Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Pierik over het onteigenen van grond om een betere waterkwaliteit te bereiken
Vragen van het lid Pierik (BBB) aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat over het onteigenen van grond om een betere waterkwaliteit te bereiken (ingezonden 22 juli 2024).
Antwoord van Minister Madlener (Infrastructuur en Waterstaat) (ontvangen 23 september
2024). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 2429.
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Waterschap wil grond gaan onteigenen voor betere waterkwaliteit»1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoe beoordeelt u de opmerking van bestuurder Karin van den Berg van het waterschap
Brabantse Delta over de mogelijkheden die de Omgevingswet biedt voor het onteigenen
van land om de waterkwaliteit te verbeteren?
Antwoord 2
De Omgevingswet biedt inderdaad de mogelijkheid tot onteigening in het belang van
de fysieke leefomgeving. Dit kan dus ook betekenen dat dit ter verbetering van de
waterkwaliteit gebeurt. De mogelijkheid om te onteigenen ten behoeve van rivierverbetering
en van de bestrijding van waterverontreiniging bestond ook al onder de voorheen van
kracht zijnde wetgeving. Gewijzigd is nu dat onder de Onteigeningswet die bevoegdheid
uitsluitend door de Kroon kon worden uitgeoefend en dat onder de Omgevingswet het
waterschap dit instrument ook zelfstandig kan inzetten.
Vraag 3
Is het onteigenen van land ten behoeve van het verbeteren van waterkwaliteit waarvan
de oorzaak van de vervuiling in een ander land is gelegen een mogelijkheid binnen
de huidige wet- en regelgeving?
Antwoord 3
Onteigenen kan alleen plaatsvinden als hier een gegronde reden voor is. Er moet sprake
zijn van een onteigeningsbelang, van noodzaak en van urgentie. De onteigening moet
in dit geval dus daadwerkelijk nodig zijn om de waterkwaliteit te verbeteren. Dat
kan ofwel het geval zijn als de betreffende verontreiniging (mede) afkomstig is van
het te onteigenen perceel, ofwel als het perceel nodig is om andere gegronde redenen.
In het geval van Brabantse Delta gaat het om deze tweede situatie. Er is hier geen
sprake van onteigening om een vervuilingsbron weg te nemen, maar er zijn percelen
nodig om daarop werkzaamheden uit te voeren voor een andere fysieke inrichting van
de rivier.
Vraag 4
Is het onteigenen van land ten behoeve van het verbeteren van de waterkwaliteit waarbij
er geen een-op-een-relatie is aangetoond tussen de waterkwaliteit en het landgebruik
van het betreffende stuk land een mogelijkheid binnen de huidige wet- en regelgeving?
Zo nee, zijn er plannen in de maak die dat mogelijk maken?
Antwoord 4
Er moet altijd een gegronde reden zijn om over te kunnen gaan tot het onteigenen van
land ter verbetering van de waterkwaliteit. Dit hoeft echter niet noodzakelijkerwijs
samen te hangen met het effect van het desbetreffende landgebruik op de waterkwaliteit.
Het kunnen beschikken over land voor de uitvoering van gebiedsgerichte maatregelen
in of rond het watersysteem kan hiervoor ook een reden zijn. Zie het antwoord op vraag 3.
Er zijn geen plannen hier verandering in aan te brengen.
Vraag 5
Vindt u dat onteigenen van land met het oog op waterdoelen een reguliere beleidskeuze
mag zijn?
Antwoord 5
Op het bereiken van de doelen van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) per 2027
rust een resultaatsverplichting. Nederlandse overheden, zoals waterschappen, hebben
de verantwoordelijkheid de nodige maatregelen te nemen om dit resultaat te bereiken.
Zij kunnen daarvoor verschillende instrumenten inzetten. Onteigening behoort ook tot
het beschikbare instrumentarium. Het is wel van belang dat onteigening pas aan de
orde is als een minnelijke oplossing niet mogelijk blijkt en andere instrumenten – zoals
de gedoogplicht – ook geen soelaas bieden. Elke overheid draagt zelf de verantwoordelijkheid
voor de politiek-bestuurlijke keuze welk wettelijk instrument wel of niet wordt ingezet,
en voor de gevolgen daarvan. Zie ook de antwoorden bij vraag 3 en 4.
Wat het rijksinstrumentarium betreft, is het kabinet geen voorstander van gedwongen
onteigening, anders dan in uiterste noodzaak.
Vraag 6
Worden agrariërs afgerekend op de nutriënten die via de riolering in het oppervlaktewater
terecht komen, bijvoorbeeld door onteigening?
Antwoord 6
Nee. Bij de aanpak van waterverontreiniging worden de verschillende bronnen apart
onderscheiden. Hierbij wordt onder meer gekeken naar de route via riooloverstorten,
via rioolwaterzuiveringsinstallaties, via uit- en afspoeling en drainage vanaf agrarische
percelen, en het buitenland.
Momenteel wordt vanuit het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en
Natuur een actualisatie van de bronnenanalyse uitgevoerd waarmee ook de landbouwbijdrage
voor de nutriëntenverontreiniging wordt geactualiseerd.2
Vraag 7
Welke mogelijkheden hebt u als Minister om buurlanden aan te spreken op vervuild water
dat met gehaltes boven de normen van de Kaderrichtlijn Water (KRW) ons land binnenkomt?
Antwoord 7
Nederland voert het gesprek met de buurlanden over verontreiniging die van bovenstrooms
afkomstig is. Dit gebeurt in diverse gremia. Waar het de hoofdstroom van de grote
rivieren betreft wordt het onderwerp bijvoorbeeld geagendeerd in de internationale
rivier- en grenswatercommissies van de Rijn, Maas, Schelde en Eems. Daarnaast voeren
(regionale) overheden gesprekken over grensoverschrijdende verontreinigingen binnen
hun beheergebied, voornamelijk waar het de kleinere grensoverschrijdende waterlopen
betreft. Een groot deel van de gesprekken vindt nu nog op ambtelijk niveau plaats.
Indien nodig kan escalatie naar het politieke niveau plaatsvinden, en van regionaal
naar centraal niveau. De Minister van Infrastructuur en Waterstaat kan dus – waar
nodig – bilateraal het gesprek aangaan met buitenlandse collega’s over specifieke
knelpunten. Ook voor het opstellen van gemeenschappelijke, internationale delen bij
de stroomgebiedbeheerplannen vindt afstemming plaats. Wanneer we niet tot overeenstemming
komen met onze buurlanden over de benodigde inzet, kan de Europese Commissie gevraagd
worden om te bemiddelen.
Vraag 8
Is Nederland onder de KRW verantwoordelijk voor het schoonmaken van water dat in andere
landen wordt vervuild?
Antwoord 8
Nee. Nederland moet de andere landen daarop aanspreken waar nodig, maar is niet zelf
verantwoordelijk om ervoor te zorgen dat het water voldoende schoon de grens passeert.
Overigens is het water dat via de rivieren Nederland binnenkomt, vaak schoner dan
het water dat Nederland verlaat richting de zee.
Vraag 9
Bent u in contact met de Belgische overheid over het probleem in de regio Markdal
Noord, waar een overschrijding van de normen plaatsvindt vanwege riooloverstorten
in België? Zo ja, wat is daar de stand van zaken van?
Antwoord 9
Vanuit het ministerie is er op dit moment geen contact hierover. Het waterschap Brabantse
Delta is als eerste aan zet om met de Vlaamse verantwoordelijke overheden te spreken
en sluit daarom op regelmatige basis aan in verschillende Vlaamse regionale gremia
om het thema waterkwaliteit te bespreken. Ook in omgekeerde richting worden de Vlaamse
partners rond de Mark uitgenodigd door het waterschap.
Door de vele regenval hebben inderdaad riooloverstorten plaatsgevonden, zowel in het
Vlaamse als het Nederlandse deel van de rivier. Op dit moment is het nog te vroeg
om te stellen dat de normoverschrijding uitsluitend door Vlaamse riooloverstorten
is veroorzaakt. Het waterschap heeft hierover een gesprek gepland met de Belgische
partners dat op korte termijn zal plaatsvinden.
Vraag 10
Hoeveel riooloverstorten zijn er in Nederland en bij hoeveel riooloverstorten wordt
er frequent gemeten op waterkwaliteit?
Antwoord 10
Er zijn 13.000 riooloverstorten (meest recente gegevens uit 2016). Er wordt bij deze
overstorten niet specifiek gemonitord op de waterkwaliteit. Wel wordt op de belangrijkste
(ongeveer 20%) van deze locaties gemeten op de frequentie van overstorten. Voor de
meeste locaties blijkt tussen de 0 en 10 keer per jaar een overstort plaats te vinden.
Riooloverstorten kunnen daarmee enkele malen per jaar kortdurend op plaatselijk niveau
relevant zijn voor de waterkwaliteit, vanwege het optreden van lokaal zuurstofgebrek
en/of vissterfte. Op het geheel aan belastingen voor de waterkwaliteit vormen riooloverstorten
echter een kleine bron. Voor de totale nutriëntenemissie naar oppervlaktewater bedraagt
het aandeel vanuit riooloverstorten ongeveer 0,4% (bron: emissieregistratie). Niettemin
wordt ook deze emissiebron aangepakt, zie daarvoor het antwoord op vraag 13.
Vraag 11
Is er een up-to-date monitoringsprogramma voor wat betreft de waterkwaliteit in de
buurt van riooloverstorten?
Antwoord 11
Zoals is aangegeven bij vraag 10 wordt niet specifiek gemonitord bij overstorten.
Wel worden reguliere waterkwaliteitsmetingen door waterschappen uitgevoerd op verschillende
plekken in het oppervlaktewater. Voor een specifieke locatie of een specifiek evenement
vindt soms maatwerkmonitoring plaats.
Vraag 12
Hoe berekent emissieregistratie.nl de toedeling van vervuiling uit riooloverstorten?
Wordt dit getoetst aan meetgegevens?
Antwoord 12
De berekening van de emissies uit riooloverstorten is een complexe analyse. Hierbij
wordt waar mogelijk gebruik gemaakt van meetgegevens en anders van modelstudies en
schattingen op basis van expertkennis. Daarbij wordt tevens de betrouwbaarheid van
de berekeningen bepaald. De manier waarop emissieregistratie.nl de toedeling van emissies
uit riooloverstorten berekent, is uitgebreid beschreven in een factsheet3 en onderliggende rapporten.4
Vraag 13
Is er inzicht in de gevolgen van de vele regenval in 2023 en 2024 voor de werking
van de riooloverstorten en de daaraan gekoppelde waterkwaliteit? Zo nee, bent u voornemens
hier actie op te ondernemen richting de gemeenten die verantwoordelijk zijn voor de
overstorten?
Antwoord 13
Veel en/of langdurige regenval is meestal juist goed voor de waterkwaliteit. Zolang
het water via het riool kan worden afgevoerd, leidt langdurige regelval niet tot overstorten.
Dit is alleen bij hevige buien aan de orde. De afgelopen jaren is het aantal hoosbuien
wel toegenomen en daardoor kan het aantal overstorten ook gestegen zijn. Komt het
tot een overstort, dan is dat plaatselijk en tijdelijk ongunstig voor de waterkwaliteit.
Hoewel het in algemene zin om een kleine bron gaat (zie het antwoord op vraag 10),
is het daarom goed dat maatregelen worden genomen om (de negatieve effecten van) riooloverstorten
zoveel mogelijk te voorkomen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het afkoppelen van hemelwater
van gemengde stelsels en het benutten en/of infiltreren van hemelwater, wat voorkomt
dat er vuilwater in het oppervlaktewater kan komen. Tegelijkertijd moeten er voorzieningen
zijn om overtollig hemelwater af te voeren om overlast en schade te voorkomen. Dit
alles vergt veel investeringen en tijd. In het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie zijn
al deze onderwerpen belegd bij gemeenten en waterschappen.
Het aanpakken van riooloverstorten is als KRW-maatregel ook onderdeel van de stroomgebiedbeheerplannen.
Binnen het KRW-impulsprogramma overlegt het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat
met decentrale overheden over onder andere de voortgang van de uitvoering van KRW-maatregelen.
Hierbij komt ook de aanpak van riooloverstorten aan bod.
Vraag 14
Welke mogelijkheden, behoudens het afkoppelen van regenwater, ziet u om vervuiling
van oppervlaktewater vanuit riooloverstorten tegen te gaan en zijn deze mogelijkheden
realiseerbaar voor 2027?
Antwoord 14
Zoals bij vraag 13 is benoemd wordt er door waterschappen en gemeenten gewerkt aan
het verminderen van de belasting vanuit overstorten naar het oppervlaktewater. Door
inspanningen in het verleden is het aantal riooloverstorten dat nu nog mogelijk een
significante belasting vormt voor een KRW-waterlichaam teruggedrongen tot minder dan
1% (123 van de 13.000 overstorten). Deze resterende overstorten worden geadresseerd
in het KRW-maatregelenprogramma tot en met 2027.
Hierbij zijn verschillende maatregelen denkbaar, zoals plaatsing van een bergbezinkbassin
achter een overstortconstructie. Deze houdt vuil tegen en bergt water, waardoor minder
en schoner water overstort. Ook is het denkbaar in te zetten op berging en infiltratie
van regenwater in de woonwijken door het toepassen van bijvoorbeeld wadi’s en op sanering
van andere vervuilingsbronnen in stedelijk gebied (hondenpoep, eendjes voeren, bemesten
van tuinen en openbaar groen). Per overstort zal door de gemeente en het waterschap
gekeken moeten worden welke maatregelen het meest effectief zijn en of deze tijdig
kunnen worden uitgevoerd.
Vraag 15
Ziet u mogelijkheden om ervoor te zorgen dat rioolwaterzuiveringsinstallaties meer
nutriënten uit het water filteren?
Antwoord 15
Anders dan bij overstorten, kunnen rioolwaterzuiveringsinstallaties wel een permanent
effect op de kwaliteit hebben, via de lozing van effluent. Op dit moment wordt een
onderzoek gestart naar de impact van rioolwaterzuiveringsinstallaties op de KRW-doelstellingen.
Hierbij wordt in samenwerking met de waterbeheerders voor alle installaties bezien
of en zo ja welke opgave hier ligt, door het uitvoeren van immissietoetsen op het
effluent. Afhankelijk van de uitkomsten hiervan wordt nader bekeken welke maatregelen
nodig en mogelijk zijn, zowel binnen de rioolwaterzuiveringsinstallaties, als eerder
in de afvalwaterketen. Daarnaast geldt dat door de lopende herziening van de Europese
Richtlijn Stedelijk Afvalwater hogere eisen zullen worden gesteld aan een deel van
de zuiveringen dan voorheen. Voor deze zuiveringen betekent dit dat er een vierde
zuiveringstrap gebouwd zal moeten worden. Deze extra zuiveringstrap is voornamelijk
gericht op het verwijderen van microverontreinigingen zoals medicijnresten uit het
afvalwater. Het installeren van een zuiveringstrap is een kostbare aangelegenheid
die meerdere jaren duurt. Afhankelijk van de soort zuivering kan dit ook positieve
gevolgen hebben voor het verwijderingsrendement van nutriënten.
Vraag 16
Bent u bereid met de waterschappen in gesprek te gaan over het toepassen van innovatieve
technieken?
Antwoord 16
Er zijn al diverse maatregelen en acties in gang gezet om de emissies vanuit rioolzuiveringsinstallaties
verder te verminderen, onder andere door de inzet van innovatieve technieken in de
rioolzuivering (zie ook de Kamerbrief van 16 augustus 2024).5 Hiermee wordt de opgave voor de waterkwaliteit vanuit de rioolzuiveringsinstallaties
aangepakt. Deze trajecten worden uitgevoerd in nauwe samenwerking met de waterschappen
en andere betrokken partijen zoals gemeenten. De waterbeheerders kiezen zelf welke
techniek wordt toegepast in hun rioolzuiveringsinstallaties, in afstemming met het
bevoegd gezag. Daarbij is het niet aan het ministerie om te sturen op wélke techniek
precies toegepast wordt. Dit zal ook afhangen van de specifieke omstandigheden van
het geval. Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat zal in het kader van het
KRW-impulsprogramma er wel op toezien dat hiermee de noodzakelijke resultaten bereikt
worden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B. Madlener, minister van Infrastructuur en Waterstaat
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.