Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Mutluer en De Hoop over onveiligheidsgevoelens van vrouwen in de openbare ruimte.
Vragen van de leden Mutluer en De Hoop (beiden GroenLinks-PvdA) aan de Ministers van Justitie en Veiligheid en van Infrastructuur en Waterstaat over onveiligheidsgevoelens van vrouwen in de openbare ruimte (ingezonden 26 juni 2024).
Antwoord van Minister Van Weel (Justitie en Veiligheid), mede namens de Staatssecretaris
van Infrastructuur en Waterstaat (ontvangen 25 september 2024).
Vraag 1
Bent u bekend met het onderzoek van AD en Pointer over de onveiligheidsgevoelens van
vrouwen in de openbare ruimte?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat vindt u ervan dat vrouwen uit onveiligheidsgevoelens allerlei voorzorgsmaatregelen
nemen zoals het vermijden van bepaalde plekken of het op zak hebben van zelfverdedigingssleutelhangers
of pepperspray, wat bovendien onder de Vuurwapenverordening 1930 valt? Wat vindt u
ervan dat veel vrouwen dit kennelijk nodig achten?
Antwoord 2
Iedereen zou veilig moeten zijn, in huis en op straat. Het is niet acceptabel dat
mensen – en in dit bericht veel vrouwen – zich genoodzaakt voelen om voorzorgsmaatregelen
te nemen om zich veilig te voelen in hun eigen leefomgeving. Dat vrouwen bepaalde
plekken vermijden of het nodig achten om zelfverdedigingsmiddelen bij zich te dragen,
zoals sleutelhangers of pepperspray, wijst op een probleem in onze samenleving: er
zijn plekken of ervaringen van mensen waar sprake is geweest van intimidatie, ongewenste
aandacht of geweld.
Het is een bredere maatschappelijke verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat iedereen
zich vrij en veilig kan bewegen, zonder angst of bedreiging. Hoewel sommige zelfverdedigingsmiddelen,
zoals pepperspray onder de Wet wapens en munitie vallen en verboden zijn, moeten we
vooral werken aan de oorzaken van het onveiligheidsgevoel en de versterking van preventieve
maatregelen die bijdragen aan een veiligere samenleving. Het feit dat vrouwen dergelijke
maatregelen overwegen, is een duidelijke indicatie dat er nog veel werk te doen is
op het gebied van bewustwording, preventie en veiligheid. Dit vraagt om een gezamenlijke
inspanning van de overheid, de samenleving en alle betrokken partijen.
Vraag 3
Welke maatregelen zijn de afgelopen jaren genomen om de veiligheidsgevoelens van vrouwen
in de openbare ruimte te verbeteren, met name ’s avonds en ’s nachts? Wat zijn de
resultaten daarvan? Is de informatie van vrouwen die daadwerkelijk incidenten hebben
meegemaakt hierin meegenomen?
Antwoord 3
Voor een aantal voorbeelden van maatregelen die de afgelopen jaren zijn genomen om
de veiligheidsgevoelens van vrouwen in de openbare ruimte te verbeteren, verwijs ik
u naar vraag 8 en 9.
De Veiligheidsmonitor geeft inzicht in de ontwikkeling van onveiligheidsbeleving van
vrouwen. Daarin is te zien dat de algemene onveiligheidsgevoelens van vrouwen tussen
2012 en 2019 zijn gedaald en stabiel zijn gebleven tussen 2019 en 2021. Tussen 2021
en 2023 is het percentage vrouwen dat zich in het algemeen wel eens onveilig voelt
licht gestegen, van 42 naar 44 procent.
Specifieker voelde 5 procent van de vrouwen zich in 2023 ’s avonds op straat in hun
eigen buurt onveilig. Daarin is geen verschil te zien met 2021. 4 procent van de vrouwen
reed of liep in 2023 wel eens om als vorm van vermijdingsgedrag.
Ook dat percentage is niet veranderd ten opzichte van 2021.
Als gekeken wordt naar welke incidenten vrouwen daadwerkelijk meemaken in deze context,
dan is te zien dat in totaal 6,5 procent van de vrouwen in 2023 slachtoffer werd van
een geweldsdelict (bedreiging, mishandeling of seksueel geweld). Dat percentage is
even groot als bij mannen. Ook is dit percentage toegenomen ten opzichte van 2021,
toen 5 procent van de vrouwen slachtoffer werd van een geweldsdelict. Het is echter
niet bekend welk percentage van deze delicten plaatsvond in de openbare ruimte. Wel
is bekend dat 57,5 procent van de vrouwelijke slachtoffers in 2023 de dader niet kende.
Vraag 4
Hoe beoordeelt u het feit dat uit het onderzoek van AD en Pointer blijkt dat 9 op de 10 vrouwen zich onveilig voelen op stations en 82% van hen in het openbaar
vervoer (ov)? Hoe verhoudt zich dit tot het feit dat vrijwel alle stations een voldoende
scoren in de Stationsbelevingsmonitor? Hoe verklaart u het verschil?
Antwoord 4
Ik vind het zorgelijk dat een substantiële groep vrouwen heeft aangegeven zich onveilig
te voelen in het openbaar vervoer en de omgeving van haltes en stations. Ik vind het
van belang dat reizigers en personeel veilig kunnen reizen en werken in het OV. Samen
met de OV-sector monitoren we actief de ontwikkelingen aan de hand van representatieve
en periodieke metingen. De enquête van Pointer en het AD heeft daarbij een andere
en minder representatieve insteek, zoals deze partijen ook zelf aangeven, toch biedt
de enquête zeer waardevolle informatie. De enquête geeft namelijk goed inzicht in
locaties waar de deelnemende vrouwen zich onveilig voelen. De uitkomsten van dit onderzoek
zijn daarom een goede aanvulling op de bestaande OV-monitors. De focus en manier van
deze bestaande representatieve onderzoeken is echter deels anders. Zo is de omgeving
van of route naar halte of station geen onderdeel van de OV-klantenbarometer of de
Stationsbelevingsmonitor omdat dit valt onder de publieke ruimte. Pointer en het AD
scharen dit wel onder OV en noemen dit een «spoorzone». Een ander verschil is dat
de enquête van Pointer en AD zich specifiek op vrouwen heeft gericht die zich onveilig
voelen in de publieke ruimte. De bredere OV-monitors vragen daarentegen alle reizigers
naar hun (veiligheids)ervaringen met het OV.
Vraag 5
Wat vindt u ervan dat vervoersbedrijven bij onderzoeken over veiligheidsgevoelens
in het ov en op stations bij de resultaten geen onderscheid maken tussen mannen en
vrouwen? Vindt u dat deze splitsing wel gemaakt moet worden? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Ik vind het belangrijk dat in onderzoeken naar reizigerservaringen gebruik wordt gemaakt
van relevante uitsplitsingen. In sommige gevallen is dat een onderscheid op basis
van gender. Enkele OV-partijen en decentrale OV-autoriteiten hebben reeds het verantwoordelijke
kennisplatform CROW gevraagd de gendervraag opnieuw onderdeel te laten zijn van de
enquêtes. Ik herken het belang van deze informatie en sluit mij bij dat verzoek aan.
Tot 2018 was de gendervraag een vast onderdeel van de OV-Klantenbarometer. Het laatste
jaar waarin deze monitor de gendervraag bevatte, toont geen substantieel verschil
in de gemiddelde veiligheidservaring van vrouwen versus mannen. Beiden geven de sociale
veiligheid in het OV een ruime voldoende, net als de jaren daarvoor.
Over het algemeen wordt de veiligheid op stations ook in de Stationsbelevingsmonitor
(SBM) van 2023 met een ruime voldoende beoordeeld. De SBM bevat de gendervraag op
dit moment wel. Deze uitsplitsing is geen onderdeel van de openbare publicatie, maar
deze informatie is ter beschikking voor opdrachtgevers en beleidsmakers. Wanneer de
veiligheidservaring op basis van gender wordt uitgesplitst, zijn er 111 Nederlandse
stations die door vrouwen lager beoordeeld worden dan een zes. In totaal zijn er 58
stations die door zowel mannen als vrouwen lager beoordeeld worden dan een zes. Het
Ministerie van IenW gaat met NS en ProRail in gesprek over deze inzichten, evenals
over de uitkomsten van de enquête van Pointer en het AD. IenW verwacht voor de SBM
dat de uitsplitsing op basis van gender behouden blijft en zal NS en ProRail vragen
dit ook onderdeel te laten zijn van de openbare publicatie.
Vraag 6
Bent u in gesprek met gemeenten, ov-bedrijven en/of reizigersvereniging Rover over
de schrikbarend hoge percentages vrouwen die zich onveilig voelen in het ov en op
stations? Zo ja, welke concrete acties zijn er uit deze gesprekken voortgekomen? Zo
nee, bent u bereid deze gesprekken te voeren?
Antwoord 6
De Ministeries van Justitie en Veiligheid en van Infrastructuur en Waterstaat zijn
doorlopend in gesprek met veiligheidspartijen, decentrale overheden en de OV-sector
over het verbeteren van de veiligheid in en rondom het OV. De conclusies van de enquête
van Pointer en het AD worden uiteraard in deze gesprekken meegenomen.
Ook wordt er gezamenlijk gewerkt aan concrete maatregelen, zoals cameratoezicht, extra
beveiliging, verhuur van commerciële ruimtes met ruimere openingstijden, het plaatsen
van groen of hekwerken en het verbeteren van zichtlijnen. Dit soort maatregelen worden
waar mogelijk en nodig toegepast op alle 404 stations, waarbij ieder station anders
is en een ander type aanpak vereist. NS en ProRail hebben laten weten dat in het geval
van de stations met een beoordeling van zes of lager de stationsmanagers goed op de
hoogte zijn van de precieze verbeterpunten en er gewerkt wordt aan concrete acties.
Ter bevordering van de samenwerking, kennisuitwisseling, informatiedeling en innovatie
over sociale veiligheid in het OV is er in 2020 het convenant sociale veiligheid afgesloten
onder leiding van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat met het Ministerie
van Justitie en Veiligheid, de provincies, de politie, de OV-bedrijven en ProRail.
Daarnaast is het afgelopen jaar gewerkt met een actieplan sociale veiligheid in het
OV. Hiermee zijn diverse stappen gezet om de veiligheid in en rond het OV te verbeteren.
Zo zijn er in de afgelopen jaren camera’s geplaatst, stations afgesloten met ov-chipkaartpoortjes,
werkt de sector met bodycams én kunnen NS-reizigers in het hele land onveilige situaties
in treinen en stations via whatsapp melden. De komende periode wordt het convenant
geëvalueerd en vernieuwd. De veiligheid zal dan ook onze aandacht blijven houden.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat – Openbaar Vervoer en Milieu
zal op een later moment erop terugkomen over hoe hij verder invulling wil geven aan
het verbeteren van de veiligheid en het veiligheidsgevoel in en rondom het OV.
Vraag 7
Deelt u de mening van onderzoeker Krista Schram dat er te weinig rekening wordt gehouden
met de veiligheid van vrouwen omdat vaak voorbij wordt gegaan aan het feit dat zij
andere dingen belangrijk vinden als het op veiligheidsbeleving aankomt dan mannen?
Zo ja, hoe gaat u hier verandering in brengen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7
De mening van onderzoeker Krista Schram neem ik serieus. De veiligheidsbeleving van
vrouwen heeft belangrijke aandachtspunten, waarmee rekening moet worden gehouden.
Met het oog hierop zijn inmiddels inspanningen geleverd om rekening te houden met
de veiligheid van vrouwen. Wel is het goed hier steeds alert op te blijven en te kijken
of de inspanningen kunnen worden aangescherpt, bijvoorbeeld door hier jaarlijks apart
naar te kijken. Ik zal deze suggestie aankaarten bij de betrokken partners, zoals
hierna genoemd. Er wordt in verschillende beleidsplannen en veiligheidsinitiatieven
aandacht besteed aan de specifieke behoeften van vrouwen, zoals in het programma Veilige
Steden dat gemeenten door het hele land ondersteunt bij het verbeteren van de veiligheid
voor vrouwen en meisjes, met een focus op de openbare ruimte en uitgaansgelegenheden.
Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) ondersteunt en stimuleert
dit programma. Movisie, dat sinds 1 september 2023 het programma heeft overgenomen,
ondersteunt gemeenten met individuele begeleiding, werkateliers en het delen van goede
praktijkvoorbeelden. Het Ministerie van Justitie en Veiligheid is in gesprek met onder
andere het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid en het programma Veilige
Steden hoe, in aanvulling op het programma Veilige Steden, gemeenten verder kunnen
worden ondersteund in de aanpak van straatintimidatie.
Vraag 8
Verwacht u dat de Wet seksuele misdrijven, die per 1 juli a.s. ingaat en waar ook
straatintimidatie onder valt, zal leiden tot minder onveiligheidsgevoelens onder vrouwen?
Wordt er, in afstemming met politie, boa’s en gemeenten, bijvoorbeeld extra aandacht
besteedt aan de aanpak van straatintimidatie op plekken waar vrouwen volgens onderzoek
extra veel onveiligheidsgevoelens ervaren?
Antwoord 8
De Wet seksuele misdrijven verbetert de strafrechtelijke bescherming van burgers tegen
seksueel geweld en seksueel grensoverschrijdend gedrag. Ik verwacht dat de strafbaarstelling
van seksuele intimidatie in het openbaar, waarvan ook een normerende en afschrikwekkende
werking uitgaat, bijdraagt aan een samenleving waarin burgers zich ongehinderd en
vrij in het openbaar kunnen begeven en zich veiliger voelen, zonder angst voor ongewenste
seksuele toenadering van anderen. Dit normerende en preventieve effect wordt naar
verwachting versterkt door de landelijke publiekscampagne over de Wet seksuele misdrijven
waarin aandacht wordt geschonken aan seksuele intimidatie in het openbaar.
Het is verder aan het lokaal gezag om de inzet op de aanpak van (seksuele)
intimidatie in het openbaar te bepalen, maar ik verwacht dat als het bekend is dat
seksuele intimidatie vaker op bepaalde locaties voorkomt, daar in deze aanpak extra
aandacht aan wordt besteed. De lokale aanpak van seksuele intimidatie bestaat overigens
niet alleen uit een strafrechtelijk deel maar ook en vooral uit preventie van, voorlichting
en bewustwording over seksuele intimidatie.
Vraag 9
Bent u bekend met onderzoek van de Erasmus Universiteit en TU Delft dat laat zien
dat de inrichting van de openbare ruimte onveiligheidsbeleving van jonge vrouwen in
de hand werkt, deels doordat bij de inrichting van de publieke ruimte de behoeften
van jongens en jonge mannen als norm worden genomen? Bent u bereid in gesprek te gaan
met gemeenten over hoe in het ontwerpproces van de openbare ruimte al rekening gehouden
kan worden met de behoeften van vrouwen en hen hier actief bij te betrekken?2
Antwoord 9
Ja, ik ben bekend met dit onderzoek.
De Ministeries van Justitie en Veiligheid en Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
werken samen aan veilig ontwerp en beheer van de openbare ruimte, zowel met gemeenten
als specifiek de gebieden binnen het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid.
Vanuit Justitie en Veiligheid wordt het Centrum voor Criminaliteitspreventie gefinancierd
om gemeenten te ondersteunen in het veilig ontwerp en beheren van de openbare ruimte.
Een middel hiervoor is de Veiligheidseffectrapportage. Hierin wordt ook aandacht besteed
aan veiligheid(sbeleving) van vrouwen.
In het Nieuw Handboek Veilig Ontwerp en Beheer, dat deze zomer wordt gepubliceerd
en medegefinancierd is door de beiden ministeries, wordt ook aandacht besteed aan
inclusiviteit in de openbare ruimte. Het gaat hierbij om het creëren van omgevingen
die veiligheid, comfort en «welkom-voelen» bevorderen voor alle gebruikers, ook vrouwen.
Dit vereist voortdurende evaluatie en aanpassing om ervoor te zorgen dat de ruimten
blijven voldoen aan ieders behoeften. Het handboek is gericht op een diverse groep
lezers die betrokken zijn bij de veiligheid en het beheer van stedelijke omgevingen.
Van ontwerpers, bouwers en beheerders tot gemeenten. Ook richt het handboek zich op
politie, woningbouwverenigingen, projectontwikkelaars, bouw- en omgevingsbeheermanagers.
Vraag 10
Vragen de resultaten uit het onderzoek van AD en Pointer wat u betreft om extra actie
of aanvullende maatregelen en zo ja, wat behelzen die en wanneer worden deze ingezet?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 10
Het handboek Veilig Ontwerp en Beheer zoals genoemd in het antwoord op vraag 9 wordt
deze zomer gepubliceerd. Hierin wordt aandacht besteed aan omgevingen die veiligheid,
comfort en «welkom-voelen» creëren voor alle gebruikers, ook vrouwen. Het vereist
voortdurende evaluatie en aanpassing om ervoor te zorgen dat de ruimten blijven voldoen
aan ieders behoeften.
Voor het openbaar vervoer hebben ProRail en vervoerders een primaire verantwoordelijkheid
bij het waarborgen van de veiligheid van reizigers en personeel. Ik vraag de betrokken
partijen om hierin hun rol te pakken en waar noodzakelijk te komen met aanvullende
maatregelen. Er is echter ook meer onderzoek nodig om meer te weten over de redenen
achter deze resultaten en de effectiviteit van mogelijke aanvullende maatregelen te
toetsen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D.M. van Weel, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede namens
C.A. Jansen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.