Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Lahlah en Welzijn over de vermogensgrenzen voor lokale kwijtscheldingen
Vragen van de leden Lahlah (GroenLinks-PvdA) en Welzijn (Nieuw Sociaal Contract) aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de vermogensgrenzen voor lokale kwijtscheldingen (ingezonden 13 september 2024).
Antwoord van Minister Uitermark (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) (ontvangen
            25 september 2024).
         
Vraag 1
            
Bent u bekend met de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van
               State van 11 september 2024?1
Antwoord 1
            
Ja.
Vraag 2
            
Heeft u net als de Afdeling begrip voor de wens van de gemeenteraad om inwoners van
               Utrecht met een inkomen op bijstandsniveau de mogelijkheid te geven om een financiële
               buffer voor onverwachte uitgaven op te bouwen? Waarom wel of niet?
            
Antwoord 2
            
De Afdeling van de Raad van State toont als gezegd begrip voor deze wens van de gemeenteraad.
               Ook ik begrijp die wens, en ben het met het Nibud eens dat het verstandig is voor
               mensen om een financiële buffer te hebben om een plotselinge financiële tegenvaller
               te kunnen opvangen. Deze buffer voorkomt (acute) betalingsproblemen en verlaagt het
               risico op armoede en schulden. Dit geldt in het bijzonder voor mensen met een klein
               inkomen. Om deze reden is daarom ook uitvoering gegeven aan de motie Krol c.s.2 door de Regeling kwijtschelding belastingen medeoverheden te wijzigen3. Op grond van deze regeling, die sinds 2022 van kracht is, kunnen de medeoverheden
               ervoor kiezen om de vermogensnorm die geldt bij een verzoek om kwijtschelding van
               lokale heffingen te verhogen met maximaal € 2.000. Deze norm is gebaseerd op het rapport
               Knellende schuldenwetgeving, aanbeveling 41: «Zorg ervoor dat verantwoord budgetteren
               niet wordt afgestraft: verhoog het banksaldo dat bij kwijtschelding wordt vrijgelaten.
               Een extra vrijlating van € 2.000 geeft voldoende ruimte om te kunnen reserveren.»4
Ik laat nu, mede naar aanleiding van de Nader gewijzigde motie van de leden Palmen
               en Mohandis5 een onderzoek uitvoeren naar de vragen uit deze motie en de beleidsvraagstukken,
               zoals die vermeld zijn in de brief van mijn voorganger van 25 maart jl.6, die spelen bij de verdere ophoging van de vermogensnorm. Over dit onderzoek wordt
               uw Kamer binnenkort geïnformeerd.
            
Vraag 3
            
Bent u van mening dat deze uitspraak nogmaals onderstreept dat politiek handelen nodig
               is, nu de rechter oordeelt dat ondanks de oproep van de Tweede Kamer om de regels
               te herzien, gemeenteraden niet vooruit mogen lopen op landelijke keuzes die de wetgever
               moet maken?
            
Antwoord 3
            
Van de noodzaak goed te kijken naar de hoogte van de vermogensnorm voor de kwijtschelding
               van de gemeentelijke belastingen waren zowel uw Kamer als ik reeds overtuigd. Daarom
               laat ik nu ook onderzoek doen, zie mijn antwoord op vraag 2. Dit staat naar mijn mening
               in beginsel los van het feit dat gemeenten zich, zolang er landelijke regels gelden,
               aan die regels hebben te houden. Dit is ook door de Afdeling bevestigd.
            
Vraag 4
            
In hoeverre bent u bereid de politieke keuzes te maken die volgens de rechter nodig
               zijn om gemeenteraden de mogelijkheid te geven om inwoners in de bijstand toe te staan
               een financiële buffer op te bouwen? Kunt u hierbij ingaan op de moties die de Tweede
               Kamer hierover heeft aangenomen?
            
Antwoord 4
            
Uiteraard ben ik bereid om politieke keuzes te maken. De vraag hoeveel vermogen mensen
               mogen hebben zonder hun recht op kwijtschelding van lokale heffingen, zoals de zuiveringsheffing
               of de rioolheffing, te verliezen is een onderwerp dat veel mensen in Nederland raakt.
               Dit onderwerp vraagt daarom om een zorgvuldige afweging en besluitvorming. Daarom
               laat ik, zoals aangegeven bij vraag 2, nu onderzoek doen naar de vragen uit de motie
               Palmen en Mohandis7 en de beleidsvraagstukken, zoals die vermeld zijn in de brief van mijn voorganger
               van 25 maart jl.8, die spelen bij de verdere ophoging van de vermogensnorm.
            
Vraag 5
            
Wat is de stand van zaken wat betreft de uitvoering van de motie Palmen/Mohandis,
               waarin is gevraagd om te onderzoeken wat mogelijk is om de vermogensnormen voor kwijtschelding
               van belastingen te verruimen?9
Antwoord 5
            
Zoals aangegeven bij vraag 2, laat ik nu, mede naar aanleiding van de Nader gewijzigde
               motie van de leden Palmen en Mohandis10 een onderzoek uitvoeren naar de vragen uit deze motie en de beleidsvraagstukken,
               zoals die vermeld zijn in de brief van mijn voorganger van 25 maart jl.11, die spelen bij de verdere ophoging van de vermogensnorm. Over dit onderzoek wordt
               uw Kamer binnenkort geïnformeerd.
            
Vraag 6
            
Bent u bereid om vóór de begrotingsbehandeling van het Ministerie van Binnenlandse
               Zaken en Koninkrijksrelaties en het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
               een uiteenzetting te geven, zoals omschreven in voornoemde motie, van de mogelijkheden
               om de vermogensgrenzen voor lokale belastingen te verhogen, en deze naar de Kamer
               te zenden?
            
Antwoord 6
            
Het onderzoek dat ik nu laat uitvoeren zal dan nog niet gereed zijn. Ik kan u wel
               toezeggen uw Kamer vóór de begrotingsbehandeling te informeren over de onderzoeksopzet.
            
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
J.J.M. Uitermark, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.