Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden : Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden
36 613 XV Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2024 (wijziging samenhangende met Miljoenennota)
Nr. 3
VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 27 september 2024
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, belast met het voorbereidend
onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm
van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 23 september 2024 voorgelegd aan de Minister van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid. Bij brief van 26 september 2024 zijn ze door de Minister van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van
het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, Tielen
De griffier van de commissie, Post
Vragen en antwoorden
Vraag 1
Wat zijn te verwachte consequenties van de vermindering van ruim een kwart van het
budget van de SLIM-regeling voor de uitvoering van de SLIM-regeling
Antwoord 1
Deze vermindering heeft geen gevolgen voor de uitvoering van de SLIM MKB-regeling
in 2024. Het totale SLIM-budget dat in 2024 beschikbaar was, bedroeg € 89 miljoen.
Hiervan was € 25 miljoen bestemd voor een nieuwe scholingsfaciliteit die wordt toegevoegd
aan de SLIM-regeling. Met de scholingsfaciliteit sluiten we aan bij de ontwikkelpaden
voor maatschappelijk cruciale sectoren (Motie Van der Lee TK 29544-1184). De uitwerking
van die ontwikkelpaden kost echter meer tijd dan voorzien, waardoor de scholingsfaciliteit
voor het eerst in 2025 zal worden toegevoegd aan de SLIM regeling. Hierdoor valt ongeveer
een kwart van het budget 2024 vrij. Door toevoeging van de loonprijsontwikkeling aan
de SLIM-regeling bedraagt de totale vermindering van het SLIM-budget in 2024 € 22,4 miljoen
(zoals vermeld in de suppletoire begroting september 2024). Het bedrag dat in 2025
beschikbaar is voor de SLIM inclusief de scholingsfaciliteit blijft gelijk en bedraagt
€ 116 miljoen.
De ruimte ter hoogte van € 25 miljoen in 2024 op de individuele scholingsregeling
SLIM wordt ingezet ter dekking van de extra uitgaven in 2024 van de intensivering
van het kindgebonden budget (WKB). Voor deze intensivering was reeds budget beschikbaar
vanaf 2025 vanuit het Hoofdlijnenakkoord. Hoewel de WKB per 2025 wordt verhoogd, kent
deze regeling een voorschotsystematiek. De WKB voor januari 2025 wordt dus al in december
2024 uitbetaald. Hier was echter nog geen geld voor gereserveerd in 2024. Het onbenutte
SLIM budget in 2024 kon hiervoor ingezet worden.
Vraag 2
Hoe verhoudt de 100 miljoen korting op de bijstand zich tot de stijging van de uitgaven
aan de bijstand met 500 miljoen euro in 2024? Is deze korting niet onrealistisch?
Antwoord 2
Het macrobudget participatiewetuitkeringen (bestaande uit de budgetten voor de algemene
bijstand, loonkostensubsidie, IOAW, IOAZ en Bbz levensonderhoud) stijgt in 2024 met
€ 473,2 miljoen ten opzichte van de eerste suppletoire begroting. Dit komt door het
toekennen van de loon- en prijsbijstelling over 2024 (€ 470,2 miljoen), het verwerken
van de definitieve volume- en prijsrealisaties van 2023 (€ 4,3 miljoen) en de bijstelling
van de werkloze beroepsbevolking naar aanleiding van de MEV (– € 1,3 miljoen).
In het hoofdlijnenakkoord is een taakstellende budgetverlaging van de bijstand in
relatie tot het beperken van de asielinstroom opgenomen. Het budget voor de bijstand
wordt in samenhang met het maatregelenpakket op het terrein van asiel structureel
met € 100 miljoen verlaagd vanaf 2027. De stijging van het macrobudget participatiewetuitkeringen
in 2024 staat los van de budgetverlaging van de bijstand vanaf 2027.
Vraag 3
Hoeveel kinderen gaan er gemiddeld genomen naar de kinderopvang in 2024? Wat was de
eerdere verwachting? Kan er een overzicht worden gegeven van het aantal kinderen in
de kinderopvang in de periode 2022–2024? Wat is de verwachting voor de periode 2025–2029?
Antwoord 3
Bij de beantwoording van deze vraag is uitgegaan van het aantal kinderen dat naar
de kinderopvang gaat en waarvan de ouders gebruikmaken van kinderopvangtoeslag. De
aantallen zijn afgerond op duizenden, waarbij in de berekening van het totaal een
afrondingsverschil kan optreden.
Hoeveel kinderen er gemiddeld genomen naar de kinderopvang gaan in 2024 is nog niet
bekend, omdat het jaar nog niet is afgerond. De meest recent gepubliceerde cijfers
zijn van het eerste kwartaal van 2024. In de eerste 3 maanden van dit jaar gingen
er gemiddeld 911.000 kinderen naar de kinderopvang, waarvan 429.000 in de dagopvang
en 482.000 in de buitenschoolse opvang.
Voor de verwachting van het aantal kinderen in de kinderopvang wordt uitsluitend gekeken
naar gehele kalenderjaren. Bij de SZW Ontwerpbegroting 2024 was de verwachting dat
er in 2024 gemiddeld 891.000 kinderen naar de kinderopvang zouden gaan, waarvan 426.000
in de dagopvang en 465.000 in de buitenschoolse opvang.
Hieronder staat een overzicht van het aantal kinderen in de kinderopvang in de periode
2022–2024:
Aantal kinderen x 1.000
2022
2023
2024
t/m maart
Dagopvang
418
425
429
Buitenschoolse opvang
459
473
482
Totaal
877
898
911
De verwachting voor toekomstige jaren is van afhankelijk van onder meer de ontwikkeling
van de conjunctuur en demografie en beleidswijzigingen. In onderstaande tabel is de
huidige prognose van het aantal kinderen dat in de periode 2025–2029 naar de kinderopvang
gaat weergegeven. Voor de volledigheid is ook de prognose voor 2024 weergegeven.
Aantal kinderen x 1.000
2024
2025
2026
2027
2028
2029
Dagopvang
427
429
430
434
442
452
Buitenschoolse opvang
481
492
498
523
545
556
Totaal
908
922
928
958
986
1.008
N.B. Er zijn voor 2026 middelen gereserveerd om verder toe te groeien naar het nieuwe
kinderopvangstelsel. De invulling van deze middelen is nog niet bekend. De aantallen
zijn daarom exclusief het (tijdelijke) effect van de invulling van deze ingroeipadmiddelen.
Vraag 4
Wat zijn de verwachte consequenties van de afname van de bekostiging van het Projectbureau
PGV voor de taken van het PGV?
Antwoord 4
Er zijn geen consequenties voor de Stichting Projectenbureau Publieke Gezondheid van
de Vereniging Publieke Gezondheid en Veiligheid Nederland (PGV). De stichting ontvangt
nog steeds dezelfde bijdrage van circa € 1,7 miljoen. De middelen die nu in mindering
worden gebracht op dit artikelonderdeel (€ 1,1 miljoen in 2024), waren hier bij de
Voorjaarsnota 2024 aan toegevoegd en gereserveerd voor toezicht en handhaving door
gemeenten. Deze middelen zijn met dit doel bij deze suppletoire begroting overgeheveld
naar het Gemeentefonds. Verder is er € 49.000 aan loon- en prijsontwikkeling toegevoegd
aan dit artikelonderdeel. Waardoor de totale mutatie gelijk is aan € –1,051 miljoen
ten opzichte van de stand bij de eerste suppletoire begroting.
Vraag 5
In hoeverre worden problemen verwacht aangezien deze bedragen volgens de begroting
SZW 2024 voor 100% juridisch verplicht zijn?
Antwoord 5
Het bedrag van € 1,7 miljoen in de SZW-begroting 2024 voor bekostiging van Projectbureau
PGV is inderdaad 100% juridisch verplicht en zal ongewijzigd worden uitgekeerd aan
de stichting. Zoals aangeven in het antwoord op vraag 4, ging de mutatie die nu plaatsvindt
in de suppletoire begroting september om middelen die bij de eerste suppletoire begroting
zijn toegevoegd en nu worden overgeheveld naar het Gemeentefonds.
Vraag 6
Hoe kan het dat de post AOW stijgt met precies het niveau waarmee AOW nominaal afneemt?
Hoe werkt deze systematiek?
Antwoord 6
De uitgaven aan de post AOW op de SZW-begroting worden gepresenteerd in een constant
prijspeil, in de gepresenteerde reeks wordt dus nog niet rekening gehouden met de
toekomstige indexatie van de AOW-uitkering. Die toekomstige indexatie wordt gereserveerd
op de post «AOW nominaal». Aan het begin van dit jaar was dat constante prijspeil
nog in prijzen 2023. In het voorjaar worden de uitgaven geïndexeerd naar het volgende
prijspeil, in dit geval dus 2024. Dit is gedaan door de reservering op de post «AOW
nominaal» over te boeken naar de post AOW.
Het is dan ook geen toeval dat de post AOW met precies hetzelfde niveau stijgt als
waarmee de post AOW nominaal afneemt. In deze suppletoire begroting september is die
overboeking dus zichtbaar.
Ondertekenaars
-
, -
Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede ondertekenaar
H.J. Post, griffier