hier volgens de kabinetsvisie duidelijk
wel en duidelijk niet onder zouden vallen?
Tot slot, voorzitter. De Inspectie JenV heeft zorgen geuit dat de ontwikkelingen van
het kwaliteitssysteem dat nodig is voor effectief toezicht op de uitvoering van de
hackbevoegdheid door de politie de streefdatum van het eerste kwartaal 2025 niet gaat
halen, vanwege capaciteitsgebrek bij de politie, waarbij de wel beschikbare ontwikkelcapaciteit
geprioriteerd zou worden voor de operationele politie-inzet. Uiteraard begrijpt mijn
fractie dit prioriteringsdilemma, maar kan de Minister wel garanderen dat het kwaliteitssysteem
inderdaad op tijd operationeel is, zodat er goed toezicht mogelijk is? Zo niet, kan
hij anders met de inspectie en de politie tot goede werkafspraken komen?
Dat was ’m van mijn kant. Dank u wel.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Keurig binnen de tijd. Dan is nu het woord aan mevrouw Michon-Derkzen.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Dank u wel, voorzitter. We hebben ontzettend veel onderwerpen en weinig tijd. Ik zal
dus ook focus in mijn bijdrage aanbrengen. Ik wil natuurlijk beginnen met het danken
van de politie voor het feit dat zij dag en nacht klaarstaan voor ons en naar voren
stappen terwijl anderen logischerwijs juist even naar achter zouden stappen. Heel
veel dank daarvoor.
Voorzitter. Ik heb in deze periode eigenlijk maar één agendapunt, namelijk zichtbare,
benaderbare en bereikbare politie op straat. Dat is nu niet het geval. Het aparte
is dat je ziet, als je er begrotingen op naslaat – dat doen we natuurlijk ook ter
voorbereiding op ons grote debat aan het einde van het jaar – dat de politiebegroting
de afgelopen zeven jaar behoorlijk is gestegen, van 5,5 naar 7,5 miljard. Je denkt
eigenlijk: wat zien we daar nou voor terug aan resultaten? Er zijn allerlei verklaringen
waarom dat zo is, maar daar wil ik eigenlijk niet al te lang bij stilstaan, want ik
wil heel graag naar de oplossingen toe.
Voorzitter. Ik denk dat een belangrijke oplossing zit in sturing: sturing van deze
Minister en sturing van de korpsleiding. Daar heb ik alle vertrouwen in. Ik wil graag
een paar suggesties daarvoor doen, om daar een beetje bij te helpen. Het gaat mij
dus om meer blauw op straat, om zichtbare en benaderbare politie. Ik heb hier al vaker
gezegd: een politieagent kan één dienst per maand draaien, want met elf diensten houd
je de executieve status, terwijl je de facto kantoorwerk doet. Ik wil eigenlijk dat
we af gaan van de kantoortijgers binnen de politie en dat het draaien van diensten,
meedraaien in operationeel werk, centraal komt te staan. Juist dat kantoorwerk, dat
natuurlijk ook nuttig kan zijn, moet primair zijn voor de agenten die fysiek of mentaal
minder fit zijn. De rest moet gewoon de straat op. Dat gebeurt nu in heel veel gevallen
niet.
Mijn tweede punt – dat hebben meerdere collega's al eerder gezegd – is dat ik vind
dat er veel meer mensen van buiten moeten worden gehaald. Je kunt IT-experts en financiële
experts van buiten halen. Zij kunnen een prima bijdrage leveren aan het werk dat de
politie doet. Dat gebeurt ook wel, maar het is bijna idioot dat ze vervolgens niet
door kunnen groeien zonder toch door de hele wasstraat van de politie te komen en
door de politieacademie blauw geverfd te worden. Daar moeten we echt vanaf. De politie
moet een organisatie worden die in verbinding staat met mensen die niet al op jonge
leeftijd door de Politieacademie zijn gegaan. Graag een reactie van de Minister daarop
en dan vooral op het doorgroeien van zijinstromers.
Een heel belangrijk punt is samenwerking met partners. Ik wil beginnen met de boa's.
Boa's en politie werken nu in elke gemeente nauw samen. Die samenwerking is niet meer
weg te denken, maar het is voor boa's bijvoorbeeld nog steeds niet mogelijk om inzage
te krijgen in het rijbewijsregister. Dat hebben we hier al vaak gezegd. Als je een
boa daadwerkelijk wilt laten bijdragen aan het werk van de politie, moet je die boa
ook in staat stellen om dat werk goed te doen. Ik heb begrepen dat we nog weer twee
jaar moeten wachten voordat de inzage in het rijbewijsregister, die nodig is om de
ID van mensen te checken, er komt. Dat staat in een motie uit 2022 van mij. Het moet
echt sneller. Als wij willen dat de politie partnert met bijvoorbeeld boa's, Defensie,
KMar en private beveiligers, dan moeten we daar een project van maken met doelstellingen
en financiering. Want we zeggen het hier met z'n allen, maar we zien in de praktijk
dat het niet automatisch gaat; daar is echt sturing op nodig. Ik wil eigenlijk een
agenda voor de samenwerking van de politie met partners, met doelstellingen en financiering.
Tot slot, voorzitter, de innovatie. Deze ochtend zag ik hierover hele mooie woorden
van de Minister. Ik zou hem willen vragen om daarover hier nog iets meer te zeggen.
Hoeveel geld gaat er naar innovatie? Als we bijvoorbeeld naar de begroting kijken,
zien we ...
De voorzitter:
U bent door uw tijd heen.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Ja, vier minuten. De laatste zin. In de begroting zien we dat de ICT-component bij
de politie 13% is. Tien jaar geleden was het 13% en nu is het nog steeds 13%. Klopt
dat nog wel? Graag een reactie van de Minister daarop.
De voorzitter:
Oké, hartelijk dank. U heeft nog een interruptie van mevrouw Van der Werf. Dat mag,
maar dat is tevens haar laatste.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Prachtig, voorzitter. Dank aan mevrouw Michon voor haar inbreng. Over grote delen
daarvan ben ik het zeer met haar eens, maar toen ze het aan het begin van haar betoog
over een zichtbare politie had, vroeg ik me wel even af of ze soms op een andere planeet
heeft geleefd. Het Ministerie van JenV is kabinetsperiode na kabinetsperiode door
VVD'ers bemand geweest. Als ik u zo beluister, lijkt het net of uw partij daar part
noch deel aan had. Ik denk dat de vraag hoe het komt dat die zichtbare politie er
nog niet is dus ook enige zelfreflectie van uw kant vraagt.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Inderdaad. In de jaren dat de VVD aan het roer stond van dat ministerie – gelukkig
is dat vandaag de dag weer zo, of nog steeds zo, zou ik willen zeggen – is de politiebegroting
omhooggegaan. In 2017 hadden ze een begroting van 5,5 miljard en in 2024 is dat bijna
8 miljard, dus ik ben heel trots op wat we als VVD hebben gedaan voor de politie.
Mevrouw Van der Werf vraagt hoe het kan dat er niet voldoende agenten op straat zijn.
Daar hebben we het hier uitgebreid met elkaar over gehad. Ik wil in dit debat graag
naar de oplossingen, maar ik kan die analyse hier nog wel een keer neerleggen. Het
zit ’m in de enorme pensioengolf, de enorme druk op bewaken en beveiligen en de beperkte
capaciteit van de Politieacademie, die wij een monopolie geven in het opleiden van
politieagenten. Al die factoren maken dat er te weinig agenten op straat zijn, terwijl
het geld er wel is. Mijn punt is dus ook: zet dat geld slim in, ga meer partnerschappen
aan met andere partijen en zorg voor meer innovatie, zodat we de politie allemaal
zien en de politie er voor ons is.
De voorzitter:
Dank voor dat antwoord. Dan gaan we door naar de heer Eerdmans.
De heer Eerdmans (JA21):
Voorzitter, dank je wel. Ik begin bij de demonstraties. We zien de laatste tijd steeds
vaker dat demonstraties ontaarden in rellen doordat raddraaiers de demonstratie doelbewust
proberen te kapen. Dat zagen we bij XR en in het verleden ook wel bij BLM. Ik wijs
even op de demonstraties bij de UvA in mei, waarbij voor 1,5 miljoen aan schade is
geleden. Ik vroeg me af of daar sinds die tijd iets van is verhaald op de daders.
Voorzitter. Gemaskeerde activisten blokkeerden gisteren nog voor de tweede keer de
Kromhout Kazerne in Utrecht. De Minister gaf op 13 september bij Café Kockelmann aan
dat hij dit probleem met demonstraties ook ziet. Hij zei dat demonstranten vaak geen
ID bij zich hebben, dat ze met grote groepen zijn en dat ze in sommige gevallen volstrekt
onherkenbaar zijn. Dat is een probleem. De heer Stoffer en ik hebben daar afgelopen
donderdagnacht een motie over aangenomen gekregen. In die motie vragen we om een wetswijziging
om gezichtsbedekking bij demonstranten te verbieden. Ik vroeg me af wanneer we die
wetswijziging van het kabinet tegemoet kunnen zien. We zien het overigens ook in Frankrijk,
België, Canada en Bulgarije. Die landen hebben ook al zo'n verbod, dus juridisch is
daar goed naar te kijken.
Voorzitter. Is de Minister ook voor een wasstraat? Daar heb ik ook voor gepleit. Dat
gaat over een wasstraat bij demonstraties waarbij je ziet dat mensen de boel ontregelen.
De politie kan dan een wasstraat organiseren om kwaadwillende demonstranten effectief
op te pakken.
Voorzitter. In het regeerprogramma lees ik ook over een verbod op gezichtsbedekking
bij hooligans in het betaald voetbal. Daar ben ik ook voor. In het regeerprogramma
staat: meer handhaving door de KNVB op gemaskerde of bedekte voetbalhooligans. Hoe
staat het eigenlijk met die handhaving? Is dat niet ook een probleem?
Voorzitter. Ik ga door naar de politie, want daar wil ik nog wat over vragen. Wat
het kabinet doet aan voetbalgeweld vind ik goed, namelijk het invoeren van het Engelse
model. In drie gemeentes wordt een pilot uitgeprobeerd met een digitale meldplicht,
gekoppeld aan een gebiedsverbod. Maar ik vind het wel naïef als de Minister zegt:
als we de meldplicht hebben, dan zal er minder of weinig politie nodig zijn. Ik denk
niet dat je een klassieker in de Eredivisie gaat spelen zonder politie, ondanks dat
er geen uitsupporters zijn. Ajax-Utrecht lijkt me ook een wedstrijd waarbij je met
een meldplicht nog steeds politie nodig hebt. Anderzijds is mij opgevallen dat de
politie heeft gestaakt tijdens Twente-Sparta, NAC-Ajax, Almere City-PSV en FC Groningen-AZ,
maar dat die wedstrijden gewoon door zijn gegaan. Ik heb daarbij niet veel ellende
gezien. Geeft dat ook niet aan dat je inderdaad bij sommige wedstrijden juist heel
prima zonder politie zou kunnen? Graag een reactie.
Voorzitter. Dan ga ik even naar de opmerking van de Minister in De Telegraaf vanochtend.
Ik vond het een goed interview. Ik vond «zuinig zijn op de politie» wel een goed statement.
Er stond een aantal goede opmerkingen in. Ik vroeg me in dit verband het volgende
af. Kijk, we moeten zuinig zijn op de politie, maar dat betekent ook dat we die niet
te snel in een hokje moeten stoppen. Dat gebeurt helaas vaker en vaker. Ik denk dat
we doorslaan op het gebied van de racismekaart. Die wordt ook door sommigen hier aan
tafel getrokken. Ik vind dat kwalijk. Daar heb ik me ook al over geuit. Vindt de Minister
dit ook? Snapt u dat agenten zich onveilig voelen als zij zonder enige reden in het
racistenhoekje worden geplaatst? Graag een reactie daarop.
Voorzitter. Dan ga ik tot slot naar oud en nieuw. Dat komt er weer aan. Ik vroeg me
af hoeveel vandalen van vorig jaar komende oud en nieuw thuiszitten? Hoeveel hebben
een huisarrest? We weten: het geweld tegen hulpverleners neemt helaas toe. 52% van
de politieambtenaren wordt meer geconfronteerd met geweld. Het aantal slachtoffers
neemt toe en dat is zorgelijk, heel zorgelijk. Kan de Minister bijvoorbeeld iets meer
zeggen over de controles op de grens met België, ook wanneer het gaat om illegaal
vuurwerk? Worden die toegepast dit jaar? En inderdaad, hoe staat het met het taakstrafverbod
voor geweld tegen hulpverleners? Dat staat terecht in het regeerprogramma. Ik ben
erg benieuwd naar de snelle voortgang hierop.
Voorzitter. Daar laat ik het bij.
De voorzitter:
Dank u wel. Het woord is aan mevrouw Mutluer.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. We gaan binnenkort in een afzonderlijk overleg spreken over
de Landelijke Eenheid en het rapport van commissie-Schneiders, maar ik kan daar nu
ook al op vooruitlopen. Wat mij betreft blijft de commissie-Schneiders de transitie
van de Landelijke Eenheid monitoren. Ik neem geen genoegen met alleen maar een adviesfunctie
voor de heer Schneiders. Als ik andere collega's beluister, denk ik dat een meerderheid
daarvoor te porren is. Ik ga daar nu dus wel alvast op vooruitlopen.
Verder heb ik in mijn bijdrage een aantal andere gevoelige onderwerpen. Ik wil wederom
beginnen met PTSS bij de politie en vooral de afhandeling daarvan. Als bij iemand
de diagnose PTSS is vastgesteld, zou het eigenlijk de normaalste zaak van de wereld
moeten zijn dat de werkgever daar ruimhartig mee omgaat, ook als het gaat om de financiële
compensatie. Daar hoort in mijn beleving niet bij dat politiemensen ver in juridische
procedures worden getrokken en voor de rechter hun zaak moeten gaan bepleiten.
Er is al de Commissie van Advies Restschade Afwikkeling Politie, die het een en ander
kan doen in het adviseren van de politiechef, maar ik heb de afgelopen tijd ook heel
veel brieven en telefoontjes ontvangen van politiemensen die nog steeds in een juridische
strijd zitten. We hebben nog te maken met ongeveer 200 oudere zaken. Wat mij betreft
moet daar gewoon een streep onder worden gezet, het liefst – ik noemde het al in de
interruptie – met een generaal pardon, zodat ook deze politieagenten gewoon verder
kunnen met hun leven. Zorg dan in ieder geval dat de adviezen van de commissie zonder
uitzondering opgevolgd kunnen worden. Het regeerprogramma staat namelijk vol met de
woorden «menselijke maat». Ik zou zeggen: maak die waar. Dat zeg ik overigens mede
namens Janny Knol, die als politiechef vandaag ook aanwezig is, wat hartstikke fijn
is. Inventariseer wat nodig is en maak het leven van deze agenten, die zich heel hard
hebben ingezet voor de samenleving, wat makkelijker.
Ik weet dat de Minister nu met de politiebonden in onderhandeling is over het vroegpensioen.
Ik wil een broedende kip uiteraard niet meteen storen, maar ik steun de agenten absoluut
in hun strijd voor een goede pensioenregeling. Ik wil dat de Minister er met hen uit
komt. Dit is geen inspanningsverplichting; dit is wat mij betreft een resultaatverplichting.
Voorzitter. Dan het vertrouwen. Dat is in het algemeen nog steeds goed, zoals ook
uit de nieuwe cijfers van Movisie blijkt. Dat is fijn, want ik vind dat politieagenten
enorme waardering verdienen. Aan het beeld uit de rapportage van het reputatieonderzoek
zitten wat mij betreft wel wat haken en ogen. Men vindt bijvoorbeeld de kernwaarde
verbindend van alle aspecten het minst bij de politie passen. Ik vind dat niet gek
als ik de berichten hoor dat al die politieposten verdwijnen. Ik vind het niet rijmen
met de wens van dit kabinet en voorgaande kabinetten voor meer blauw op straat dat
je toelaat dat die posten verdwijnen, getuige de antwoorden van de Minister op onze
schriftelijke vragen naar aanleiding van Wolvega. Dat behoeft in mijn beleving tekst
en uitleg van deze Minister.
Als je dat gaat koppelen aan de berichten dat er binnen de politie sprake is van grensoverschrijdend
gedrag, dan bestaat het risico dat het vertrouwen binnen de samenleving onder druk
komt te staan. Dat zijn geen incidenten meer. Ik schrik van de berichten bij het basisteam
Rotterdam Centrum en bij de Blauwe Haven, waar nota bene politieagenten voor PTSS
naartoe gaan. Ik wil van de Minister weten wat hij gaat doen om dat grensoverschrijdend
gedrag de kop in te drukken. Moeten de 168 eenheden doorgelicht worden? Moet er een
adviescommissie komen, zoals in Rotterdam is bedacht? Doe je dat niet, dan gaat die
uitsluiting binnen de politieorganisatie normaliseren. Dat gaat zijn weerslag vinden
in de samenleving. Op dat laatste punt ...
De voorzitter:
U zit aan uw tijd.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Oké. Wat betreft dat laatste punt wil ik de Minister vragen om in te gaan op wat er
in Staphorst is gebeurd, waarbij demonstranten die vreedzaam demonstreerden en Amnesty
werden belaagd. Ik vond de antwoorden in de reactie van de Minister veel te karig
op dat punt.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Er zijn geen interrupties, dus we gaan door naar de heer Van Dijk.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Dank u wel, voorzitter. «De politie is je beste vriend.» Dat is helaas geen citaat
van mijn kinderen, moet ik zeggen. Ik vroeg me zojuist bezorgd af of de kinderen van
mevrouw Van der Werf misschien een betere opvoeding hebben gehad dan die van mij.
Dat zou zomaar kunnen. Dat zou zeker kunnen! Maar dat is een ander dossier.
«De politie is je beste vriend.» Daaraan moest ik denken toen ik de oproep van Extinction
Rebellion zag om de politie op te roepen aanwezig te zijn bij hun zoveelste snelwegblokkade.
Toen de politie een staking aankondigde vanwege het vroegpensioen, stonden rebellerende
groeperingen erop dat de politie hun bescherming bood, al was het maar om de politie
vervolgens voor de rechter te kunnen dagen vanwege vermeend politiegeweld.
Voorzitter. In de afgelopen jaren werd een steeds groter beroep op de politie gedaan,
terwijl daar niet genoeg geld en personeel voor was. Zo lazen we dat met name de uit
de hand gelopen klimaatdemonstraties tot inzet van 16.000 agenten hebben geleid. De
SGP juicht het toe dat er in het regeerprogramma extra middelen worden vrijgemaakt
voor de politie, maar ik plaats daarbij gelijk de kanttekening dat de meerwaarde van
die extra middelen voor een deel ook afhangt van wat daarvoor extra aan de politie
wordt gevraagd.
Voorzitter. In de ontwikkelagenda Politiefunctie, die op 7 december 2023 met de Kamer
is gedeeld, werkt het kabinet opties uit voor het verminderen van de druk op de politiecapaciteit.
Wat de SGP betreft keert de politie snel terug naar haar kerntaken en is een wijkagent
ook daadwerkelijk zichtbaar in de wijk om in de haarvaten van de samenleving te opereren.
Wat volgens mijn fractie niet vanzelfsprekend binnen de politietaken zou moeten vallen,
is het faciliteren van voetbalwedstrijden. Het is stuitend en het gaat alle proporties
te buiten dat er voor een sportwedstrijd zo veel politie op de been moet worden gebracht.
Is de Minister bereid te onderzoeken of organisatoren van grote evenementen met een
hoog veiligheidsrisico of illegale acties waarbij grootschalige politie-inzet nodig
is, zelf kunnen bijdragen aan de kosten voor politiecapaciteit?
Voorzitter. De SGP ziet inzet van de politie om te focussen op de aanpak en het stoppen
van relschoppers uit het inspectierapport over Staphorst graag terug in de steeds
maar terugkerende snelwegblokkades. Wanneer activisten de «meest verstorende» bezetting
van de A12 aankondigen, teneinde op chanterende wijze hun zin te krijgen, kan zonder
omwegen gesproken worden van een ordeverstorende actie. Is de Minister het met de
SGP eens dat wanneer de signalen zo duidelijk zijn dat de inzet van zogenaamde demonstranten
er enkel op gericht is om een grote ordeverstoring te veroorzaken, het optreden van
de politie erop gericht moet zijn een dergelijke actie te voorkomen, in plaats van
dat het bevoegd gezag de politie opdraagt dit te faciliteren of slechts in goede banen
te leiden?
Voorzitter. De Minister heeft al eerder aangegeven te willen onderzoeken of we binnen
het demonstratierecht grenzen kunnen stellen. De SGP wijst de Minister graag op wat
er nu al wél kan: artikelen 2 en 7 van de Wet openbare manifestaties bieden nu al
mogelijkheden om demonstraties op verboden plaatsen te voorkomen of zo snel mogelijk
te beëindigen. Is de Minister bereid hier bij lokale gezagsdragers nadrukkelijk op
aan te dringen?
Voorzitter. Mede in het licht van verbetering van opsporing hebben de collega's Eerdmans
en Stoffer vorige week een motie ingediend om een verbod op gezichtsbedekkende kleding
bij demonstraties in te voeren. In voorbereiding op dat wetsvoorstel wijs ik de Minister
graag op het onderzoek van het WODC hiernaar dat is uitgevoerd naar aanleiding van
de aangenomen motie-Schalk, mijn oud-collega in de senaat. Wanneer kan de Kamer dit
voorstel van de Minister verwachten?
Dank u wel.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Dan is als laatste het woord aan de woordvoerder van de Socialistische
Partij, de heer Van Nispen.
De heer Van Nispen (SP):
Dank u wel. Ook wij hebben heel veel respect voor de agenten, de mannen en vrouwen
die dag in, dag uit zorgen voor onze veiligheid en inderdaad een stap vooruit doen
in situaties waarin veel anderen logischerwijs een stap naar achteren zouden doen.
Daar hebben wij heel veel respect voor en daar zijn we dankbaar voor.
Maar de omstandigheden waarin deze agenten hun werk moeten doen, zijn verre van ideaal.
Ze hebben te weinig collega's, er is een te hoge werkdruk, er zijn haperende ICT-systemen.
Hoe staat het nu eigenlijk met de problemen met C2000, Minister? Maar ze gaan met
haperende systemen op de meest heftige incidenten af. En als je iets overkomt en je
loopt bijvoorbeeld PTSS op, dan moet je maar hopen dat je werkgever er voor je is.
Waarom is er nou nog steeds geen geloofwaardig en warmhartig zorgbeleid bij mentale
blessures zoals PTSS? Ik sluit me op dit punt graag aan bij bijvoorbeeld mevrouw Helder,
die daar warme woorden over sprak.
Het is dus ongelofelijk heftig en zwaar werk. Ik hoop dat we daar geen meningsverschil
meer over hebben: het is zwaar werk. Deze agenten kunnen niet tot hun 67ste achter
de boeven aan. Dat gaat niet. Waarom moeten die agenten dan actievoeren voor hun vroegpensioen,
voor die RVU? Ik steun die acties volop, maar het is eigenlijk schandalig dat het
nodig is. Wat zijn alle mooie woorden, ook hier vandaag weer, waard als dit gewoon
niet geregeld is? Dus, Minister, fix het. De politiemensen worden al zes maanden gegijzeld
in een patstelling. De Minister kan dit oplossen. Wanneer komt de Minister met structurele
oplossingen voor een structurele vroegpensioenregeling voor die politiemedewerkers?
Over de capaciteit. Het is eigenlijk vrij simpel: de politie heeft te weinig collega's
en te veel taken, want alle maatschappelijke problemen en taken komen op het bordje
van de politie terecht. De Minister noemde het voorbeeld van de zelfscankassa's. Dat
klopt: de supermarkt bezuinigt op personeel en de politie mag het vervolgens oplossen.
En als vorige kabinetten de ggz afbreken, is de politie het duizenddingendoekje dat
het op mag gaan lossen en vervolgens de handen vol heeft aan mensen met verward en
onbegrepen gedrag. Wij hebben hier zelf in het verleden al veel voorstellen voor gedaan
en nu lees ik er ook zaken over terug in het regeerprogramma, maar wanneer kunnen
we dat concreet verwachten? Het is taaie kost – dat weet de Minister waarschijnlijk
ook – maar wanneer gaan we er iets van merken? Komen er oplossingen voor de problemen
in de ggz? Die zie ik namelijk weer niet terug in het regeerprogramma. We kunnen hier
dus wel zeggen dat die taken van het bordje van de politie afgaan, maar ik heb daar
een hard hoofd in als ik kijk naar wat er over de zorg wordt opgeschreven. Hoe gaat
dit de politie dus concreet helpen? En wanneer?
In de begroting voor volgend jaar is er te weinig geld om de basis op orde te krijgen.
Het korps moet de komende jaren interen op de zorgplicht en opleidingsambities voor
het politiepersoneel, aldus de bonden. Agenten moeten nog tot 2032 werken in een onderbezette
organisatie met een te hoge rooster- en werkdruk. Waarom staan we dat eigenlijk toe?
Het is ongezond en het maakt het niet aantrekkelijker om bij de politie te komen werken,
terwijl we nou juist zo veel jonge, nieuwe mensen nodig hebben. De Politieacademie
zit vol, maar als je kijkt naar de verwachte uitstroom, dan is er veel meer nodig
aan instroom bij de basis, bij de recherche, et cetera. Ook hier pleit ik al geruime
tijd voor: breid dan die opleidingscapaciteit uit. Dat is nodig voor een gezonde blauwe
toekomst. Graag een reactie.
De bereikbaarheid van de politie vindt deze coalitie belangrijk. Afgelopen vijf jaar
is een kwart van de politiebureaus dichtgegaan. Door grove bezuinigingen uit het verleden
dreigen er vandaag de dag nog steeds sluitingen van politiebureaus. We hebben niet
minder, maar juist meer politiebureaus en meer bereikbaarheid nodig. Waarom zouden
we dat dus laten gebeuren, bijvoorbeeld in Wolvega? Ik zeg hier tegen de collega's:
laten we een voorstel indienen om vanaf nu te stoppen met de sluitingen. Zo ingewikkeld
is het nou ook weer niet. Je moet bij de politie terechtkunnen in je eigen omgeving.
De wijkagent, als ogen en oren in de wijk, is van groot belang. Iedereen zegt het
hier. Het gaat om kennen en gekend worden. Wanneer gaan mensen in de buurten iets
merken van de beloftes op dit gebied?
Onze politie is van en voor iedereen, maar dat wordt lang niet altijd zo ervaren,
niet alleen door mensen op straat, maar ook niet binnen de organisatie. Het is al
gezegd hier: met name in Rotterdam zijn vaak en veel problemen bekend geworden van
discriminatie en racisme bij de politie. Dat kan niet; dat is onacceptabel. Maar ik
krijg voorzichtig het idee ...
De voorzitter:
U zit over uw tijd, meneer Van Nispen. Wilt u afronden?
De heer Van Nispen (SP):
Ja, dat zal ik doen, voorzitter.
Ik krijg voorzichtig het idee dat er zaken aan het veranderen zijn, dat er door de
leiding wordt ingegrepen en dat de verbeterprogramma's hun effect beginnen te krijgen,
maar dat is natuurlijk moeilijk meetbaar. Hoe ziet de Minister dat?
Helemaal tot slot, voorzitter, de Landelijke Eenheid. Er is hier en daar al wat over
gezegd, maar ik vind eigenlijk dat het de Minister zijn eer te na is dat de Kamer
zich daar weer apart in moet gaan verdiepen met een rondetafelgesprek en een apart
debat et cetera. Waarom zegt de Minister niet: «Ik ga de problemen daar oplossen.
Ik laat een vinger aan de pols houden en ik zorg ervoor dat er wordt geluisterd naar
de mensen die het echte werk doen en dat er leidinggevenden zitten die daar respect
voor hebben»? Kortom – ik moet afronden – laat de Minister orde op zaken stellen,
maar vanuit de Kamer zal er een voorstel komen om de commissie-Schneiders aan het
werk te houden.
Dank u wel.
De voorzitter:
Helder. Geen interrupties? Dan zijn we hiermee aan het einde gekomen van de eerste
termijn van de Kamer. Hartelijk dank allemaal voor uw gepassioneerde inbreng. Ik kijk
even naar de Minister. 25 minuten? Uitstekend. Dan schors ik tot 11.35 uur. Ik zie
u zo meteen.
De vergadering wordt van 11.16 uur tot 11.40 uur geschorst.
De voorzitter:
Dames en heren, wij gaan verder met deze vergadering. We zijn aangekomen bij de eerste
termijn van de zijde van het kabinet, de Minister. Ik zou de leden willen vragen om
in deze termijn twee interrupties te doen, maar dat hoeft niet natuurlijk. Graag kort
en bondig, want we zitten aan de tijd. Minister, als u ook enigszins kort en bondig
kan antwoorden, zou ik deze termijn graag om 12.30 uur willen afronden. Dan hebben
we namelijk nog tijd voor een tweede termijn als de leden daar behoefte aan hebben
en dat denk ik wel. Oké. Dan gaan we het zo doen. Meneer de Minister, aan u het woord.
Minister Van Weel:
Dank, voorzitter. Ik ga mijn uiterste best doen om zo kort en zo bondig, maar wel
zo volledig mogelijk alle vragen van de leden te beantwoorden.
Voor ik begin aan mijn algemene inleiding, wil ik toch even stilstaan bij het incident
in Rotterdam afgelopen donderdagavond, ook omdat daarover vragen werden gesteld. Laat
ik eerst zeggen dat onze gedachten natuurlijk vooreerst zijn bij de nabestaanden,
de slachtoffers en ook bij de ooggetuigen, die daar een traumatische ervaring hebben
gehad. Laat mij aansluiten bij al diegenen van u die hebben gezegd hoeveel waardering
er is voor de mensen die daar opstonden, die daar een stap naar voren zetten en hebben
voorkomen dat dit veel erger afliep.
Zoals u weet is de verdachte een 22-jarige man uit Amersfoort, die op dit moment wordt
verdacht van moord, en ook moord met een terroristisch oogmerk. Maar deze man – dat
heb ik ook in een brief die ik samen met Staatssecretaris Coenradie naar uw Kamer
heb gestuurd – heeft ook een lange geschiedenis met justitie en politie. Dat is ook
de reden dat wij de inspectie hebben gevraagd om onderzoek te doen – de inspectie
heeft ook toegezegd dat te zullen doen – naar alles wat er is gebeurd in de geschiedenis
met deze persoon of we daar lessen uit kunnen leren voor de toekomst. Dat staat dus
helemaal los van het strafrechtelijke spoor, dat natuurlijk gewoon z'n route moet
vinden. Maar wij vonden het wel belangrijk om dat meteen in gang te zetten. Ik denk
dat ik daarmee die antwoorden heb gegeven.
Ik heb overigens de desbetreffende personal trainer «de held van Rotterdam» genoemd,
maar laat mij daaronder ook al die anderen scharen die natuurlijk aan binnen in die
kroeg evenzeer hebben bijgedragen aan deze afloop, want die had nog veel erger kunnen
zijn. Tot zover Rotterdam.
Dan wil ik even bij de politie in algemene zin stilstaan, omdat het de eerste keer
is dat ik met u in een commissiedebat zit dat specifiek over de politie gaat. Laat
ik beginnen met een woord van waardering voor alle politiemedewerkers. Ik heb al tijdens
mijn eerste werkbezoeken gezien dat wij veel vragen van onze politiemensen, die dag
in, dag uit aan de frontlinie staan om ons land vrij en veilig te houden. Ik merk
ook bij alle leden hier in de Kamer enorm veel waardering voor de politie. Ik merk
dat ook in de samenleving. Het vertrouwen van onze samenleving in de politie is groot.
Ik denk dat ik dat ook heb willen vangen in de tekst van mijn interview met De Telegraaf
door te zeggen: we moeten zuinig zijn op onze politiemensen, omdat de positie die
ze hebben in onze maatschappij van heel groot belang is. Ik voel daar heel veel steun
voor en dat motiveert mij enorm om de politie de komende jaren nog slagvaardiger te
maken.
Ik heb drie prioriteiten in algemene zin gesteld voor mijn periode in het kabinet
voor Justitie en Veiligheid. Dat zijn het verhogen van de weerbaarheid van de samenleving,
het verdergaan met de aanpak van de georganiseerde criminaliteit en het versterken
van het vertrouwen in de rechtsstaat. Bij alle drie de prioriteiten speelt de politie
een cruciale rol en is die onmisbaar. Dat is ook een van de redenen dat een groot
deel van de intensiveringen die dit kabinet voor nationale veiligheid heeft vrijgemaakt
– dat zijn de 300 miljoen en later nog de 100 miljoen – ten goede komen aan de politie.
Het gaat om zo'n 180 miljoen van de 300 miljoen en een groot deel van de 100 miljoen,
al komen we daar nog nader over te spreken omdat die invulling voor de begrotingsbehandeling
nog zal worden afgestemd met Financiën en dan naar u toekomt met een nota van wijziging.
Dat zijn investeringen die niet allemaal direct gaan naar extra personeel. Laat ik
beginnen met de capaciteit van de politie en wat we daaraan kunnen doen. Een groot
aantal van u heeft geconstateerd dat er inderdaad door de afgelopen kabinetten een
hoop is geïnvesteerd in meer capaciteit voor de politie. In totaal gaat het om zo'n
4.000 extra functies tijdens de laatste twee kabinetten-Rutte. Daar zijn we vanuit
Justitie en Veiligheid en vanuit de politie natuurlijk heel blij mee, maar het realiseren
van die capaciteit kent grote uitdagingen. Een aantal van u heeft dat ook opgemerkt.
Ten eerste zitten we in een krappe arbeidsmarkt, terwijl een aantal grote organisaties
– daar is de politie er een van, maar laten we ook Defensie en andere organisaties
niet vergeten – op dit moment ook groeien en een beroep doen op diezelfde krapte op
de arbeidsmarkt. We hebben ook te maken met een groot aantal medewerkers die met pensioen
gaan. De vergrijzing, die natuurlijk ook doorwerkt in het politiebestand, zal de komende
jaren zorgen voor een hogere uitstroom en – door een aantal van u is dat ook al genoemd –
we hebben ook uitstroom die niet-leeftijdsgebonden is. Er zijn ook mensen die de politie
tussentijds verlaten en wat anders gaan doen. Ook dat hangt deels, maar niet helemaal,
samen met hoe die arbeidsmarkt eruitziet. Het kan nu erg aantrekkelijk zijn om elders
een functie te vinden. Maar er zijn natuurlijk ook – daar kom ik straks op terug –
dingen die de politie beter kan doen als het gaat om behoud of doorstroom van personeel.
Natuurlijk moeten we allereerst proberen om de formatie op de gewenste stand te krijgen.
Dat gaat lukken, ga ik u vertellen. De Politieacademie zit vol. Het werd al door meneer
Aardema gezegd: het animo om te werken bij de politie is groot. Maar de capaciteit
bij de Politieacademie is ook beperkt. In combinatie met die uitstroom stijgt het
politiebestand dus wel, maar minder snel dan we allemaal zouden willen. Daarbovenop
nu meer en hogere targets voor het aantal agenten te leggen, gaat de komende jaren
niet heel veel uithalen, vrees ik. Daarom hebben we bij de besteding van die extra
gelden voor de politie bekeken hoe we kunnen zorgen dat de politie zich meer kan richten
op – ik hoor het u in grote meerderheid zeggen – de zichtbaarheid van de politie in
die wijken en de benaderbaarheid voor de burger. Daar gaat dus ook een groot deel
van de extra investeringen naartoe.
Dat zit hem verder in innovatie en digitalisering. Digitalisering: niet alleen omdat
dat het werk vereenvoudigt en zeker de administratieve kant kan ontlasten, maar ook
omdat we zien dat een heel groot deel van de criminaliteit online toeneemt en wij
ons ook daartoe zullen moeten verhouden. Om die reden gaat er ruim 40 miljoen naar
de bestrijding van onlinecriminaliteit en cybercrime. Innovatie: omdat ik geloof – ik
heb dat ook gezien in mijn vorige functies bij de NAVO – dat innovatie een verschil
kan maken in de taakuitvoering, zeker daar waar sprake is van personeelsschaarste.
Ik kan u bijvoorbeeld wijzen op het gebruik van drones in het conflict in Oekraïne
en de enorm toegenomen zichtbaarheid die dat heeft gegeven. Door drones te gebruiken
hoef je minder mensen in gevaar te brengen. Ik geloof dat daar ook waar het politiewerk
betreft stappen te maken zijn. Er zijn al goede voorbeelden zichtbaar, bijvoorbeeld
het gebruik van drones in de haven van Rotterdam. Zij kunnen een heel groot deel van
de haventerreinen bestrijken die je anders kader voor kader zou moeten afrijden. Daardoor
kun je op een veel slimmere manier je politiecapaciteit inzetten op het moment dat
je iets ziet gebeuren. Daar willen verder naar gaan kijken. We komen ook met een nadere
invulling daarvan. Overigens gaat er ook binnen de 100 miljoen geld naar innovatie,
kan ik tegen mevrouw Michon zeggen. Het exacte bedrag kan ik nu nog niet noemen, omdat
we nog in gesprek zijn met Financiën.
Innovatie en digitalisering alleen gaan niet zorgen voor meer politie op straat. We
moeten ook kijken – ook daarin voel ik me gesterkt door een aantal van u – naar de
kerntaken van de politie. Wat doet de politie op dit moment wat een groot beslag legt
en waarvan we eigenlijk vinden dat het elders zijn beslag zou moeten vinden? De omgang
met personen met verward gedrag, ook genoemd in het hoofdlijnenakkoord en het regeerprogramma,
is zoiets. Ik hoop dat ik op hele korte termijn naar u toe kan komen met een aanpak
daarvan. Dat zal ik zeker niet alleen doen, want het is nou juist een taak die we
weg willen houden bij de politie, of zo veel mogelijk zeg ik daarbij. Ik bedoel in
geval van nood komt de politie altijd opdraven. Maar de vraag is of de structurele
aanpak, de structurele respons op het omgaan met personen met verward gedrag niet
veel meer ligt op het terrein van mijn collega's van Binnenlandse Zaken en van Volksgezondheid.
Daarnaar is een parlementaire verkenning uitgevoerd. Daar kwamen ook aanbevelingen
uit en die nemen we ter harte. We komen op korte termijn gedrieën met een antwoord
daarop. Dat is een van de manieren waarop we de politie van een belangrijke taak kunnen
ontlasten, denk ik.
De voorzitter:
U heeft een interruptie, maar laat me eerst nog even zeggen dat de heer Boswijk en
mevrouw Mutluer iets eerder weggaan. Dat is geen desinteresse, maar heeft te maken
met hun agenda. Een interruptie van mevrouw Michon-Derkzen.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Ik wil graag gelijk een vraag stellen over de aanpak van personen
met verward gedrag. Ik denk dat die essentieel is bij het verbeteren van de zichtbaarheid
van de politie en het focussen op de kerntaak. Ik ben met mevrouw Mutluer die verkenning
gestart. We kijken erg uit naar een plenair debat daarover, maar de agenda is natuurlijk
altijd moeilijk; laat ik het zo zeggen. Kan de Minister iets meer zeggen over dat
proces? Krijgen wij een uitgewerkte agenda vanuit het kabinet? Worden wij eerst in
concept meegenomen en spreken we over contouren? Omdat we daar in het vorige politieke
jaar dus zo veel tijd ingestoken hebben, wil ik graag iets meer weten over wat we
kunnen verwachten, ook om dan weer te kunnen bekijken hoe we ons daar het beste op
kunnen voorbereiden.
Minister Van Weel:
Het overleg daarover op ambtelijk niveau is in een vergevorderd stadium. Hoe gaan
we om met de parlementaire verkenning? Hoe gaan we om met de eigen bevindingen en
waar zien we het heen gaan? Een voorstel dat daar dan uitkomt, hoop ik op korte termijn
op bewindspersoonsniveau te kunnen zien en dan uw Kamer te doen toekomen ter bespreking.
De voorzitter:
Mevrouw Mutluer heeft ook nog een vraag.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Ik heb meer een procesvraag. Ik ga ervan uit dat we nog een beleidsreactie, of een
reactie, kunnen ontvangen op onze aanbevelingen en ook horen hoe dat uiteindelijk
wel of niet landt in de agenda.
Minister Van Weel:
Ja. Ik hoop dat dus allemaal mee te kunnen nemen in één stuk. Dat komt nog voor de
begrotingsbehandeling naar u toe.
De voorzitter:
Goed. Dan is er nog een vraag van mevrouw Helder.
Mevrouw Helder (BBB):
In de staart zei de Minister het ook al hoor: voor de begroting JenV. Ik had daarover
ook een vraag gesteld naar aanleiding van mijn aangenomen motie. Die stond eigenlijk
een beetje los van de parlementaire verkenning. Het is wel hetzelfde onderwerp. Dat
is een bij de vorige begroting aangenomen motie over die Mobile Crisis Response Teams
naar het voorbeeld van San Diego. Het komt dan bij de meldkamer niet meer binnen bij
de politie, maar bij ggz-medewerkers, althans bij ons in Nederland, denk ik. Volgens
mij is daar ook al wat ervaring mee opgedaan. Ik denk dus dat dat onderdeel sowieso
voor de begroting naar de Kamer kan komen, los van die parlementaire verkenning. Het
grotere geheel waardeer ik ook zeer, maar dit punt ligt er al langer en volgens mij
zijn we daar al mee bezig, dus daar zou ik graag voor de begroting, al dan niet apart,
een reactie op willen hebben.
Minister Van Weel:
Ja, het mooie is dat een organisatie als de politie niet altijd wacht op Den Haag
of op de Ministers bij het aanpakken van problemen die zij tegenkomt. Dus ja, er lopen
meerdere pilots waarin op verschillende manieren wordt omgegaan met verwarde personen.
Dat kan zijn door een ggz-medewerker al in de meldkamer te hebben. We hebben ook de
psycholance in enkele steden, die hierop reageert. Dus ja, de lessons learned die
we daaruit en uit het buitenland halen, nemen we zeker mee in deze reactie.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Van Nispen heeft ook nog een vraag.
De heer Van Nispen (SP):
Die gaat ook hierover. Dit is een taai probleem, waar we als Kamer al heel lang mee
bezig zijn. Nogmaals dank aan de rapporteurs die daarmee bezig zijn geweest. Mijn
partij heeft voorstellen gedaan en anderen ook. Maar de Minister klinkt optimistisch.
Ik vind het fijn en altijd leuk als mensen optimistisch zijn, maar ik snap niet zo
goed waarop het gebaseerd is. De wens om deze taak van het bordje van de overbelaste
politie af te krijgen, delen we namelijk allemaal. Het doel delen we dus. Maar ik
mis dan in het regeerprogramma de voorstellen op het gebied van Binnenlandse Zaken
en VWS, dus juist daar waar dit moet gebeuren in de zorg, om dit op te lossen. Iemand
moet namelijk dit gat gaan opvullen. Ik mis dus het volgende en dat is ook mijn vraag
aan de Minister. Welke drie voorstellen uit het regeerprogramma en welke investeringen,
bijvoorbeeld in de ggz, gaan er nou voor zorgen dat deze taak daadwerkelijk van het
bordje van de politie af kan?
Minister Van Weel:
Ik had gehoopt daar in het regeerprogramma al helderheid over te kunnen scheppen.
Dat had ik het liefst gedaan, omdat in het hoofdlijnenakkoord dit probleem al benoemd
wordt en het ook niet nieuw is. Dat is niet gelukt. Maar ik zeg erbij dat dit nét
niet gelukt is. Ik zeg u dus toe dat u ook deze vragen beantwoord zult zien in de
beleidsreactie die naar u toekomt voor de begrotingsbehandeling van JenV. Maar ik
ben optimistisch; ik ben sowieso optimistisch van aard, maar ik ben er in dit specifieke
geval ook optimistisch over dat we hiermee de politie echt gaan ontlasten.
De voorzitter:
Kijk. Helder. U kunt verdergaan, als u dat wilt.
Minister Van Weel:
Verward gedrag is één voorbeeld. Maar we zijn ook met het volgende bezig en ook daarover
ben ik optimistisch, zeg ik tegen de heer Van Nispen, via u, voorzitter. De registratie
en identificatie van asielzoekers is een taak die nu ook een groot capaciteitsbeslag
op de politie legt. We hopen per januari 2025 deze taak over te dragen aan een andere
organisatie, zodat de politie zich weer meer kan richten op haar kerntaken.
Los van deze concrete ontwikkelingen loopt er een breder traject waarin ik met het
OM, de politie en de gezagen in het Landelijk Overleg Veiligheid en Politie ga kijken
naar de politiefunctie. Waartoe is de politie op aard? Wat zijn de kerntaken? Hoe
zorgen we ervoor dat de politie zich daar meer op kan richten? Daar hangt de vraag
mee samen die ook door een aantal van u is gesteld, namelijk: hoe verhoudt de politie
zich tot andere partners? Boa's werden genoemd, maar ook de marechaussee, andere ordehandhavende
instanties en de beveiligingsbranche. Ook de KNVB werd genoemd als het gaat om voetbalwedstrijden.
Dus het kijken naar die politiefunctie en tegelijkertijd kijken naar het boa-bestel
en hoe de politie inhaakt op die andere organisaties, is deel van dat proces. Dat
start ik eind dit jaar op. Ik zit in november samen met regioburgemeesters, de politie,
het OM en anderen om hier open de dialoog over aan te gaan. Daar zullen ook andere
onderwerpen ter tafel komen, want burgemeesters, zeker de regioburgemeesters, hebben
natuurlijk ook een eigen visie op hoe de politie in hun regio zou moeten acteren.
Dat nemen we mee. Volgend jaar komen we met een alomvattend verhaal en dus ook met
een herziening van de boa-constructies zoals we die nu kennen.
De voorzitter:
Dat leidt tot een vraag van de heer Van Dijk.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Allereerst dank ik de Minister voor de beantwoording tot nu toe. De Minister zet de
problemen rond de politiecapaciteit zo stevig neer dat ik me erover verbaas dat de
Minister nu aangeeft: dat gaan we bekijken en dat gaat in dialoog. Ik verwacht eigenlijk
van deze Minister te horen dat, gelet op de beperkte politiecapaciteit, de ambitie
is dat het niet zo kan zijn dat onze politie wordt ingezet als een wegsleepdienst
of dat er zo veel capaciteit verloren gaat aan sportwedstrijden. Is dat ook de ambitie
van deze Minister?
Minister Van Weel:
Het korte antwoord is ja. Het langere antwoord krijgt u nog, want ik kom nog specifiek
terug op de sportwedstrijden en ook op demonstraties. Dat zijn twee grote beslagleggers.
Ik noemde daarnaast «de verwarde persoon» en de registratie. We zijn echt bij alle
taken aan het kijken naar wat we anders kunnen doen.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Ik gebruik mijn tweede interruptie. Dit is wat mij betreft ook de kern van wat ons
de aankomende periode te doen staat. Ik wil graag ook richting deze Minister aangeven
dat we een white paper hebben met de visie van de politie, waar al een heleboel in
staat. We hebben met boa's hier echt uitgebreid gesproken over die samenwerking en
dat het goed zou zijn dat zij dan ook bewapend worden als dat inderdaad nodig is.
Die regelgeving passen we aan. De praktijk, wil ik maar zeggen, is enorm weerbarstig.
Vandaag is hier ook een heel aantal boa's aanwezig, bij wie het niet lukt om een wapen
aan te vragen ondanks een aanvraag van de werkgever. Ik zou de Minister willen uitnodigen
om vanuit het datgene wat er is, heel concreet door te duwen op die praktische vervolgstappen
die nodig zijn om een serieus partnerschap te krijgen. Het wordt hier allemaal met
de mond beleden en het staat allemaal mooi op papier, maar in de praktijk gaat het
niet zoals wij dat hier met elkaar uitspreken. Dat is ook de ervaring van de afgelopen
jaren. Ik moedig deze Minister zeer aan om daar echt een spade dieper in te gaan en
te zorgen dat het ook werkt.
Minister Van Weel:
Ik dank u voor die uitnodiging. Ik ga die graag aan. Deze Minister is niet van de
papieren werkelijkheid. Ik heb zelf een oorsprong in de uitvoering en ben slachtoffer
geweest van beleid uit Den Haag. Ik neem mij altijd ter harte dat hetgeen wij hier
besluiten met z'n allen ook uitvoerbaar moet zijn voor de mensen op de grond, en dat
het ook effect moet hebben. U kunt mij dus afrekenen op wat ik u toezeg en of dat
ook daadwerkelijk landt op de manier zoals we dat willen. Daartoe probeer ik ten minste
een keer per week in het land te zijn, bij die organisaties. Vanmiddag na dit debat
ga ik naar de boa's in Utrecht om daar te horen wat er speelt en waar zij zelf tegenaan
lopen. Ik vind dat heel belangrijke input, naast die van u uiteraard, voor het beleid
dat we met z'n allen proberen te maken. Dus ik dank u voor de uitnodiging en die neem
ik graag aan.
De voorzitter:
Goed, gaat u vooral verder.
Minister Van Weel:
Dan ga ik nog even specifiek in op het capaciteitsbeslag. Bij de politie die zich
richt op haar kerntaken, hoort naar mijn mening ook dat wij iets terugvragen van de
maatschappij. De politie zal er altijd zijn in geval van nood. Iedereen belt 112 op
het moment dat hij in de problemen zit. Daar spreekt weer dat vertrouwen in de politie
uit. Mensen kunnen commentaar hebben op de politie. Mensen kunnen het soms met zaken
niet eens zijn, bijvoorbeeld met hoe er wordt opgetreden in bepaalde gevallen, maar
in algemene zin is het vertrouwen in de politie bij noodgevallen zeer hoog. Dat moeten
we ook echt zo houden. Maar als we te maken hebben met uitdagingen en met keuzes die
we moeten maken in de beperkte capaciteit, dan moeten we ook vragen aan de maatschappij
om voor bepaalde taken weer meer naar elkaar te kijken en wat minder naar de politie.
In alle eerlijkheid: de afgelopen weken zie ik artikelen in kranten verschijnen waarin
experts of anderen de politie oproepen om ook bijvoorbeeld een soort buurtpsycholoog
te worden of meer te bemiddelen in burenruzies, of zich meer te bemoeien met mensen
die vereenzamen. Ik vind dat heel, heel belangrijke zaken. Daar moeten we ook echt
als maatschappij wat aan doen. Alleen, u zult mij horen terugduwen op de rol van de
politie daarin. Ik denk dat dat er eentje is waarbij we mensen weer moeten stimuleren
om meer naar elkaar om te kijken, om meer op elkaar af te stappen. Als je de buurman
een tijd niet hebt gezien, zou mijn advies zijn: bel eens aan of klop op het raam,
voordat je de politie belt. Als je de buurman te vaak ziet of te vaak hoort, dan geldt
hetzelfde advies: bel eens aan, klop eens aan en ga het gesprek aan, voordat we de
politiecapaciteit daarvoor inzetten. We willen de politie hebben voor de taken waarvoor
ze nodig zijn, namelijk de boeven vangen, zoals de dochters van mevrouw Van der Werf
dat noemen, en die van mij trouwens ook.
Laten we kijken naar de formatie van de wijkagenten, die vaak terugkomen in dit debat.
Die is ongeveer 5.600 fte. Dan is het tekort bij de wijkagenten eigenlijk vrij klein,
namelijk slechts 115 fte op de 3.600 vacatures. Kijkend naar de algehele politieorganisatie
liggen daar dus niet de grote tekorten. Dat wil zeggen dat het beroep van wijkagent
en gebiedsgebonden politie niet onpopulair is. Mensen doen dat graag. Er is dus animo
voor om die functie te vervullen.
Dan ga je kijken waarom de ervaring soms anders is. Dat hangt samen met een aantal
dingen. Eén: er wordt een groeiend beroep gedaan op de politie voor incidenten, voor
andersoortig optreden; de voetbalwedstrijden werden al genoemd, maar ook het groeiend
aantal demonstraties. Het is hartstikke goed dat we daar geen aparte politie voor
hebben. Het is hartstikke goed dat we vanuit de staande politiemacht zaken als de
mobiele eenheid of bijstand of anderszins kunnen regelen. Anders zouden we een nog
grotere organisatie nodig hebben. Maar met een toename van het aantal evenementen
en ordeverstorende demonstraties merken ook burgemeesters dat die soms een groot beslag
leggen op de capaciteit in de regio, omdat ze bijstand moeten verlenen aan anderen.
Dat is een van mijn motivaties om te kijken naar die grootschalige inzet die nodig
is voor dit soort evenementen en demonstraties; omdat die ten koste gaat van de politie
waar we die willen hebben, namelijk in de wijk. Maar dat ligt dus niet per se aan
het feit dat we te weinig wijkagenten hebben.
Dat hangt samen met de huisvesting. Ik kom straks nog even terug op de doorstroom
en de uitstroom. Er werd regelmatig gerefereerd aan het politiebureau in Weststellingwerf,
als een voorbeeld van een politiebureau dat wordt gesloten. Hoe verhoudt dat zich
tot meer politie in de regio en in de wijk? Mijn visie daarop is dat het aantal politiebureaus
dat wij hebben niet de maatstaf moet zijn voor de zichtbaarheid en de kwaliteit van
de politiedienst zoals ervaren door mensen. Een deel van het gesprek dat ik aan wil
gaan met de regioburgemeesters is om daar te kijken naar maatwerk. Wat is er nodig
aan politiediensten in bepaalde locaties, maar ook tegen bepaalde dreigingen of criminaliteit
die we zien?
Ik denk dat dit echt een wezenlijke verandering is van de gemeentepolitie zoals we
die kenden in de oude tijd; om te kijken naar één fenomeen, bijvoorbeeld ondermijnende
criminaliteit. Waar duikt die op? We hebben onlinecriminaliteit. Wat heb je ervoor
nodig om die te bestrijden? Wat heb je nodig in een dichtbevolkte stad? Wat heb je
nodig in bepaalde wijken in dichtbevolkte steden? Wat heb je nodig op het platteland?
De combinatie van al die factoren moet eigenlijk leiden tot een tailormade politie,
per regio en per fenomeen. Dat hangt samen met de verdeelsleutel en de systematiek
die al genoemd werden door mevrouw Van der Werf. Daarover komen we volgend jaar te
spreken. Het hangt ook samen met de politiefunctie die ik eerder noemde, waarover
ik in gesprek wil met de regioburgemeesters.
De uitkomst hiervan weet ik nog niet exact, maar we gaan wel een aantal pilots starten.
Ik zal deze zin nog afmaken om een voorbeeld te geven. Een daarvan, die ik al veel
te vaak noem, is het onlinepolitiestation in Utrecht Centraal. Voor simpele zaken
waarvoor je de politie nodig hebt, op weg naar je trein of komend uit de trein, kun
je daar de politie benaderen. Een ander voorbeeld is het neerzetten van politieposten
in gemeentehuizen, waar je tijdens werktijd simpele aangiftes kunt doen of simpele
vragen of verzoeken aan de politie kwijt kunt. Ik zal u zeggen waarom dat scheelt.
Dat scheelt een gebouw. Als we een gebouw van de politie hebben, dan zitten daar permanent
mensen. Daar liggen namelijk ook wapens. Dat gebouw moet schoongehouden worden. Dan
wordt daar elektriciteit voor betaald. Zo kan ik nog heel veel factoren opnoemen.
Het per se alleen maar kijken naar een gebouw for the sake of having een gebouw, wil
ik veranderen naar de vraag: waar zetten we die bureaus neer? Mensen moeten namelijk
wel een plek hebben waar ze naartoe komen. Maar dan moeten we wel kijken naar waar
we specifiek welke politie nodig hebben op welk moment.
De voorzitter:
Dank u wel. Was dat een goede beantwoording? Oké, dan kunt u verder. Nee, er is toch
nog een interruptie van de heer Van Nispen.
De heer Van Nispen (SP):
Ik dacht: als iemand anders hierop interrumpeert, hoef ik het niet te doen. Maar dat
gebeurt niet, dus hier moet ik toch een vraag over stellen. Ik begrijp het verhaal
van de Minister. Het klinkt ook goed. Toch is het in de praktijk zo dat er binnenkort
in ieder geval één politiebureau, en misschien wel meerdere, nog gaat sluiten als
gevolg van oude bezuinigingen. Dan kan de Minister zeggen dat hij die bureaus niet
zo belangrijk vindt en dat hij gaat kijken naar politieposten. Dat is allemaal nog
goed te volgen. Maar in de praktijk is het toch zo dat er in dunbevolkte gebieden
– dat is door meerdere leden vandaag gezegd – gewoon politiebureaus dreigen te verdwijnen.
Dat heeft gevolgen voor mensen die toch fysiek aangifte moeten doen van iets ingewikkelders.
Dan heb ik het niet over die verzekeringskwestie die de Minister als voorbeeld noemde,
maar over iets waar je echt een mens voor nodig hebt. Maar ik bedoel ook dat de politie
in die dunbevolkte gebieden gewoon minder makkelijk in die wijken aanwezig kan zijn.
Daar waarschuwt de burgemeester bij EenVandaag ook voor. Ik vind het dus echt onverstandig
als de Minister zegt: we gaan door op de ingeslagen weg en ik kom met die uitgeklede
politieposten terug. Sorry dat ik dit zo oneerbiedig zeg. Waarom maken we nou geen
pas op de plaats met het sluiten van de fysieke bureaus, zoals in Wolvega?
Minister Van Weel:
Dat is juist omdat ik niet van stenen per se een doel wil maken. Het gaat mij om de
politiedienst die wordt geleverd. De heer Van Nispen noemt een aantal hele concrete
zaken die ik heel relevant vind, namelijk: Waar kun je je aangifte doen? Hoe zorg
je ervoor dat de politie in dunbevolkte gebieden korte aanrijtijden heeft? Hoe hou
je zicht op en binding met de lokale bevolking? Dat zijn allemaal aspecten die ik
ontzettend belangrijk vind. Die staan voor mij nog los van de vraag of er permanente
politiebureaus nodig zijn in al deze plaatsen. Het is ook niet per se een oude bezuiniging
die leidt tot alle sluitingen. Het is ook gewoon het plan dat erachter zat om per
basisteam één bureau te hebben waar vanuit je de opkomst regelt met politieposten.
Daar zit dus een concept achter.
Nogmaals, ik ben het met u eens over de zorgen die u benoemt over wat u verwacht van
de politie en waarvan u bang bent dat ze verdwijnen op het moment dat een bureau verdwijnt.
Die zorgen zijn precies de dingen die ik mee wil nemen in het herzien van de politiefunctie
als we kijken naar de verdeelsleutel. Ik wil van tevoren alleen niet zeggen dat het
altijd openhouden, het bouwen of het openen van een bureau daar de enige oplossing
voor is. Ik noem maar een voorbeeld: voor de aangifte zou je ook kunnen zeggen dat
de politie tussen acht en vijf aanwezig moet zijn op het gemeentehuis. Het is een
heel klein voorbeeld, maar dat is een beetje de gedachtegang. Dat doe ik niet omdat
ik tegen vastgoed ben, maar omdat we te maken hebben met die schaarse capaciteit.
Die wil ik gewoon zo goed mogelijk inzetten.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Is er een vervolgvraag?
De heer Van Nispen (SP):
Hoeveel interrupties hebben we, voorzitter?
De voorzitter:
Twee.
De heer Van Nispen (SP):
O, dit was het al?
De voorzitter:
U heeft inderdaad al twee interrupties gehad, meneer Van Nispen. Mevrouw Helder was
eerst, meneer Aardema. De Minister heeft een interruptie van mevrouw Helder.
Mevrouw Helder (BBB):
Ik hoor de Minister zeggen: het openhouden van gebouwen is geen doel op zich. Maar
dat is ook geen doel van deze Kamer. We hoorden van Minister Opstelten: we gaan niet
investeren in stenen. Maar het een sluit het ander niet uit. Een politiebureau heeft
de functie van een plek waar agenten zich omkleden, hun wapen achterlaten en waar
verdachten even kunnen worden opgeborgen. Je kunt dus niet zonder. Ik hoor de Minister
zeggen: dat gebouw moet schoongehouden worden; daar liggen dan wapens. We hebben ook
een ziekenhuis, maar je kan ook mensen thuis verplegen. Maar die ziekenhuizen sluiten
we hopelijk toch ook niet? Ik vind dat de Minister voorbijgaat aan het feit dat een
politiebureau nodig is voor de functies die ik net noemde. Daar komt bij dat een zedenslachtoffer
haar of zijn verhaal echt niet op een politiepost gaat doen. Ik steun dus wat de heer
Van Nispen zei. Ik mag toch hopen dat we even pas op de plaats maken wat betreft het
sluiten van die politiebureaus.
Minister Van Weel:
Ik heb dat verkeerd uitgedrukt. Het gaat mij niet om stenen; maar dat bedoel ik wel
twee kanten op. Het gaat mij niet om het sluiten van politiebureaus, maar het gaat
mij ook niet om het per se openhouden van politiebureaus. Het gaat mij om de functies
die de politie moet vervullen. De functies die mevrouw Helder noemt, horen daarbij.
Politiebureaus sluiten is geen doel op zich. We zullen politiebureaus houden, al was
het maar voor de opkomst van mensen en al was het maar omdat je voor sommige zaken,
gevoelige zaken zoals u het noemt, gewoon politiebureaus nodig hebt waar mensen zich
veilig kunnen voelen. Helemaal helder, dus.
De voorzitter:
Oké. Ik geef eerst even het woord aan mevrouw Mutluer, want zij moet zo weg. Vindt
u dat goed, meneer Aardema? Ja, kijk, u bent een heer.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Dank je wel, collega. Ik wil hier even op doorgaan. Ik pak nogmaals het rapport van
Movisie erbij, het reputatieonderzoek. Die rapportage zegt dat we de verbinding met
de politie aan het kwijtraken zijn. Ik koppel dat ook direct aan de niet-zichtbaarheid
van de politie in de wijken door het verdwijnen van de posten. Alleen maar een agent
neerzetten bij een gemeentehuis ... Ik snap het. Het is een heel creatief idee. Het
een hoeft het andere niet uit te sluiten. Dat moet u vooral doen, maar de kern van
het probleem is dat de zichtbaarheid in het gedrang komt en daarmee de verbinding
met de samenleving en het vertrouwen in de politie. Ik vind het belangrijk dat wij
inderdaad paal en perk stellen aan de sluiting van dit soort politieposten. In die
zin ondersteun ik absoluut het betoog van de collega's. Ik verwacht dat de Minister
daar, met dat rapport in gedachten, veel strakker op stuurt. Ik weet dat het een geldkwestie
is, maar er speelt meer, want de lokale opsporing is volgens ook heel erg belangrijk
voor deze Minister.
Minister Van Weel:
Zeker, maar ook daar geldt dus dat we moeten kijken naar waar het nodig is en waar
niet. Ik kan me voorstellen dat er ook plekken zijn waar wij juist meer permanente
presentie van de politie willen hebben, omdat we bijvoorbeeld het zicht kwijtraken
op ondermijnende activiteiten in wijken of omdat we de verbinding kwijtraken met hele
bevolkingsgroepen. Ik ga het daar nog met de politie over hebben. Het is dus niet
alleen maar een min. Als overgebleven is dat het mijn doel is om politiebureaus te
sluiten, dan is het antwoord: nee, het kan ook zijn dat we op sommige plekken juist
intensiveren. Ik probeer echter los te komen van het dogma dat we op elke zo veel
vierkante meter een bureau van een bepaalde omvang nodig hebben met een bepaald aantal
mensen erin. Ik denk we daarin vrijer moeten zijn en dat we echt moeten kunnen bekijken
wat er nodig is. Dat kan dus ook een intensivering van de permanente presentie betekenen,
zeg ik tegen mevrouw Mutluer.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Aardema heeft ook nog een vraag voor u.
De heer Aardema (PVV):
Het is mooi dat de Minister nog even begint over de politiebureaus. Heel veel van
zijn argumenten kan ik wel snappen. Ik zoom even in op bureau Wolvega. Dat ligt in
de gemeente Weststellingwerf, een gemeente met een van de grootste oppervlaktes van
dit land. Het is heel erg van belang dat je rekening houdt met opkomst en aanrijtijden.
Ik zou inderdaad ervoor willen pleiten om de dreigende sluiting van bureau Wolvega
nog even on hold te houden, temeer nu de gemeente daar heeft aangeboden om het bureau
over te nemen en terug te verhuren aan de politie, dus dan kan het ook nog op een
heel goedkope manier. Daar wil ik toch wel voor pleiten. Ik hoor ook dat er daarvoor
medestanders in deze Kamer zijn.
Minister Van Weel:
Ik was niet van plan om in te gaan op de individuele sluiting van individuele bureaus.
Dat vind ik echt aan de politie. Nogmaals, er ligt hier niet alleen maar een bezuiniging
aan ten grondslag, maar ook een visie op hoe de politie zou moeten opereren. Ik ken
de situatie in Wolvega niet uitentreuren. Ik wil me daar best met de korpschef toe
verhouden en me laten informeren over hoe het daar zit en wat de ratio daarachter
is, maar ik ga niet toezeggen dat die sluiting wat mij betreft niet zou moeten gebeuren.
Daar heb ik gewoon te weinig kennis voor. Zoals ik al zei, gaat het me niet om stenen
en dat gaat twee kanten op.
De voorzitter:
Goed. Gaat u vooral verder met de beantwoording.
Minister Van Weel:
Dan de doorstroom en de zijinstroom. Daar zullen we vol op moeten inzetten. We kunnen
het niet alleen maar hebben van de instroom van onderaf. Ik vertelde al dat de Politieacademie
niet alleen vol zit, maar ook steeds meer ruimte kent voor zijinstromers. Dat geldt
zeker voor specialisten. U kunt bijvoorbeeld denken aan de grote aantallen IT-specialisten,
de cyberspecialisten, die we nodig hebben. Die hoeven niet allemaal helemaal blauw
geverfd te worden, zeg ik tegen mevrouw Michon, want die hebben we nodig vanwege hun
kennis. Als zij op kortere termijn met een verkorte opleiding kunnen worden ingezet,
dan gebruiken wij die mogelijkheid zeker. Ook bij de cao is met de politievakbonden
afgesproken dat we kijken naar een herijking van de opleidingen. Er komt dus ook meer
ruimte voor modulair onderwijs om in een kortere termijn zijinstromers binnen te krijgen.
Er was nog een vraag die hier wat los van staat, maar ik zal hem hier toch maar noemen.
Die gaat over het inzetten van IT en over de vraag hoe het kan dat het budget voor
IT stabiel blijft. Het budget bedraagt nu, in 2024, 13,5% van de totale begroting.
In 2019 bedroeg het 11,8% van de totale begroting. Er zit dus wel een stijging in.
Ik moet eerlijk zeggen dat ik ook niet hoop dat we puur in materiële investeringen
heel veel verder stijgen. Als het gaat om IT, cyber et cetera, vind ik het veel belangrijker
dat we gewoon de goeie mensen met de goeie skills op dit gebied binnenkrijgen. Dat
is best een uitdaging. Het is een grote en concurrerende markt, en het is des te belangrijker
dat we ons daar goed profileren en zorgen dat we de mensen binnenkrijgen, in plaats
van dat we ze in het onlinecircuit tegen ons krijgen.
Mevrouw Van der Werf vroeg nog of ik kan garanderen dat taakstellingen die mogelijk
in de toekomst komen, niet bij de politie landen.
De voorzitter:
Er is een vraag.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Ik denk dat het nog even over het vorige punt gaat. Ik had ook een aantal vragen gesteld
over doorstroom en zijinstroom. Die heb ik nog niet teruggehoord. Ik weet niet of
de Minister nog voornemens is om die te beantwoorden; dan bespaar ik graag een interruptie.
Minister Van Weel:
Ik heb ze gevonden, dus u kunt uw interruptie besparen. Excuus. Ik kijk even door
deze tekst om te voorkomen dat ik dingen dubbel doe. Het is mogelijk gemaakt om te
kijken naar doorstroomperspectief. Dat zit ’m ook in het volgende punt. Ik geloof
dat u ook een vraag had over hbo-functies en het hebben van een hbo-diploma. Er is
nu een mogelijkheid geschapen om het werk- en denkniveau via een assessment aan te
kunnen tonen, namelijk dat men in aanmerking komt voor een functie op een hoger niveau
zonder dat men over zo'n diploma beschikt. Die optie wordt nu dus geboden. Er wordt
ook gestuurd op het voeren van resultaat- en ontwikkelgesprekken om te verkennen wat
een mooie volgende stap is voor medewerkers binnen de politie. Deze gesprekken kunnen
een wegwijzer zijn voor wat medewerkers zelf kunnen doen om een volgende stap te kunnen
zetten.
Er werd ook gevraagd naar het behoud van specialisten. In dat kader kijkt de politie
momenteel naar een optimale inrichting om de doorgroeimogelijkheden van specialisten
te bevorderen.
Het assessment heb ik al genoemd. Dit waren de vragen die ik op dat terrein had.
De voorzitter:
Het is hartstikke fijn als u klaar bent met uw beantwoording in eerste termijn. Dan
kijk ik nog even ...
Minister Van Weel:
Nee, nee, nee.
De voorzitter:
O, sorry. Ik dacht dat u ...
Minister Van Weel:
Ik weet dat ik nog maar veertien minuten heb. Ik doe mijn best.
De voorzitter:
Ik bewaak weer even de orde. Oké, u wilt verdergaan met de rest van uw betoog.
Minister Van Weel:
Het is een redelijk veelomvattend debat. Nogmaals, ik doe mijn best, maar er is veel
te doen.
De voorzitter:
Ik was te optimistisch. Gaat u vooral verder.
Minister Van Weel:
Er was nog een vraag over de algemene financiële situatie van de politie en hoe het
daarmee staat, ook ten opzichte van de huidige intensiveringen. U heeft gezien dat
de 180 miljoen die dit kabinet extra aan de politie uitgeeft, specifiek gaat naar
zaken waarmee we de politiecapaciteit beter kunnen inzetten, meer zichtbaar maken
en meer inrichten met het oog op de uitdagingen die we nu hebben. Daarmee lossen we
dus geen oude problematiek op. Ik kom nog terug op de exacte invulling van de 100 miljoen.
Een deel van die 100 miljoen zal wel worden gebruikt om een aantal acute zaken deels
op te lossen. Denkt u dan bijvoorbeeld aan het nieuwe stelsel rondom PTSS. Luistert
u ook naar de formulering «een deel van de problematiek».
Er rest nog een structureel probleem binnen de begroting van de politie. Op de korte
termijn is dat echter geen probleem voor een sluitende begroting. Dat is vanwege de
onderrealisatie die we hier al eerder bespraken, namelijk bij het binnenkrijgen van
personeel in de politieorganisatie. We hebben dus voor 2025 een sluitende begroting.
Over het resterende bedrag binnen de politiebegroting ga ik het gesprek aan met de
politie en binnen het ministerie om te kijken hoe we dat structureel tot een begroting
in balans kunnen krijgen. Daarbij staat voor mij voorop dat dat niet ten koste mag
gaan van de zichtbaarheid en de slagkracht van de politie. Daarom hebben we nu als
kabinet ook deze investeringen gedaan. Dat zeg ik u dus hierbij toe.
De voorzitter:
Dat leidt tot een vraag van mevrouw Van der Werf.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Ik vroeg of de Minister kan garanderen dat die taakstellingen niet op het bordje komen
van de politie. Hij formuleert het net iets voorzichtiger dan de vraag is. Is het
antwoord op de vraag dan een ja?
Minister Van Weel:
Het antwoord is zoals ik het net gaf. De redenen daarvoor zijn de volgende. U noemde
bijvoorbeeld ook rijksbrede taakstellingen naar aanleiding van de noodzaak om ons
aan de begrotingsregels te houden. Daar heb ik geen enkel zicht op en de Minister
van Financiën heeft dat op dit moment ook nog niet. Ik kan natuurlijk niet voor de
hele kabinetsperiode garanderen dat er geen rijksbrede taakstellingen zullen zijn
die ook de politie zouden raken. Dat is dus de disclaimer die ik noem. Binnen de huidige
begroting wil ik echter de slagkracht en de zichtbaarheid van de politie behouden.
Tegelijkertijd wil ik de begroting blijvend in balans brengen.
De voorzitter:
Gaat u gewoon verder.
Minister Van Weel:
Over tekorten. Er werd meer specifiek nog gevraagd naar een tekort op het gebied van
zeden. De afgelopen jaren zijn er maatregelen genomen om de werkdruk binnen de zedenteams
te verlichten en de werkvoorraden op het terrein van zedenzaken terug te dringen.
Met de motie-Klaver is daarvoor structureel 15 miljoen euro vrijgemaakt. Concreet
zijn er daarmee sinds 2020 110 fte's toegevoegd aan de opsporingscapaciteit en 3 fte's
aan de docentencapaciteit. De capaciteit van de zedenteams wordt vanaf dit jaar verder
uitgebreid om de verwachte toename op te kunnen vangen van het aantal meldingen en
aangiften als gevolg van het op 1 juli in werking treden van de Wet seksuele misdrijven.
Daarvoor is 5 miljoen euro extra beschikbaar gesteld.
De voorzitter:
Dat leidt tot de laatste interruptie van mevrouw Van der Werf.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Het is niet anders, voorzitter. De cijfers die de Minister nu noemt, klinken natuurlijk
goed. Volgens mij is de intentie er. Het lastige is wel het volgende. In mei van dit
jaar had de politie nog een werkvoorraad, zoals dat heet, van 2.770 zaken. Ja, dat
waren er twee jaar geleden 3.500, maar er ligt nog steeds een enorme bak plankzaken.
Daar zitten allemaal slachtoffers en familieleden achter voor wie dit buitengewoon
pijnlijk is. Dan heb ik het nog niet over de vertraging die er vervolgens bij het
OM opgelopen kan worden. Ik zou dus toch willen voorstellen dat er niet alleen maar
wordt gekeken naar geld. Er kan ook een signaal vanuit u komen dat dit soort zaken
prioriteit moet hebben, alleen al om het rechtvaardigheidsgevoel van mensen.
Minister Van Weel:
Absoluut. Laat me eerlijk zeggen: de getallen die u noemt, zijn schokkend en heel
frustrerend. Dat geldt voor mij als Minister en ook voor de politie, kan ik u vertellen,
want de politie zou dit soort zaken natuurlijk ook graag sneller willen oppakken.
Het geldt vooral voor de slachtoffers, die natuurlijk gewoon gerechtigheid willen
en gehoord willen worden. Hierbij krijgt u dus de toezegging dat ik hierachteraan
zal gaan. In het Halfjaarbericht bericht ik dan a waar we staan op dit vlak, in lijn
met de aantallen die u noemt, en b wat we verder kunnen doen om dat aantal verder
terug te dringen.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Van Weel:
Dat brengt mij op het onderwerp PTSS. Ik heb een aantal van u goed gehoord. Ik heb
gevraagd: wat is nu de lopende problematiek, waar staan we in de afhandeling en wat
verwachten wij in de toekomst? Om maar met het goede nieuws te beginnen: ik denk dat
we met de nieuwe AMvB en het nieuwe PTSS-stelsel een goeie stap maken naar een betere
en eerlijkere behandeling van PTSS-klachten bij politieagenten. Het slechte nieuws
is dat er inderdaad een groot aantal zaken is blijven liggen en naar mijn mening ook
te lang is blijven liggen. Bij dit soort zaken geldt dat hoe langer ze liggen, hoe
frustrerender het wordt en hoe moeilijker het wordt om tot een overeenstemming te
komen. Ik denk dat we rijksbreed allerlei voorbeelden hebben waar dat zo is. Ik heb
nu de informatie dat van die 216 oude PTSS-zaken de meeste dossiers wel zijn afgerond
en dat er daarvan nog maar 7 open liggen. Daarvan zijn er twee in de afrondende fase.
Met dat in gedachten en als die cijfers de werkelijkheid weergeven, is mijn inzet
natuurlijk om op zeer afzienbare termijn te zorgen dat we ook die andere vijf zaken
snel met coulance afronden en dat we daarmee een nieuwe start kunnen maken.
Nogmaals, er zullen dan nog PTSS-zaken op de plank liggen, maar we hebben daarmee
de oude zaken afgerond. De nieuwe zaken, die onder het nieuwe stelsel vallen, zouden
dan ook beter moeten kunnen worden opgepakt. Deze zaken zijn niet makkelijk, maar
dat verbaast niemand. Hoe langer dit soort zaken liggen, hoe complexer ze worden.
Ook in de verhouding wordt het dan op een gegeven moment erg moeilijk om tot overeenstemming
te komen. Maar nogmaals, voor die vijf wil ik mij zeker vol inzetten. Ik had u al
verteld dat een deel van de 100 miljoen ook zal worden gebruikt om te zorgen dat we
de verplichtingen van het nieuwe stelsel onder de AMvB dekken.
Dat brengt mij bij de Landelijke Eenheid. We gaan daar nog een apart commissiedebat
over voeren. Ik denk dat dat al een reflectie is van een aantal wensen dat er in uw
Kamer leeft. Denk bijvoorbeeld aan nauw betrokken blijven bij de Landelijke Eenheid.
Denk aan de doorontwikkeling naar aanleiding van het rapport-Schneiders. Ik ben op
werkbezoek geweest bij de Landelijke Eenheden om mijzelf een beeld te vormen door
de volgende vragen te stellen. Waar staan we nu? Wat is de sfeer hier? Hoe gaat het
met de cultuur? Ziet men het zitten? Is het makkelijk om mensen te werven voor die
Landelijke Eenheden, met alle turbulentie die er is geweest? Hoe kijkt het leiderschap
daartegen aan en wat hebben ze nodig? Ik moet nog spreken – dat doe ik in de komende
twee weken – met de heer Schneiders zelf. Dat wil ik heel graag doen om ook van hem
te vernemen waar hij denkt dat op dit moment nog de aandacht of de focus nodig is
en welke rol hij daar zelf in denkt te kunnen spelen.
Ik proef bij de Landelijke Eenheden dat dit een intensief traject is. Sommige eenheden
die onder die Landelijke Eenheden hingen, zeker meer specialistische, hebben echt
een opdoffer gekregen van datgene wat er gebeurd is met de Landelijke Eenheid, met
de transformatie die nu wordt doorgemaakt en met het opstarten van soms compleet nieuwe
teams. Er wordt bijvoorbeeld voor het undercoverwerk een compleet nieuwe eenheid opgezet.
Ik heb u daar over bericht. Dat gaat natuurlijk gepaard met emoties en sentimenten.
Ik merk dus dat er «kalmerende onrust» is; zo noem ik het maar even. Er is onrust
geweest, maar de leiding van de eenheden, zowel van LX als LO, is bezig met het opbouwen
van een nieuwe eenheid en met het inbrengen van de teamspirit die je nodig hebt om
er een korps van te maken. In dat licht ben ik huiverig om een commissie die zijn
werk heeft afgerond, weer volledig te installeren, ook omdat dat voelt als het weer
onder curatele stellen van de eenheden die nu juist zelf moeten gaan leren om op eigen
benen te staan.
Tegelijkertijd hoor ik, ook nu hier in het debat, dat er de wens is dat deze eenheden
nog niet worden losgelaten. Ook die neem ik zeer serieus. Geef mij dus de gelegenheid
om dat gesprek met de heer Schneiders en de korpschef te voeren. Vervolgens zal ik
bij u terugkomen – ik heb al gesproken met de Landelijke Eenheden zelf – met een voorstel
over hoe we beide op zo'n manier kunnen verenigen dat het de toekomst van de eenheden
niet in de weg zit, maar het wel zorgt dat de problemen die u nog hoort daarbij terugkomen.
De voorzitter:
Dank u wel. Hoever bent u in uw beantwoording? We gaan richting 12.30 uur.
Minister Van Weel:
Demonstraties wil ik toch echt niet overslaan. Daar waren een hoop vragen over. Ik
wil nog even stilstaan bij racisme en discriminatie. Dan vlieg ik door het kopje overig
heen, dat nu is hernoemd tot «andere belangrijke onderwerpen».
De voorzitter:
Graag. Gaat u verder.
Minister Van Weel:
Racisme en discriminatie. Laat ik beginnen met: iedereen moet een veilige werkomgeving
kunnen hebben bij de politie. Als er intern racisme en discriminatie worden geconstateerd,
moet er een einde aan worden gemaakt. De heer Van Nispen had het over voorzichtig
positieve signalen. Ik hoor die ook. Rotterdam is wat mij betreft een voorbeeld van
hoe het niet moet en een voorbeeld van hoe het wel moet. Het is een voorbeeld van
hoe het niet moet vanwege de werkcultuur die er heerste en vanwege de dingen die geschied
zijn die echt niet door de beugel konden. Het is voor mij een voorbeeld van hoe het
wel moet, omdat er aan de bel getrokken is en er onderzoek gedaan is, waar conclusies
aan verbonden zijn; de teamchefs zijn namelijk opgestapt omdat het de volle aandacht
heeft gekregen van de eenheidschef. Nu is bij het nieuwe incident bij de Blauwe Haven
het ook onder de aandacht gekomen van de korpschef zelf.
Dus het positieve vind ik dat dit soort dingen – ze zullen blijven voorkomen in grote
organisaties; helaas is dat het realisme dat ik in het debat moet brengen – vroeg
worden gesignaleerd en meteen worden aangepakt. In die zin heb ik vertrouwen in de
aanpak. Dan heb ik het over wat in Rotterdam is gebleken. Ik hoop natuurlijk dat dit
soort incidenten niet meer voorkomen. Tegelijkertijd zullen we altijd stimuleren – ik
weet dat dat vanaf het hoogste niveau bij de politie gebeurt – dat er gewerkt wordt
aan het tegengaan van discriminatie. Ik doel hierbij op het meer welkom maken van
vrouwen en op het meer openstaan voor diversiteit. Ik weet dat de plaatsvervangend
korpschef dat als een persoonlijke missie heeft opgevat. Dat heeft u ook recent kunnen
lezen in de krant.
De voorzitter:
U heeft een vraag van de heer Ergin.
De heer Ergin (DENK):
Ik ben in ieder geval blij dat de Minister erkent dat er een uitdaging is. Er zijn
ook weleens debatten geweest waarin we nog met elkaar in gesprek moesten over de vraag
of er wel een probleem was. Dat is dus zeker een stap vooruit. Tegelijkertijd is het
natuurlijk belangrijk dat je, als er sprake is van enige vooruitgang, niet zegt: er
is vooruitgang, dus we doen een tempo lager. Eigenlijk is mijn vraag aan de Minister
wat hij in zijn nieuwe uitdaging, zijn nieuwe rol, gaat doen om er echt voor te zorgen
dat hij de punten die hij zojuist noemde voor elkaar gaat krijgen. Ik ben benieuwd
wat de plannen van de Minister zijn.
Minister Van Weel:
Eén. U zult mij altijd horen als dit soort gevallen naar buiten komen. Dan zal ik
dat altijd veroordelen, want er mag geen misverstand over bestaan dat we dit hard
moeten aanpakken en dat deze Minister zich daartegen zal verzetten. Daarnaast bestendigen
we de aanpak die we al hebben met het Expertisecentrum Aanpak Discriminatie-Politie.
Die financiering was incidenteel, maar wordt nu structureel. We gaan daar dus mee
door. We zetten ook het programma Politie voor iedereen voort. Dat zullen we verstevigen
in deze kabinetsperiode. Dat zijn twee hele concrete zaken.
De voorzitter:
Nog een vraag.
De heer Ergin (DENK):
Dank voor de beantwoording. Ik wil het dan specifiek hebben over het basisteam Rotterdam
Centrum. Er komen ook signalen vanuit andere basisteams. Ik hoop dat die niet zo ernstig
zijn als die van Rotterdam Centrum, maar we weten het nog niet. Ik ben benieuwd of
de Minister samen met de Politiebond bereid is om erop aan te dringen dat het onderzoek
dat bij het basisteam Rotterdam is uitgevoerd, wordt uitgebreid naar andere basisteams,
maar alleen daar waar nodig en daar waar er aanleiding toe is. Ik doel daarbij dus
niet op alle basisteams, maar ik heb het met name over basisteams waar sommige signalen
al een langere tijd aanwezig zijn. Is de Minister bereid om daarop aan te dringen?
Minister Van Weel:
Ik ga geen onderzoeken in gang zetten, maar ik roep wel echt iedereen die dit soort
signalen ontvangt of slachtoffer is van dit gedrag op om zich onverwijld te melden.
Op het moment dat het niet op een hoger niveau wordt opgepakt, roep ik op om nog een
niveau hoger te gaan in de organisatie. Ik denk dat dat de route is zoals die loopt.
Ik wil niet op voorhand alle basisteams verdacht maken – dat zeg ik indachtig de opmerking
van de heer Eerdmans – omdat hier sprake zou zijn van iets wat overal voorkomt. Ik
vind dit niet normaal. Ik geloof ook niet dat dit overal voorkomt. We moeten het aanpakken
op plekken waar het voorkomt. Dus bij deze de oproep aan degenen die dat ervaren of
de signalen ontvangen om het zeker door te geven. Dan kan dat adequaat worden opgepakt.
We zullen dat nooit bagatelliseren. Dat geldt voor mij, voor de korpschef en voor
iedereen daarbeneden.
De voorzitter:
Goed. Gaat u verder. Denkt u een beetje aan de tijd als u wil, in verband met een
tweede termijn?
Minister Van Weel:
Dat doe ik. Er is een hoop over het demonstratierecht gezegd. Daar wil ik toch even
bij stilstaan. Tegen de heer Eerdmans zeg ik heel concreet over de motie die betrekking
heeft op gezichtsbedekkende kleding dat we die als kabinet hebben genoteerd. Ik moet
zeggen dat de aanpassingen van de Wet openbare manifestaties die daarvoor nodig zijn,
in eerste instantie op het terrein van de Minister van Binnenlandse Zaken liggen.
Zij wil dat betrekken bij het lopende WODC-onderzoek – dat komt medio 2025 – naar
hoe om te gaan met ordeverstorende demonstraties in algemene zin.
Tegelijkertijd wil ik ’m ook graag betrekken bij het traject dat ik zelf aangaande
demonstraties in gang heb gezet, namelijk het aangaan van de dialoog en kijken wat
er wel kan binnen de bestaande wet- en regelgeving. Ook daar geldt dat de burgemeesters
binnen artikel 5 van de Wet openbare manifestaties voorwaarden kunnen stellen aan
demonstraties. Dat kan ook een verbod op gezichtsbedekkende kleding zijn. Dus op het
moment dat men zo'n demonstratie verwacht, zou dit een middel kunnen zijn dat al bestaat.
U noemde terecht een aantal van de demonstraties in het kader van het conflict in
Gaza en Israël, waarbij gezichtsbedekkende kleding wordt gebruikt door raddraaiers
die zich mengen onder welwillende demonstranten en bijvoorbeeld vernielingen aanrichten.
Dat geldt ook voor een heleboel andere zaken die ons hier bezighouden.
Ik geloof dat het draagvlak voor demonstraties onder druk kan komen te staan door
het moedwillig inzetten van ordeverstorende demonstraties, terwijl dat voor het uitdragen
van de boodschap eigenlijk niet nodig is. Je kunt hier in Nederland demonstreren.
Je kunt dat keurig doen binnen de Wet openbare manifestaties, waarbij je de demonstratie
aanmeldt, je de locatie waar je graag zou willen staan aanmeldt en je dus het gezag
in staat stelt om te zorgen voor adequate beveiliging als dat nodig is. We hebben
dat allemaal goed geregeld, denk ik.
En ja, dan zijn er mensen die zeggen: strikt gezien hoeft dat volgens het EVRM allemaal
niet, kun je overal demonstreren, mag dat schuren en kun je daarbij tot op zekere
hoogte ook de wet overtreden. Dat zal allemaal waar zijn, zeg ik hier in alle eerlijkheid
als Minister van Justitie, maar mijn oproep blijft: waarom zou je, en waarom hou je
je niet aan de wet? Want ik ben erg bang dat als we dit zo door laten gaan, het draagvlak
voor demonstraties erodeert, we steeds vaker te maken krijgen met spontane tegendemonstraties
bij demonstraties, zoals we afgelopen weekend al zagen op de zeesluis, en dat daarbij
de politiecapaciteit, die nu al zwaar wordt ingezet, steeds zwaarder onder druk komt
te staan om dit in goede banen te leiden. We hebben in Nederland meer dan 2.000 demonstraties
per jaar. Daarvan verloopt het overoverovergrote merendeel perfect, rustig en binnen
de grenzen van de WOM. Ik roep iedereen op om dat te doen.
De voorzitter:
Er is een vraag van de heer Eerdmans.
De heer Eerdmans (JA21):
Ik zou bijna zeggen, ook namens de heer Van Dijk: amen. Het zijn namelijk woorden
naar mijn hart, uit mijn hart. Ik vind het heel goed. Ten eerste ben ik benieuwd naar
de termijn waarop de wetswijziging die we vragen, los kan komen. Even in reactie op
het punt van de burgemeester; dat hoor ik vaker. Het hangt er nogal sterk van af welke
burgemeester die voorwaarden aan een demonstratie stelt. Ten tweede. Het OM zegt pas
wat te kunnen doen als het een demonstrant een steen ziet gooien. Daar zit je alweer
in de klem: wie was het? Want die mensen zijn onherkenbaar. Je wil het dus juist voor
zijn. Dat is nou het idee achter het gezamenlijke voorstel: om mensen die zich bedekken
bij voorbaat uit die demonstratie te halen. Dat wilde ik er nog aan toevoegen, maar
ik ben erg blij met de ondersteunende woorden vanuit het kabinet. Ik denk dat wij
uitkijken naar een spoedige wetswijziging.
Minister Van Weel:
Dank voor het commentaar. Qua termijn voor de wetswijziging zullen we dus moeten wachten
op het WODC. Dat komt medio 2025. Nogmaals, de vraag die daar is uitgezet, is breder:
hoe gaan we in algemene zin om met dit soort ordeverstorende demonstraties? Maar nogmaals,
ik zit tot dan toe niet stil. U heeft mij gehoord. U zult mij horen. Ik ga die dialoog
aan met burgemeesters, met organisaties die demonstraties organiseren, met iedereen
die maar wil. Ik denk dat we er met z'n allen bij gebaad zijn als we hier tot een
manier van demonstreren komen die haalbaar en duurzaam is en niet een enorm beslag
legt op de politiecapaciteit, alleen maar om dat te doen.
De voorzitter:
Gaat u verder. De heer Van Dijk heeft nog een vraag.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Inderdaad heel veel dank voor deze heldere beantwoording. Puur nog een informatieve
vraag. De Minister zegt: ik ga niet wachten op dit of dat, want ik ga nu het gesprek
aan met de bestuurders. Ik heb een informatieve vraag. Hoe verklaart of hoe duidt
hij dat nogal wat van die artikelen blijkbaar toch een slapend bestaan leiden? Is
dat onbekendheid van de bestuurders met wat de wet biedt? Kan de Minister daar nog
wat over zeggen? Waarom is zijn aandringen eigenlijk zo hard nodig?
Minister Van Weel:
Het is geen eenvoudige discussie, zeg ik er meteen bij. Je hebt hier namelijk te maken
met verschillende grondrechten die soms kunnen botsen. Ik noem het recht op vrijheid
van meningsuiting en het recht op demonstratie. Dat zijn zwaarwegende rechten. Daarom
begrijp ik ook dat burgemeesters daar elke keer op een case-by-casebasis naar kijken
en dat zij proberen daar hun weg in te vinden. Ik ga in the end niet over individuele
demonstraties, maar ik kan wel het gesprek aangaan met die diverse burgemeesters,
kijken hoe we de bekendheid van de mogelijkheden om openbareordeverstoring tegen te
gaan kunnen vergroten, en dilemma's in kaart brengen, wat ons ook weer helpt in de
aanloop naar eventuele wetswijzigingen die wél nodig zijn. Zo zie ik die dialoogfase.
En ja, dat verschilt per gemeente. Dat verschilt ook per demonstratie.
De voorzitter:
Gaat u verder met de afronding, hoop ik, van uw beantwoording.
Minister Van Weel:
Ja, ik kom heel dicht in de buurt.
De voorzitter:
Kijk, hartstikke mooi.
Minister Van Weel:
Laat ik dan van de demonstraties naar het voetbal gaan. U heeft al gezien dat we de
verantwoordelijkheid binnen het stadion hebben liggen waar we die willen hebben liggen,
namelijk bij KNVB en de clubs. U heeft in De Telegraaf kunnen lezen dat wij de meldplicht
voor hooligans zullen gaan uitrollen, en daarmee mensen met een stadionverbod ook
een gebiedsverbod opleggen tijdens wedstrijden. Gaat dat van vandaag op morgen leiden
tot een politie-inzet van nul bij wedstrijden? Nee, maar ik denk wel dat we daarmee
een deel van het risico weg kunnen halen. Uiteindelijk is politie-inzet een risico-inschatting
bij deze wedstrijden. Zoals de heer Eerdmans opbracht, hebben we bij een groot aantal
wedstrijden gezien dat het risico wellicht lager is dan gedacht. Burgemeesters kunnen
daar dus hun voordeel mee doen. Ik hoop in algemene zin in ieder geval dat we die
inzet kunnen verkleinen, want ook dit komt natuurlijk uit dezelfde schaarse pool van
politiemensen waarmee we het hele land moeten bedienen.
De voorzitter:
De laatste vraag van de heer Eerdmans.
De heer Eerdmans (JA21):
Hoe ervaart de Minister de wedstrijden die door de staking zonder politie doorgegaan
zijn? Is dat goed bevallen? Is daar niets over te zeggen of is daar wel iets over
te zeggen? Dan heb ik het dus over de eredivisie.
Minister Van Weel:
Ik denk dat het positief is dat er geen incidenten zijn geweest. Het is uiteindelijk
aan burgemeesters om die risico-inschatting te maken. Deze burgemeesters hebben het
risico genomen om die wedstrijden wel door te laten gaan, met een positief effect,
dus wellicht dat het in meer gevallen tot zo'n afweging zal leiden.
De voorzitter:
Gaat u verder met uw afronding.
Minister Van Weel:
Twee korte vragen van de heer Six Dijkstra over het onderzoek van de Autoriteit Persoonsgegevens
naar TOOI. Ik kijk ook uit naar de beantwoording van de adviesaanvraag die hij heeft
ingediend. Dus ik ben ook in blijde afwachting.
Hij vroeg ook naar de inzet van realtime gezichtsherkenningstechnologie. Bij de totstandkoming
van de AI Act ben ik zelf nauw betrokken geweest, maar dan vanuit een vorige functie.
Die biedt uitzonderingen voor bepaalde situaties. Ik denk dat het nu aan ons is om
in kaart te brengen wat voor situaties dat zijn, hoe we dat inkaderen en hoe we dat
proces inregelen om te zorgen dat dat op een verantwoorde manier gebeurt.
De voorzitter:
Dat leidt tot een vraag van de heer Six Dijkstra.
De heer Six Dijkstra (NSC):
Uiteraard volledig mee eens, maar mijn vraag was natuurlijk ook hoe de Minister dat
voor zich ziet als het gaat om de nationale veiligheid. Dat begrip kun je breed en
nauw opvatten. Het hoeft nog helemaal niet fijnmazig, maar waar stelt hij de kaders?
Heeft hij bepaalde ideeën van wat expliciet wel en expliciet niet onder die uitzondering
zou moeten vallen?
Minister Van Weel:
De AI Act zelf heeft daar al wat indicaties voor gegeven. Je kunt bijvoorbeeld denken
aan ernstige strafbare feiten, aan de situatie dat iemands leven acuut in gevaar is.
Dat zijn een aantal richtingen die daar al worden meegegeven, maar ik wil de mensen
die daar het beleid voor moeten schrijven, niet nu al vastzetten door de ideeën van
de Minister daar te vroeg op vast te pinnen.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Van Weel:
De hackbevoegdheid, ten slotte. U vroeg of het kwaliteitssysteem in het eerste kwartaal
op orde zal zijn. Dat zal het zijn.
Dan ga ik de onderwerpen heel snel scannen. Er is er eentje die ik toch echt zal moeten
behandelen en dat is de RVU. Meerderen van u vroegen hoe het daarmee staat en of ik
dat niet gewoon kan regelen. Daar ben ik druk mee bezig. U heeft gezien dat ik weer
in overleg ben met de bonden nadat dat overleg eerder was opgehouden door het landelijk
overleg. Wij hebben dat nu toch in gang gezet met de politiebonden om acuut te kijken
naar het cohort dat buiten de boot dreigt te vallen. Omdat ik dat acute probleem zie,
span ik me echt in om dat op heel korte termijn op te lossen. Daarnaast wil ik in
bredere zin komen tot een langdurige regeling. Daarbij houd ik nauw contact met mijn
collega van Sociale Zaken om te bezien of er ruimte komt bij de landelijke tafel.
Daarnaast houden wij de gesprekken met de bonden gaande. Dat gaat tot nu toe in goed
overleg. U heeft gezien dat zij geen nieuwe grote acties aankondigen zolang wij dat
gesprek voeren. Dat daarover.
Wat moeten we nog doen voor een wettelijk taakstraffenverbod? Wij kijken bijvoorbeeld
naar de reikwijdte van het wetsvoorstel, dus naar wat «mensen met een publieke taak»
zijn die we in dat taakstrafverbod proberen te definiëren. Daar komen we dus op terug,
maar daar zit tijd in.
De voorzitter:
Er is nog een vraag van de heer Eerdmans.
De heer Eerdmans (JA21):
Ja, het is eigenlijk meer een ...
De voorzitter:
Maar u heeft er al twee gehad.
De heer Eerdmans (JA21):
Het is eigenlijk meer een ordevraag. Dat wetsvoorstel lag er al, hè.
De voorzitter:
Meneer Eerdmans, u had al twee interrupties gehad. U kunt dus niet stiekem proberen
verder te gaan. Ik moet streng doch rechtvaardig zijn.
Minister Van Weel:
Het wetsvoorstel lag er, maar hier is sprake van een uitbreiding, zeg ik stiekem toch.
De NAVO-top. Ja, dat vereist een hoop politie-inzet. We kijken ook naar Defensie.
We kijken ook naar andere landen. Ik heb ook collega's uit andere landen om bijstand
gevraagd, maar dit is een dermate groot evenement dat ik niet kan garanderen dat dat
geen beslag zal leggen op andere politiekorpsen. Die zullen daaraan bij moeten dragen.
Het is een redelijk eenmalig evenement. Ik heb er zelf een hoop meegemaakt in vele
landen en ik weet wat een enorm beslag dat legt, wat een enorme organisatie dat is.
Dat zullen we als Nederland natuurlijk goed gaan doen en dat zal effecten hebben op
wat er mogelijk is elders in het land. Maar een dictaat zal het niet worden.
De heer Aardema (PVV):
Ik snap dat het een groot evenement is. Ik snap dat dat ook heel veel politiecapaciteit
gaat vergen, maar ik hoor en lees nu dat het bijna álle politiecapaciteit gaat vergen.
Dat gaat mij toch echt een stapje te ver, dus ik zou toch bij de Minister willen aandringen
op mogelijke inzet van Defensiepersoneel.
Minister Van Weel:
Defensie zal ook zeker worden gevraagd om bijstand – dat is al voorzien – bijvoorbeeld
voor beveiligingstaken, dus dat gaat zeker gebeuren. Maar daarnaast zullen we ook
politie-eenheden van elders uit het land nodig hebben. Er is een oproep gedaan aan
burgemeesters om waar mogelijk geen grote evenementen te organiseren. Nogmaals, ook
dat is geen dictaat geweest. Tegelijkertijd, zeg ik er ook nog bij, is het niet de
bedoeling dat ergens de veiligheid in het gedrang komt doordat wij een NAVO-top organiseren.
Dat is waar we op dit moment zitten.
De voorzitter:
Goed. Bent u bijna zover?
Minister Van Weel:
C2000. Ja, we werken aan de dekking. Nee, dat is nog niet overal opgelost. Dat is
ook een bewegend doelwit, want overal waar gebouwen worden bijgebouwd ontstaan weer
nieuwe dips in de dekking. Daarom is er een projectgroep die dat nu blijvend oppakt.
Daarmee ben ik aan het einde van mijn eerste termijn.
De voorzitter:
Ik dank u hartelijk voor de beantwoording.
De heer Eerdmans (JA21):
Voorzitter ...
De voorzitter:
Heeft u een punt van orde? Want u hebt geen interrupties meer, meneer Eerdmans. U
heeft een niet beantwoorde vraag. Kunt u daar in tweede termijn kort op terugkomen?
Ja?
Dames en heren, we hebben nog negen minuten. Er is behoefte aan een tweede termijn,
neem ik aan. Mijn voorstel is dat u allemaal nog één minuut spreektijd heeft in tweede
termijn en dat wij de Minister vragen schriftelijk te antwoorden. Is dat een goed
plan? Meneer Six Dijkstra, heeft u een punt van orde?
De heer Six Dijkstra (NSC):
Ik heb nog één interruptie, en ik zou graag de vraag van de heer Eerdmans over oud
en nieuw nog beantwoord willen hebben.
De voorzitter:
Ja, ja, ja. Goed. Heel kort oud en nieuw, en dan gaan we door naar de tweede termijn.
Minister Van Weel:
Ja, die heeft oud en nieuw gezien. Kunnen de grenscontroles worden toegepast voor
vuurwerk uit België dit jaar? Ja, ieder jaar voert de politie rond de jaarwisseling
controles uit op de invoer van illegaal vuurwerk uit België maar ook uit Duitsland.
Daarnaast wordt het hele jaar door met België en Duitsland samengewerkt om illegaal
vuurwerk op te sporen. Dit jaar is tot nu toe al ruim 26.000 kilo in beslag genomen,
dus dat is een behoorlijk aantal. Daarnaast staat in het hoofdlijnenakkoord dat we
ook werken aan het verbod op F4-vuurwerk. Dat zullen we in Europees verband moeten
doen, maar daar zitten we achteraan.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan wij door met de tweede termijn aan de zijde van de Kamer. Mevrouw
Helder, één minuut.
Mevrouw Helder (BBB):
Dank u wel, voorzitter. Dank aan de Minister voor de uitgebreide beantwoording. Het
extra geld voor de politie. Ik weet dat er nu een sluitende begroting is vanwege de
onderbezetting, dus dat is al een gat. Ik geloof ook dat er al jarenlang, en nog steeds,
een gat van 200 miljoen ligt. Niet voor niks hamert BBB altijd op dat extra geld.
Anders kan de Minister wat hij allemaal aankondigt, al helemaal niet realiseren. Dus
ik dank via deze weg mijn fractievoorzitter voor het enorme geduld dat zij met mij
heeft. Ik doe dit al veertien jaar, dus ik weet wel van wat meer problematiek. Ik
zei al tegen de Minister dat we het goed in de gaten blijven houden.
Het PTSS-dossier. De Minister zegt dat het te lang is blijven liggen, maar deze dossiers
zijn doelbewust gefrustreerd. Korpschef Bouman zei al dat die immateriëleschadevergoeding
een ereschuld is, dus dat moet gewoon geregeld worden. Ik dank de collega's Mutluer
en Boswijk voor de steun voor het amendement.
Ik wil ook graag een tweeminutendebat aanvragen over de Landelijke Eenheid. Ik ben
blij dat de Minister met de heer Schneiders gaat spreken, maar ik wil dit gelijk op
laten lopen. Misschien is het dan niet meer nodig, maar de heer Schneiders als adviseur
bij de korpsleiding vind ik onvoldoende.
Dank u wel.
De voorzitter:
Staat genoteerd, mevrouw Helder. Meneer Ergin.
De heer Ergin (DENK):
Voorzitter, dank u wel. Ik wil de Minister bedanken omdat hij voor januari met een
uitgebreide reactiebrief komt over de aanpak verwarde personen en omdat hij daarnaar
gaat kijken. Ik denk dat dat belangrijk is. En uiteraard wachten wij met veel belangstelling
het onderzoek van de Inspectie Justitie en Veiligheid af.
Over racisme en discriminatie binnen de politieorganisatie ga ik tijdens het tweeminutendebat
een voorstel indienen, omdat ik van mening ben dat we moeten blijven meten, zodat
we ook weten welke ontwikkelingen er zijn en welke stappen er genomen moeten worden.
Dus ik kondig hierbij alvast aan welke motie ik ga indienen tijdens het tweeminutendebat.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Helder, dank u wel. De PVV.
De heer Aardema (PVV):
Voorzitter. Dank aan de Minister voor zijn heel bemoedigende antwoorden. Ik heb heel
goede dingen gehoord. Wij gaan hem er zeker op aanspreken als dingen niet gebeuren
of dingen te laat gebeuren. Dan kan hij op ons rekenen.
Ik heb nog het verhaal gemist over het Veteranen Search Team, waar collega Boswijk
wat vragen over had gesteld. Dat is nog niet helemaal uit de verf gekomen. In de afdoening
van de motie heeft de Minister gezegd de mensen te gaan helpen met het geven van cursussen
en dergelijke, maar volgens mij zit dat soort zoekteams daar niet echt op te wachten,
want die weten echt wel wat ze moeten doen. Dat zijn halve professionals en zij zitten
misschien wel meer op geld en middelen te wachten. Graag hoor ik nog even een reactie
op dit punt. Het is bovendien zo dat er meerdere zoekteams zijn in het land. Wij zouden
graag zien dat er ook een wat evenrediger verdeling komt van de eventuele gelden en
middelen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Helder. Mevrouw Van der Werf.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Dank, voorzitter. Ik dank ook de Minister voor de beantwoording en de toezeggingen
over de doorstroom en zijinstroom van mbo'ers, en de zedenzaken. Het is fijn dat we
dat straks in het halfjaarbericht kunnen teruglezen.
Ik heb nog twee dingen. U had het over de prioriteit «benaderbaarheid van de politie».
Dat is natuurlijk heel erg een containerbegrip, net als «slagkracht» en «zichtbaarheid».
We zijn daar allemaal vóór, maar wanneer is dat dan af? Dus hoe kunnen wij als Kamer
meten en weten dat u daarin slaagt? Ik denk dat dat een belangrijk punt is.
Tot slot. Er was een zinnetje van de Minister dat mij triggerde. U had het over «de
zelfredzaamheid van burgers». Daarbij noemde u het voorbeeld van de buurman die eens
op het raam klopt en zegt: hé, wat is er nu eigenlijk aan de hand? In het algemeen
ben ik het daar natuurlijk mee eens: dat mensen ook zelf dingen op kunnen pakken.
Maar als het gaat om de meldingsbereidheid zien we de laatste jaren juist ook een
aantal dingen gruwelijk misgaan, omdat mensen een te grote drempel voelden om te bellen.
De politie heeft ook weleens een campagne gevoerd voor 0800-nog-wat voor kleine zorgen
en 112 ...
De voorzitter:
Let u op de tijd, mevrouw Van der Werf?
Mevrouw Van der Werf (D66):
... voor grotere zorgen. Daar heeft de politie, weet ik van meerdere mensen, best
spijt van. Dus daar zou ik graag een reflectie op willen van de Minister.
De voorzitter:
Hartelijk dank. De heer Six Dijkstra.
De heer Six Dijkstra (NSC):
Dank, voorzitter, en ik dank ook de Minister voor de beantwoording. Ik zou graag nog
willen dat hij nader ingaat op een paar vragen die ik had over wijkagenten, en dan
specifiek over als de streefnorm niet gehaald wordt of als de spreiding van wijkagenten
scheef is verdeeld over het land. Kan hij een tijdpad geven van zijn streven om dit
op te lossen? Heeft hij inzichtelijk waar het in het land het meeste knelt? Hoe ziet
hij het risico dat overbelasting van specifieke wijkagenten met andere taken, mogelijk
voor uitval of verloop zorgt?
Dank u wel.
De voorzitter:
Mevrouw Michon-Derkzen.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Voorzitter. Ik dank de Minister hartelijk en ik kijk uit naar de verdere debatten
die zullen volgen op dit onderwerp. Ik wil op één punt nader ingaan. Dat is dat partnerschap,
het samenwerken met defensie, de KMar en met name de boa's. De Minister zei daar iets
over en toen hadden we een debatje dat het niet om het papier gaat maar om de realiteit.
De boa's vragen geweldsmiddelen aan, maar die aanvragen verdwijnen in het zwarte gat.
Laat ik het maar even zeggen zoals het is. Ik heb een motie ingediend om te zeggen
wat er is aangevraagd en wat er is toegewezen. Die cijfers kloppen niet met de verhalen
die ik hoor. Idem over de inzage in het rijbewijzenregister: een motie van 2022 om
boa's inzage te geven zodat ze de ID kunnen checken. Nu begrijp ik dat het niet voor
2027 geregeld kan worden. Als dat het geval is, is er geen sprake van serieus partnerschap.
Ik nodig de Minister met deze twee concrete voorbeelden uit om serieus werk te maken
van partnerschap, zowel met boa's – die breng ik nu naar voren – maar ook met defensie,
de KMar en private beveiligers.
Dank u wel.
De voorzitter:
De heer Eerdmans.
De heer Eerdmans (JA21):
Veel dank aan de Minister voor de beantwoording. Wij zien graag tempo op het WODC-onderzoek,
ook met de collega, want daar wachten we dan op met de wetswijziging rond de demonstraties.
Voorzitter. We moeten zuinig zijn op de politie. Er moet mij van het hart dat de collega
van DENK met zijn opmerking zorgt voor meer agressie tegen de politie. Hij voedt het
wantrouwen tegen de politie. Dat is een zeer kwalijke zaak. Daarom was ik nogal geïrriteerd
over de opmerking die hij plaatste, ongefundeerd. Wij zijn tegen grensoverschrijdend
gedrag bij de politie. Dat moet uitgezocht worden. Dat moet aangepakt worden. We zijn
absoluut tegen discriminatie en racisme bij de politie. Maar kijk naar de rest van
de wereld en dank God op je blote knieën dat wij een politie hebben zoals in Nederland.
Dank u wel.
De voorzitter:
Ik geef de heer Ergin even de gelegenheid hier kort op te reageren.
De heer Ergin (DENK):
Voorzitter, ik wil alleen mijn protest en bezwaar aantekenen tegen de woorden van
de heer Eerdmans. Hij beweert dat mijn opmerkingen en de vragen die ik stelde, zouden
zorgen voor meer geweld. Dat is natuurlijk flauwekul. Dat wil ik graag gemarkeerd
hebben.
De voorzitter:
Ja, dat is gemarkeerd. Goed, de heer Van Dijk.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Dank u wel, voorzitter. Ik dank de Minister graag voor zijn beantwoording. Omwille
van de tijd stip ik maar één punt aan. Dat gaat, in navolging van wat Joost Eerdmans
inbracht, over het verbod op gezichtsbedekkende kleding. Ik zeg iets minder snel «amen»
dan mijn collega. Ik begrijp dat de Minister het verbod wil betrekken bij het WODC-onderzoek
naar demonstraties. Ik zit nog even te googelen en dan zie ik de nodige onderzoeken
oppoppen, bijvoorbeeld van Minister Ollongren en nog van anderen. Dus: zijn deze stappen
niet al genoeg gezet? Kunnen we niet gewoon aan de slag hiermee? Wat de SGP betreft
kunnen de maskers gewoon af.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dan is als laatste de heer Van Nispen.
De heer Van Nispen (SP):
Dank u wel, voorzitter. Omwille van de tijd zal ik nog maar drie vragen stellen. Allereerst
heb ik een vraag over dat demonstratierecht. Ik heb de Minister heel uitdrukkelijk
horen zeggen en horen motiveren dat er niet gesleuteld zou worden aan het demonstratierecht
tot het WODC-onderzoek er is. De Minister hoeft niet stil te gaan zitten. Het is prima
om de dialoog te voeren. Maar er moet niet aan dat demonstratierecht getornd worden,
want dat onderzoek is juist heel erg belangrijk. Ik heb hier een concrete vraag over:
hoe vaak wordt nu al door het lokaal gezag de voorwaarde gesteld dat er geen gezichtsbedekkende
kleding mag worden gedragen? Dat vind ik relevant voor ons om te weten, want volgens
mij kan dat al. Dat is één.
Twee. Ik heb geen toezegging gekregen van de Minister dat er een pas op de plaats
komt wat betreft het sluiten van politiebureaus. Ik zou zeggen: laat deze nieuwe periode
dan ook echt een trendbreuk zijn en stop de sluiting van het eerste het beste politiebureau.
Mijn vraag aan de Minister is heel concreet: welke bureaus dreigen er nog meer te
sluiten de komende tijd? Dat zou ik als tweede willen vragen.
Ten slotte de vroegpensioenregeling voor agenten. De Minister is er druk mee bezig.
Er is overleg met de bonden. De Minister ziet het acute probleem. Maar dan ga ik toch
even streng zijn. Dit had allang opgelost moeten worden, was het niet door deze Minister
dan wel al door de vorige. Dus hier is concreet mijn vraag: wat heeft de Minister
nog nodig van de Kamer om dit ook echt te regelen? Wij zijn graag bereid om daar voorstellen
voor in te dienen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Goed, dan dank ik de leden voor hun tweede termijn. De Minister is zo vriendelijk
om de beantwoording van zijn tweede termijn schriftelijk naar de Kamer te sturen vóór
het tweeminutendebat.
Minister Van Weel:
Ik kan het ook nu in twee minuten doen.
De voorzitter:
Hij kan het in twee minuten doen. Nou, vooruit.
Minister Van Weel:
Dan is uw informatiezucht ook meteen bevredigd. Ik kom in het halfjaarbericht terug
op het meten van de zichtbaarheid, de benaderbaarheid en de andere kerngetallen die
ik hiervoor noemde. Want ik vind het belangrijk dat u die inderdaad kunt meten en
dat het geen lege kreten zijn.
Ik zie zelfredzaamheid en meldingsbereidheid als twee licht verschillende dingen.
Er zijn plekken waar we juist die meldingsbereidheid omhoog moeten brengen, bijvoorbeeld
als het gaat om ondermijnende criminaliteit in de buurt of het melden van druglabs
en andere misstanden. We gaan een campagne opzetten om ervoor te zorgen dat die meldingsbereidheid
verhoogd wordt. Het gaat mij om de huis-tuin-en-keukendingen, waar nu de politie voor
gebeld wordt en waarvan je ook zou kunnen zeggen dat het wellicht met de buurman afgedaan
kan worden.
Dan de wijkagenten. Daar komen we ook op terug in het halfjaarbericht. Dus dat zeg
ik op die manier toe. Dat geldt ook voor de rijbewijzen. Ik hoop niet dat dat 2027
wordt, zeg ik tegen mevrouw Michon.
De heer Eerdmans en de heer Van Dijk vroegen naar het WODC-onderzoek. Dat onderzoek
komt medio 2025 uit, zeg ik ook tegen de heer Van Nispen. Tot die tijd verandert er
dus niks aan het demonstratierecht. Dat wil niet zeggen dat we daarbinnen niet al
dingen kunnen doen. Ik heb geen overzicht van hoe vaak de voorwaarde al is gesteld
dat de maskers af moeten. Maar het is dus wel een mogelijkheid en die kan door burgemeesters
worden ingezet. Dus de maskers kunnen af, zeker in risicovolle situaties.
De voorzitter:
Er is een korte vraag van de heer Eerdmans.
De heer Eerdmans (JA21):
Gaat de Minister daar dan ook actie op ondernemen? Gaat u richting burgemeesters bevorderen
– dan moeten we maar roeien met de riemen die we nu hebben – dat die maskers afgaan?
Minister Van Weel:
De kennis van die mogelijkheden ga ik bij burgemeesters bevorderen. Dat is stap één.
Ik ga ze niet dwingen om dingen te doen.
Er zijn nog twee vragen. De vraag over welke bureaus nog meer sluiten, neem ik mee
in het halfjaarbericht, dat nog op stapel staat.
De laatste vraag ging over de RVU. Wat heb ik nodig van de Kamer? Niks.
De voorzitter:
De heer Van Nispen. Heel kort, heel kort.
De heer Van Nispen (SP):
Dat laatste laat ik dan varen, dan bedenk ik zelf wel wat. Maar de twee andere vragen
zijn wel degelijk bedoeld om schriftelijke informatie te vragen van de Minister. Ik
wil echt heel graag weten hoe vaak nu al de voorwaarde van geen gezichtsbedekkende
kleding wordt opgelegd. Die informatie zou ik heel graag willen hebben. Dat heeft
niet de haast van het tweeminutendebat, maar dat komt dan nog. Tenminste, ik hoop
dat ik de toezegging kan krijgen dat dat wordt uitgezocht. Ik zou wel graag willen
weten welke bureaus dreigen te sluiten, vóór het tweeminutendebat alstublieft.
Minister Van Weel:
De informatie over de bureaus krijgt u van mij. Voor dat eerste ben ik afhankelijk
van alle burgemeesters van Nederland. Dus dat kan even duren.
De voorzitter:
Oké, hartelijk dank. De toezeggingen noteren wij.
Dan concludeer ik dat mevrouw Helder een tweeminutendebat heeft aangevraagd. Dat zal
worden ingepland.
Ik dank de Minister voor zijn beantwoording en voor het gegeven dat hij hier was.
Dank ook aan het publiek voor het volgen van dit interessante debat. De leden dank
ik hartelijk voor hun bijdragen. Dan sluit ik dit commissiedebat Politie. Dank u wel.
Sluiting 13.00 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J. Pool, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
A.M. Brood, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.