Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Lahlah over beloningsverschillen binnen de rechterlijke macht,
Vragen van het lid Lahlah (GroenLinks-PvdA) aan de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (Rechtsbescherming) over beloningsverschillen binnen de rechterlijke macht (ingezonden 18 juli 2024).
Antwoord van Staatssecretaris Struycken (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 23 september
2024). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 2247.
Vraag 1
Kent u de artikelen «Klacht om beloning vrouwelijke rechters naar mensenrechtencollege»
en «Rechters vechten loonkloof aan: juist de rechtspraak heeft een voorbeeldfunctie»?
Graag verwijs ik ook naar uw Kamerbrief bij het rapport naar onderzoek over beloningsverschillen
bij de rechterlijke macht van 24-02-2023.1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2, 3 en 4
Hoe verklaart u dat ondanks eerdere erkenning van de problematiek, er nog steeds geen
concrete maatregelen zijn genomen om de ongelijkheid in beloning tussen vrouwelijke
en mannelijke rechters en officieren van justitie aan te pakken?
Welke specifieke stappen gaat u ondernemen om de ongelijke beloning binnen de rechterlijke
macht aan te pakken? Kunt u een duidelijk tijdpad geven voor de implementatie van
deze maatregelen?
Hoe verklaart u dat ondanks eerdere toezeggingen en erkenningen, het ministerie niet
proactief heeft gehandeld om de ongelijke beloning aan te pakken, waardoor externe
druk in de vorm van een klacht door twee vrouwelijke rechters en Bureau Clara Wichmann
bij het College voor de Rechten van de Mens nodig bleek? Waarom is dit niet intern
opgelost?
Antwoord 2, 3 en 4
Ik vind het spijtig dat twee rechters zich genoodzaakt voelden een klacht in te dienen
bij het College voor de Rechten van de Mens (CRM). Mijns inziens heeft het Ministerie
van Justitie en Veiligheid, sinds het onderwerp van de (on)gelijke beloning voor het
eerst is aangekaart, altijd proactief gehandeld. Allereerst door het onderwerp te
bespreken in het Sectoroverleg Rechterlijke Macht (SORM), waar zowel het ministerie
als de NVvR alsmede een vertegenwoordiging van het College van procureurs-generaal
en de Raad voor de Rechtspraak aan tafel zitten. De Minister voor Rechtsbescherming
heeft destijds samen met de NVvR besloten een onderzoek in te laten stellen naar beloningsverschillen
tussen mannen en vrouwen bij de inschaling van rechters en officieren van justitie
in opleiding. Naar aanleiding van de uitkomsten van dit onderzoek, die in maart 2023
in het SORM zijn gepresenteerd, is de ongelijke beloning steeds onderwerp van gesprek
geweest in het SORM. Samen met de andere partijen is gezocht naar alternatieve genderneutrale
inschalingscriteria. Voor alle deelnemers aan het SORM was het van belang om hier
op een zorgvuldige wijze mee om te gaan en om met een transparant, objectief en uitlegbaar
nieuw criterium te komen. Ondanks het feit dat alle partijen in het SORM het belang
van gelijke beloning onderschrijven heeft het helaas meer tijd gekost dan voorzien.
Op de dag van ontvangst van uw Kamervragen met kenmerk 2024Z12073 heb ik in SORM verband een akkoord bereikt met de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak
(NVvR) over het loslaten van de afspraak dat inschaling op basis van laatstverdiende
salaris plaatsvindt. Het College van procureurs-generaal (hierna: OM) en de Raad voor
de Rechtspraak (Rvdr) gaan een nieuwe inschalingswerkwijze uitwerken en stemmen deze
met elkaar af op een zodanige wijze dat er een gelijke beleidslijn is, waarbij een
gelijke ervaringsduur tot dezelfde starttrede leidt binnen OM en Rechtspraak. In het
akkoord is afgesproken dat de voorbereiding van de praktische toepassing vóór 1 oktober
2024 aan de zijde van de werkgevers klaar is en streven zij ernaar om de implementatie
van deze nieuwe afspraken in december 2024 te gaan effectueren.
Vraag 5, 6 en 7
Wat zegt het over de effectiviteit en rechtvaardigheid van de rechterlijke macht en
uw ministerie dat vrouwelijke rechters en officieren van justitie gedwongen worden
juridische stappen te ondernemen om gelijk loon te krijgen?
Vindt u het niet beschamend dat in een land dat bekendstaat om zijn inzet voor mensenrechten
en gendergelijkheid, vrouwelijke rechters en officieren van justitie zo'n strijd moeten
voeren voor gelijke beloning?
Welke signalen denkt u dat het geeft aan de samenleving en andere sectoren als vrouwelijke
rechters en officieren van justitie ongelijk worden beloond en daar zelf juridische
stappen voor moeten ondernemen?
Antwoord 5, 6 en 7
In verschillende sectoren in de samenleving is helaas nog sprake van beloningsverschillen,
zoals ook blijkt uit de Monitor Loonverschillen mannen en vrouwen van 2022.2 Met het akkoord van 18 juli jl. hebben Ministerie, NvvR, OM en Raad voor de Rechtspraak
een belangrijke stap gezet richting genderneutrale beloningscriteria voor rio’s en
oio’s. Dat de totstandkoming van een akkoord langer geduurd heeft dan gehoopt betreur
ik, maar kan mede worden verklaard vanuit de complexiteit van de materie en uit het
feit dat hier in SORM verband met alle partijen een oplossing voor moest worden gezocht.
Ik respecteer de stap die de twee rechters recentelijk hebben genomen door met hun
klacht naar het CRM te stappen. Op deze manier is duidelijk, ook voor werknemers in
andere sectoren, dat bij een vermoeden van ongelijke beloning juridische stappen ondernomen
kunnen worden.
Vraag 8, 9 en 10
Waarom zijn er tot op heden geen preventieve maatregelen genomen om dergelijke ongelijkheden
te voorkomen? Wat is er nodig om te zorgen dat dergelijke situaties in de toekomst
niet meer voorkomen?
Gezien de ernst en de lange duur van deze ongelijkheid, waarom is er niet eerder urgente
actie ondernomen om deze situatie recht te zetten? Wat is uw verklaring hiervoor?
Hoe gaat u de voortgang van de implementatie van een gelijk beloningsbeleid monitoren
en evalueren? Welke mechanismen worden ingevoerd om ervoor te zorgen dat de veranderingen
blijvend zijn?
Antwoord 8, 9 en 10
In februari 2023 is vastgesteld dat er gemiddeld genomen sprake is van een beloningsverschil
onder rio’s en oio’s. Geconstateerd werd dat de verschillen mogelijk werden verklaard
doordat het vorige inkomen bij het bepalen van het startsalaris voorop werd geplaatst.
Omdat dit voortvloeide uit een afspraak tussen het ministerie en de NVvR, konden alleen
deze partijen de afspraak loslaten en hebben zij zich daar sinds februari 2023 hard
voor ingezet. Zie verder ook mijn antwoord op vragen 2, 3 en 4.
Het College van procureurs-generaal en de Raad voor de rechtspraak, zijn voornemens
om na ingang van het nieuwe inschalingsbeleid frequent een evaluatie uit te voeren
en zullen de resultaten daarvan als vertegenwoordigers aan werkgeverszijde bespreken
met de NVvR. Zo kan gemonitord worden of het nieuwe criterium genoeg oplossing biedt
voor het slechten van mogelijk oneigenlijke beloningsverschillen. Een periodieke evaluatie
of rapportage is door de implementatie van de Richtlijn (EU) 2023/970 inzake gelijke
beloning, medio juni 2026, ook een verplichting.3
Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Lahlah (GroenLinks-PvdA),
ingezonden 28 mei 2024 (vraagnummer 2024Z09139).
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T.H.D. Struycken, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.