Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Flach over het bericht ‘Gemeenten dreigen miljarden mis te lopen’
Vragen van het lid Flach (SGP) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het bericht «Gemeenten dreigen miljarden mis te lopen» (ingezonden 4 september 2024).
Antwoord van Minister Uitermark (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties), mede
namens de Staatssecretaris van Financiën (ontvangen 26 september 2024)
Vraag 1
Heeft u kennis genomen van het bericht «Gemeenten dreigen miljarden mis te lopen»?1
Antwoord 1
Ja, ik heb, evenals de medefondsbeheerder de Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst,
kennis genomen van dat bericht.
Vraag 2
Wat is uw reactie op de constatering dat gemeenten en provincies jaarlijks honderden
miljoenen euro's kunnen mislopen door een tekortschietende inflatiecorrectie?
Antwoord 2
Het gemeente- en provinciefonds volgen vanaf 2024 de ontwikkeling van het bruto binnenlands
product (bbp). Het kabinet Rutte IV heeft in constructief overleg met de koepels van
de medeoverheden besloten om de oploop van de opschalingskorting vanaf 2026 te schrappen
in combinatie met het vervroegd invoeren van de bbp-systematiek in 2024. Deze systematiek
– de normeringsystematiek – is stabiel, transparant en biedt gemeenten en provincies
vroeg in het jaar duidelijkheid over de middelen waar zij dat jaar over kunnen beschikken.
Het bericht – en de eerdere column in Binnenlands Bestuur van dhr. Verhagen – geeft
aan dat gemeenten en provincies aparte inflatiecompensatie ontvangen. De normeringssystematiek
kent echter geen directe compensatie voor inflatie (of andere kostenontwikkelingen).
De gekozen systematiek zorgt ervoor dat het gemeentefonds en provinciefonds meegroeien
met de omvang van de economie. Hierdoor houden de inkomsten van gemeenten en provincies
op de lange termijn gelijke tred met de economie, waaronder prijsstijgingen en bijvoorbeeld
het stijgend aantal inwoners. Het accres (de jaarlijkse ophoging van de fondsen) is
bestedingsvrij. Dit betekent dat het aan individuele gemeenten en provincies is hoe
het accres wordt ingezet.
De column stelt verder dat het moment waarop het Rijk de CPB-cijfers vaststelt nadelig
is. Het Rijk gebruikt de cijfers zoals deze in het voorjaar door het CPB worden aangeleverd
en past deze voor het lopende jaar niet meer aan. Deze werkwijze wordt Rijksbreed
toegepast, dus ook voor de ministeries. Gemeenten en provincies worden hierbij niet
anders behandeld. Dit is onafhankelijk van de wijze van normering en deed zich ook
voor in de oude systematiek waarbij de ontwikkeling van de Rijksbegroting werd gevolgd.
Het CPB is onafhankelijk, deskundig en gaat over haar eigen ramingen. Schommelingen
in de ramingen kunnen zich voordoen. De afgelopen jaren was de inflatie volatiel en
lastig te ramen, onder andere door de inval van Oekraïne en de energiecrisis (welke
twee hebben geleid tot aanvullende middelen voor o.a. gemeenten en provincies).
Vraag 3
Klopt het dat alle afgelopen zeven voorjaarsramingen te laag waren? Welke consequentie
verbindt u hieraan?
Antwoord 3
Ja, het klopt dat de afgelopen zeven jaar de voorjaarsramingen met betrekking tot
de prijs-bbp over het lopende jaar lager waren dan de daadwerkelijke prijs-bbp over
het desbetreffende jaar. Dit betekent niet per definitie dat dit in 2024 en latere
jaren ook het geval zal zijn.
Zoals in het antwoord op vraag 2 aangegeven, kent de normeringssystematiek geen directe
compensatie voor inflatie (of andere kostenontwikkelingen). Het zorgt ervoor dat het
gemeentefonds en provinciefonds meegroeien met de omvang van de economie. Het Rijk
gebruikt de cijfers zoals deze in het voorjaar door het CPB worden aangeleverd en
past deze voor het lopende jaar niet meer aan. Deze werkwijze wordt Rijksbreed toegepast,
dus ook voor de ministeries. Gemeenten en provincies worden hierbij niet anders behandeld.
Dit is onafhankelijk van de wijze van normering en deed zich ook voor in de oude systematiek
waarbij de ontwikkeling van de Rijksbegroting werd gevolgd.
Het kabinet ziet gezien het bovenstaande geen reden om de systematiek te wijzigen.
Vraag 4
Deelt u de mening dat het in ieder geval zou helpen als de compensatie voor gemeenten
en provincies in september wordt vastgesteld? Bent u bereid dit als kortetermijnoplossing
door te voeren?
Antwoord 4
Zoals in het antwoord op vraag 3 aangegeven, ziet het kabinet geen reden om de systematiek
te wijzigen.
Vraag 5
Welke oplossingsrichtingen overweegt u om ervoor te zorgen dat gemeenten en provincies
jaarlijks kunnen rekenen op toereikende financiering voor hun taken? Bent u bereid
om met de VNG en het IPO te zoeken naar een indicator die passend is voor het type
uitgaven waar deze overheden mee te maken hebben?
Antwoord 5
Het is van belang dat er een balans is tussen ambitie, taken, middelen en uitvoeringskracht
voor medeoverheden. Daarover zijn we voortdurend in gesprek met de medeoverheden onder
meer in het Overhedenoverleg. In dat kader is er (zoals ook aangegeven in de Voorjaarsnota
2024) onder meer aandacht voor de beleidsterreinen Wmo, infrastructuur, natuur en
openbaar vervoer. Daarnaast is het van belang, zoals aangegeven in het Hoofdlijnenakkoord,
dat medeoverheden vroegtijdig worden betrokken bij voorbereiding van beleid en van
wetgeving (mede aan de hand van de Uitvoerbaarheidstoets Decentrale Overheden).
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.J.M. Uitermark, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Mede namens
F.L. Idsinga, staatssecretaris van Financiën
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.