Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Bontenbal over het toewijzen van sociale huurwoningen aan statushouders
Vragen van het lid Bontenbal (CDA) aan de Ministers van Asiel en Migratie en van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening over het toewijzen van sociale huurwoningen aan statushouders (ingezonden 23 juli 2024).
Antwoord van Minister Keijzer (Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening), mede namens
de Minister van Asiel en Migratie (ontvangen 16 september 2024). Zie ook Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 2242.
Vraag 1
Klopt het dat gemeenten de wettelijke taak hebben om statushouders te huisvesten,
dat de Rijksoverheid elk half jaar een taakstelling aan gemeenten meegeeft en dat
de Huisvestingswet in artikel 29 voorschrijft hoeveel statushouders («vergunningshouders»)
per gemeente moeten worden gehuisvest?
Antwoord 1
Het klopt dat gemeenten de wettelijke taak hebben om statushouders te huisvesten.
Ieder half jaar geeft de Rijksoverheid een taakstelling aan gemeenten met het aantal
te huisvesten statushouders (vergunninghouders) per gemeente. Artikel 29 van de Huisvestingswet
2014 bevat de formule waarmee de hoogte van de halfjaarlijkse taakstelling per gemeente
wordt berekend. Hierbij wordt het totaal verwachte aantal te huisvesten statushouders
in het betreffende kalenderhalfjaar afgezet tegen het inwoneraantal per gemeente.
Vraag 2
Klopt het dat in de eerste helft van 2024 gemeenten 18.750 statushouders moeten opvangen?
Welke taakstelling hadden de gemeenten afgelopen vijf jaar en in welke mate is het
gemeenten gelukt hierin te voorzien? Wilt u de Kamer de exacte cijfers geven (taakstelling,
realisatie en achterstanden) voor de jaren 2019, 2020, 2021, 2022 en 2023? Kunt u
van de afgelopen vijf jaren tevens aangeven hoeveel (in procenten) van de van de vrijgekomen
sociale huurwoningen aan vergunninghouders is toegewezen?
Antwoord 2
De taakstelling voor de eerste helft van 2024 betrof inderdaad 18.750 te huisvesten
statushouders. Door de achterstand van bijna 6.400 waarmee de taakstellingsperiode
voor de tweede helft van 2023 werd afgesloten, was de totale opgave voor de eerste
helft van 2024 ruim 25.000 te huisvesten statushouders. In de eerste helft van 2024
zijn 14.271 statushouders gehuisvest. Deze taakstellingsperiode is dus afgesloten
met een achterstand van circa 10.900 statushouders. In onderstaande tabel vindt u
een overzicht van de taakstelling, realisatie en achterstanden voor de jaren 2019
t/m 2024-I.
Periode
Taakstelling
Taakstelling incl. achterstand/
voorsprong1
Realisatie
Achterstand (–) /voorsprong (+) aan einde periode2
2019-I
6.000
8.934
6.372
– 2.540
2019-II
6.000
8.537
6.962
– 1.575
2020-I
5.500
7.192
4.987
– 2.205
2020-II
6.500
8.706
7.025
– 1.681
2021-I
13.500
15.144
9.596
– 5.548
2021-II
11.000
16.586
12.787
– 3.728
2022-I
10.000
13.748
11.934
– 1.810
2022-II
13.500
15.333
17.126
+ 1.793
2023-I
21.200
19.418
14.296
– 5.122
2023-II
17.600
22.734
16.381
– 6.353
2024-I
18.750
25.152
14.271
– 10.881
Bron: Overzicht huisvesting statushouders (COA), met peildata 1 juli (eerste halfjaar)
en 1 januari (tweede halfjaar). De cijfers kunnen verschillen van rapportages met
een andere peildatum.
X Noot
1
Deze kolom bevat de totale opgave voor de betreffende periode: de taakstelling inclusief
de in de voorafgaande periode opgelopen achterstand of opgebouwde voorsprong.
X Noot
2
Door correcties achteraf in de data over de realisatie of de achterstand aan het einde
van de periode, kan het zo zijn dat deze getallen niet exact optellen.
Momenteel is het niet mogelijk om inzicht te bieden in het percentage sociale huurwoningen
dat de afgelopen vijf jaar is toegewezen aan statushouders, omdat dit niet landelijk
wordt bijgehouden. Eerdere berekeningen, van verschillende partijen, die zijn gedaan
om een landelijk toewijzingspercentage te bepalen, zijn gebaseerd op diverse aannames
en schattingen. Het CBS heeft met data uit 2021 berekend dat 3% van alle vrijgekomen
corporatiewoningen werd toegewezen aan statushouders die ofwel in 2021 een verblijfsvergunning
kregen, of met een eerder verkregen verblijfsvergunning aan het begin van dat jaar
in een opvanglocatie van het COA woonden.3 Deze berekening biedt geen uitsplitsing voor het toewijzingspercentage sociale huurwoningen
aan statushouders naar sociale huurwoningen binnen verschillende huursegmenten, en
ook geen uitsplitsing naar het deel van de vrijkomende sociale huurwoningen dat betrokken
wordt door starters die geen sociale huurwoning achterlaten. Om die reden worden op
deze berekening door de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO)
momenteel verdiepende analyses uitgevoerd. Ook werkt de Minister van VRO op dit moment
aan een oplossingsrichting waarmee het op termijn eenvoudiger wordt om meer inzicht
te bieden in het toewijzingspercentage van sociale huurwoningen aan statushouders.
Vraag 3
Klopt het dat de wettelijke verplichting voor gemeenten om statushouders met voorrang
een sociale huurwoning toe te wijzen in 2017 is vervallen? Klopt het dat artikel 11
van de Huisvestingswet slechts de ruimte laat aan gemeenten om categorieën woningzoekenden,
waaronder statushouders, voorrang te verlenen (en dus geen verplichting om dat te
doen)?
Antwoord 3
Tot 1 juli 2017 waren statushouders op grond van de Huisvestingswet 2014 een verplichte
urgentiecategorie voor gemeenten bij de toewijzing van sociale huurwoningen. Sinds
1 juli 2017 zijn gemeenten niet meer verplicht om statushouders op grond van het feit
dat zij statushouder zijn urgentie te verlenen indien een gemeente een urgentieregeling
vaststelt, de mogelijkheid bestaat nog wel.
Deze wetswijziging laat onverlet dat gemeenten moeten voldoen aan de taakstelling
voor de huisvesting van statushouders, zoals vastgelegd in artikel 28 van de Huisvestingswet
2014.
Uit de laatste inventarisatie met data uit 2021 blijkt dat ongeveer de helft van de
gemeenten dat jaar een urgentieregeling had, waarbij ongeveer drie kwart van de gemeenten
statushouders had opgenomen als urgentiecategorie.4
Vraag 4
Hoe wilt u het verbod op het geven van voorrang bij de toewijzing van sociale huurwoningen
aan statushouders, zoals in het Hoofdlijnenakkoord aangekondigd, gaan vormgeven? Klopt
het dat dit slechts kan door dat expliciet in de Huisvestingswet te verankeren (artikel 11)?
Antwoord 4
Na verdere uitwerking van het regeerprogramma informeer ik uw Kamer over de voorgenomen
uitwerking van de plannen zoals aangekondigd in het Hoofdlijnenakkoord. De juridische
mogelijkheden voor het vormgeven van een verbod op voorrang bij de toewijzing van
sociale huurwoningen aan statushouders worden momenteel onderzocht.
Vraag 5 en 6
Deelt u de mening dat een dergelijk verbod de beleidsruimte van gemeenten inperkt
en het de gemeenten daarmee ook moeilijker maakt om naar eigen inzicht te voldoen
aan de taakstelling die zij van het Rijk krijgt voor de huisvesting van statushouders?
Vindt u dat wenselijk, mede in het licht van het feit dat de Rijksoverheid steeds
meer taken belegt bij gemeenten en ook steeds op gemeenten een beroep doet om plek
te vinden om asielzoekerscentra (azc's) in te richten?
Blijft de taakstelling die gemeenten elk half jaar krijgen voor de huisvesting van
statushouders bestaan of wordt deze ook door dit kabinet geschrapt? Zo ja, wat is
uw reactie op het moment dat gemeenten gaan aangeven dat zij niet meer aan deze taakstelling
kunnen voldoen omdat hen de instrumenten om daaraan te kunnen voldoen, door het Rijk
uit handen worden genomen?
Antwoord 5 en 6
Na verdere uitwerking van het verbod op voorrang bij de toewijzing van sociale huurwoningen
aan statushouders zal ik uw Kamer informeren over de samenhang van het verbod met
de wettelijke taak van gemeenten om statushouders te huisvesten.
Vraag 7
Welke implicaties heeft uw voornemen om de zogenoemde «doorstroomlocaties» die gemeenten
ter beschikking stellen, aangezien gemeenten statushouders niet langer dan 12 maanden
in een doorstroomlocatie mogen plaatsen en hen dan definitief in de gemeente huisvesting
moeten toewijzen? Wordt het, door het onmogelijk maken van voorrang voor statushouders,
voor gemeenten niet onaantrekkelijk om doorstroomlocaties te realiseren?
Antwoord 7
Op dit moment kunnen wij nog niet aangeven welke implicaties het voorgenomen verbod
op voorrang bij de toewijzing van sociale huurwoningen aan statushouders zal hebben
op het concept doorstroomlocaties. Dit is ook mede afhankelijk van de (door)ontwikkeling
van het concept doorstroomlocaties. Na verdere uitwerking van het regeerprogramma
zullen wij uw Kamer hierover informeren.
Vraag 8
Bent u bekend met het feit dat de Raad van State het voorstel van wet van het lid
Kops over Wet voorrang voor Nederlanders (Kamerstuk 36 299) uit 2023 erg kritisch heeft beoordeeld? Bent u bekend met het feit dat de Raad van
State aangaf dat dit voorstel op gespannen voet staat met internationaalrechtelijke
verplichtingen, negatieve implicaties heeft voor de doorstroming in de asielketen
en voor de integratie van statushouders in de samenleving?5
Antwoord 8
Ja, daar ben ik mee bekend.
Vraag 9
Kunt u aangeven welke effecten het verbieden van het geven van voorrang voor statushouders
bij de toewijzing van woningen door gemeenten en het intrekken van de Spreidingswet
zullen hebben voor de doorstroming in de asielketen, een eerlijke spreiding van asielzoekers
en statushouders over gemeenten en de uitstroom van statushouders vanuit opvanglocaties?
Klopt het dat dit grote financiële consequenties kan hebben, omdat noodopvang nodig
blijft, waarvan we weten dat het bijna drie keer zo duur is?
Antwoord 9
In het Hoofdlijnenakkoord is een fors pakket aan maatregelen benoemd die bedoeld zijn
om de instroom van asielzoekers te beperken, waardoor het aantal benodigde opvangplekken
op termijn af zou moeten nemen. Tevens zijn er maatregelen opgenomen die toezien op
het efficiënter en daarmee kosteneffectiever maken van de keten. Het is de verwachting
van de Minister van Asiel en Migratie dat de kosten voor noodopvang de komende periode
nog nodig zijn, maar dat deze op termijn (deels) kunnen komen te vervallen. Daarnaast
wordt momenteel uitgewerkt hoe statushouders uit te opvang kunnen stromen, anders
dan via het verkrijgen van voorrang op een sociale huurwoning. Na verdere uitwerking
van het regeerprogramma zullen wij uw Kamer hierover informeren.
Vraag 10
Zou het niet van goed bestuur getuigen om, alvorens de Spreidingswet in te trekken
en gemeenten te verbieden statushouders voorrang te geven bij huisvesting, daadwerkelijk,
substantieel en permanent de instroom van asielzoekers naar beneden te brengen en
ervoor te zorgen dat de doorstroming in de asielketen daadwerkelijk substantieel is
verbeterd?
Antwoord 10
In het Hoofdlijnenakkoord is een fors pakket opgenomen om de instroom van asielzoekers
te beperken. Het kabinet verwacht dat deze maatregelen hun vruchten zullen afwerpen
en de instroom van asielzoekers vermindert. Het intrekken van de Spreidingswet, is
onderdeel van de asielcrisiswet, waarin ook instroombeperkende maatregelen zijn opgenomen.
Dit wordt op dit moment uitgewerkt.
Vraag 11
Kunt u een overzicht geven van de extra kosten die door de overheid gemaakt zullen
moeten worden als blijkt dat de instroom van asielzoekers niet op korte termijn significant
omlaag gaat, maar de Spreidingswet wél wordt ingetrokken en de mogelijkheid om voorrang
te geven aan de huisvesting van statushouders de gemeenten wordt ontnomen? Wat zijn
de extra kosten voor de tijdelijke (dure) noodopvang die daarvan het gevolg zullen
zijn?
Antwoord 11
In de komende periode gaat de Minister van Asiel en Migratie hard aan de slag met
het uitwerken en implementeren van de maatregelen uit het hoofdlijnenakkoord die onder
andere als doel hebben om de instroom van asielzoekers te beperken. Het beperken van
de instroom van asielzoekers is één van de belangrijkste prioriteiten. Wij gaan er
dus niet vanuit dat deze niet omlaag gaat. In het hoofdlijnenakkoord is een fors pakket
aan maatregelen opgenomen dat toeziet op het efficiënter en daarmee kosteneffectiever
maken van de migratieketen. Zoals gebruikelijk wordt er hard gewerkt om voor iedereen
met recht op opvang dit ook te realiseren, eventueel door tijdelijke opties. Bij deze
tijdelijke opties zullen de kosten, zoals doorgaans, in ogenschouw worden genomen
en wordt ernaar gestreefd zo kosteneffectief mogelijk te zijn.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.C.G. Keijzer, minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
Mede namens
M.H.M. Faber-van de Klashorst, minister van Asiel en Migratie
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.